Home

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden - Verslag van Helsinki over sport

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden - Verslag van Helsinki over sport

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden - Verslag van Helsinki over sport /* COM/99/0644 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden - Verslag van Helsinki over sport

INHOUD

1. Inleiding

1. Inleiding

"De Verklaring betreffende sport bij het Verdrag van Amsterdam en de sociale rol van sport indachtig", heeft de Europese Raad van Wenen van 11 en 12 december 1998 "de Commissie verzocht om aan de Europese Raad van Helsinki een verslag voor te leggen teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden". Dit verslag vormt het antwoord van de Commissie op het verzoek van de Europese Raad.

Naar aanleiding van dit verzoek en overeenkomstig de Verklaring van Amsterdam is met een aantal partijen (de olympische beweging, de sportbonden, de sportindustrie, de media, de regeringen en de communautaire instellingen) intensief overleg gepleegd, met name tijdens de "Conferentie over sport in de Europese Unie", die van 20 tot 23 mei 1999 in Olympia is gehouden. Sport is een sector waarbij EU-burgers van alle leeftijden, rangen en standen zich intens betrokken voelen en die hen dichter bij elkaar brengt. Meer dan de helft van alle EU-burgers doet geregeld aan sport, hetzij als lid van een van de 700 000 sportclubs die de EU rijk is, hetzij buiten clubverband. Bijna twee miljoen vormingswerkers, sportinstructeurs en vrijwilligers stellen zich beroepsmatig of in hun vrije tijd ten dienste van de sport.

De sociale functie van sport, die in het teken staat van het algemeen belang, wordt sinds een aantal jaren ondermijnd door allerlei nieuwe verschijnselen die indruisen tegen de ethiek en de organisatorische basisbeginselen van de sport: geweld in de sportstadions, toenemend dopinggebruik en de zucht naar snel financieel gewin ten koste van een meer evenwichtige ontwikkeling van de sportsector.

Doel van dit verslag is na te gaan hoe de economische dimensie van sport met de populaire, educatieve, sociale en culturele dimensie ervan in overeenstemming kan worden gebracht.

2. De ontwikkelingen in de Europese sportsector dreigen de educatieve en sociale functie van sport te ondermijnen

Ondanks verschillen vertonen de organisatie van de sportsector en de wijze waarop sport in de lidstaten van de Europese wordt beoefend, voldoende overeenkomsten om van een Europese benadering van sport op basis van gemeenschappelijke opvattingen en beginselen te kunnen spreken.

Sinds enkele jaren wordt de Europese sportsector met een aantal nieuwe ontwikkelingen geconfronteerd:

- Sport wordt steeds populairder en het aantal sportbeoefenaars en toeschouwers neemt toe. In totaal hebben 37 miljard televisiekijkers de wedstrijden van de jongste wereldbeker voetbal gevolgd, oftewel 600 miljoen kijkers per wedstrijd.

- De internationalisering van de sport wordt weerspiegeld door een toename van het aantal internationale competities. In 1999 werden 77 wereldkampioenschappen en 102 Europese kampioenschappen op Europese bodem georganiseerd.

- De economische dimensie van sport is sterk toegenomen, onder meer door de spectaculaire groei van de televisierechten. In 1992 verkocht het IOC de uitzendrechten voor de Olympische Spelen van Barcelona nog voor 441 miljoen dollar. Verwacht wordt dat dit bedrag voor de Olympische Spelen van Sydney in het jaar 2000 zal oplopen tot 1318 miljoen dollar.

Deze ontwikkelingen werpen zowel voor de sport als voor de samenleving vruchten af. Zo heeft de sportsector de afgelopen tien jaar direct of indirect 60% meer banen opgeleverd (het totale aantal banen in de sector bedraagt momenteel ongeveer 2 miljoen). Toch kunnen de nieuwe ontwikkelingen in de sportsector ook voor conflicten zorgen.

Zo zijn de overladen sportkalenders en het feit dat de sponsors de prestatiedruk op de atleten opvoeren, er mede de oorzaak van dat het dopinggebruik toeneemt.

Bovendien worden steeds meer sportevenementen georganiseerd met als doel winst te maken. Gevolg is dat sportieve waarden en de sociale functie van sport opgeofferd dreigen te worden aan commerciële belangen.

