Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité 'Elektronische handel en indirecte belastingen'"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité 'Elektronische handel en indirecte belastingen'"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité 'Elektronische handel en indirecte belastingen'"

Publicatieblad Nr. C 407 van 28/12/1998 blz. 0288 - 0291


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité 'Elektronische handel en indirecte belastingen'"

(98/C 407/49)

De Commissie heeft op 23 juni 1998 besloten, overeenkomstig artikel 198 van het EG-Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

De Afdeling voor economische, financiële en monetaire vraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft een studiegroep opgericht en de heer Vasco Cal als rapporteur aangewezen.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 357e Zitting van 9 en 10 september 1998 (vergadering van 9 september) de heer Vasco Cal als algemeen rapporteur aangewezen en het volgende advies met 77 stemmen vóór (6 onthoudingen) goedgekeurd.

1. Samenvatting van het Commissiedocument

1.1. Verwacht wordt dat de elektronische handel in al zijn verschijningsvormen snel zal groeien. Internet biedt handel en Europese consumenten daartoe nieuwe mogelijkheden. De Commissie merkt in haar mededeling "Een Europees initiatief op het gebied van de elektronische handel" () op dat deze vorm van handel van nature transnationaal is, de groei en het concurrentievermogen van Europa stimuleert en potentieel een cruciale factor voor cohesie en integratie in Europa vormt. Daarnaast biedt elektronische handel nieuwe uitdagingen, met name op het gebied van de indirecte belastingen. Omdat deze handel geen geografische beperkingen kent, zal het voor de "belasting" steeds moeilijker worden, de plaats van vestiging en de identiteit van de handelende partijen te kennen.

1.2. De BTW is de belasting die het meest op de elektronische handel is toegesneden. Ongeacht de gebruikte communicatiemiddelen of de handelsmodaliteiten wordt zij geheven over levering van goederen en verlening van diensten binnen de EU, alsook over import van goederen en het grootste gedeelte van diensten die bedrijven uit derde landen betrekken. Het komt daarentegen zelden voor dat EU-particulieren zelf diensten rechtstreeks aankopen. Daarom ontsnappen deze transacties momenteel goeddeels aan BTW-heffing, terwijl toch juist zij in de toekomst wel eens een probleem zouden kunnen gaan vormen in het licht van de opkomst van Internet. Derhalve moeten reeds nu oplossingen worden gevonden tegen de achtergrond van het hoofdzakelijk gedecentraliseerde en internationale karakter van de opkomende elektronische markten. Wil de elektronische handel zich integraal kunnen ontwikkelen dan moet het communautaire BTW-stelsel rechtszekerheid bieden (duidelijke en samenhangende regels die het risico van onvoorziene belastingschulden en -geschillen reduceren), alsmede eenvoud (invoering van het gemeenschappelijk BTW-stelsel op basis van het oorsprongsbeginsel) en neutraliteit (het mag er voor de heffing niet toe doen of goederen en diensten binnen dan wel buiten de EU zijn betrokken).

1.3. Momenteel wordt in dit verband binnen de OESO en de WTO een internationaal debat gevoerd waartoe de Commissie, met name op fiscaal gebied, actief bijdraagt. Deze problematiek zal een van de hoofdthema's vormen tijdens de OESO-ministerconferentie "A Borderless World: Realising the Potential of Electronic Commerce", die van 6 tot 8 oktober 1998 in Ottawa zal worden gehouden.

1.4. Onderhavige Commissiemededeling is bedoeld ter voorbereiding van de bijdrage van de EU en de lid-staten tot de behandeling van kwesties op het gebied van indirecte belastingen tijdens de Conferentie van Ottawa. De Commissie wil fiscale richtsnoeren vaststellen die als basis dienen voor alle verdere besprekingen met de betrokkenen: overheden, industrie, handel en consumenten. Het huidige gemeenschappelijke BTW-stelsel vormt een van de belangrijkste hindernissen voor de ontwikkeling van de elektronische handel op de interne markt. Daarom blijft de Commissie werken aan de invoering van een BTW-systeem dat op het oorsprongsbeginsel is gebaseerd en waarin iedere handelaar zich in één enkele lid-staat kan laten registreren, aldaar zijn boekhouding kan voeren en voor alle aan BTW-heffing onderworpen transacties zijn recht op aftrek van betaalde belasting kan uitoefenen. De Commissie stelt zes richtsnoeren voor:

Richtsnoer 1

Geen nieuwe belastingen

De bestaande belastingen en met name de BTW dienen slechts te worden aangepast.

