Home

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000"

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000"

Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000"

Publicatieblad Nr. C 057 van 29/02/2000 blz. 0017 - 0022


Advies van het Comité van de Regio's over het "Voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000"

(2000/C 57/04)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het Voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000 (COM(1999) 441 def.);

gezien het besluit van de Raad van 6 oktober 1999 om op grond van artikel 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag het Comité van de Regio's te raadplegen over dit onderwerp;

gezien het besluit van het Bureau van 2 juni 1999 om een advies over dit onderwerp op te stellen en commissie 6 "Werkgelegenheid, economisch beleid, interne markt, industrie, MKB" met de voorbereiding daarvan te belasten;

gezien het besluit van de voorzitter van 14 oktober 1999 de heer Bodfish (VK, PSE) en mevrouw Lund (DK, PSE) tot algemeen rapporteurs te benoemen, overeenkomstig artikel 39 van het Reglement van Orde van het Comité;

gezien het door de algemeen rapporteurs, de heer Bodfish (VK, PSE) en mevrouw Lund (DK, PSE) opgestelde ontwerpadvies (CDR 360/99 rev. 1);

overwegende dat het herhaaldelijk gewezen heeft op het belang van de lokale en regionale aspecten in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie (resolutie over het Europese werkgelegenheidspact(1), rapporteur: de heer Jensen (DK, PSE); advies over de Richtsnoeren voor de werkgelegenheid(2), rapporteur: de heer Bodfish (VK, PSE) en advies over de Territoriale werkgelegenheidspacten(3), rapporteurs: de heer Efstathiadis [GR, PSE) en de heer Virtanen (FIN, PSE)],

heeft tijdens zijn 31e zitting van 17 en 18 november 1999 (vergadering van 18 november) het volgende advies goedgekeurd.

1. Inleiding en achtergrond

1.1. Ingevolge de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam, waarbij aan het EG-Verdrag een nieuwe titel over werkgelegenheid is toegevoegd, is tijdens de Europese Raad over werkgelegenheid in Luxemburg van november 1997 overeengekomen de Europese werkgelegenheidsstrategie te baseren op vier pijlers, namenlijk de inzetbaarheid, het ondernemerschap, het aanpassingsvermogen en gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Ieder jaar wordt een reeks richtsnoeren vastgesteld voor elk van deze vier pijlers, waarin een aantal specifieke doelstellingen worden geschetst die lidstaten in hun werkgelegenheidsbeleid moeten verwezenlijken. De lidstaten reageren op deze richtsnoeren door middel van de jaarlijkse opstelling van nationale actieplannen voor de werkgelegenheid (NAP's).

1.2. Op 8 september jongsleden heeft de Commissie haar "werkgelegenheidspakket" goedgekeurd, waarin de hoofdlijnen worden geschetst van het werkgelegenheidsbeleid in de EU en van structurele hervormingen van de arbeidsmarkten. Dit "pakket" omvat:

- het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 1999(4);

- het voorstel voor richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000(5);

- het voorstel voor aanbevelingen van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(6).

1.3. De Europese Raad zal de richtsnoeren voor de werkgelegenheid behandelen tijdens de Top van Helsinki op 11 en 12 december.

1.4. Het doel van dit advies is het standpunt te verduidelijken van het Comité van de Regio's over het belang van de rol van de lokale en regionale overheden op het vlak van de werkgelegenheid en aan te geven op welke punten in de richtsnoeren dit tot uiting kan worden gebracht. Het Comité zou willen voorstellen dat de lokale en regionale overheden in staat worden gesteld mee te werken aan de opstelling van de nationale actieplannen van hun respectieve lidstaten, en zou gaarne zien dat zijn pleidooi voor meer erkenning van de rol van de lokale en regionale overheden zou doorklinken op de Top in Helsinki op 11 en 12 december a.s..

2. Algemene opmerkingen

2.1. Europese werkgelegenheidsstrategie

2.1.1. Het CvdR heeft actief bijgedragen tot de ontwikkeling van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Het heeft in recente adviezen het belang van de lokale en regionale aspecten in deze context benadrukt. Het Comité is de mening toegedaan dat de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren een actieve inbreng van de territoriale overheden vereist. Ook mag niet worden vergeten dat ervaringen die op lokaal en regionaal niveau worden opgedaan een bron van inspiratie kunnen zijn op nationaal en Europees niveau.