Voorts overweegt een aantal organisatoren en grote clubs zich los te maken van de bestaande sportbonden om uitsluitend voor eigen profijt maximaal munt te kunnen slaan uit de economische mogelijkheden van sport. Deze tendens kan zowel de financiële solidariteit tussen amateur- en beroepssport als het systeem van promoveren en degraderen - dat eigen is aan de meeste bonden - in het gedrang brengen.

Door de recente ontwikkelingen in de sportsector komen jongeren ook op steeds jongere leeftijd en vaak zonder enige beroepsopleiding in de topsport terecht. Gevolg is dat niet alleen hun lichamelijke en geestelijke gezondheid gevaar lopen, maar ook hun reïntegratie op de arbeidsmarkt na afloop van hun sportcarrière in het gedrang dreigt te komen.

3. De Gemeenschap, de lidstaten en de sportwereld moeten de educatieve en sociale functie van sport opnieuw bevestigen en versterken

De aan het Verdrag van Amsterdam gehechte Verklaring betreffende sport "benadrukt de maatschappelijke betekenis van sport, met name de rol die sport vervult bij het smeden van een identiteit en van saamhorigheid". Lichamelijke opvoeding en sport moeten daarom een plaats krijgen in het onderwijsstelsel van elke lidstaat.

Ook de sportbonden moeten zich opwerpen als spreekbuis van de waarden die lichamelijke opvoeding en sport belichamen (gelijke kansen, fair play, solidariteit, enzovoort). Doordat mensen van alle leeftijden, rangen en standen zich nauw bij de sportwereld betrokken voelen, vormt sport een uiterst waardevol instrument in dienst van de sociale integratie en het onderwijs.

3.1. De educatieve rol van sport moet worden geherwaardeerd

In het Witboek van de Commissie over onderwijs en opleiding wordt kennis gedefinieerd als "een geheel van basis- en technische kennis en sociale vaardigheden". Onder sociale vaardigheden vallen "relationale vaardigheden, het vermogen om in een groep of samen te werken, creativiteit en het streven naar kwaliteit", waarden die ook in de sportwereld tot uiting komen. Vanuit deze optiek zou het communautaire optreden erop gericht kunnen zijn:

- sport en lichamelijke opvoeding op basis van communautaire programma's steviger in het onderwijssysteem te verankeren;

- steun te verlenen aan maatregelen om de reïntegratie van sportlui op de arbeidsmarkt na hun sportcarrière te vergemakkelijken;

- steun te verlenen om de systemen voor de opleiding van sportfunctionarissen in de verschillende lidstaten nauwer op elkaar te doen aansluiten.

De Raad van Europa heeft trouwens terecht beklemtoond dat sport ook "een ideale tribune voor de sociale democratie" vormt. Bijgevolg is het belangrijk dat sport ten dienste wordt gesteld van bestaande communautaire programma's ter bestrijding van uitsluiting, ongelijkheid, racisme en vreemdelingenhaat.

Bovendien is het geweld waarmee sportmanifestaties soms gepaard gaan, onaanvaardbaar. Wil de Europese Unie de burgers een hoog niveau van bescherming bieden in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, dan zullen de bevoegde instanties nauwer moeten samenwerken om geweld tijdens sportmanifestaties te voorkomen.

3.2. Het dopinggebruik moet gezamenlijk worden bestreden

De Europese Raad van Wenen heeft ook onderstreept "dat hij zich zorgen maakt over de omvang en de ernst van het dopinggebruik in de sport". Volgens de Europese Raad moeten alle middelen worden ingezet om het dopinggebruik op EU-niveau te bestrijden. In dit verband heeft de Europese Raad de lidstaten en de Commissie gevraagd om samen met de bevoegde sportorganen "mogelijke maatregelen te bestuderen om dit gevaar te bestrijden".

In de strijd tegen dopinggebruik heeft de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een driesporenbeleid gevoerd:

- De Commissie heeft de Europese Groep voor ethiek geraadpleegd. Het advies van de groep bevat een aantal suggesties die door de overheid en de sportorganisaties verder bestudeerd kunnen worden.

