Home

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het beleid van de Unie ter bestrijding van de corruptie (COM(97)0192 C4-0273/97)

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het beleid van de Unie ter bestrijding van de corruptie (COM(97)0192 C4-0273/97)

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het beleid van de Unie ter bestrijding van de corruptie (COM(97)0192 C4-0273/97)

Publicatieblad Nr. C 328 van 26/10/1998 blz. 0046


A4-0285/98

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het beleid van de Unie ter bestrijding van de corruptie (COM(97)0192 - C4-0273/97)

Het Europees Parlement,

- gelet op de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement (COM(97)0192 - C4-0273/97),

- gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name de artikelen B, F, K.1, leden 5 en 7 bis, 9, K.3, lid 2, en K.6,

- gelet op het op 2 oktober 1997 ondertekende Verdrag van Amsterdam en met name de artikelen 2 (oud artikel B), 6 (oud artikel F) en 29 (oud artikel K.1) van het op basis daarvan geamendeerde EU-Verdrag,

- gelet op het verslag van de Groep op hoog niveau ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, dat werd goedgekeurd op de bijeenkomst van de Europese Raad op 16 en 17 juni 1997 te Amsterdam en met name aanbeveling 6 van het Actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ((PB C 251 van 15.8.1997, blz. 1.)), dat voorziet in de ontwikkeling van een alomvattend corruptiebestrijdingsbeleid,

- gelet op de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ((PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.)) en de protocollen daarbij, zoals deze door de Raad zijn aangenomen op 27 september 1996 ((PB C 313 van 23.10.1996, blz. 2.)), op 29 november 1996 ((PB C 151 van 20.5.1997, blz. 1.)) en op 19 juni 1997 ((PB C 221 van 19.7.1997, blz. 11.)), en op de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de EU-lidstaten betrokken zijn, aangenomen door de Raad op 26mei 1997 ((PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.)),

- gelet op het gemeenschappelijk standpunt van 6 oktober 1997, vastgesteld door de Raad op basis van artikel K.3 van het EU-Verdrag betreffende onderhandelingen in het kader van de Raad van Europa en de OESO over corruptie ((PB L 279 van 13.10.1997, blz. 1.)), het tweede gemeenschappelijk standpunt van 13 november 1997, door de Raad vastgesteld op basis van artikel K.3 van het EU-Verdrag betreffende de onderhandelingen in het kader van de Raad van Europa en de OESO over de bestrijding van corruptie ((PB L 320 van 21.11.1997, blz. 1.)), alsmede op het gemeenschappelijk standpunt van 25 mei 1998 - bepaald door de Raad op grond van artikel J.2 van het EU-Verdrag - inzake mensenrechten, democratische beginselen, rechtsstaat en behoorlijk bestuur in Afrika ((PB L 158 van 2.6.1998, blz. 1.)),

- gelet op zijn talrijke resoluties en adviezen over aspecten van de bestrijding van de corruptie, met name:

. zijn resoluties van 15 december 1995 over de bestrijding van corruptie in Europa ((PB C 17 van 22.1.1996, blz. 443.)),

. van 15 november 1996 over de ontwerpakte van de Raad tot vaststelling van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de EU-lidstaten betrokken zijn ((PB C 362 van 2.12.1996, blz. 321.)),

. zijn resolutie van 20 november 1997 over het actieplan ter bestrijding van de georganiseerde misdaad ((PB C 371 van 8.12.1997, blz. 183.)),

. zijn advies van 20 november 1997 over het ontwerp voor een gemeenschappelijke actie, goedgekeurd door de Raad op basis van artikel K.3 van het EU-Verdrag met het doel om corruptie in de particuliere sector tot een misdrijf te maken ((PB C 371 van 8.12.1997, blz. 193.)),

