Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector"
Publicatieblad Nr. C 101 van 12/04/1999 blz. 0025
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector"
(1999/C 101/07)
De Raad heeft op 23 oktober 1998 besloten, overeenkomstig artikel 129 D van het EG-Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.
De Afdeling "Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 december 1998 goedgekeurd; rapporteur was de heer Hernández Bataller.
Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 360e Zitting van 27 en 28 januari 1999 (vergadering van 27 januari) het volgende advies uitgebracht, dat met 125 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 2 onthoudingen is goedgekeurd.
1. Inleiding
1.1. De Commissie stelt voor de indicatieve lijst van projecten van gemeenschappelijk belang in Beschikking nr. 1254/96/EG (), zoals gewijzigd bij Beschikking nr. 1047/97/EG (), opnieuw bij te werken.
1.2. De Commissie stelt voor de beschrijving van 4 al geselecteerde projecten te wijzigen, 12 nieuwe projecten op te nemen, en 3 projecten op te nemen die al onderdeel waren van het voorstel van de Commissie voor communautaire richtsnoeren voor trans-Europese energienetwerken en die volgens haar inmiddels tot wasdom zijn gekomen.
1.3. Het voorstel omvat duidelijk meer projecten voor gasnetwerken (14) dan voor elektriciteitsnetwerken (5). Hieruit blijkt dat er voor de aardgasvoorziening naar verhouding meer inspanningen nodig zijn. Ook kan er uit worden opgemaakt dat er nogal wat maatregelen worden genomen om het aandeel van deze brandstof in de primaire-energiemix in Europa te vergroten.
2. Algemene opmerkingen
2.1. Het Comité heeft zijn instemming betuigd met de diverse Beschikkingen over de uitbreiding van de trans-Europese energienetwerken. Het heeft er echter ook met een aantal opmerkingen en suggestie voor willen zorgen dat deze Beschikkingen een sterkere rechtsgrondslag krijgen, beter toepasbaar zijn en dat rekening wordt gehouden met de sociaal-economische gevolgen van deze projecten; vooral het effect op de werkgelegenheid moet voortdurend in de gaten worden gehouden.
2.2. Gezien de dynamiek van de energiesector en de steeds grotere behoefte aan infrastructuur voor de levering en opslag van energie en de koppeling van energienetwerken, waarmee kan worden gezorgd voor een goede, betrouwbare energievoorziening en de afhankelijkheid van één enkele energiebron kan worden vermeden, is het raadzaam op gezette tijden de indicatieve lijst van projecten van gemeenschappelijk belang bij te werken.
2.3. Het Comité is dan ook ingenomen met het voorstel van de Commissie, dat een hele reeks belangrijke projecten omvat, om de trans-Europese energienetwerken te consolideren en de voorzieningszekerheid in Europa te vergroten. Bovendien heeft een aantal van deze projecten betrekking op investeringen in de infrastructuur voor gastransporten in Oost-Europese landen, wat zal leiden tot nauwere banden tussen deze landen en de lid-staten.
2.4. Het zou voor de lid-staten een goede zaak zijn als het voorstel, met de nodige wijzigingen, zo snel mogelijk wordt goedgekeurd.
2.5. Een aantal punten van kritiek die het Comité in eerdere adviezen heeft geformuleerd is echter niet op bevredigende wijze in het huidige voorstel verwerkt. Het Comité wil bovendien nog de volgende kanttekeningen plaatsen bij het voorstel:
2.5.1. In de voorgestelde lijst wordt niet genoeg rekening gehouden met perifere en ultraperifere regio's, waardoor hun situatie er in vergelijking met die van andere op het continent gelegen gebieden nog slechter op wordt. Het Comité heeft er al eerder op gewezen dat perifere en ultraperifere regio's in het nadeel zijn omdat zij hun interne energienetten niet of nauwelijks kunnen aansluiten op de trans-Europese netwerken en hun energiebalans maar in geringe mate kunnen diversifiëren. Met het oog hierop moeten de energie-investeringen in deze regio's worden uitgebreid; dat zal de economische en sociale samenhang ten goede komen.
2.5.2. De werking van de interne energiemarkt mag geen afbreuk doen aan het regionaal beleid van de Unie en moet in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Tegelijkertijd moeten de lid-staten op deze markt kunnen zorgen voor verplichtingen van openbaar belang, zodat iedereen erop vertrouwen kan dat hij voor dezelfde prijzen dezelfde kwaliteit brandstof geleverd krijgt.
2.5.3. De projecten met betrekking tot de trans-Europese energienetwerken mogen in geen geval schadelijk zijn voor het milieu. In het voorstel wordt hier niet met zoveel woorden op gewezen. De Commissie zou duidelijker naar voren moeten brengen hoe belangrijk de beoordeling van milieu-effecten is. Nu en in de toekomst dient bij de selectie van projecten milieubehoud een van de belangrijkste criteria te zijn.
3. Bijzondere opmerkingen
Aan de lijst met consideransen zou het volgende moeten worden toegevoegd.
"3.1. Overwegende dat bij de volgende herziening van de lijst speciale aandacht zal worden geschonken aan de specifieke behoeften van perifere en ultraperifere regio's van de Europese Unie om zo de technische voorwaarden mogelijk te maken voor de eindbevoorrading van de bevolking."
"3.2. Overwegende dat een nieuw project pas doorgang kan vinden als hierover eerst een gunstig milieu-effectrapport is opgesteld."
Brussel, 27 januari 1999.
De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité
B. RANGONI MACHIAVELLI
() PB C 195 van 18.7.1994.
() PB C 30 van 30.1.1997.