Home

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 8/98 door de Raad vastgesteld op 19 december 1997 met het oog op de aanneming van de aanbeveling van de Raad inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 8/98 door de Raad vastgesteld op 19 december 1997 met het oog op de aanneming van de aanbeveling van de Raad inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 8/98 door de Raad vastgesteld op 19 december 1997 met het oog op de aanneming van de aanbeveling van de Raad inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap

Publicatieblad Nr. C 062 van 26/02/1998 blz. 0024


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 8/98 door de Raad vastgesteld op 19 december 1997 met het oog op de aanneming van de aanbeveling van de Raad inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap (98/C 62/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75, lid 1,

Gezien de door de Commissie ingediende ontwerpaanbeveling,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat de wederzijdse erkenning van een parkeerkaart van uniform communautair model voor mensen met een handicap door de Commissie is voorgesteld in haar mededeling inzake een sociaal actieprogramma op de middellange termijn 1995-1997, die op 12 april 1995 bij de Raad en het Europees Parlement, alsmede bij het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's is ingediend, alsmede in het verslag aan de Raad betreffende de in de Gemeenschap te nemen maatregelen met betrekking tot de toegankelijkheid van het vervoer voor personen met beperkte mobiliteit, van 26 november 1993;

(2) Overwegende dat, in de geest van de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 20 december 1996 betreffende gelijke kansen voor mensen met een handicap, alle mensen met een handicap in aanmerking dienen te komen voor concrete, aanvullende maatregelen ter bevordering van hun maatschappelijke en beroepsintegratie;

(3) Overwegende dat het gebruik van een ander vervoermiddel dat het openbaar vervoer voor veel mensen met een handicap het enige middel vormt om zich met het oog op hun maatschappelijke en beroepsintegratie zelfstandig te verplaatsen; dat het dienstig is dat aan deze mensen met een handicap die in het bezit zijn van een parkeerkaart voor mensen met een handicap, onder bepaalde voorwaarden een met inachtneming van de verkeersveiligheid wordt toegestaan hun auto te parkeren zonder daarna nog grote afstanden te hoeven afleggen; dat het dienstig is dat mensen met een handicap in de gehele Gemeenschap gebruik kunnen maken van de faciliteiten die door de parkeerkaart voor mensen met een handicap worden geboden overeenkomstig de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkenen zich bevinden;

(4) Overwegende dat de parkeerkaarten voor mensen met een handicap onder de bevoegdheid van de regionale en lokale overheden kunnen vallen; dat het daarom dienstig is het Comité van de Regio's te raadplegen;

(5) Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel een communautaire actie wenselijk is om de begrijpelijkheid en de wederzijdse erkenning van de parkeerkaarten voor mensen met een handicap te bevorderen en om het vrij verkeer van mensen met een handicap te vergemakkelijken;

(6) Overwegende dat het wenselijk is dat er een parkeerkaart van communautair model voor mensen met een handicap wordt ingevoerd en dat die kaart door de lidstaten wederzijds wordt erkend;

(7) Overwegende dat de definitie van de handicap en de wijze van afgifte van parkeerkaarten voor mensen met een handicap onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen;

(8) Overwegende dat het wenselijk is dat de lidstaten in beveiligingselementen voorzien om vervalsing of namaak van deze parkeerkaart te verhinderen;

(9) Overwegende dat die Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (CEMT) reeds een resolutie heeft aangenomen ter aanmoediging van de afgifte en de wederzijdse erkenning van parkeerkaarten voor mensen met een handicap (CEMT-resolutie van 22 april 1997);

(10) Overwegende dat aan de houders van een kaart alle dienstige informatie moet worden verstrekt over de gebruiksvoorwaarden van de kaart in de lidstaten,

BEVEELT de lidstaten AAN:

1. Overeenkomstig de respectieve nationale bepalingen en conform de beschrijving in bijlage dezes een parkeerkaart van uniform communautair model in te voeren voor mensen met een handicap, met dien verstande dat deze kaart naast de in de lidstaten afgegeven parkeerkaarten kan worden gebruikt onder de voorwaarden van punt 5;

2. De door de onderscheiden lidstaten voor mensen met een handicap ingevoerde parkeerkaarten van uniform communautair model vanaf 1 januari 1999 te erkennen zodat de houder van een dergelijke kaart gebruik kan maken van de parkeerfaciliteiten die aan deze kaart verbonden zijn in de lidstaat waar hij zich bevindt;

3. De parkeerkaart toe te kennen aan personen wier handicap tot een beperkte mobiliteit leidt;

4. Bij de afgifte van een parkeerkaart voor mensen met een handicap op verzoek van de betrokkene een op een technische notitie van de Commissie gebaseerd overzicht te verstrekken van de gebruiksvoorwaarden in de verschillende lidstaten van de Europese Unie;

5. De nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de parkeerkaarten van uniform communautair model voor mensen met een handicap uiterlijk op 1 januari 2000 ter beschikking worden gesteld;

Deze aanbeveling belet niet dat kaarten van het model dat vóór 1 januari 2000 in een bepaalde lidstaat geldt, na die datum op het grondgebied van die lidstaat in gebruik blijven tot het ogenblik waarop zij worden vervangen;

6. De Commissie vóór 1 juli 2000 in kennis te stellen van het gevolg dat aan deze aanbeveling is gegeven.

Gedaan te . . .

