Home

Resolutie over de rekeningen van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1996

Resolutie over de rekeningen van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1996

Resolutie over de rekeningen van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1996

Publicatieblad Nr. C 279 van 01/10/1999 blz. 0114


A4-0196/99

Resolutie over de rekeningen van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1996

Het Europees Parlement,

- gelet op het EGKS-Verdrag en in het bijzonder artikel 78 octies,

- gelet op het EG-Verdrag en in het bijzonder artikel 276,

- gelet op het EURATOM-Verdrag en in het bijzonder artikel 180 ter,

- onder verwijzing naar de begroting voor het begrotingsjaar 1996,

- gezien de jaarrekening, de analyse van het financieel beheer en de financiële balans van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1996 (C4-0196/97),

- gezien het jaarverslag 1996 (C4-0599/97) ((PB C 348 van 18.11.1997, blz. 1.)) en de speciale verslagen van de Rekenkamer met de antwoorden van de instellingen,

- gezien de aanbeveling van de Raad van 9 maart 1998 (C4-0168/98),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 31 maart 1998 ter kennisgeving aan de Commissie van de redenen voor het uitstel van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1996 ((PB C 138 van 4.5.1998, blz. 43.)),

- gezien zijn besluit van 17 december 1998 om de Commissie geen kwijting te verlenen voor het begrotingsjaar 1996 ((Deel I, punt 7 van de notulen van die datum.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 januari 1999 over de verbetering van het financieel beheer van de Europese Commissie ((Deel II, punt 1 van de notulen van die datum.)) naar aanleiding van de weigering om kwijting over het jaar 1996 te verlenen,

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A4-0196/99),

1. herinnert aan zijn definitieve besluit de Commissie geen kwijting te verlenen voor het begrotingsjaar 1996 en de redenen daarvoor, waarover door het Parlement op 17 december 1998 werd gestemd en die als bijlage zijn opgenomen;

2. is van mening dat het Europees Parlement thans nota dient te nemen van de rekeningen van de begroting van de EU over het begrotingsjaar 1996, zodat de werkzaamheden aan de rekeningen over latere jaren kunnen worden voortgezet;

3. neemt kennis van de volgende, door de Commissie vastgestelde gegevens teneinde de boekhouding van begrotingsjaar 1996 af te sluiten:

>TABLE>

>TABLE>

4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie tezamen met de bijlage te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's en de Europese Investeringsbank en zorg te dragen voor publicatie in het Publicatieblad (serie L).

BIJLAGE

Redenen voor het besluit geen kwijting te verlenen, waarover door het Parlement op 17 december 1998 werd gestemd (reeds op 17 december 1998 door het Europees Parlement aangenomen) ((Deel I, punt 7 van de notulen van die datum.))

Het Europees Parlement,1. wijst erop dat de Rekenkamer voor het derde achtereenvolgende jaar geweigerd heeft een globale positieve verklaring af te geven over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de betalingen van het begrotingsjaar ((Volume II van het Jaarverslag, blz. 8.));

2. wijst erop dat het Europees Parlement op 31 maart 1998 zijn ernstige verontrusting heeft uitgesproken over de vele problemen in vrijwel alle rubrieken van de begroting waardoor in een onaanvaardbaar aantal gevallen de uitvoering van de begroting ontoereikend was, en besloten heeft tot uitstel van de verlening van kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 1996, voornamelijk om de volgende redenen:

a) de niet-uitvoering van de aanbevelingen van zijn Enquêtecommissie communautair douanevervoer, in het bijzonder met betrekking tot het geautomatiseerde controlesysteem,

b) het gebrek aan democratische verantwoording op het gebied van de fraudebestrijding binnen de Europese instellingen,

c) het gebrek aan samenhang en goed financieel beheer dat leidde tot een ontoereikende uitvoering van alle belangrijke programma's op het gebied van het buitenlands beleid i.e. in Bosnië-Herzegowina, en PHARE, TACIS en MED,

