Home

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 67/548/EEG, voorzover het kenmerken van bepaalde gevaarlijke stoffen in Oostenrijk en Zweden betreft

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 67/548/EEG, voorzover het kenmerken van bepaalde gevaarlijke stoffen in Oostenrijk en Zweden betreft

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 67/548/EEG, voorzover het kenmerken van bepaalde gevaarlijke stoffen in Oostenrijk en Zweden betreft /* COM/98/0561 def. - COD 98/0290 */

Publicatieblad Nr. C 374 van 03/12/1998 blz. 0015


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 67/548/EEG, voorzover het kenmerken van bepaalde gevaarlijke stoffen in Oostenrijk en Zweden betreft (98/C 374/05) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 561 def. - 98/0290(COD)

(Door de Commissie ingediend op 30 oktober 1998)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

(1) Overwegende dat Richtlijn 67/548/EEG (1) betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/69/EG van de Commissie (2) in artikel 30 bepaalt dat de lidstaten het in de handel brengen van stoffen die aan deze richtlijn voldoen, niet kunnen verbieden, beperken of belemmeren;

(2) Overwegende dat in artikel 23, lid 2, onder c), van de richtlijn is bepaald dat op elke verpakking van de betrokken stof gevaarsymbolen dienen voor te komen, welke in bijlage II zijn beschreven; dat in artikel 23, lid 2, onder e), van de richtlijn is bepaald dat op elke verpakking van de betrokken stof specifieke S-zinnen moet worden vermeld waarin de veiligheidsaanbevelingen voor het gebruik van de stof voorkomen; dat deze S-zinnen moeten worden opgesteld overeenkomstig bijlage IV bij de richtlijn;

(3) Overwegende dat in artikel 69 en bijlage VIII bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden is bepaald, dat artikel 30 van Richtlijn 67/548/EEG in samenhang met artikel 23, lid 2, daarvan, niet vóór 1 januari 1999 van toepassing zal zijn op Oostenrijk, en wel in die zin dat Oostenrijk mag verzoeken etiketten te gebruiken met bijkomende symbolen welke niet in bijlage II zijn opgenomen alsmede etiketten met bijkomende S-zinnen welke niet voorkomen in bijlage IV bij de richtlijn, betreffende tegenmaatregelen in geval van ongevallen, en dat deze bepalingen overeenkomstig de EG-procedures vóór 31 december 1998 opnieuw worden bezien;

(4) Overwegende dat in artikel 23, lid 2, onder d), van de richtlijn is bepaald dat op iedere verpakking van een stof specifieke R-zinnen moeten worden vermeld waarmee de bijzondere risico's worden aangeduid welke aan het gebruik van de stof zijn verbonden, en dat deze R-zinnen moeten worden opgesteld overeenkomstig de gegevens van bijlage III bij de richtlijn;

(5) Overwegende dat in artikel 112 en bijlage XII bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden is bepaald dat artikel 30 van Richtlijn 67/548/EEG in samenhang met artikel 23, lid 2, onder d) daarvan, niet vóór 1 januari 1999 van toepassing zal zijn op Zweden, en wel in die zin dat Zweden mag verzoeken de bijkomende R-zinnen "R-322" en "R-340" welke niet in bijlage III bij de richtlijn zijn opgenomen te gebruiken, en dat deze bepalingen overeenkomstig de EG-procedures vóór 31 december 1998 opnieuw worden bezien;

(6) Overwegende dat in Richtlijn 98/. . ./EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, specifieke voorwaarden zijn vastgesteld voor de toepassing van de richtlijn inzake met betrekking tot onder meer bijkomende symbolen, R-zinnen en S-zinnen voor Oostenrijk en Zweden, zodat rekening kan worden gehouden met het niveau van de in die landen voor de bescherming van de gezondheid en het milieu geldende normen; dat deze specifieke voorwaarden beperkt zijn tot de periode 1 januari 1999-31 december 2000; dat gedurende deze periode zou moeten worden gestreefd naar een zekere samenhang van de voorwaarden welke gelden voor het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen en preparaten;

