Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad inzake een vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk en zuivelproducten die tijdelijk in de uitoefening van hun activiteit zijn beperkt"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad inzake een vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk en zuivelproducten die tijdelijk in de uitoefening van hun activiteit zijn beperkt"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad inzake een vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk en zuivelproducten die tijdelijk in de uitoefening van hun activiteit zijn beperkt"

Publicatieblad Nr. C 410 van 30/12/1998 blz. 0019 - 0020


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad inzake een vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk en zuivelproducten die tijdelijk in de uitoefening van hun activiteit zijn beperkt" () (98/C 410/07)

Op 29 september 1998 heeft de Raad besloten om het Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig de artikelen 43 en 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te raadplegen over het voornoemde voorstel.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft besloten, de heer Nilsson aan te wijzen als algemeen rapporteur voor het desbetreffende advies.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 358e Zitting van 13, 14 en 15 oktober 1998 (vergadering van 15 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met 99 stemmen vóór en 1 stem tegen, zonder onthoudingen is goedgekeurd.

1. Achtergrond

1.1. Toen in 1984 de regeling inzake de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten en het daarmee samenhangende stelsel van individuele melkquota werd ingesteld, werd hiervan een bepaalde categorie producenten uitgesloten: zij die daarvoor een tijdlang geen melk hadden geleverd of verkocht. De Commissie ging ervan uit dat deze producenten onder een aparte regeling vielen, zoals vastgelegd bij Verordening (EEG) nr. 1078/77, op grond waarvan zij naar het oordeel van de Commissie een speciale verbintenis waren aangegaan en zodoende niet in aanmerking kwamen voor quota.

1.2. Een aantal gedupeerde producenten heeft daarop gerechtelijke stappen ondernomen. Vervolgens heeft het Hof van Justitie in enkele arresten bepaalde voorschriften uit het Gemeenschapsrecht ongeldig verklaard, als gevolg waarvan Verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad is gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 764/89 en Verordening (EEG) nr. 1639/91. Dat schiep de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden alsnog referentiehoeveelheden toe te wijzen.

1.3. Bovendien heeft een aantal gedupeerde producenten een vordering ingesteld tot schadevergoeding als gevolg van geleden verliezen. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 1992 bepaald dat Raad en Commissie gehouden waren de schade te vergoeden. Daarop heeft de Raad bij Verordening (EEG) nr. 2178/93 een regeling vastgesteld waardoor ca. 80 % van de gedupeerde producenten (7 000 gevallen) schadeloos werd gesteld.

1.4. Toch bleven er problemen, want nog altijd waren er producenten voor wie de nieuwe regels niet opgingen. In een arrest uit 1997 werden Raad en Commissie gelast om de schade te vergoeden die deze producenten hebben geleden. Het gaat om zo'n 1 900 producenten die in principe recht hebben op vergoeding.

1.5. Het huidige voorstel van de Commissie is bedoeld om deze vergoedingen te regelen.

2. Inhoud van het Commissievoorstel

2.1. De Commissie stelt een aantal regels voor om te bepalen onder welke voorwaarden en op welke wijze vergoeding zal worden verleend. Zij stelt vast dat de huidige ontwerp-verordening zeer nauw aansluit bij de vorige Verordening (EEG) nr. 2178/93, met behulp waarvan de meeste gevallen zijn geregeld.

2.2. De Commissie stelt ook voor dat zij zelf mag beslissen over een vergoedingsvoorstel in het geval er een gerechtelijke procedure is gestart en deze moet worden afgewikkeld.

3. Opmerkingen over het Commissievoorstel

3.1. Toen de regeling voor het invoeren van extra heffingen en referentiehoeveelheden (quotumstelsel) werd ingesteld, betekende dit uit juridisch oogpunt een uiterst gevoelig besluit, omdat het direct ingreep in de persoonlijke bestaansmogelijkheden van de individuele producent.

3.2. Klaarblijkelijk was het voorstel van de Commissie onvoldoende doordacht, omdat niet op alle punten de individuele rechten in aanmerking waren genomen.

3.3. Tegelijk dient men te beseffen dat het invoeren van een regeling voor melkquotering een zeer gecompliceerde zaak was en het vrijwel ondoenlijk bleek om volmaakte regels op te stellen waardoor alle producenten recht werd gedaan en niemand werd bevoor- of -nadeeld t.o.v. anderen.

3.4. Het valt evenwel te betreuren dat het zo lang, van 1992/1993 tot nu, heeft moeten duren om alle onrecht te herstellen, ook al hebben verreweg de meeste gedupeerden inmiddels hun recht gekregen en schadevergoeding ontvangen.

3.5. Op grond van dit alles is het nu van het grootste belang dat de Commissie en de Raad dit probleem voor eens en voor altijd uit de wereld helpen. Het voorstel, de Commissie in staat te stellen om in onbesliste zaken de knoop door te hakken, verdient steun.

3.6. In Artikel 11 wordt bepaald dat over het bedrag van de vergoeding rente wordt berekend vanaf 9 december 1997, d.w.z. de dag waarop het Gerecht van Eerste Aanleg de EU heeft gelast, over te gaan tot schadevergoeding aan degenen die ook later nog gedupeerd bleven. In dit geval zou het echter billijker zijn als rente werd berekend vanaf 1993, omdat de Commissie en de Raad toen de regels hebben opgesteld waardoor deze producenten verstoken bleven van genoegdoening en recht op vergoeding. Bovendien biedt het artikel, waar het voorstelt om geen rente uit te betalen als de producent onvoldoende informatie heeft verstrekt, ruimte voor een te willekeurige interpretatie van de kant der bevoegde instantie.

3.7. Voor de rest staat het Comité achter het voorstel van de Commissie, al dringt het er wel op aan dat spoed wordt betracht bij het regelen van de laatste probleemgevallen, zodat de kwestie definitief uit de wereld kan worden geholpen.

Brussel, 15 oktober 1998.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

B. RANGONI MACHIAVELLI

() PB C 273 van 2.9.1998, blz. 3.