2.1.2. Bijgevolg heeft het Comité, in samenwerking met de Raad van Europese gemeenten en regio's, voorgesteld op Europees niveau een campagne te starten onder het motto "Lokale actie voor de werkgelegenheid", ter bevordering van de inspanningen van lokale en regionale overheden om de richtsnoeren in hun eigen beleid in praktijk te brengen. Het verheugt het Comité dat de Europese Commissie dit initiatief steunt en dat ook het Europees Parlement, in zijn hoedanigheid van begrotingsautoriteit, dit initiatief heeft overgenomen.

2.1.3. Toch zou volgens het Comité van de Regio's de rol van de lokale en regionale overheden in de context van de richtsnoeren voor de werkgelegenheid en de toepassing ervan door de lidstaten, toch nog meer erkend moeten worden. In het onderhavig advies wil het Comité zich concentreren op de ontwerprichtsnoeren voor 2000; later wil het dan de discussie met de lidstaten voortzetten over de toepassing van de richtsnoeren.

2.2. Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 1999

2.2.1. Het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid is gebaseerd op een analyse van de verslagen over de tenuitvoerlegging van de nationale plannen voor de werkgelegenheid die in 1998 door de lidstaten werden ingediend en van de maatregelen die op nationaal niveau genomen zijn om de richtsnoeren voor de werkgelegenheid voor 1999 toe te passen. Het ziet ernaar uit dat de lidstaten bij de bestrijding van de werkloosheid gekozen hebben voor een meer preventieve aanpak, door goedkeuring van nieuwe initiatieven; in het verslag staat dat op de belangrijkste beleidsterreinen rigoureuzer moet worden opgetreden, met name door het vastleggen van nationale doelstellingen.

2.3. Rol van de lokale en regionale overheden bij de ontwikkeling en toepassing van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid

2.3.1. De lokale en regionale overheden kunnen een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid. In eerdere adviezen van het Comité is gedetailleerd ingegaan op de voordelen die betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten kan hebben bij het scheppen van werkgelegenheid op lokaal niveau.

2.3.2. Territoriale overheden spelen een unieke, duale rol als dienstverlener én in veel gevallen als belangrijke werkgever; die rol is bij het scheppen van werkgelegenheid dus van cruciaal belang. Wanneer lokale en regionale overheden in partnerschap samenwerken met lokale deskundigen helpen zij een situatie te scheppen waarin gemakkelijker nieuwe banen kunnen worden gecreëerd. Door middel van lokale economische strategieën bevorderen overheden actief de ontwikkeling van het bedrijfsleven.

2.3.3. Ook nemen de lokale en regionale lichamen, als democratisch gekozen bestuursorganen die dicht bij de burgers staan, extra niet-verplichte verantwoordelijkheden op zich om de kwaliteit van het bestaan van al hun burgers te verbeteren. Daarom bevorderen lokale overheden actief beleidsmaatregelen die gericht zijn op het verwezenlijken van gelijke kansen voor ouderen en minder bevoorrechte groepen.

2.3.4. Uit het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 1999 blijkt dat slechts een paar landen hun actieve werkgelegenheidsbeleid gedecentraliseerd hebben naar het regionale en lokale niveau toe. Daar waar dat gebeurd is, tonen de positieve resultaten aan dat dit in alle lidstaten zou moeten worden overwogen. In een in toenemende mate gedifferentieerde en steeds mondialere economie, zijn gerichte maatregelen, die gebaseerd zijn op een gedegen kennis van de regionale en lokale omstandigheden van het bedrijfsleven, essentiële voorwaarden voor succes. De lidstaten dienen dus in ruimere mate de lokale aspecten in hun globale benadering mee te nemen bij het opstellen en tenuitvoerleggen van hun nationale actieplannen. Zoals uit de voorbeelden die in bijlage A worden gegeven blijkt, is de rol van de lokale en regionale overheden voor alle vier pijlers van belang.