d) met betrekking tot de landbouwsector, de vertragingen bij de implementatie van het geïntegreerde controlesysteem en het aantal nog steeds niet uitgevoerde aanbevelingen van de Enquêtecommissie BSE,

e) het ontbreken van precieze informatie over de resultaten van de voorgestelde werkgelegenheidscheppende maatregelen in het MKB door middel van de Structuurfondsen, voorts wees het op de noodzaak van een herziening van het personeelsbeleid bij de Commissie en van een herziening van het personeelsbeheer in het licht van de politieke prioriteiten, en in het bijzonder de gewoonte om overheidsbevoegdheden te delegeren aan derden;

3. onderstreept met klem dat de weinige tot dusver bereikte verbeteringen op het gebied van de bestrijding van fraude ten koste van de EU-begroting en op het gebied van verscherping van de beheersprocedures te danken zijn aan de aanbevelingen van het Europees Parlement;

4. constateert dat de Commissie heeft voldaan aan de volgende voorwaarden van de resolutie van 31 maart 1998:

a) De Commissie heeft vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen van de enquêtecommissie inzake het communautair douanevervoer.

b) De Commissie heeft maatregelen genomen om, na de mislukkingen van de afgelopen twee jaar, het wederopbouwprogramma in het voormalige Joegoslavië doeltreffend uit te voeren.

c) De Commissie heeft een begin gemaakt met de personeelsuitbreiding die het Parlement heeft geëist voor de dienst van de Commissie die belast is met de goedkeuring van de EOGFL-jaarrekening en daarmee voldaan aan de voorwaarden die werden gesteld voor de verlening van kwijting voor de goedkeuring van de jaarrekening van 1992.

d) De Commissie heeft een lijst gepresenteerd van alle steunmaatregelen in het kader van de Structuurfondsen ten behoeve van het MKB.

e) De Commissie heeft garanties gegeven wat betreft de tenuitvoerlegging van het geïntegreerd systeem voor beheer en controle in de lidstaten, en heeft aangekondigd bij achterstallige betalingen te zullen voorzien in financiële correcties;

5. concludeert echter dat de Commissie op cruciale punten niet of niet naar voldoening gehoor heeft gegeven aan de eisen van het Parlement; concludeert dat een aantal van de problematische kwesties zijn opgelost maar dat nog aan drie belangrijke voorwaarden voldaan moet worden, hetgeen door de recente gebeurtenissen is geïllustreerd;

Gebrek aan democratische verantwoording6. herinnert aan zijn resolutie van 31 maart 1998 over uitstel van de kwijting waarin wordt aangedrongen op:

a) regelmatige verstrekking van lijsten van alle zaken waarnaar een intern onderzoek loopt, met inbegrip van aantijgingen van fraude en corruptie door ambtenaren van de Europese instellingen, die in orde zijn bevonden,

b) maatregelen om te waarborgen dat de verantwoordelijke nationale justitiële autoriteiten onverwijld en zonder uitzondering op de hoogte worden gesteld van elke aantijging van fraude, corruptie of andere delicten, wanneer vermoed wordt dat EU-ambtenaren hierbij betrokken zijn;

7. herinnert eraan dat het in zijn resolutie van 31 maart 1998 en daarvóór reeds in zijn resolutie van 17 februari 1998 over het optreden van de Commissie bij vermeende fraude en onregelmatigheden op het gebied van het toerisme ((PB C 80 van 16.3.1998, blz. 36.)) heeft verklaard dat het pas kwijting verleent wanneer aan de in paragraaf 6 genoemde voorwaarden is voldaan;

