Home

Resolutie over de mededeling van de Commissie inzake het concurrentievermogen van de bouwnijverheid (COM(97)0539 C4- 0597/97)

Resolutie over de mededeling van de Commissie inzake het concurrentievermogen van de bouwnijverheid (COM(97)0539 C4- 0597/97)

A4-0147/98

Resolutie over de mededeling van de Commissie inzake het concurrentievermogen van de bouwnijverheid (COM(97)0539 - C4-0597/97)

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie (COM(97)0539 - C4-0597/97),

- gezien de mededeling van de Commissie over het beleid inzake het concurrentievermogen van de EU op industriegebied (COM(94)0319 - C4-0140/94) en de resolutie van het Parlement van 29 juni 1995 daarover ((PB C 183 van 17.07.1995, blz. 26.)), alsmede het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de uitvoering van een communautair actieprogramma ten behoeve van het concurrentievermogen van de Europese industrie (COM(95)0087 - C4-0404/95 - 95/0081(CNS)) en het advies van het Parlement van 27 oktober 1995 daarover ((PB C 308 van 20.11.1995, blz. 470.)),

- gezien richtlijn 89/106/EEG inzake de voor de bouw bestemde producten ((PB L 40 van 11.02.1989, blz. 12.)) en het verslag van 1995 van de Commissie over de toepassing van deze richtlijn, alsmede de werkzaamheden van de werkgroep SLIM op dit gebied,

- gezien richtlijn 93/37/EEG ((PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54.)) inzake overheidsopdrachten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/52/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, overheidsopdrachten voor leveringen respectievelijk overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken ((PB L 328 van 28.11.1997, blz. 1.)),

- gezien het Groenboek van de Commissie over de overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid (COM(96)0583 - C4-0009/97) en de dienovereenkomstige resolutie van het Parlement van 22 oktober 1997 ((PB C 339 van 10.11.1997, blz. 65.)),

- na overdracht van de beslissingsbevoegdheid aan de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid overeenkomstig artikel 52 van het Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid en de adviezen van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media (A4-0147/98),

A. overwegende dat het nauwe verband tussen "kwaliteit" en concurrentievermogen" in alle fasen van het bouwproces een algemene ontwikkeling van de markt en met name van de overheidsopdrachten vereist, en dat de Commissie herhaaldelijk heeft gewezen op de noodzaak om de technische belemmeringen voor het vrije verkeer van producten en diensten op te heffen door het vaststellen van geharmoniseerde normen,

B. overwegende dat regelgevende instrumenten, zoals bovengenoemde richtlijn 89/106/EEG inzake de voor de bouw bestemde producten, toepassingsbepalingen vergen aan de opstelling waarvan momenteel nog gewerkt wordt en die waarschijnlijk niet op korte termijn voltooid zullen zijn,

C. overwegende dat de werkzaamheden van het SLIM-team (eenvoudiger regelgeving voor de interne markt) in verband met de richtlijn inzake de voor de bouw bestemde producten hebben aangetoond hoe moeilijk het is de normen in deze sector te harmoniseren,

D. overwegende dat de achterstand bij het uitwerken van geharmoniseerde normen een belemmering vormt voor de openstelling van de markt en protectionistisch beleid van de lidstaten in de hand werkt,

E. overwegende dat het vrije verkeer van bouwproducten gewaarborgd moet worden tot aan de voltooiing van de geharmoniseerde regelgeving en dat tijdens een overgangsperiode EG-markering moet worden toegestaan middels een verklaring van de producent op basis van normen die in de praktijk goed zijn bevonden, en van de mandaten en besluiten van de Commissie, waarbij gebruik moet worden gemaakt van uniforme methodes voor het testen van de voornaamste kenmerken met het oog op de veiligheid,

F. overwegende dat het nodig blijkt te zijn regelgevende en structurele voorwaarden te scheppen voor een hervorming van de normalisatie-instellingen, waarbij een grotere rol van de overheidsinstanties bij het normalisatieproces moet worden bevorderd en het beheer van de certificatie moet worden beperkt tot instanties die bevoegd zijn voor de bouwsector en die zo mogelijk alleen in deze sector werkzaam zijn,

G. overwegende dat de regelgeving vereenvoudigd moet worden, in die zin dat de procedures voor de conformiteitsverklaring zo gemakkelijk en uitvoerbaar mogelijk worden gemaakt,

