Home

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake een gemeenschappelijk optreden door de Raad vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot vaststelling van maatregelen voor de verstrekking van praktische steun bij de opvang en de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake een gemeenschappelijk optreden door de Raad vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot vaststelling van maatregelen voor de verstrekking van praktische steun bij de opvang en de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake een gemeenschappelijk optreden door de Raad vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot vaststelling van maatregelen voor de verstrekking van praktische steun bij de opvang en de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers /* COM/98/0733 def. - CNS 98/0357 */

Publicatieblad Nr. C 037 van 11/02/1999 blz. 0004


Voorstel voor een besluit van de Raad inzake een gemeenschappelijk optreden door de Raad vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot vaststelling van maatregelen voor de verstrekking van praktische steun bij de opvang en de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers (1999/C 37/04) COM(1998) 733 def. - 98/0357(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 13 januari 1999)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel K.3, lid 2, onder b), en op artikel K.8, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

(1) Overwegende dat het asielbeleid volgens artikel K.1 van het Verdrag betreffende de Europese Unie door de lidstaten als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang wordt beschouwd;

(2) Overwegende dat het van groot belang is dat de lidstaten, getrouw aan hun gemeenschappelijke humanitaire traditie en overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, aan vluchtelingen passende bescherming bieden;

(3) Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de verplichtingen van de lidstaten ingevolge het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950;

(4) Overwegende dat voor passende voorwaarden met het oog op de opvang van asielzoekers moet worden gezorgd en dat de toegang tot billijke en doeltreffende asielprocedures moet worden vergemakkelijkt, teneinde de rechten van vluchtelingen te beschermen;

(5) Overwegende dat praktische steun moet worden verstrekt teneinde de voorwaarden te scheppen waaronder vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers die zulks wensen vrijwillig van de lidstaten naar hun land van herkomst kunnen terugkeren;

(6) Overwegende dat moet worden bepaald dat de op grond van dit gemeenschappelijk optreden vastgestelde maatregelen uit de Gemeenschapsbegroting moeten worden gefinancierd;

(7) Overwegende dat een gemeenschappelijk optreden in verband met de opvang van asielzoekers en ontheemden en de vrijwillige terugkeer van asielzoekers, ontheemden en vluchtelingen zal bijdragen tot een betere verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE OPTREDEN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1 DOEL EN WERKINGSSFEER

Artikel 1

Beginselen en doelstellingen van de maatregelen

1. De Unie treft maatregelen voor de verstrekking van praktische steun bij de opvang van asielzoekers en ontheemden en bij de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers die voor financiële steun van de Gemeenschap in aanmerking komen.

2. De algemene doelstellingen van deze maatregelen zijn:

a) verbetering van de voorwaarden waaronder asielzoekers en ontheemden in de lidstaten worden opgevangen, en ondersteuning van billijke en doeltreffende asielprocedures die toegankelijk zijn voor personen die internationale bescherming behoeven;

b) ondersteuning van de vrijwillige terugkeer van asielzoekers, ontheemden en vluchtelingen uit de lidstaten naar hun land van herkomst en bevordering van hun reïntegratie aldaar.

Artikel 2

Definities

1. In de zin van artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 3:

a) wordt onder "ontheemden" verstaan, personen die met het oog op tijdelijke bescherming of op humanitaire gronden in een lidstaat zijn toegelaten, en personen die op dergelijke gronden een verzoek om toelating hebben ingediend en die in afwachting zijn van een beslissing omtrent hun status;

b) wordt onder "asielzoekers" verstaan, personen die om bescherming van een lidstaat hebben verzocht met een beroep op de status van vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en over wier asielverzoek nog geen definitieve beslissing is genomen.

2. In de zin van artikel 1, lid 2, onder b), en artikel 4:

a) wordt onder "vluchtelingen" verstaan, personen aan wie de vluchtelingenstatus is toegekend in de zin van artikel 1 van het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;

b) wordt onder "ontheemden" verstaan, personen die met het oog op tijdelijke bescherming of op humanitaire gronden voor verblijf in een lidstaat zijn toegelaten;

c) wordt onder "asielzoekers" verstaan, personen die om bescherming van een lidstaat hebben verzocht met een beroep op de status van vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, met inbegrip van personen wier aanvraag definitief is afgewezen, maar die het grondgebied van de lidstaten nog niet hebben verlaten.