- De Commissie werkt samen met de olympische beweging om het Wereld Anti-doping Agentschap op te richten, dat onafhankelijk en in volle openheid moet kunnen werken.

- De Commissie heeft een aantal communautaire instrumenten ingezet om bestaande nationale maatregelen op het vlak van onderzoek, volksgezondheid, onderwijs en jeugdzorg, maar ook inzake samenwerking in het kader van de derde pijler aan te vullen en meer gewicht te verlenen. Er moet echter nog veel worden gedaan om de bestaande wetgevingen op dit punt beter op elkaar af te stemmen.

Al deze maatregelen leveren echter niets op, als de overheid en de sportorganisaties verzuimen de grondoorzaken van het toenemend dopinggebruik aan te pakken. Hoe de strijd tegen het dopinggebruik zal verlopen, hangt ook af van de algemene ontwikkelingen in de sportsector.

4. Het juridische kader voor de sport moet worden verduidelijkt

In mei 1999 heeft de Commissie in Olympia een conferentie over sport in de Europese Unie georganiseerd. In de conclusies van de conferentie wordt benadrukt dat "de sportsector zich aan de nieuwe commerciële structuren moet kunnen aanpassen zonder dat de identiteit en de autonomie van de sport, waarvan de rol op sociaal, cultureel, gezondheidsbevorderend en educatief vlak een wezenlijk onderdeel vormt, verloren gaan."

Hoewel het Verdrag geen specifieke bepalingen over sport bevat, moet de Gemeenschap er toch op toezien dat de initiatieven van nationale overheden of sportorganisaties stroken met het gemeenschapsrecht (met inbegrip van het mededingingsrecht) en vooral niet indruisen tegen de beginselen van de vrije markt (het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van diensten, enzovoort).

Het zou in dit verband nuttig kunnen zijn op communautair niveau voor begeleidende maatregelen, coördinatie of achtergrondinformatie te zorgen, bijvoorbeeld in de strijd tegen dopinggebruik. Dankzij dergelijke maatregelen zou de rechtszekerheid van de sportactiviteiten en de sociale functie ervan op communautair niveau kunnen worden versterkt. Gezien de bevoegdheden waarover de Gemeenschap momenteel beschikt, kan er echter geen sprake zijn van grootschalige hulp- of steunprogramma's of het voeren van een communautair sportbeleid.

4.1. Het aantal conflicten neemt toe

De economische ontwikkelingen in de sportsector en de reacties van de overheid en de sportorganisaties op de problemen die eruit voortvloeien, staan niet a priori borg voor het behoud van de bestaande sportstructuren en de sociale functie van sport. Het stijgend aantal gerechtelijke procedures is symptomatisch voor het feit dat het aantal conflicten toeneemt.

- Een aantal clubs vecht de collectieve verkoop van televisierechten aan. Bij een aantal nationale rechtbanken zijn reeds klachten ingediend, maar de rechters in de lidstaten hebben erg uiteenlopende vonnissen geveld. De collectieve verkoop van televisierechten komt ook aan bod in een aantal zaken die bij de Commissie aanhangig zijn.

- Het arrest-Bosman, dat in december 1995 door het Hof van Justitie werd gewezen op grond van het vrije verkeer van werknemers, heeft verstrekkende gevolgen voor de organisatie van de Europese sportsector gehad. Mede dankzij het arrest is paal en perk aan een aantal misbruiken gesteld en de mobiliteit van sportlui aanzienlijk toegenomen. De sportbonden - die overigens nog geen alternatief hebben ontwikkeld voor het systeem dat door het Hof is veroordeeld - zijn echter van oordeel dat het arrest het economische evenwicht tussen clubs en spelers heeft verstoord en de jeugdopleiding van de clubs in het gedrang heeft gebracht. Clubs met opleidingscentra voor profspelers zien hun beste sportlui soms vertrekken zonder dat zij schadeloos worden gesteld voor de middelen die zij in hun opleiding hebben geïnvesteerd.

- Doordat de fiscale wetgevingen van de lidstaten onderling verschillen, geldt niet voor alle beroepssporters en sportclubs hetzelfde belastingstelsel. Gevolg is dat sommige landen en clubs in fiscaal opzicht benadeeld zijn en er een steeds fellere financiële concurrentiestrijd woedt.