H. overwegende dat het ontwerpen in de meest ruime zin van het woord, nl. vanaf het concipiëren van het werk tot en met de programmering van het beheer en het onderhoud, van fundamenteel belang is voor een positieve ontwikkeling van het bouwproces, en dat met name gewezen moet worden op de rol van architecten en bouwkundige ingenieurs als onafhankelijke adviseurs van hun opdrachtgevers,

I. overwegende dat de interne markt impliceert dat de bedrijven en dienstverleningsfirma's grote investeringen doen en dat er voortdurend aanpassingen nodig zijn om ook in een ruimer kader dan het land van herkomst goed te kunnen functioneren,

J. overwegende dat de concurrentie met het oog op de interne markt beschouwd moet worden als een na te streven doelstelling en niet als een te omzeilen belemmering,

K. overwegende dat de bouwsector in hoge mate afhankelijk is van overheidsfinanciering en dat de nationale instanties een fundamentele rol spelen bij de totstandbrenging van een stabiele markt en duurzame groei, maar dat de begrotingsdruk een aantal lidstaten ertoe aanzet de steunprogramma's te beperken in plaats van ruimte te geven aan particuliere initiatieven,

L. overwegende dat in de resolutie over groei en werkgelegenheid van de Europese Raad van Amsterdam van 16 juni 1997 ((PB C 236 van 2.8.1997, blz. 3.)) opdracht is gegeven aan de EIB om haar werkterrein uit te breiden tot de sector stadssanering en bijzondere financiële instrumenten te scheppen ter ondersteuning van de kleine en middelgrote ondernemingen,

M. overwegende dat de woningbelasting op alle niveau's, de BTW en de successierechten een ernstige belemmering vormen om de Europese spaargelden te gebruiken voor een groter aanbod aan sociale en semi-sociale woningen en dat deze spaargelden daarentegen worden aangewend voor minder aan belastingen onderhevige investeringen in roerende goederen,

N. overwegende dat de bouwsector gekenmerkt wordt door een grote fragmentering op het stuk van het productiesysteem (groot aantal kleine en zeer kleine bedrijven) en van de vraag (zeer lage gemiddelde waarde van de aanbestedingen), en dat de dienstensector dienovereenkomstig is gestructureerd,

O. overwegende dat in het bovengenoemde Groenboek over de overheidsopdrachten het belang van het MKB voor de Europese economie wordt erkend, alsmede de noodzaak deze ondernemingen in grotere mate te laten deelnemen aan de overheidsopdrachten, hetgeen de groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid zou versterken,

P. overwegende dat het gebrek aan regelgeving de indiening van abnormaal lage offertes, nl. offertes die zo laag zijn dat de kosten niet gedekt kunnen worden, in de hand blijft werken, waardoor de structuur van de industrie verder verzwakt wordt, werken niet voltooid worden en de doorzichtigheid en het concurrentievermogen van de markt verslechteren,

Q. overwegende dat bij de gunning van overheidsopdrachten de financiële aspecten een steeds zwaardere rol gaan spelen en het voornaamste component gaan vormen van het concurrentievermogen, ten koste van andere factoren zoals de technische capaciteit of kwaliteit van de voorgestelde oplossingen,

R. overwegende dat er grote verschillen in het niveau van infrastructuurvoorzieningen bestaan tussen de lidstaten van de Unie en dat er in vele gebieden met name ernstige tekortkomingen bestaan die opgeheven moeten worden,

S. overwegende dat onderwijs en opleiding uiterst belangrijk zijn om in alle fasen van het bouwproces voor kwaliteit te kunnen zorgen, aangezien de competentie van de in deze sector werkzame personen de enige voorwaarde is die in concreto de "waarde" van het eindproduct kan bepalen, ook met betrekking tot de aspecten waarvoor het "kwaliteitssysteem" niet doeltreffend blijkt te zijn,

T. overwegende dat de wederzijdse erkenning van de individuele beroepskwalificaties, waartoe de Raad heeft besloten in het kader van zijn besluit inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbekwaamheid (85/368/EEG), nog niet volledig wordt toegepast wegens het voortbestaan van plaatselijke beschermingsmechanismen en de overlapping tussen universitaire titels en beroepskwalificaties,

U. overwegende dat de technologische vernieuwing van fundamenteel belang is voor het concurrentievermogen, zowel wat de productie als de dienstverlening betreft,