Voor de Raad

De Voorzitter

(1) PB C 174 van 17.6.1996, blz. 27.

(2) PB C 42 van 10.2.1997, blz. 27.

(3) Advies van het Europees Parlement van 13 december 1996 (PB C 20 van 20.1.1997, blz. 386), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 december 1997 en besluit van het Europees Parlement van . . ..

BIJLAGE

BEPALINGEN BETREFFENDE HET COMMUNAUTAIR MODEL VAN DE PARKEERKAART VOOR MENSEN MET EEN HANDICAP

A. De parkeerkaart van communautair model voor mensen met een handicap heeft de volgende afmetingen:

- hoogte: 106 mm,

- breedte: 148 mm.

B. De kleur van de parkeerkaart is lichtblauw met uitzondering van het witte rolstoelrijderssymbool op donkerblauwe achtergrond.

C. De parkeerkaart voor mensen met een handicap is geplastificeerd, met uitzondering van de voor de handtekening van de houder bestemde regel op de linkerhelft van de achterzijde.

D. De voor- en achterzijde van de parkeerkaart voor mensen met een handicap zijn beide verticaal in twee helften verdeeld.

Op de linkerhelft van de voorzijde staat:

- het rolstoelrijderssymbool in wit op donkerblauwe achtergrond;

- de vervaldatum van de parkeerkaart;

- het serienummer van de parkeerkaart;

- naam en stempel van de instantie/organisatie die de parkeerkaart afgeeft.

Op de rechterhelft van de voorzijde staat:

- in hoofdletters de vermelding "Parkeerkaart voor mensen met een handicap" in de taal (talen) van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft. Daarna volgt met een behoorlijke tussenruimte in kleine letters de vermelding "Parkeerkaart" in de overige talen van de Europese Unie;

- de vermelding "Model van de Europese Gemeenschappen" in de taal (talen) van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft;

- als achtergrondmotief, de lettercode van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft, te weten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

omgeven door het symbool van de Europese Unie, de cirkel met twaalf sterren.

Op de linkerhelft van de achterzijde staat:

1. de naam van de houder;

2. de voornaam van de houder;

3. de handtekening van de houder of een ander toegestaan merkteken indien de nationale wetgeving hierin voorziet;

4. de foto van de houder.

Op de rechterhelft van de achterzijde staan:

1. de vermelding:

"Deze parkeerkaart geeft de houder recht op het gebruik van de parkeerfaciliteiten die worden geboden door de lidstaat waar hij zich bevindt";

2. de vermelding:

"Zij moet bij gebruik aan de voorzijde van het voertuig op zodanige wijze worden aangebracht dat haar voorzijde duidelijk zichtbaar is voor controle".

E. Met uitzondering van de vermeldingen op de rechterhelft van de voorzijde worden de vermeldingen gesteld in de taal (talen) van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft.

Wenst een lidstaat deze vermeldingen te stellen in een andere nationale taal dan een van de volgende talen: Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees, Spaans of Zweeds, dan stelt hij de parkeerkaart op in twee talen, waaronder één van de elf voornoemde talen. De overige bepalingen van deze bijlage blijven onverlet.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. Aangezien de Commissie in haar sociaal actieprogramma op de middellange termijn 1995-1997 de verbintenis was aangegaan een aanbeveling voor te leggen met betrekking tot de wederzijdse erkenning van parkeerkaarten voor gehandicapten, heeft deze instelling op 15 januari 1996 een ontwerpaanbeveling aan de Raad doen toekomen.

2. Deze aanbeveling is gebaseerd op artikel 75 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

3. Het Europees Parlement heeft op 13 december 1996 in eerste lezing advies uitgebracht; het Economisch en Sociaal Comité heeft advies uitgebracht op 27 maart 1996 en het Comité van de Regio's op 14 november 1996.

4. Per brief d.d. 5 maart 1997 heeft de Commissie aan de Raad een gewijzigd voorstel voorgelegd teneinde rekening te houden met de amendementen van het Europees Parlement.

5. Overeenkomstig artikel 189 C van het EG-Verdrag heeft de Raad op 15 december 1997 een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

II. DOELSTELLING

Doel van de aanbeveling is nationale parkeerkaarten voor mensen met een handicap een uniform model te geven en door de lidstaten onderling te laten erkennen, teneinde het vrije verkeer van mensen met een handicap in een particuliere auto te vergemakkelijken.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1. Algemene opmerkingen

2. Door de Raad in het gewijzigde Commissievoorstel aangebrachte wijzigingen

(Tenzij anders aangegeven, is de gehanteerde nummering van de overwegingen en de punten die van het gemeenschappelijk standpunt.)