2.3.5. Er kan veel lering getrokken worden uit de ervaringen opgedaan door de Europese "industriële regio's", zoals Emiglia Romana in Italië, Baden Württenberg in Duitsland of kleinschalige industriegebiedjes als het Portugese Vale Do Ave of het Deense Herning/Ikast. In al deze gebieden hebben regionale en lokale overheden samen met de bedrijven, de gemeenschap en de vakbonden hun krachten en hun capaciteiten gebundeld om een algemeen belang te dienen, namelijk: de ontwikkeling van regionale of lokale groeikernen waar werkgelegenheid wordt geschapen, gebruik makende van de mogelijkheden en kansen die alle regio's in de mondiale economie wel ergens voor zichzelf zien liggen.

2.3.6. Van bijzonder belang zijn ook de werkgelegenheidsinitiatieven die concreet in de vijftien lidstaten zijn opgestart naar aanleiding van de door de Commissie in het leven geroepen territoriale pacten voor de werkgelegenheid. De Commissie heeft in dat verband de lokale overheid een bemiddelende rol gegeven om de belangen van de economische actoren, de sociale partners en de burgers met elkaar te verzoenen. Met dergelijke initiatieven zijn de afgelopen maanden positieve resultaten geboekt op economisch en werkgelegenheidsgebied.

2.3.7. Een voor de hand liggende wijze om te starten met het ondersteunen van lokale initiatieven is "mainstreaming" van de regionale en lokale dimensie in de richtsnoeren om te bereiken dat in de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid, en dus door de politici, rekening wordt gehouden met de regionale en lokale lichamen. Derhalve moet er bij de lidstaten op worden aangedrongen dat vertegenwoordigers van regionale en lokale overheden zitting krijgen in de nationale commissies die met de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid zijn belast.

2.4. Aanbevelingen van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

2.4.1. De Commissie stelt de Raad voor de eerste keer voor, aanbevelingen aan de afzonderlijke lidstaten te doen met betrekking tot hun werkgelegenheidsbeleid. Deze aanbevelingen zijn geformuleerd op basis van een vergelijkende analyse van de prestaties van de lidstaten en van de belangrijkste tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren voor 1998 en bij het starten met de uitvoering van de richtsnoeren voor 1999.

2.4.2. Het CvdR stemt in met het beginsel dat de Raad de afzonderlijke lidstaten aanbevelingen doet wat hun prestaties op het gebied van de werkgelegenheid betreft. Lidstaten moeten echter de vrijheid hebben creatief te kunnen zijn bij het ontwikkelen van hun werkgelegenheidsbeleid en mogen niet door de Raad worden gedwongen een bepaalde weg te bewandelen. Het Comité pleit voor voldoende ruimte om regionale steun te verlenen en regionale en lokale activiteiten mogelijk te maken, om op die manier alle marginale bevolkingsgroepen aan nuttig werk te helpen.

2.5. Richtsnoeren voor de werkgelegenheid voor 2000

2.5.1. De Commissie stelt een aantal kleine wijzigingen voor op de tekst van de bestaande richtsnoeren, op punten die volgens haar rigoureuzer zouden moeten worden aangepakt door de lidstaten.

2.5.2. Het Comité is tevreden met deze wijzigingen omdat zij gericht zijn op de bevordering van de integratie van potentieel kansarme groepen en op de bevordering van opleiding en bijscholing op het gebied van de informatietechnologie. Zoals eerder is opgemerkt, biedt de rol van territoriale overheden als dienstverlener én als werkgever de unieke kans om deze richtsnoeren ten uitvoer te leggen.

2.5.3. Dergelijke activiteiten kunnen worden ontplooid met betrekking tot richtsnoer 4, daar lokale overheden actief zijn bij het bevorderen van de deelname van ouderen aan met name permanente educatie ("levenslang leren"). In een eerder advies van het Comité(7) wordt de rol duidelijk gemaakt die lokale overheden kunnen spelen bij het ondersteunen van ouderen.

2.5.4. De onderwerpen onderwijs en opleiding die in de richtsnoeren 7 en 8 aan de orde komen, vallen onder de bevoegdheden die veel lokale en regionale overheden in de Gemeenschap op grond van de wet hebben. Veel overheden hebben actie ondernomen om iets te doen aan het probleem van jongeren die de school voortijdig verlaten, en hebben ook maatregelen getroffen om de aanpassing aan de informatiemaatschappij te vergemakkelijken.