. zijn resolutie van 17 februari 1998 over de houding van de Commissie ten aanzien van aantijgingen van fraude en onregelmatigheden in de sector toerisme ((PB C 80 van 16.3.1998, blz. 36.)) en over het Speciaal verslag nr. 3/96 van de Rekenkamer inzake het budgettair beheer van het beleid inzake het toerisme, vergezeld van de antwoorden van de Commissie ((PB C 80 van 16.3.1998, blz. 38.)),

- gezien de slotverklaring van de tweede Top van staatshoofden en regeringsleiders van de Raad van Europa in oktober 1997, de twintig door het ministerscomité van de Raad van Europa bij resolutie (97)24 goedgekeurde richtsnoeren voor de bestrijding van corruptie, alsmede resolutie (98)7 houdende toestemming voor de sluiting van een gedeeltelijke overeenkomst tot instelling van een "groep van staten tegen corruptie - GRECO",

- gelet op het OESO-Verdrag van 17 december 1997 inzake de bestrijding van omkoperij van buitenlandse ambtenaren bij internationale handelstransacties,

- gelet op de mededeling van de Commissie inzake "Overheidsaanbestedingen in de Europese Unie" (COM(98)0143),

- gelet op de Chair Conclusions from the Conference "Achieving a Corruption-free Commercial Environment - EU's Contribution", waarbij het Britse voorzitterschap van de EU, het Europees Parlement en de Commissie gezamenlijk als gastheer optreden, op 14 en 15 april 1998,

- gezien besluit 98/344/EG van de Raad van 27 april 1998 inzake de sluiting van een overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, ondertekend op 4 november 1995 op Mauritius ((PB L 156 van 29.5.1998, blz. 1.)),

- gezien de conclusies van het voorzitterschap op de bijeenkomst van de Europese Raad van 15 en 16 juni 1998 te Cardiff, waarin o.a. de Raad wordt verzocht de gemeenschappelijke maatregelen betreffende omkoping in de particuliere sector voor december 1998 goed te keuren,

- gelet op het verslag van de Commissie openbare vrijheden en binnenlandse zaken en adviezen van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger, de Commissie begrotingscontrole en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A4-0285/98),

A. overwegende dat het van essentieel belang is te zorgen voor even hoge normen van eerlijkheid in alle aspecten van activiteiten, zowel in de publieke als in de particuliere sector,

B. overtuigd dat corruptie in de overheidssector de werking van het democratische bestel en aldus het vertrouwen van de burgers in de integriteit van de democratische rechtsstaat in gevaar brengt,

C. overtuigd tevens dat corruptie ook in de particuliere sector een corroderende werking op de eerlijkheid van de vrije mededinging alsmede op het vertrouwen in en het financiële beleid van ondernemingen kan uitoefenen,

D. beseffend dat er tal van verbindingen tussen corruptie en de georganiseerde criminaliteit bestaan, die bijzondere risico's voor de democratische rechtsstaat en voor het economisch bestel in zich kunnen bergen, met name wanneer het de georganiseerde criminaliteit lukt om door middel van corruptie in het overheidsbestuur of de legale economie binnen te dringen, daar zij aldus belangrijke informatie kan bemachtigen en zo haar kansen om de legale structuren voor hun illegale doeleinden te benutten kan verhogen,

E. overwegende dat het bij corruptie om een probleem op mondiale schaal gaat en dat voor de voorkoming en de bestrijding ervan alomvattende en complexe maatregelen vereist zijn die op mondiaal, Europees, nationaal, regionaal, lokaal en bedrijfsniveau genomen moeten worden in het kader van een algemene, geïntegreerde en soepele strategie,

F. gelet op de omstandigheid dat de corruptie in de afgelopen jaren een centraal thema geworden is bij beraadslagingen over het juridisch beleid op internationaal niveau en dat sindsdien steeds weer het vereiste van efficiënte internationale maatregelen tegen corruptie naar voren gebracht is, bij voorbeeld - zij het daarbij de accenten uiteenlopend gelegd werden - door de OESO, de Raad van Europa, de Wereldbank en de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (UNCTAD), maar ook door particuliere belangenorganisaties, zoals de Internationale Kamer voor Koophandel en door NGO's, zoals Transparency International,