(7) Overwegende dat in het kader van de internationale onderhandelingen over de harmonisatie van de indeling van gevaarlijke stoffen met betrekking tot "R-322" wetenschappelijke en technische vooruitgang kan worden verwacht, en dat deskundigen uit de lidstaten in het licht van de internationale onderhandelingen welke thans worden gevoerd aangaande het kenmerken van gevaarlijke stoffen zijn overeengekomen de bestaande communautaire wetgeving met betrekking tot "R-340" bij onmiddellijke voorrang grondig te herzien;

(8) Overwegende dat de communautaire wetgeving zal moeten worden herzien tegen de achtergrond van de resultaten van de onderhandelingen betreffende de internationale harmonisatie van de indeling en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, en dat kan worden verwacht dat het resultaat zal leiden tot een aanpassing van de dienaangaande geldende normen in de gehele Gemeenschap;

(9) Overwegende dat in Resolutie 90/C 329/03 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 3 december 1990 betreffende de verbetering van de preventie en de behandeling van acute vergiftigingen bij de mens (3) de lidstaten worden uitgenodigd de procedures voor het verzamelen van klinisch-toxicologische gegevens voor alle gifcentra in de Gemeenschap te harmoniseren zodat de ontwikkeling van een beleid voor de preventie van toxische risico's kan worden vergemakkelijkt; dat met dat doel voor ogen de relevante bevoegde autoriteiten in samenwerking met de Commissie tussen de anti-gifcentra of, zo nodig, andere bevoegde diensten een communautair systeem van inlichtingen en samenwerking moeten opzetten betreffende de beschikbaarheid van tegengiften;

(10) Overwegende dat een symbool waaruit blijkt dat residuen van bepaalde gevaarlijke stoffen gescheiden van ander afval dienen te worden opgehaald, de potentiële lozing van gevaarlijke stoffen in het milieu zou kunnen verminderen doordat het gebruik van speciale systemen voor het verzamelen van afval door het grote publiek wordt verbeterd; dat als gevolg van een gebrek aan bepaalde gegevens, nog een bepaalde tijd nodig is om de noodzaak van een dergelijk symbool te overwegen;

(11) Overwegende dat het herbezien van de gemeenschapswetgeving met betrekking tot de bepalingen betreffende gevaarlijke stoffen uit de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden op 31 december 1998 niet kan zijn voltooid;

(12) Overwegende dat de onder deze richtlijn vallende bepalingen binnen de voor vrijstelling vastgelegde periode overeenkomstig de EG-procedures verder zullen worden herbezien; dat onverminderd de resultaten van dit onderzoek aan het eind van de betrokken periode het gemeenschapsacquis op Oostenrijk en Zweden op dezelfde voorwaarden als in de andere lidstaten van toepassing zal zijn; en

(13) Overwegende dat het op grond van de communautaire wetgeving mogelijk is voor bepaalde lidstaten voor beperkte perioden afwijkingen vast te stellen wegens de specifieke situatie waarin zij verkeren,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd aan artikel 23 van Richtlijn 67/548/EEG.

"5. Oostenrijk mag verzoeken gebruik te maken van:

- het aanvullende symbool "doorgestreepte vuilnisbak" betreffende het verwijderen van afval, dat niet in bijlage II is opgenomen, en

- de aanvullende S-zin "Tegengif bestaat, medische staf contact opnemen met een Vergiftigingsinformatiecentrum" betreffende tegenmaatregelen bij een ongeval, welke niet in bijlage IV is opgenomen

en wel vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000.

6. Zweden mag verzoeken de volgende aanvullende R-zinnen te gebruiken, welke niet in bijlage III zijn opgenomen:

- "R-322" voor stoffen die acute toxische risico's vormen welke niet vallen onder de criteria voor indeling bij bijlage VI (de Zweedse categorie "gematigd schadelijk"), en

- "R-340" voor stoffen welke zijn ingedeeld als kankerverwekkend, categorie 3, in plaats van de R-zin R-40,

en wel vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000.".

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(2) PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19.

(3) PB C 329 van 31.12.1990, blz. 6.