Artikel 3

Opvang

Tot de maatregelen ter verbetering van de omstandigheden waaronder asielzoekers en ontheemden in de lidstaten worden opgevangen, en ter ondersteuning van billijke en doeltreffende procedures die toegankelijk zijn voor personen die internationale bescherming behoeven, behoren in de eerste plaats maatregelen ter:

a) verbetering van de infrastructuur in de lidstaten voor de opvang van asielzoekers en ontheemden;

b) verbetering van de billijkheid en de doeltreffendheid van de asielprocedures en ter vergemakkelijking van de toegang daartoe, waaronder begrepen verstrekking van juridische bijstand en andere begeleidingsdiensten, vertolking, voorlichting over de te volgen procedure en over de rechten en verplichtingen van de asielzoeker gedurende de procedure, en toegang tot nauwkeurige en actuele landeninformatie;

c) waarborging van een bestaansminimum voor asielzoekers en ontheemden, waaronder huisvesting, medische zorg, onderwijs en opleiding;

d) verstrekking van bijzondere steun voor kwetsbare groepen, zoals niet-begeleide minderjarigen, slachtoffers van martelingen of verkrachting en personen die speciale medische zorg behoeven;

e) voorlichting van het publiek over de verplichtingen van de lidstaten jegens personen die internationale bescherming zoeken, en over het Europese asielbeleid, waaronder maatregelen ter bewustmaking van het publiek die als aanvulling dienen op andere, uit hoofde van dit gemeenschappelijke optreden gefinancierde maatregelen.

Artikel 4

Vrijwillige terugkeer

1. Tot de maatregelen ter ondersteuning van de vrijwillige terugkeer van in de lidstaten verblijvende asielzoekers, ontheemden en vluchtelingen naar hun land van herkomst en ter vergemakkelijking van hun reïntegratie aldaar, behoren in de eerste plaats maatregelen ter:

a) verzameling en verspreiding van informatie over alle aspecten die van belang zijn voor de terugkeer, waaronder de economische en bestuurlijke situatie in het land van herkomst, werkgelegenheidskansen, eigendomsrechten en andere juridische kwesties;

b) begeleiding van personen die overwegen vrijwillig naar hun land van herkomst terug te keren, alsook van personen die in beginsel hebben besloten terug te keren;

c) opleiding en onderwijs, teneinde vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers vaardigheden aan te leren die van nut kunnen zijn bij terugkeer in het land van herkomst.

2. Als onderdeel van een geïntegreerd project ter vergemakkelijking van de vrijwillige terugkeer, met name een project dat een of meer van de in lid 1 bedoelde gebieden bestrijkt, komen eveneens voor financiering in aanmerking:

a) vervoerkosten in verband met de terugkeer;

b) maatregelen ter vergemakkelijking van de reïntegratie van personen die van de lidstaten naar hun land van herkomst terugkeren, waaronder begeleiding na de terugkeer.

Artikel 5

Criteria voor financiering

De uit de begroting van de Gemeenschap te financieren projecten worden aan een selectieprocedure onderworpen, waarbij in het bijzonder met de volgende criteria rekening wordt gehouden:

a) de bijdrage van het project aan een billijker verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten;

b) het innoverende karakter van het project en de mogelijkheid de resultaten ervan voor het versterken van de samenwerking tussen de lidstaten te gebruiken, alsook de mate waarin andere lidstaten uit de opgedane ervaring lering kunnen trekken;

c) de ervaring, deskundigheid en betrouwbaarheid van de organisatie die de aanvraag indient, en van alle partnerorganisaties;

d) de complementariteit van de projecten met andere maatregelen die uit de Gemeenschapsbegroting of uit nationale programma's worden gefinancierd; en

e) de kosteneffectiviteit en het rendement, rekening gehouden met het aantal personen waarop het project zich richt.

HOOFDSTUK II FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 6

Financiële controle

Overeenkomstig de financiële reglementen die van toepassing zijn op de begroting van de Europese Gemeenschap voorzien de financieringsbesluiten en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten met name in toezicht en financiële controle door de Commissie en in de uitvoering van accountantsonderzoeken door de Rekenkamer.