V. overwegende dat de huidige structuur van de sector en de hieruit voortvloeiende tendens tot mobiliteit van het werk derhalve niet bevorderlijk zijn voor het investeren in opleiding door de ondernemingen, vooral indien het kleine bedrijven zijn,

W. overwegende dat het absoluut noodzakelijk is geworden de opleidingen aan te passen aan de nieuwe technologieën en aan de veranderde bouwprocédé's en dat gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheden van de informatietechnologie,

X. overwegende dat de bouwsector één van de sectoren is die de meeste werkgelegenheid genereert en dat de toename van de werkgelegenheid nauw samenhangt met de verbetering van het concurrentievermogen,

Y. overwegende dat de individuele productiviteit rechtstreeks samenhangt met de arbeidsvoorwaarden, d.w.z. de zekerheid van de betrekking, de structuur van de loopbaan en de hoogte van het inkomen, maar dat er in deze sector sprake is van hoge en steeds toenemende percentages zelfstandigen, seizoenwerkers of deeltijdwerkers, gepaard gaande met lage lonen en moeilijke werkomstandigheden,

Z. overwegende dat het streven naar zo streng mogelijke gezondheids- en veiligheidsnormen voor de werknemers in de bouwindustrie van fundamenteel belang is voor het concurrentievermogen,

AA. overwegende dat een groot gedeelte van de werknemers momenteel ongeschoold is en vaak in een illegale positie verkeert wat de fiscus, de bijstand en/of de immigratievoorschriften betreft; dat bovendien de hoge niet-salariële arbeidskosten en de ondoeltreffendheid van het controle- en inspectiesysteem het ontstaan van ondergrondse economieën in de hand werkt met marktbederf en distorsie van de concurrentievoorwaarden als gevolg,

AB. overwegende dat de bouwnijverheid nauw samenhangt met de levenskwaliteit, met name wat betreft de milieubescherming, de verbetering van het concurrentievermogen, de rationalisering van het energieverbruik, het gebruik van milieuvriendelijke stoffen en de recycling van bouwmateriaal,

AC. overwegende dat het recht op huisvesting een fundamentele behoefte is, evenzeer als werk, voedsel en gezondheid; dat in deze behoefte niet naar behoren wordt voorzien en dat een groter aanbod aan sociale en semi-sociale woningen in de particuliere en overheidssector noodzakelijk is,

AD. overwegende dat het begrip "benchmarking" nuttig kan zijn voor de verbetering van het concurrentievermogen in de bouwnijverheid,

AE. overwegende dat het met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen in de bouwsector wenselijk lijkt het beleid van de Europese Unie in de volgende richting te sturen:

a) nastreving van kwaliteit en veiligheid in de sector bouwnijverheid,

b) opbouw van een markt voor de ondernemers in deze sector en vaststelling van regelgeving hiervoor,

c) nastreving van Europese integratie op het gebied van de infrastructuurvoorzieningen,

d) verbetering van de levering van onderwijs- en opleidingsdiensten,

e) heroriëntatie en versterking van onderzoek en ontwikkeling op het stuk van menselijke en technologische hulpbronnen,

f) verhoging van de werkgelegenheid in deze sector,

g) opwaardering van de bouw als instrument voor de verbetering van de levenskwaliteit,

1. stemt in met de mededeling van de Commissie en verzoekt haar om op basis van de situatie in de verschillende lidstaten een specifiek plan uit te werken om het potentieel van deze sector volledig te kunnen ontplooien in een geïntegreerde markt;

2. verzoekt de Commissie om de bevindingen van het SLIM-team te benutten om stappen in de richting van harmonisatie en verbetering van het concurrentievermogen aan te moedigen;

3. verzoekt de Commissie een vergelijkende studie te laten uitvoeren over de bouwnijverheid binnen en buiten de interne markt;

4. verzoekt de Commissie een grootscheepse ontwikkeling van de recycling en van het concept eindgebruik in de bouwnijverheid te bevorderen, aangezien dergelijke efficiënte milieubeleidsmaatregelen de opbrengsten, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen kunnen verbeteren;

5. verzoekt de Commissie om zo streng mogelijke gezondheids- en veiligheidsnormen voor de werknemers te bevorderen, zodat het schrikbarend hoge percentage ongevallen en sterftegevallen in de bouwnijverheid afneemt en de door ongevallen veroorzaakte schommelingen in het aantal werknemers verminderen, alsmede om de problemen in de industriesector in verband met verzekeringspremies en -uitkeringen aan te pakken;