2.5.5. Het Comité stemt in met de wijzigingen die voor het komende jaar op richtsnoer 8 zijn aangebracht, maar heeft daarbij toch nog iets op te merken. In de eerste plaats zullen extra kosten gemaakt moeten worden om aan deze doelstelling te beantwoorden - er zal namelijk apparatuur moeten worden aangeschaft en er zullen leraren moeten worden bijgeschoold - en, in de tweede plaats, zullen docenten er een extra taak bijkrijgen, namelijk ervoor zorgen dat leerlingen geen toegang hebben tot ongewenste webpagina's op het Internet. Ook al wordt de doelstelling dus toegejuicht, de verwezenlijking ervan zou nog wel eens afgeremd kunnen worden.

3. Bijzondere opmerkingen: Voorgestelde wijzigingen in de richtsnoeren voor 2000

3.1. Erkenning van de rol van de lokale en regionale overheden bij het ondersteunen van het MKB - Richtsnoer 11

3.1.1. In het kader van het stimuleren van het scheppen van werkgelegenheid, zorgen lokale en regionale overheden voor de nodige dienstverlening aan kleine en middelgrote ondernemingen. Hierbij moet gedacht worden aan advisering en begeleiding, het verschaffen van bedrijfsruimten (met inbegrip van het bieden van onderdak aan beginnende ondernemingen), het geven van subsidies en het zorgen voor coördinatie tussen ondernemingsbeleid en algemenere beleidsstrategieën gericht op economische ontwikkeling en maatschappelijke integratie.

3.1.2. Ten einde deze rol in de richtsnoeren tot uitdrukking te brengen, zou het Comité willen voorstellen dat aan richtsnoer 11 het volgende wordt toegevoegd:

"In verband met deze opleidingen en ondersteunende diensten, en met het wegnemen van belemmeringen voor het uitoefenen van zelfstandige beroepsactiviteiten dient de speciale rol en verantwoordelijkheid van de lokale en regionale overheid en van de sociale partners meer te worden erkend en te worden ondersteund, voor zo ver de voornoemde activiteiten tot hun competentie gerekend kunnen worden."

3.2. De lokale en regionale rol bij het bevorderen van het scheppen van werkgelegenheid - Richtsnoer 12

3.2.1. De formulering van richtsnoer 12 is duidelijk gewijzigd. Het Comité vindt dat de unieke positie van de lokale en regionale overheden nog niet voldoende uit de verf komt in de nieuwe tekst.

3.2.2. De voorgestelde tekst luidt:

"maatregelen bevorderen om de mogelijkheden, geboden door het creëren van werkgelegenheid op lokaal niveau en in de sociale economie in het bijzonder in de nieuwe activiteiten die samenhangen met de behoeften waarin de markt nog niet voorziet, volledig te benutten en tevens de belemmeringen onderzoeken - teneinde ze te beperken - die deze maatregelen in de weg zouden staan. In dit verband dient de speciale rol en verantwoordelijkheid van de partners op regionaal en lokaal niveau, alsook van de sociale partners, meer te worden erkend en ondersteund. Bovendien moet de rol van de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening bij de identificatie van de arbeidsmogelijkheden en de verbetering van de werking van de lokale arbeidsmarkten, volledig worden benut(8)."

3.2.3. In de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1999 werd in richtsnoer 12 expliciet het volgende gesteld "In dit verband dient de speciale rol van de lokale autoriteiten en de sociale partners in aanmerking te worden genomen". Het CvdR vindt het noodzakelijk dat de cruciale rol van lokale en regionale overheden expliciet wordt vermeld, omdat deze essentieel verschilt van de rol van andere lokale en regionale actoren vanwege de specifieke taken en de algemene politieke verantwoordelijkheden van deze overheden. Het Comité van de Regio's zou daarom de volgende herziene formulering willen voorstellen:

"maatregelen bevorderen om de mogelijkheden, geboden door het creëren van werkgelegenheid op lokaal niveau en in de sociale economie in het bijzonder in de nieuwe activiteiten die samenhangen met de behoeften waarin de markt nog niet voorziet, volledig te benutten en tevens de belemmeringen onderzoeken - teneinde ze te beperken - die deze maatregelen in de weg zouden staan. In dit verband dient de speciale rol en verantwoordelijkheid van de lokale en regionale autoriteiten en hun partners op regionaal en lokaal niveau, alsook van de sociale partners, meer te worden erkend en ondersteund. Bovendien moet de rol van de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening die als partners samenwerken met lokale en regionale autoriteiten bij de identificatie van de arbeidsmogelijkheden en de verbetering van de werking van de lokale arbeidsmarkten, volledig worden benut(9)."