Richtsnoer 2

Alle soorten van elektronische overdracht en alle immateriële goederen (muziekwerken, video's, software, enz.) die langs deze weg worden geleverd, worden voor de toepassing van de BTW als diensten beschouwd. Alle transacties die elektronisch binnen de EU plaatsvinden en die in levering aan een consument binnen de EU uitmonden, vallen onder de gemeenschappelijke BTW. Dit strookt overigens met het standpunt dat de EU en haar lid-staten binnen de WTO innemen.

Richtsnoer 3

Waarborging van neutraliteit

Diensten die door EU-particulieren bij leveranciers buiten de EU worden besteld en on line worden geleverd, leveren met het oog op de inning van de BTW de meeste hoofdbrekens op. Gaan dergelijke diensten aan de eindgebruiker, waarover momenteel geen BTW wordt betaald, een economisch significante omvang aannemen, dan zou het noodzakelijk kunnen zijn om samen met het bedrijfsleven mechanismen te ontwerpen om dergelijke leveringen te belasten. Blijven deze immers onbelast, dan zou dat tot oneerlijke concurrentie leiden voor de EU-bedrijven wier leveringen van diensten voor particulier verbruik binnen de EU wel worden belast. Omdat voorts veel on line-diensten momenteel krachtens de EU-wetgeving onderworpen zijn aan belasting op de plaats van oorsprong, zijn de EU-leveranciers bovendien ook BTW verschuldigd over alle diensten die zijn aan derde landen leveren. Daarentegen zijn leveringen vanuit derde landen aan de EU onbelast. Dit resulteert duidelijk in een concurrentienadeel voor het EU-bedrijfsleven. In de EG-wetgeving moet dan ook worden bepaald dat over alle on line vanuit derde landen aan particulieren in de EU verstrekte diensten BTW wordt geheven en dat verstrekking van deze diensten vanuit de EU naar derde landen wordt vrijgesteld. Dit betekent, in tegenstelling tot de huidige situatie, dat over diensten die met traditionele middelen als telefoon of fax worden verstrekt door leveranciers van buiten de EU aan particulieren binnen de EU eveneens BTW moet worden betaald.

Richtsnoer 4

Gemakkelijke nakoming van de verplichtingen

De geloofwaardigheid van ieder belastingstelsel hangt af van de toepasbaarheid ervan in de praktijk. De heffingsstelsels dienen volledig verenigbaar te zijn met de handelspraktijken, zoals deze zich waarschijnlijk met de opkomst van de elektronische handel zullen ontwikkelen.

Richtsnoer 5

Controle en naleving van de belastingvoorschriften

Richtsnoer 6

Vergemakkelijk van de belastingadministratie

Het is van essentieel belang dat elektronische facturering en boekhouding mogelijk worden.

1.5. Bovenstaande richtsnoeren zijn volledig in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk BTW-stelsel. Zij verhouden zich ook neutraal tot de belastingstelsels van derde landen, die zelf moeten besluiten of zij hun indirecte belastingen op de aankopen in kwestie wensen toe te passen. Dit is van bijzonder belang voor de besprekingen die in Ottawa over de vaststelling een mondiaal fiscaal kader zullen worden gevoerd. De Commissie verzoekt de Raad derhalve met bovenstaande algemene richtsnoeren voor de toepassing van de indirecte-EU-belastingen op de elektronische handel in te stemmen. Aangezien de technologie voor het elektronische handelsverkeer nog in ontwikkeling is en de handelspatronen nog niet duidelijk in kaart gebracht zijn, is het in dit stadium niet nodig of mogelijk om het bestaande stelsel te wijzigen. Er zijn evenwel algemene richtsnoeren geboden om de lopende discussie in zekere banen te leiden en om, in overleg met het bedrijfsleven, de toekomstige fiscale ontwikkelingen op deze nieuwe en snelgroeiende wereldmarkt te kunnen sturen. De Commissie is ervan overtuigd dat een met deze richtsnoeren overeenstemmende belasting zal bijdragen tot het succes van de elektronische handel en ten goede zal komen aan de economie van de EU door gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen voor zowel de EU-ondernemingen als die uit derde landen.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité neemt met belangstelling nota van de Commissiemededeling "Elektronische handel en indirecte belastingen". Daarin wil de Commissie de positie van de EU in het internationale debat over dit thema voorbereiden tegen de achtergrond van het feit dat "elektronische handel" bij uitstek een mondiaal verschijnsel is, dat vorm aanneemt met de opkomst van Internet en het gebruik daarvan als handelsinstrument.

2.2. Het Comité schaart zich volledig achter de uitgangspunten van Commissie en Raad, die vinden dat de elektronische handel in het teken dient te staan van

- rechtszekerheid, d.w.z. duidelijke en samenhangende regels;

- eenvoud, ten einde onnodige rompslomp voor de economische actoren te vermijden; en

- neutraliteit, d.w.z. handelsmodaliteiten doen er voor de belastingheffing niet toe, en het is evenmin relevant of goederen binnen dan wel buiten de Gemeenschap worden verworven.