6. is van oordeel dat de bouwsector een bijzonder karakter heeft wat het kwaliteitsbeheer betreft, en verlangt specifieke voorschriften die rekening houden met de omvang van de onderneming en het specifieke werkterrein (ontwerpen, productie, bouw);

7. acht het noodzakelijk dat consequent wordt doorgegaan met het vaststellen van geharmoniseerde normen, waarbij EG-markering bij wijze van overgangsregeling moet worden toegestaan;

8. acht het belangrijk mechanismen te stimuleren ter compensatie van de lasten die verbonden zijn aan de kwaliteitswaarborging, mede om de competentie van de KMO's te bevorderen in plaats van deze bedrijven te discrimineren;

9. erkent dat de EU er alle belang bij heeft om de openstelling van op gelijke voet staande markten te waarborgen, zowel binnen Europa als ten opzichte van derde landen;

10. is van oordeel dat de overheidsinstanties voor programmering en coördinatie moeten zorgen en particuliere hulpbronnen moeten aanboren, waarbij zij de openbare diensten alleen dan rechtstreeks moeten beheren wanneer de markt niet in staat is efficiënte diensten tegen redelijke prijzen te leveren;

11. acht het absoluut noodzakelijk systemen in te voeren voor de kwaliteitsverbetering van bedrijven en dienstverleningsmaatschappijen met behulp van de vaststelling van congruente en degelijke vereisten, niet alleen in economisch-financieel opzicht, maar ook en vooral op technisch en organisatorisch gebied;

12. pleit voor verduidelijking van de aanbestedingsprocedures via kwaliteitssystemen die ook op de overheidsinstanties worden toegepast, waarbij "rechtszekerheid" wordt gewaarborgd die eerlijke concurrentie mogelijk maakt en voor mechanismen zorgt die abnormale offertes voorkomt of uitsluit; verlangt tegelijkertijd een Europese regeling voor de gunningen van openbare en particuliere bouwopdrachten en een vereenvoudiging van de procedures, teneinde in de gehele Europese Unie te kunnen blijven zorgen voor een snelle uitvoering van de werken;

13. moedigt aan tot een nieuwe financieringsimpuls in deze sector, rechtstreekse interventie van de EIB en de ontwikkeling van het momenteel geblokkeerde onroerendgoedbestand door deze sector open te stellen voor de internationale markt en de derde landen; pleit voor stimulering van geïntegreerde vormen van openbaar en particulier partnerschap, zoals project financing, die moeten worden uitgebreid tot alle takken van de bouwnijverheid;

14. acht het met het oog op de nagestreefde bevordering op Europees niveau van de KMO's in de bouwnijverheid nodig dat planning en tenuitvoerlegging van de bouwwerkzaamheden van elkaar gescheiden worden om kwaliteit en uitgavencontrole te kunnen waarborgen in het belang van consumenten en opdrachtgevers en te kunnen zorgen voor bouwprijzen die via de mededinging tot stand komen;

15. vindt het uiterst belangrijk de rol van het MKB te versterken en het bestaan ervan te beschermen, mede door deze bedrijven te sturen in de richting van vormen van specialisatie en/of aaneensluiting in "netten" in het kader van regionale systemen;

16. onderstreept dat de ontwikkeling en onderlinge aanpassing van de grote infrastructuurnetten niet alleen een symbolische rol spelen met het oog op de integratie en de verbetering van het concurrentievermogen van het "systeem Europa", maar doelstellingen zijn die kunnen leiden tot een sterke ontwikkeling van de vraag;

17. acht het van belang, met het oog op de kanalisering van de inbreng van particulier kapitaal in overheidsmaatregelen en met name in de infrastructuur, dat er voorwaarden worden geschapen die even voordelig zijn als andere vormen van spaarbeleggingen;

18. stelt vast dat de ontwikkeling van stadsvernieuwing en -onderhoud, alsook de instandhouding en het herstel van het artistiek, cultureel en ecologisch erfgoed, sectoren zijn die aantrekkelijk zijn voor particuliere investeringen en die dus gestimuleerd moeten worden met adequate maatregelen, mede op fiscaal gebied;