8. constateert dat

a) uit de door de Commissie inmiddels voorgelegd statistiek over gevallen van fraude en corruptie van EU-ambtenaren weliswaar blijkt dat tot dusver in geen enkel geval is overgegaan tot veroordeling van een ambtenaar, maar dat geen informatie over soort en omvang van de onderzochte gevallen wordt gegeven,

b) nog steeds niet de garantie bestaat dat de ter zake bevoegde nationale justitiële autoriteiten onverwijld, volledig en zonder uitzondering in kennis worden gesteld van ieder geval waarin sprake is van vermoedens omtrent fraude, corruptie of andere delicten, zoals onlangs is gebleken bij de zaak ECHO, waarbij de Commissie ondanks waarschuwingen van de UCLAF-onderzoekers meer dan zes maanden heeft gewacht voordat de hoofdverdachte van zijn functie werd ontheven en de zaak aan de justitiële autoriteiten werd overgedragen,

c) de Commissie niet heeft voldaan aan het verlangen van het Parlement, een voorstel te doen voor een gemeenschappelijk besluit van de Europese instellingen tot instelling van een Bureau voor fraudebestrijding (office de lutte anti-fraude - OLAF) en in plaats daarvan een ontwerp voor een verordening op basis van artikel 235 heeft voorgelegd, wat in deze kwestie een stap terug betekent, omdat nu de bevoegdheden op het vlak van de fraudebestrijding worden versnipperd en het individuele recht om onderzoek te plegen bij interne controles buiten werking wordt gesteld;

9. constateert dat de Commissie niet is ingegaan op zijn verscheidene malen gedane verzoek, in de Med-affaire de gehele zaak in handen te geven van de justitiële autoriteiten in België, Frankrijk en Italië, hoewel er in de verslagen van de Rekenkamer en van de interne financiële controle van de Commissie duidelijke aanknopingspunten (belangenverstrengeling, ongeoorloofde druk op ambtenaren, manipulatie van openbare aanbestedingen) zijn te vinden die een strafrechtelijk onderzoek rechtvaardigen;

10. neemt tot zijn verbijstering en verontwaardiging kennis van het feit dat de bij de Med-affaire betrokken bureaus voor technische hulp of hun eigenaars voor een deel ook na het bekend worden van de affaire nieuwe directe of indirecte contracten met de Commissie hebben gekregen;

11. constateert dat de door de Commissie gekozen procedure het onmogelijk maakt snel tot effectieve verbeteringen bij de fraudebestrijding te komen en dat de Commissie daarmee niet alleen ernstige schade toebrengt aan haar eigen geloofwaardigheid, maar ook aan die van alle instellingen van de Europese Unie;

Gebrek aan coherentie en goed financieel beheer op het gebied van extern beleid12. constateert dat de ernstige managementfouten en onregelmatigheden die gedurende het begrotingsjaar 1996 en daarna onthuld zijn niet alleen tot belangrijke financiële verliezen hebben geleid, maar ook de reputatie en de geloofwaardigheid van de Europese Unie ernstig hebben geschaad;

13. stelt vast dat de Commissie ondanks incidentele verbeteringen over het geheel genomen nog steeds niet in staat is het extern beleid van de Gemeenschap effectief ten uitvoer te brengen, zoals wordt toegelicht in het recente verslag van de Europese Rekenkamer over het beheer van de programma's inzake nucleaire veiligheid in het kader van PHARE en TACIS;

14. herinnert eraan dat het reeds in zijn resolutie van 10 april 1997 inzake de kwijtingsverlening van 1995 ((PB C 132 van 28.4.1997, blz. 140.)) om doortastende maatregelen van de Commissie heeft gevraagd om een einde te maken aan de ernstige administratieve problemen bij de uitvoering van de programma's voor nucleaire veiligheid in Midden- en Oost-Europa; constateert dat de Commissie niet heeft voldaan aan zijn verzoek om in verband hiermee onverwijld een task force in te zetten;

Gebrek aan doeltreffende maatregelen tot verbetering van het administratief en budgettair beheer15. constateert dat de Commissie nog niet volledig gevolg heeft gegeven aan het verzoek van het Parlement haar personeelsbeleid te herdefiniëren, met name door de begrotingsautoriteit realistische ramingen van haar behoeften voor te leggen en haar personeelsbeheer te herzien naar gelang van de politieke prioriteiten en met name de uitbreiding en de spreiding van middelen die daarvoor vereist is; herinnert eraan dat het Parlement reeds in zijn resolutie van 5 april de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 1996 - Afdeling III - Commissie ((PB C 109 van 1.5.1995, blz. 46.)) heeft gevraagd om een regelmatig screeningverslag;