- Een aantal lidstaten heeft onlangs maatregelen aangekondigd om de commercialisering van de sport te beperken en aan duidelijke voorschriften te onderwerpen. Deze maatregelen zijn uiteraard gunstig voor het behoud van de grondbeginselen en de sociale functie van sport. Toch kunnen zij de kloof tussen de lidstaten vergroten en in conflict komen met het gemeenschapsrecht.

- Er zijn ook klachten ingediend tegen het monopolie van sportbonden op de organisatie van sportcompetities en tegen het feit dat sommige eigenaars verschillende clubs bezitten ("multiple ownership"). Andere klachten gaan over de regels in verband met het territoriaal karakter van sport, het statuut van profclubs en bepaalde commerciële activiteiten van de sportbonden.

Op communautair niveau en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel zijn echter maatregelen genomen om het juridische kader voor de sport zekerder te maken, zonder het algemeen belang van de sport in gevaar te brengen. Zo werd Richtlijn 89/552/EEG van de Raad ("Televisie zonder grenzen") in 1997 herzien. Dankzij deze herziening kunnen de lidstaten maatregelen nemen - uiteraard met inachtneming van het gemeenschapsrecht - om ervoor te zorgen dat het grote publiek belangrijke sportevenementen kan volgen.

4.2. Er moet een samenhangend beleid worden gevoerd

Zowel de Europese Raad als het Europees Parlement en het Comité van de Regio's [5 [ [ [ [1]]]] hebben te kennen gegeven dat de bestaande Europese sportstructuren en de sociale functie van sport gevrijwaard moeten blijven. Voorwaarde daarvoor is wel dat sportkwesties op communautair en nationaal niveau vanuit een nieuwe invalshoek worden benaderd, waarbij het Verdrag, met name het subsidiariteitsbeginsel, en de autonomie van de sportorganisaties in acht worden genomen.

[1] Advies van het Comité van de Regio's over "Het Europese sportmodel", CdR 37/99 van 15.9.99.

[2] Advies van het Comité van de Regio's over "Het Europese sportmodel", CdR 37/99 van 15.9.99.

[3] Advies van het Comité van de Regio's over "Het Europese sportmodel", CdR 37/99 van 15.9.99.

[4] Advies van het Comité van de Regio's over "Het Europese sportmodel", CdR 37/99 van 15.9.99.

[5] Advies van het Comité van de Regio's over "Het Europese sportmodel", CdR 37/99 van 15.9.99.

Doel van deze nieuwe benaderingswijze is de traditionele waarden van sport te vrijwaren, rekening houdend met de nieuwe economische en juridische ontwikkelingen, en tegelijkertijd een omvattende en coherente visie op sport te ontwikkelen. Voorwaarde daarvoor is wel dat alle betrokken partijen (de sportwereld, de lidstaten en de Europese Gemeenschap) op elk niveau intensiever overleg plegen. Dankzij deze nieuwe benaderingswijze zal ook de juridische dimensie van sport duidelijker worden voor al wie in de sportsector actief is.

In het licht van de toenemende internationalisering van de sport en het feit dat een aantal communautaire beleidsmaatregelen rechtstreekse gevolgen voor de Europese sportsector heeft, is de inbreng van de Europese Unie onontbeerlijk om deze nieuwe benaderingswijze concreet gestalte te geven.

4.2.1. Het communautaire niveau

De regels van het EG-Verdrag zijn van toepassing op alle sportactiviteiten met een economische dimensie. Op dit punt verschilt de sportsector niet van andere economische sectoren. Bij de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag op de sportsector moet rekening worden gehouden met het specifieke karakter van sport, en met name met het beginsel van gelijke kansen, de onvoorspelbaarheid van de resultaten en het feit dat de sportieve en de economische dimensie van sport nauw met elkaar verweven zijn.

De praktijken van sportorganisaties kunnen in het perspectief van een duidelijker juridisch kader aan de hand van een aantal voorbeelden worden geïllustreerd, onverminderd de conclusies die de Commissie uit een grondige analyse van elk specifiek geval kan trekken.