19. verlangt met name dat de lidstaten spoedig gevolg geven aan het voorstel van de Commissie om een laag BTW-tarief in te voeren voor arbeidsintensieve diensten die niet blootgesteld zijn aan grensoverschrijdende mededinging;

20. wijst er nogmaals op dat het belangrijk is om van de woning, mede door een beleid van belastingvermindering, een "veilige belegging" te maken en een belangrijk toevluchtsoord voor alle mogelijke gezinstypen;

21. vindt het absoluut noodzakelijk de openbare en particuliere investeringen in onderwijs en beroepsopleiding te verhogen, de betrekkingen met scholen en universiteiten te versterken en meer aandacht te besteden aan de aspecten beheer en management, milieuproblemen en energiebesparing;

22. is ten aanzien van onderzoek en ontwikkeling van mening dat de openbare en particuliere investeringen gecoördineerd moeten worden, dat de samenwerking tussen bedrijven en onderzoekscentra bevorderd moet worden, en dat de verspreiding van vernieuwingen en wetenschappelijke resultaten, alsook het uitwisselen van technologie met andere productiesectoren aangemoedigd moeten worden;

23. acht het noodzakelijk de arbeidsmarkt te verbeteren door de beschermingsvoorschriften en de sociale-zekerheidsregelingen te harmoniseren, steun te garanderen aan werknemers die buiten hun land van herkomst werken en de toegang van werknemers uit derde landen tot de bouwsector te regelen, ook om te voorkomen dat de gezondheids- en veiligheidsnormen op grote schaal worden ontdoken;

24. merkt op dat de concurrentie in de bouwsector zich momenteel voornamelijk afspeelt op het vlak van de prijs van complete bouwprojecten; in de toekomst zou de concurrentie zich meer moeten richten op de kenmerken van het eindproduct in termen van onderhoud en duurzaamheid; de nadruk moet meer komen te liggen op het principe dat de klant waar voor zijn geld dient te krijgen;

25. spoort de Commissie ertoe aan toe te zien op de ontwikkeling en het concurrentievermogen van de Europese bouwsector; dringt er voorts bij de Commissie op aan hierbij speciaal aandacht te besteden aan het denken in termen van levenscycluskosten;

26. onderstreept dat de bouwsector toe is aan een algehele innovatie-impuls en dat deze alleen kan worden gerealiseerd indien degenen die in O& O investeren daarvan ook kunnen profiteren; er moeten nieuwe financierings- en verzekeringsinstrumenten worden ontwikkeld om de risicodrempel te verlagen zodat toepassing van nieuwe technieken wordt bevorderd;

27. dringt er bij de Commissie op aan de bestaande technologieprogramma's die voor de bouwsector van belang zijn zo goed mogelijk te coördineren en daarin naar behoren rekening te houden met het levenscyclusbeginsel, en met name met:

a) een "mensgerichte", geïntegreerde planning die rekening houdt met de eisen van multifunctionaliteit en de veranderende behoeften van de gebruikers,

b) energie-efficiency en een rationeel gebruik van grondstoffen en water, een functioneel gebruik van bouwproducten en -materialen, verbetering van de brandveiligheid en een effectief hergebruik en recyclage van bouwmaterialen,

c) duurzame technieken voor ontwerp en organisatie, alsmede onderhouds-, herstel- en instandhoudingstechnieken,

d) onderwijs en opleiding, verbeterde veiligheid op het werk en kwaliteitsverbetering in de gehele sector;

28. stelt vast dat in deze sector, en vooral in de kleine bedrijven, veel werkgelegenheid geschapen kan worden, maar wijst er tevens op dat de in deze sector werkzame personen een minimale beroepsbekwaamheid moeten bezitten en dat er waarborgen moeten worden gegeven voor het werk en de diensten die zij verrichten;

29. moedigt de Commissie aan de ontwikkeling in de Europese bouwindustrie aandachtig te volgen, vooral wat de kleine bedrijven betreft, en voorstellen in te dienen ter verzekering en bevordering van het concurrentievermogen in de industrie en ter versterking van de consumentenrechten, waar dat nodig is;

30. verzoekt de lidstaten om, overeenkomstig de richtlijnen op het gebied van werkgelegenheidsbeleid, de indirecte arbeidskosten te verlagen, met name de kosten van laag gekwalificeerde arbeid;