G. concluderend - in overeenstemming met de visie van de Commissie - dat het van vitaal belang voor de EU is om een coherente strategie voor de bestrijding van de corruptie binnen en buiten haar grenzen te ontwikkelen die ook de sectoren van de internationale handel en mededinging, alsmede de financiële en technische steun bestrijkt,

H. overwegende dat deze coherente Europese corruptiebestrijdingsstrategie ook daarom noodzakelijk is daar iedere lidstaat van de EU weliswaar over individuele anti-corruptiemaatregelen beschikt, maar deze wat de juridische regeling, hun toepassingsgebied en hun praktische toepassing betreft onderling sterk verschillen, waaruit voor de EU in haar totaliteit een heterogeen en fragmentarisch corruptiebestrijdingssysteem resulteert,

I. overwegende dat - mede wegens de toenemende privatisering van overheidstaken tot nu toe en de steeds groter wordende economische vervlechting - maatregelen tegen corruptie niet langer tot de binnenlandse overheidssector beperkt mogen blijven, maar dat iedere EU-lidstaat moet zorgen voor vereenvoudiging van de wetgeving en afschaffing van de bureaucratie, en zijn systeem van sancties aan de gewijzigde omstandigheden dient aan te passen; daartoe hoort dat een onrechtmatige invloed op een besluitvormingsproces in het kader van zowel openbare als particuliere werkzaamheden in binnen- en buitenland strafbaar gesteld wordt indien dit door de verlening van een financieel voordeel (actieve omkoping) of door het aannemen ervan (passieve omkoping, omkoopbaarheid) plaatsvindt,

J. overwegende dat voor een efficiënte corruptiebestrijding naast strafrechtelijke sancties ook sancties van administratieve, civielrechtelijke en disciplinaire aard noodzakelijk zijn,

K. overtuigd dat de invoering van doorzichtigheid door middel van vereenvoudiging van de wetgeving en maatregelen voor de afschaffing van de bureaucratie, en van doeltreffende controlemechanismen voor alle belangrijke besluitvormingsprocedures als algemeen democratisch beginsel een wezenlijke bijdrage tot de corruptiepreventie kan leveren, daar daardoor het scheppen van de ideale omstandigheden voor de proliferatie van de corruptie wordt verhinderd en de kans op ontdekking - en sanctionering - vergroot wordt,

L. overwegende dat corruptie de doelmatigheid van ontwikkelingssteun aanmerkelijk vermindert aangezien hierdoor financiële middelen een oneigenlijke bestemming vinden en omdat corruptie ertoe leidt dat projecten worden uitgekozen die minder goed zijn aangepast aan de plaatselijke realiteit en partners worden geselecteerd die minder in staat zijn om de ontwikkelingssamenwerkingsdoelstellingen te verwezenlijken; derhalve van mening zijnde dat een coherente Europese corruptiebestrijdingsstrategie ook de betrekkingen met derde landen dient te omvatten; daartoe hoort dat bij alle steun-, samenwerkings- en ontwikkelingsovereenkomsten met derde landen verlangd wordt dat naast de algemene beginselen van doorzichtigheid en onafhankelijkheid van de justitie de clausule van een behoorlijk bestuur (good governance) die met de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat een essentieel element moet worden van alle toekomstige overeenkomsten, wordt nageleefd; dat bovendien de toepasselijkheid van deze beginselen tot alle handelsbetrekkingen met derde landen moet worden uitgebreid, mede om te bereiken dat de anti-corruptie-inspanningen van de EU niet door particuliere ondernemingen worden gedwarsboomd en aldus ontkracht worden,

M. onderstrepend dat de vertegenwoordigingen van de Commissie in derde landen een belangrijke rol hebben te vervullen bij de tenuitvoerlegging van een beleid ter bestrijding van corruptie, in samenwerking met binnen de voor ontwikkelingssamenwerking bevoegde directoraten-generaal van de Commissie op te richten gespecialiseerde eenheden en met de Coördinatie-eenheid Fraudebestrijding (UCLAF) binnen de Commissie,