3.2.4. Samenwerking tussen lokale en regionale overheden en openbare diensten voor de arbeidsvoorziening is ook noodzakelijk bij de vaststelling van actieve beleidsmaatregelen voor het scheppen van werkgelegenheid, bij de vaststelling en uitvoering van actieplannen voor toetreding tot de arbeidsmarkt en beroepskeuzevoorlichting, en bij flankerende maatregelen ter ondersteuning van lokale ontwikkelingsinitiatieven die prioritair op de positieve gevolgen voor de werkgelegenheid zijn gericht.

3.3. Lokale en regionale overheden als werkgevers - Richtsnoer 20

3.3.1. In hun rol als werkgevers (en soms zelfs grote werkgevers) zijn lokale en regionale overheden verantwoordelijk voor het bieden van gelijke kansen aan al hun burgers en moeten zij er dus voor zorgen dat de samenstelling van hun ambtenarenapparaat een afspiegeling vormt van de gemeenschap die het dient. Lokale en regionale overheden hebben ervaring met de toepassing van dit beginsel van gelijkheid bij het aanwerven van personeel; het Comité zou daarom willen voorstellen richtsnoer 20 als volgt aan te vullen:

3.3.2. Aan het slot van richtsnoer 20 het volgende toevoegen:

"Lidstaten sluiten met lokale en regionale overheden overeenkomsten met het oog op de invulling en uitvoering van deze richtsnoer vanuit hun ervaring als grote werkgevers."

3.4. Het direct betrekken van lokale en regionale overheden bij de uitwerking van de NAP's - Extra richtsnoer

3.4.1. Zoals hierboven reeds is aangegeven, dienen de lidstaten de specifieke rol en de verantwoordelijkheid van lokale en regionale overheden en van de sociale partners bij de verwezenlijking van een aantal van deze activiteiten te erkennen en te ondersteunen. Te dien einde zou het Comité een extra richtsnoer willen voorstellen:

"23. De lidstaten dienen de lokale en regionale overheden, alsmede de sociale partners, te verzoeken een directe bijdrage te leveren aan de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid."

4. Aanbeveling voor de Top in Helsinki

4.1. Het CvdR kan aantonen dat lokale en regionale overheden de Europese werkgelegenheidsstrategie op lokaal niveau hebben toegepast, en nog steeds actief blijven verwezenlijken.

4.2. De unieke rol van lokale en regionale lichamen als democratisch gekozen overheidsorganen die dicht bij de burgers staan én als werkgevers en dienstverleners maakt het voor de overheden mogelijk actief en stimulerend bij te dragen tot werkgelegenheid voor ouderen, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en voor kansarme groepen, zodat de minder kansrijken in de samenleving meer geloofwaardigheid en eigenwaarde krijgen.

4.3. Het Comité doet opnieuw een beroep op de nationale regeringen om de lokale en regionale overheden officieel te betrekken bij de uitwerking en de toepassing van de NAP's. Het doet een beroep op de Europese Raad in Helsinki en op de Raad van Ministers dit element toe te voegen aan de richtsnoeren. Ten slotte doet het een beroep op de leden van het Europees Parlement dit pleidooi te ondersteunen.

4.4. Het CvdR zou in de gelegenheid gesteld willen worden met de Commissie van gedachten te wisselen over de achtergrond van en de beweegredenen voor de aanbevelingen die door haar aan de Raad gedaan worden.

5. Conclusies

5.1. Het CvdR blijft pleiten voor het betrekken van de lokale en regionale overheden bij de uitwerking en de tenuitvoerlegging van de NAP's. Dit is namelijk cruciaal gezien het belang van de cofinanciering door deze overheden.

5.2. Het CvdR stelt een aantal wijzigingen op de richtsnoeren voor welke een erkenning vormen van de rol die door lokale en regionale overheden wordt gespeeld, onder andere bij de bevordering van het werkgelegenheidsbeleid. Het is verder van belang de maatregelen van de lokale en regionale overheden op het vlak van de werkgelegenheid, te integreren in de NAP's, omdat de prioriteiten van de nationale overheden niet de enige zijn die tellen.