2.1. Preambule

Omwille van de duidelijkheid werden de overwegingen 2, 3, 4, 5, 6, 9 en 10 van het gemeenschappelijk standpunt vereenvoudigd in vergelijking met het oorspronkelijke Commissievoorstel; deze wijzigingen zijn zonder belang voor de inhoud.

De overwegingen 7 en 8 zijn nieuw. De bedoeling met overweging 7 is eraan te herinneren dat alleen de lidstaten bevoegd zijn om te bepalen wie voor een parkeerkaart in aanmerking komt. Met overweging 8 wordt tegemoet gekomen aan de vrees van sommige lidstaten voor vervalsingen ten nadele van de legitieme houders van een kaart die parkeerfaciliteiten biedt. Maar ook op dit gebied wensten de lidstaten hun bevoegdheden te behouden.

2.2. Invoering van een communautair model (punt 1)

Evenals in het gewijzigde Commissievoorstel, waarin stond dat het communautaire model gedurende een door de lidstaten vastgestelde overgangsperiode naast de bestaande regionale of nationale kaarten kan worden gebruikt, worden in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de nationale kaarten slechts na enige tijd door het communautaire model vervangen; voor nadere voorwaarden wordt verwezen naar punt 5.

Bij de door de Raad gekozen formulering wordt het basisconcept "overgangsperiode" overgenomen en wordt de tekst van dit punt vereenvoudigd.

2.3. Erkenning van de kaarten van communautair model (punt 2)

De Raad heeft het bijwoord "wederzijds" geschrapt omdat er in dit geval niet van wederzijdse erkenning van de nationale kaarten sprake kan zijn aangezien er een uniform communautair model wordt ingevoerd.

Met het oog op precisie heeft de Raad de datum toegevoegd waarop het communautaire model wordt erkend. Deze datum ligt niet veraf aangezien er geen speciale maatregel van de lidstaten nodig is, behalve, eventueel, instructies aan de politie-instanties die toezien op de naleving van de nationale verkeers- en parkeervoorschriften.

2.4. Houders van de kaart (punt 3)

Alhoewel de Raad het concept "beperkte mobiliteit" overneemt, dat communautair optreden met het oog op de invoering van een uniform communautair model voor de parkeerkaarten voor mensen met een handicap rechtvaardigt, wenst hij niet te bepalen welke mensen voor deze kaart in aanmerking komen aangezien de voorwaarden voor de afgifte ervan onder het subsidiariteitsbeginsel vallen. In overweging 7 staat immers dat "de definitie van de handicap en de wijze van afgifte van parkeerkaarten onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen".

2.5. Overzicht van de gebruiksvoorwaarden in de lidstaten (punt 4)

Alhoewel de Raad het gewijzigde Commissievoorstel op dit punt naar de geest handhaaft, wil hij duidelijk maken dat het overzicht van de betreffende parkeerfaciliteiten door de Commissie wordt opgesteld op basis van de informatie die zij van de lidstaten ontvangt.

Bovendien wil de Raad preciseren dat dit overzicht aan de betrokkenen wordt verstrekt bij de afgifte van de kaart en/of op hun verzoek.

2.6. Terbeschikkingstelling van het communautaire model (punt 5)

De Raad wenst een datum vast te stellen vanaf wanneer de lidstaten, naar zij hebben toegezegd, hun eigen parkeerkaarten volgens het communautaire model in omloop zullen brengen. Bij de vaststelling van die datum is er rekening mee gehouden dat de lidstaten over een redelijke termijn moeten beschikken om de kaarten technisch te kunnen produceren.

Tevens moet worden voorkomen dat de lidstaten al hun kaarten tegelijk moeten vervangen, dit in verband met de administratieve rompslomp die zulks zou meebrengen, vooral indien men ook de kaarten vervangt van de mensen met een handicap die zich niet naar een andere dan de lidstaat waar zij normaal verblijven, wensen te begeven. Bijgevolg bepaalt de Raad uitdrukkelijk dat de kaarten geleidelijk zullen worden vervangen en dat er gedurende enige tijd nationale kaarten naast de communautaire kaarten zullen blijven bestaan. Er zij aan herinnerd dat een dergelijke bepaling reeds voorkwam in punt 1 van het gewijzigde Commissievoorstel. Ook hier wenst de Raad vooral voor meer duidelijkheid van de ingevoerde regelingen te zorgen.

2.7. Bepalingen betreffende het communautair model van de parkeerkaart voor mensen met een handicap (bijlage)

In punt D heeft de Raad het begrip "geldigheidsduur" vervangen door "vervaldatum".

3. Amendementen van het Europees Parlement

3.1. Door de Commissie aanvaarde amendementen van het Parlement

In haar gewijzigde voorstel heeft de Commissie woord voor woord of in een licht gewijzigde vorm de amendementen nrs. 1, 2, 3, 6, 8, 9 en 10 overgenomen.

3.2. Niet door de Commissie overgenomen amendementen van het Parlement

In haar gewijzigde voorstel heeft de Commissie de amendementen nrs. 2, 5 en 7 niet overgenomen.