N. ten zeerste betreurend dat - ondanks felle internationale kritiek - nog steeds tal van lidstaten van de EU de corruptie bij particuliere zakelijke activiteiten in zoverre in de hand werken dat zij de omkoperij op dit terrein niet alleen niet veroordelen maar deze door fiscale aftrekmogelijkheden zelfs nog indirect bevorderen; van oordeel dat de bepalingen van het belastingrecht van bepaalde lidstaten die het mogelijk maken in derde landen betaald smeergeld van de belastingen af te trekken, volledig in strijd zijn met het Verdrag, inzonderheid de bepalingen inzake steunmaatregelen van de staten, omdat zij de concurrentie vervalsen of verstoren door bepaalde ondernemingen of producties te bevoordelen; erop wijzend dat de fiscale aftrekbaarheid van smeergeld strijdig is met de doelstellingen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen die de Raad op 1 december 1997 heeft goedgekeurd ((PB C 2 van 6.1.1998, blz. 2.)) en tot de Raad het verzoek richtend om bij toekomstige wijzigingen van de gedragscode bijzondere aandacht aan dit probleem te schenken,

O. overwegende dat tal van internationaal werkzame ondernemingen alsmede hun belangenvertegenwoordigingen, met name de Internationale Handelskamer, het vereiste van een heel Europa omvattende en coherente corruptiebestrijdingsstrategie in de particuliere sector bepleiten, mede om de respectieve gedragscodes van de bedrijven ("Corporate Codes of Conduct") daarmee aan te vullen en de werking ervan te waarborgen,

P. overwegende dat het met name bijzonder dringend is dat de strijd tegen de corruptie op politiek terrein wordt aangepakt onder waarborging van de doorzichtigheid van de regelingen voor de algemene financiering van de partijen, waardoor de corruptie van mensen en politieke partijen wordt verhinderd,

Q. overwegende dat in sommige lidstaten financiering van politieke partijen door de overheid juist is ingevoerd om corruptie te vermijden,

R. overwegende dat de interne regelgeving van de Europese instellingen, die de doorzichtigheid van de besluitvormingsprocessen zou kunnen waarborgen, met name bij financieringen en transacties van financiële aard, nog steeds te wensen overlaat,

S. overwegende dat met name de Commissie met het oog op haar talrijke activiteiten waar het gevaar van corruptie bestaat een gesloten programma voor de systematische corruptiebestrijding nodig heeft,

T. overtuigd dat de te nemen maatregelen ter voorkoming en doeltreffende bestrijding van de corruptie vooral ook de belangen van de vrije concurrentie en van de burgers moeten dienen, die vaak de kosten van al te dure, minderwaardige of zelfs onnodige producten moeten dragen, onder de nadelen van de werkwijze van autoriteiten en administratieve procedures te lijden hebben en door de destabilisatie van de democratische structuren aan persoonlijke risico's worden blootgesteld, die niet zelden tot een inperking van de fundamentele vrijheden leiden,

U. overwegende dat de preventie en bestrijding van omkoping en omkoopbaarheid ingevolge artikel 29 (oud artikel K.1) van het EU-Verdrag in de door het Verdrag van Amsterdam gewijzigde versie een belangrijke voorwaarde voor de stapsgewijze uitbouw van een "ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" vormen,

1. steunt uitdrukkelijk de in de bovengenoemde mededeling van de Commissie van 21 mei 1998 bepleite noodzaak om in de EU in het kader van een alomvattend concept concrete en op elkaar afgestemde maatregelen tegen corruptie te ontwikkelen en verzoekt haar zo spoedig mogelijk de onder haar bevoegdheid vallende specifieke voorstellen voor te leggen;