5.3. Het CvdR stelt een campagne voor onder het motto "Lokale actie voor de werkgelegenheid" om, op Europees niveau, te bevorderen dat de lokale en regionale overheden zich inspannen om de NAP's ten uitvoer te leggen.

5.4. Het CvdR stemt in met het beginsel dat aanbevelingen worden gedaan aan de lidstaten met betrekking tot hun werkgelegenheidsbeleid.

5.5. Het CvdR doet een beroep op de Europese Raad in Helsinki en op de Raad van Ministers de rol en de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij de NAP's te ondersteunen.

Brussel, 18 november 1999.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Manfred DAMMEYER

(1) CDR 156/99 fin - PB C 293 van 13.10.1999, blz. 70.

(2) CDR 279/98 fin - PB C 51 van 22.2.1999, blz. 59.

(3) CDR 91/99 fin - PB C 293 van 13.10.1999, blz. 1.

(4) SEC(1999) 1386 def.

(5) COM(1999) 441 def.

(6) COM(1999) 445 def.

(7) CDR 442/98 fin - PB C 374 van 23.12.1999, blz. 36.

(8) De vetgedrukte tekst betreft veranderingen in de richtsnoer zoals voorgesteld door de Commissie.

(9) De onderstreepte tekst betreft wijzigingen die door het CvdR worden voorgesteld op de tekst van de Commissie.

BIJLAGE

bij het advies van het Comité van de Regio's

Verbetering van de inzetbaarheid

De Deense regering heeft de 275 lokale lichamen wettelijk verplicht comités in te stellen die de werkloosheid moeten bestrijden en sociale uitsluiting moeten tegengaan. In deze comités zijn de lokale overheden vertegenwoordigd, alsmede de sociale partners en andere actoren die een rol spelen op de arbeidsmarkt. Het doel van de comités is alle betrokken actoren verantwoordelijk te maken voor deze moeilijke uitdaging.

Ontwikkeling van ondernemerschap

Op het vlak van het ondernemerschap ervaren bedrijven veel belemmeringen, die hen op verschillende bestuursniveaus worden opgelegd. In Italië hebben lokale overheden stappen ondernomen om een aantal van deze belemmeringen weg te nemen door een "één loket"-programma, waartoe het initiatief is genomen door de gemeente Catania en dat nadien middels een nationale wet bij alle gemeenten is ingesteld. De Italiaanse regering is een dereguleringsoperatie gestart om 122 verschillende procedures die in meer dan 400 administratiefrechtelijke bepalingen zijn vastgelegd, te stroomlijnen. Via het "Investi a Catania"-project zijn 252 plannen ingediend die 1700 nieuwe banen hebben opgeleverd.

Bevordering van het aanpassingsvermogen

In het Verenigd Koninkrijk kunnen lokale overheden niet direct deelnemen in regelingen die werklozen werk moeten verschaffen. Sandwell Metropolitan Authority in de regio West Midlands heeft samen met de diensten voor de arbeidsvoorziening een regeling ontworpen om arbeidsplaatsen binnen het eigen bestuurslichaam te bestemmen voor werklozen die ervoor in aanmerking komen. Deze arbeidsplaatsen zijn dan beschikbaar gedurende zes maanden. Er wordt een coördinator aangesteld om de betrokkenen en de vaste medewerkers bij te staan. Het betreffende overheidsorgaan is van plan met steun uit het Europees Sociaal Fonds nog aan een 20-tal personen werk te verschaffen op die manier in de komende drie jaar.

Gelijkekansenbeleid

Nu de wettelijke grondslag voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het Verdrag is verankerd, hebben de nationale regeringen al veel voorstellen gedaan en regelingen getroffen voor kinderopvangvoorzieningen. Deze zijn op lokaal niveau ten uitvoer gelegd. De lokale overheden in Finland geven bijvoorbeeld circa 1,3 miljard per jaar uit om alle kinderen onder 7 jaar een volledige plaats in de opvang te geven en alle kinderen die naar school gaan een gratis warme maaltijd op school aan te bieden. Hierdoor kunnen beide ouders een baan hebben.