31. dringt er bij de sociale partners op aan onderhandelingen te beginnen over een sectoriële kaderovereenkomst inzake werkgelegenheid en arbeidsorganisatie in de bouwnijverheid en verwijst in dit verband naar de in juli 1997 overeengekomen kaderovereenkomst inzake de sociale dialoog in de landbouwsector;

32. steunt het plan voor het opzetten van een netwerk van plaatselijke opleidingscentra ter verbetering van de opleiding en beroepsopleiding in de bouwnijverheid; nodigt de Commissie uit voorstellen in te dienen teneinde dit idee concreet gestalte te geven;

33. nodigt de lidstaten uit de door de Commissie in haar Veertiende jaarverslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht vastgestelde tekortkomingen bij de omzetting van het acquis communautaire inzake veiligheid en bescherming van de gezondheid, onmiddellijk te corrigeren; dringt er tevens bij de lidstaten op aan om op zo kort mogelijke termijn de nodige wetgevende en administratieve maatregelen te treffen ter omzetting van richtlijn 96/71/EEG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten ((PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.));

34. uit zijn tevredenheid over het voornemen van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een richtlijn inzake steigers; nodigt de Commissie tevens uit een voorstel in te dienen tot herziening van de richtlijn betreffende maatregelen ter bescherming tegen risico's in verband met de blootstelling aan fysische agentia, alsmede een voorstel inzake maatregelen ter bevordering van de informatie-uitwisseling en -verspreiding over beste praktijken, in samenwerking met het Europese Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het werk;

35. dringt er bij de sociale partners in de bouwnijverheid op aan de strijd aan te binden met sociale dumping en clandestien werk in deze sector; verzoekt in dit verband de lidstaten om een grondig onderzoek te doen naar de naleving van de desbetreffende bepalingen en gebruik te maken van hun recht om bedrijven die zich schuldig maken aan schending van de in de arbeidswetgeving opgenomen beschermingsbepalingen, uit te sluiten van openbare aanbestedingen; nodigt de sociale partners in de sector uit om een gedragscode op te stellen naar het voorbeeld van de textiel- en kledingsector, teneinde sociale dumping te voorkomen;

36. nodigt de Commissie uit voorstellen in te dienen die tot doel hebben om bij openbare aanbestedingen een grotere plaats in te ruimen voor de doelstellingen van het communautaire en nationale sociale beleid; verlangt in het bijzonder een herziening van de bestaande richtlijnen op het gebied van openbare aanbestedingen, die de toepassing van sociale criteria mogelijk maakt, zowel bij het onderzoek naar de geschiktheid van kandidaten als bij de gunning van contracten;

37. is ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit van mening dat het begrip kwaliteit ruim opgevat moet worden en zowel betrekking moet hebben op de planning en het ontwerpen als op de bouw zelf; een betere samenwerking tussen de verschillende deelnemers tijdens de gehele duur van een project kan de kwaliteit sterk verbeteren;

38. acht het dringend noodzakelijk dat de onderwijs- en opleidingsvoorzieningen verbeterd worden in deze arbeidsintensieve sector, die momenteel gekenmerkt wordt door te geringe investeringen in onderwijs en opleiding. Zowel ten aanzien van de kwaliteit als van de kwantiteit van de voorzieningen moeten maatregelen genomen worden. Meer nadruk op het belang van vaardigheden en betere carrièremogelijkheden kunnen het imago van deze sector bovendien verbeteren en aldus de aanwerving en het behoud van arbeidskrachten bevorderen;

39. verwijst naar het belang van het valoriseren van het artistiek en cultureel erfgoed in stadsgebieden en wijst in verband hiermee op het belang van restauratiewerkzaamheden en nieuwe bouwprojecten; onderstreept de mogelijkheden die dergelijke projecten bieden voor de toename van de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid;

40. herinnert er in verband hiermee aan dat het in zijn resolutie van 30.1.1997 over het eerste verslag van de Commissie over de inachtneming van culturele aspecten bij acties van de Europese Gemeenschap ((PB C 55 van 24.2.1997, blz. 37.)) verlangd had dat een bedrag van 0,5 à 1% van het door de Europese fondsen gedekte budget bestemd zou worden voor een kunstwerk ter decoratie van openbare werken die door de Europese Unie worden medegefinancierd; herhaalt dit verzoek en dringt hierbij in het bijzonder aan op de bevordering van de moderne kunst;

41. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.