16. merkt op dat door het uitblijven van maatregelen het misbruik van procedures voor de benoeming van ambtenaren onverminderd heeft kunnen doorgaan, waardoor de Commissie nog steeds niet in staat is om bij de selectieprocedure voor aanwerving van personeel een gelijke behandeling van alle kandidaten te waarborgen; stelt verder vast dat dit probleem zich in alle instellingen voordoet;

17. merkt tevens op dat opvallende en recente kwesties bij benoemingen van ambtenaren waarbij bepaalde leden van de Commissie betrokken waren, ernstige schade toebrengen aan de geloofwaardigheid van de Commissie;

18. herinnert eraan dat de praktijk van het delegeren van overheidsbevoegdheden aan derden volgens de Rekenkamer gevaarlijke en laakbare proporties heeft aangenomen en tot tal van onregelmatigheden heeft geleid, en in het bijzonder tot gevallen van belangenverstrengeling en tot een verslechtering van de controle van de Commissie op de regelmatigheid en doeltreffendheid van de uitgaven;

19. is van mening dat de volgende conclusies getrokken kunnen worden uit deze opmerkingen op grond van het centrale idee dat tekortkomingen in de organisatie van het beheer onvermijdelijk hebben geleid tot operationele fouten bij de uitvoering van beleidsmaatregelen (bijv. "mini-begrotingen");

Toegang van het Parlement tot informatie20. is van mening dat het recht op informatie, dat het Parlement inzake de kwijting wordt toegekend krachtens artikel 206, lid 2, van het Verdrag, de Commissie ertoe verplicht het Parlement alle verslagen in hun geheel te doen toekomen die het nodig acht voor de uitoefening van deze verantwoordelijkheid;

21. meent dat de Commissie in vergelijking tot het verleden een stap achteruit heeft gedaan met haar weigering bepaalde basisdocumenten ter beschikking van het Parlement te stellen; betreurt ten zeerste de overlegging van het zwaar gecensureerde, en daardoor onbegrijpelijke verslag over ECHO, hetgeen door velen beschouwd wordt als een blijk van minachting voor het Parlement;

22. stelt vast dat het Parlement nog steeds niet in staat is de ware omvang van de onregelmatigheden met betrekking tot ECHO te controleren, noch na te gaan hoe de verantwoordelijkheden liggen of welke maatregelen er zijn getroffen om het beheer te verbeteren, omdat de Commissie volhardt in haar weigering bepaalde documenten te overleggen;

23. constateert dat zijn Enquêtecommissie inzake het communautaire douanevervoer door de Commissie niet werd geïnformeerd over de ware omvang van haar problemen met de computerisering van de douanevervoersprocedure en derhalve verleid werd tot het geven van een verkeerde analyse van de redenen van de vertraging van de invoering van het systeem;

Persoonlijke verantwoordelijkheid van de Commissarissen24. meent dat er gevallen tijdens de kwijtingsprocedure aan het licht zijn gekomen die aanleiding geven tot bezorgdheid over het feit dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan zonder dat individuele Commissarissen zich genoodzaakt voelen hiervoor persoonlijke verantwoordelijkheid op zich te nemen;

Tekortkomingen in de organisatie van de Commissie25. is van mening dat de kwijtingsprocedure in veel gevallen een gebrek aan flexibiliteit bij het personeelsbeheer heeft aangetoond, die aanleiding heeft gegeven tot onaanvaardbare gevallen van misbruik; dat er dringend maatregelen genomen moeten worden om de organisatie te moderniseren ter voorbereiding van een nieuwe Commissie op 1 januari 2000.