Artikel 7

Hoogte van financiering door de Gemeenschap

1. De financiële bijdrage uit de Gemeenschapsbegroting bedraagt niet meer dan 80 % van de totale kosten van het project.

2. Alle uitgaven die rechtstreeks verband houden met de tenuitvoerlegging van een project en gedurende een bepaalde, bij overeenkomst vastgestelde periode zijn gedaan, kunnen overeenkomstig de voorwaarden die zullen worden opgenomen in door de Commissie op te stellen richtsnoeren, worden gefinancierd tot aan het maximum van de kredieten die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure zijn goedgekeurd.

Artikel 8

Financieel beheer

1. De op grond van dit gemeenschappelijke optreden vastgestelde maatregelen die uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen worden gefinancierd, worden door de Commissie beheerd overeenkomstig het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (1).

2. In haar voorstellen voor financiering houdt de Commissie rekening met de beginselen van goed financieel beheer, met name zuinigheid en kosteneffectiviteit zoals bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement.

HOOFDSTUK III BEPALINGEN INZAKE BEHEER

Artikel 9

Algemene bepalingen inzake beheer

De Commissie is verantwoordelijk voor het beheer van de krachtens dit gemeenschappelijke optreden vastgestelde maatregelen en neemt daartoe de nodige stappen.

Om ervoor te zorgen dat dit gemeenschappelijke optreden doeltreffend en metterdaad ten uitvoer wordt gelegd, kan de Commissie met name een beroep doen op technische bijstand, die wordt gefinancierd uit de kredieten die voor de maatregelen uit hoofde van dit gemeenschappelijke optreden beschikbaar zijn.

Artikel 10

Indiening van projecten

De projecten waarvoor een financieringsverzoek wordt ingediend, worden ter beoordeling aan de Commissie voorgelegd, zulks binnen een door haar vast te stellen termijn.

Artikel 11

Procedure

1. Tot 31 december 1999 worden de besluiten inzake financiering genomen overeenkomstig de leden 2, 3 en 4. Met ingang van 1 januari 2000 worden deze besluiten genomen overeenkomstig lid 5.

2. Voor financieringen van minder dan 200 000 EUR houdt de Commissie de Raad op de hoogte van het aantal financieringsverzoeken voor specifieke projecten dat zij heeft ontvangen, van de door haar toegepaste beginselen voor de toekenning van de steun, alsmede van de resultaten van die projecten.

3. Voor financiering van 200 000 EUR of meer, maar minder dan 1 miljoen EUR, wordt de Commissie bijgestaan door een comité bestaande uit één vertegenwoordiger per lidstaat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De Commissie legt het comité een lijst voor van de aan haar voorgelegde projecten. De Commissie vermeldt, met opgave van redenen, welke projecten zij selecteert. Binnen een termijn van twee weken brengt het comité over de verschillende projecten advies uit met de in artikel K.4, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag voorgeschreven meerderheid van stemmen. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt vermeld. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van het comité. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

4. Voor financieringen van 1 miljoen EUR of meer, legt de Commissie het in lid 2 bedoelde comité een lijst voor van de aan haar voorgelegde projecten. De Commissie vermeldt, met opgave van redenen, welke projecten zij selecteert. Binnen een termijn van twee weken brengt het comité over de verschillende projecten advies uit met de in artikel K.4, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag voorgeschreven meerderheid van stemmen. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. Projecten waarover binnen die termijn geen gunstig advies is uitgebracht, worden door de Commissie ingetrokken of met het eventuele advies van het comité voorgelegd aan de Raad, die zich binnen een termijn van een maand uitspreekt met de in artikel K.4, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag voorgeschreven meerderheid.

5. De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naargelang van de dringendheid van de materie kan vaststellen, advies over dit ontwerp uit, zo nodig door middel van een stemming.

De Commissie houdt zo veel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met het advies rekening heeft gehouden.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Controle en beoordeling

1. De Commissie is verantwoordelijk voor controle op de projecten en de beoordeling van de maatregelen die uit hoofde van dit gemeenschappelijke optreden zijn gefinancierd. De controle en de beoordeling kunnen worden gefinancierd uit de kredieten die voor maatregelen uit hoofde van dit gemeenschappelijke optreden beschikbaar zijn.

2. De Commissie stelt van de getroffen maatregelen en de gemaakte beoordeling een samenvattend verslag op, dat het Europees Parlement en de Raad wordt toegezonden.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijke optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing tot 31 december 2000.

Artikel 14

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijke optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

(1) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1.