2.3. Het Comité is ermee ingenomen dat ook Commissie en Raad vinden dat de elektronische handel onder de bestaande belastingen moet vallen en geen aanleiding mag vormen tot de invoering van welke specifieke nieuwe belasting dan ook.

2.4. De Commissie gaat door met haar werkzaamheden betreffende de vervanging van het huidige BTW-stelsel van de EU door een systeem dat is gebaseerd op heffing op de plaats van oorsprong en waarin de handelaar zich in één enkele lid-staat kan laten registreren, aldaar zijn boekhouding kan voeren en zijn recht op aftrek van reeds betaalde BTW kan uitoefenen. Deze doelstelling is reeds lang bekend en waarschijnlijk gerechtvaardigd vanuit het oogpunt van billijke fiscale-lastenverdeling tussen lid-staten en bedrijfsleven. Het Comité vraagt zich echter af of dit streven wel strookt met de conclusies van de Raad van 6 juli 1998 waarin ondubbelzinnig het volgende wordt geformuleerd: "Hiertoe dienen via de elektronische handel geleverde diensten in beginsel op de plaats van verbruik te worden belast, zulks echter onverminderd de binnen de EU toe te passen voorschriften."

2.4.1. Het Comité constateert dat de Commissie op het vlak van de indirecte belastingen significante wijzigingen wil doorvoeren. In haar "Richtsnoer 3" stelt zij immers het volgende: "diensten die langs elektronische weg of op andere wijze voor verbruik binnen de EU worden verstrekt, worden binnen de EU belast, ongeacht van waar ze verstrekt worden.". Het is duidelijk dat zij daarmee een nieuwe belasting wil invoeren, hetgeen nog sterker blijkt uit lezing van de laatste zin van de toelichting op deze richtsnoer: "zouden... in tegenstelling tot nu, diensten die met traditionele middelen, zoals telefoon of fax, worden verstrekt door leveranciers van buiten de EU aan particulieren in de EU, eveneens aan BTW moeten worden onderworpen." De reële omvang van de desbetreffende transacties is echter onbekend en evenmin kan momenteel van een concurrentieprobleem worden gesproken.

2.4.2. In ieder geval worden door de uitbreiding van het oorsprongsbeginsel tot het verkeer met derde landen de hoogte van de heffing en de gevolgen ervan voor de concurrentie delicatere kwesties dan nu reeds op intracommunautair niveau het geval is.

2.5. Het Europees Parlement merkt in zijn verslag van 4 mei 1998 () terecht op dat er geen algemeen erkende definitie van "elektronische handel" bestaat en dat de term zowel indirecte (elektronische bestellingen van materiële goederen) als directe handel (on lineleveringen van immateriële goederen) omvat. Volgens het Comité leveren elektronische transacties betreffende materiële goederen dezelfde problemen op als in de traditionele handel. Over al deze transacties is BTW verschuldigd en daarbij is het irrelevant of deze al dan niet elektronisch worden afgewikkeld. Fiscaal-technisch maakt het voor de controleerbaarheid van kleine pakketjes die vanuit een derde land naar een particulier binnen de EU worden verstuurd geen enkel verschil of de verzending al dan niet op grond van een elektronische bestelling plaatsvindt. Problemen in dit verband zouden wel eens kunnen toenemen naarmate het volume van deze transacties door elektronische handel en het gebruik van elektronisch geld significant groter wordt.

3. Bijzondere opmerkingen en conclusies

3.1. Degene die een materieel of immaterieel goed voor professionele doeleinden aankoopt, is verplicht BTW af te dragen, en kan die last in de volgende handelsfase afwentelen. Het enige probleem blijft dus aankoop van goederen voor privédoeleinden die direct elektronisch worden geleverd.

3.2. De eerste vraag in dit verband luidt of over elektronische leveringen van goederen of diensten aan particulieren BTW moet worden betaald. Behalve langs elektronische weg kunnen een groot aantal van dit soort producten ook worden geleverd via materiële dragers als diskette, CD-ROM of boeken. Dan behoort er dus in wezen geen verschil te bestaan met de gang van zaken in de traditionele handel: de BTW wordt de koper in rekening gebracht en vervolgens aan de belastingadministratie afgedragen. Wordt geen BTW over elektronische leveringen geheven, dan ontstaat er een scheeftrekking van de mededinging tussen de verschillende verkopers.