2. stemt in met de voorstellen van de Commissie in haar voornoemde mededeling (COM(98)0143) over de noodzakelijke verbeteringen van de openbare aanbestedingen in de Europese Unie, omdat juiste, doorzichtige en niet-discriminerende toewijzingsprocedures corruptie en andere vormen van illegaal gebruik van de overheidsmiddelen verhinderen; dringt er bij de Commissie op aan om met wetsvoorstellen te komen om de voorwaarden duidelijk te maken waaronder inschrijvers toegang hebben tot aanbestedingsprocedures, zodat personen die wegens corruptie zijn veroordeeld, kunnen worden geweerd;

3. verzoekt de Commissie ook nog voor andere corruptiegevoelige sectoren corruptiepreventiemaatregelen te ontwikkelen (b.v. de richtlijn betreffende comptabiliteit), het ontstaan van naar corruptie neigende "culturen" door adequate opleidingsprogramma's voor kwetsbare personen of door breed opgezette bewustmakingscampagnes onder de bevolking tegen te gaan en - na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam - van haar initiatiefrecht op strafrechtelijk gebied ter verbetering van de corruptiebestrijding in Europa onverwijld gebruik te maken, in het bijzonder door gebruik te maken van andere juridische instrumenten dan verdragen;

4. verzoekt de Commissie er ook bij haar interne besluitvormingsprocedure voor te zorgen dat er een functionerend systeem van corruptiepreventie en corruptiebestrijding - met inachtneming van de beginselen van doorzichtigheid van de besluitvorming, vereenvoudiging van de wetgeving, vermindering van de bureaucratie, effectieve interne controle en duidelijke en voor strafrechtelijke, civielrechtelijke en administratieve toetsing toegankelijke verantwoordelijkheden - gecreëerd wordt;

verzoekt de Commissie om in de context van de corruptiebestrijding met specifieke voorstellen te komen die een meer effectieve bestrijding mogelijk maken van corruptie binnen de instellingen van de EU, door in het bijzonder in te gaan op:

a) de status van interne lichamen binnen de EU-instellingen die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek naar beweringen van interne corruptie,

b) maatregelen die de jurisdictie moeten toewijzen ten aanzien van EU-ambtenaren die worden verdacht van corruptie,

c) samenwerking tussen EU-instellingen en nationale onderzoeks- en justitiële autoriteiten in gevallen van beweerde interne corruptie,

d) het principe van immuniteit en de mechanismen om deze op te heffen,

e) de toezicht houdende rol van de Rekenkamer en het Europees Parlement,

5. verzoekt de Commissie bij het samenwerkingsbeleid met derde landen het essentiële principe van behoorlijk bestuur ten uitvoer te leggen door middel van de systematische opneming in de overeenkomsten van specifieke corruptiebestrijdingsclausules, het voorschrijven van afschrikkende sancties naast strafrechtelijke maatregelen (opschorting of annulering van contracten en financieringen, het houden van gecentraliseerde registers), versterking van de controle- en evaluatieregelingen door de Commissie;

6. verzoekt de Commissie om die lidstaten met naam en toenaam te noemen die belastingaftrek mogelijk maken voor de omkoping van buitenlandse ambtenaren; de Commissie moet hiertegen maatregelen nemen, mogelijk in de vorm van wetsvoorstellen, zodat smeergelden die aan buitenlandse ambtenaren worden uitbetaald, niet langer aftrekbaar voor de belasting zijn;

7. verzoekt de Commissie een tijdschema op te stellen waarin voor elke voorgenomen maatregel wordt aangegeven voor wanneer deze dient te zijn ingevoerd; verzoekt de Commissie tevens dit tijdschema spoedig, doch uiterlijk vóór eind 1999, aan het Europees Parlement voor te leggen;

8. roept de lidstaten op de strijd tegen de corruptie op het internationale vlak gedecideerd te bespoedigen en bij de formulering en omzetting van internationale verplichtingen op een geloofwaardige wijze een leidende rol op zich te nemen; daartoe behoort onder meer dat zij:

- onmiddellijk, doch uiterlijk vóór 1 januari 1999, en volledig uit hun rechtsstelsels en belastingprocedures iedere mogelijkheid van belastingaftrek van smeergeld verwijderen, zonder de afschaffing van deze praktijk, zoals in sommige lidstaten gebeurt, te verbinden met de veroordeling van de omkoper en de corrupte persoon door een rechtbank,

- de onderhandelingen met de Raad van Europa over de momenteel ter tafel liggende overeenkomst tegen corruptie snel te laten verlopen opdat deze nog in 1998 kan worden ondertekend,

- de ratificatie van de volgende overeenkomsten nog in 1998 te laten plaatsvinden:

- Overeenkomst van 26 juli 1995 over de bescherming van financiële belangen van de EG en de bijbehorende protocollen (van 27.9.1996, 29.11.1996 en 19.6.1997);

- Overeenkomst van 26 mei 1997 over de bestrijding van omkoperij waar ambtenaren van de EG of van de lidstaten van de EU bij betrokken zijn;

- OESO-Verdrag van 17 december 1997 inzake de bestrijding van omkoperij van buitenlandse ambtenaren bij internationale handelstransacties;

9. verzoekt de Raad het tijdschema voor het door de Europese Raad in Amsterdam op 17 juni 1997 goedgekeurde actieplan voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ten aanzien van vraagstukken van de corruptiebestrijding met spoed, echter uiterlijk vóór eind 1998 na te komen; daartoe behoort dat de Raad de gemeenschappelijke maatregel over de stand van zaken betreffende omkoping in de particuliere sector goedkeurt en daarbij met de opvattingen van het EP, die zijn vervat in voornoemd advies van 20 november 1997, ter dege rekening houdt;

10. dringt er bij de Raad, de Commissie en de lidstaten op aan om in het kader van hun bevoegdheden bij de strijd tegen de corruptie aan de volgende terreinen prioriteit te geven en ervoor te zorgen dat de desbetreffende maatregelen op elkaar zijn afgestemd:

- voorkoming van corruptie, bijvoorbeeld door doorzichtigheid, vereenvoudiging en vermindering van de bureaucratie bij alle belangrijke administratieve besluiten en controle van de rekeningen, door gedragscodes voor het openbaar bestuur en het particuliere bedrijfsleven, door zoveel mogelijk de bureaucratische rompslomp af te schaffen en door doorzichtigheid over de vermogenssituatie van ministers, afgevaardigden en personen in kwetsbare administratieve posities;

- bestraffing van corruptie in al haar uitingen (actieve en passieve corruptie, in de overheids- en de particuliere sector, in binnen- en buitenland, gepleegd door natuurlijke of rechtspersonen; geldwitwasserij en omkopingsgelden); daarbij dient erop gelet te worden dat naast de strafrechtelijke sancties in versterkte mate ook de mogelijkheden van administratiefrechtelijke, civielrechtelijke en disciplinaire sancties benut worden, met name door te zorgen voor vergoeding van de aan de overheidsbegroting toegebrachte verliezen;

- verankering van de beginselen "verantwoordingsbewust staatsbestuur", "doorzichtigheid" en "onafhankelijkheid van de rechtspraak" als voorwaarde voor het sluiten van commerciële overeenkomsten alsmede voor steun-, samenwerkings- en ontwikkelingsovereenkomsten met derde landen;

11. doet een beroep op alle politieke partijen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees vlak om hun financiële boekhouding - met name in samenhang met giften aan partijen - doorzichtig te formuleren, om aldus elke verdenking van omkoperij te voorkomen; verzoekt verder alle politieke partijen ervoor te zorgen dat politici en andere bij de besluitvorming betrokken personen hun beroepsimmuniteit niet als schild tegen strafrechtelijke vervolging bij gegronde verdenking van omkoping kunnen misbruiken;

12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten alsmede aan de staten die willen toetreden.