3.3. De volgende vraag luidt wie voor de BTW over deze immateriële goederen kan worden aangeslagen. Er valt aan verschillende mogelijkheden te denken:

a) de verkoper, hetgeen problemen oplevert in geval van import uit derde landen;

b) de "Internet server" van de koper, hetgeen eerstgenoemde met problemen opzadelt, die evenwel gemakkelijk zouden blijken te kunnen worden opgelost dankzij de technische vooruitgang die op softwaregebied is geboekt;

c) de vervoerder, in de mate dat het elektronisch geleverde goed materieel wordt en fysiek wordt geleverd;

d) de bank of de financiële instelling (men denke in het laatste geval aan creditcards of betaalkaarten);

e) de eindgebruiker, op basis van een verklaring "op erewoord" die de periodieke aangifte van zijn inkomsten vergezelt;

f) een onafhankelijk EG- of internationaal orgaan dat de door de verkopers afgedragen BTW verzamelt en vervolgens verdeelt over de landen waar de betrokken consumenten zijn gevestigd.

3.4. Het Comité denkt dat geen van bovengenoemde oplossingen waterdicht is, d.w.z. volstrekt bestand tegen misbruik en fraude. Het feit dat de belastingmoraal zo her en der te wensen overlaat, vormt evenwel nog geen reden om het heffen van indirecte belastingen op elektronisch geleverde goederen voor eens en voor altijd uit te sluiten.

3.5. Om te voorkomen dat de traditionele handel vanwege de elektronische handel met unfaire concurrentie te maken krijgt, zou de Gemeenschap voor beide voorlopig kunnen afzien van BTW-heffing op ieder goed of elke dienst die elektronisch () kan worden geleverd, waarbij de oorsprong (EG of derde land) er niet toe doet.

3.6. Na een bepaalde periode (b.v. drie jaar) zou de situatie kunnen worden bezien tegen de achtergrond van de technologische ontwikkeling, de productafbakening, de mate waarin het MKB in dit verband is voorbereid, de ontwikkelingen in de elektronische en traditionele handel in de desbetreffende goederen en de resultaten van de onderhandelingen met onze handelspartners, die met eenzelfde probleem worden geconfronteerd.

3.7. Benadrukt moet evenwel worden dat vooral de landen met de hoogste tarieven voor BTW of accijnzen met deze problematiek te maken hebben. In de Gemeenschap bedraagt het BTW-tarief in Denemarken en in Zweden maar liefst 25 %. De Verenigde Staten kennen geen BTW, de consumptie wordt daar belast met een laag tarief dat van deelstaat tot deelstaat uiteenloopt en vaak, zoals in Singapore, niet hoger dan 3 % ligt. Een aantal landen belasten diensten in het geheel niet. De Gemeenschap moet tijdens de internationale onderhandelingen goed voor ogen houden dat de BTW belangrijk is voor evenwicht in de begroting van de lid-staten.

3.7.1. De Europese autoriteiten zijn in navolging van die van de VS van plan om de fiscale maatregelen met betrekking tot de elektronische handel in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven te nemen. Het Comité vindt dat de handel, bedrijven en alle andere maatschappelijke en beroepskringen, vooral consumenten en werknemers, bij het overleg moeten worden betrokken.

3.7.2. Deze kringen zijn uiteraard bezorgd over het eventueel negatieve effect van fiscale maatregelen die zonder oog voor de globale context zouden worden genomen, op de economische bedrijvigheid, investeringen en werkgelegenheid (men denke aan bedrijfsverplaatsingen, ontmoediging van innovatie, mededinging, enz.).

3.7.3. Voorts wijst het Comité op de gevaren die aan een gedetailleerde fiscale regelgeving voor de elektronische handel kleven. Deze handel vormt een onderdeel van vergaande veranderingen in de samenleving en het functioneren van ondernemingen en stelt daarnaast het hele belastingstelsel voor nieuwe problemen. Bovendien worden we momenteel geconfronteerd met een verzwaring van fiscale lasten op de factor arbeid, waardoor de belastingstelsels steeds onrechtvaardiger worden.

3.8. Het Comité betreurt dat de Commissie in haar mededeling niet ingaat op de door het Europees Parlement in punt 22 van zijn Resolutie van 14 mei 1998 geformuleerde vraag. Deze luidt of elektronische handelstransacties volgens het traditionele stelsel moeten worden belast of dat de nieuwe situatie in verband met Internet mondiale uitdagingen oproept die nopen tot een volledige herziening van alle fiscale beginselen (b.v. definitie van territoriale concepten, oorsprongsregels of verdeling van de opbrengst), en raakt daarmee alle aspecten van de in dit verband spelende fiscale problematiek.

Brussel, 9 september 1998.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

() COM(97) 157 def. van 16.4.1997. Zie tevens het desbetreffende ESC-advies: PB C 19 van 21.1.1998, blz. 72.

() Rapporteur: mevrouw Mann, doc. PE 223.962 def. (A4-0173/98), blz. 15.

() Er bestaat geen nauwkeurige definitie of afgrenzing van producten die elektronisch kunnen worden geleverd. Software vormt momenteel het enige duidelijke geval.