4.2.1.1. Praktijken waarop de mededingingsregels niet van toepassing zijn

De mededingingsregels zijn wellicht niet van toepassing op spelregels (d.w.z. regels die inherent zijn aan een bepaalde sportdiscipline en er het wezen van uitmaken) en regels die voor de organisatie van de sportsector of van competities onontbeerlijk zijn. Dergelijke regels zijn immers niet bedoeld om de concurrentie te vervalsen.

4.2.1.2. Praktijken die op grond van de mededingingsregels in principe verboden zijn

Bedoeld zijn beperkende praktijken in het kader van de economische dimensie van sport. Het gaat met name om maatregelen die de parallelimport van sportartikelen belemmeren of er de oorzaak van zijn dat bij de verkoop van toegangskaarten voor sportmanifestaties niet voor alle EU-burgers dezelfde verkoopsvoorwaarden gelden.

Het is verboden sponsorovereenkomsten te sluiten die zonder objectieve reden een bepaald marktsegment monopoliseren. Het zou niet onlogisch zijn om, ongeacht de nationaliteit van de spelers, internationale transfersystemen te verbieden waarbij spelers tegen een willekeurige transfersom die niet in verhouding tot de kosten van hun opleiding staat, naar een andere club kunnen worden getransfereerd.

Ten slotte zou verboden moeten worden dat sportorganisaties hun bevoegdheden gebruiken om zonder objectieve reden economische actoren van de markt te bannen door hen de nodige kwaliteits- of veiligheidscertificaten te ontzeggen, zelfs als hun producten aan alle rechtmatige kwaliteits- of veiligheidsnormen voldoen.

4.2.1.3. Praktijken waarop de mededingingsregels van toepassing zijn, maar waarvoor een vrijstellingsregeling getroffen kan worden

- Het reeds genoemde arrest-Bosman erkent dat het legitiem is een zeker evenwicht tussen de clubs te bewaren - een evenwicht dat borg staat voor gelijke kansen en onvoorspelbare resultaten - en de aanwerving en opleiding van jonge spelers te stimuleren. Voor overeenkomsten tussen profclubs en beslissingen van sportbonden die in het teken van deze twee doelstellingen staan, zou bijgevolg een vrijstellingsregeling getroffen kunnen worden. Hetzelfde geldt trouwens voor transfers en standaardcontracten op basis van objectief berekende en billijke transfersommen (d.w.z. transfersommen die in verhouding staan tot de middelen die in de opleiding van de betrokken atleet zijn geïnvesteerd) en voor in duur en omvang beperkte exclusieve uitzendrechten voor sportevenementen. Onnodig te zeggen dat in dit verband ook de overige bepalingen van het Verdrag in acht moeten worden genomen, met name de bepalingen die borg staan voor het vrije verkeer van profspelers.

- Kortlopende sponsorcontracten die op basis van transparante openbare aanbestedingen zijn gegund, kunnen ook in aanmerking komen voor een vrijstellingsregeling.

- Bij eventuele vrijstellingsregelingen op het vlak van de collectieve verkoop van uitzendrechten moet rekening worden gehouden met de belangen van de consument. Bovendien moet de beperking van de vrije mededinging in verhouding staan tot het nagestreefde rechtmatige doel. Voorts moet in dit verband worden nagegaan in hoever een verband kan worden gelegd tussen de collectieve verkoop van uitzendrechten enerzijds en de financiële solidariteit tussen amateur- en beroepssport, de opleiding van jonge sportlui en de bevordering van sportactiviteiten voor het grote publiek anderzijds. Als de duur en/of de draagwijdte van exclusiviteitscontracten evenwel tot een monopolie leiden, is het waarschijnlijk dat de verkoop van exclusieve uitzendrechten voor sportevenementen wordt verboden.

4.2.2. Het nationale niveau

Om de bestaande sportstructuren en de sociale functie van sport te vrijwaren moeten ook de nationale overheden de rechtsregels verduidelijken. Om de nationale federatieve structuren te vrijwaren staan verschillende middelen ter beschikking. Zo kunnen de lidstaten de bestaande structuren wettelijk erkennen of partnerschapsovereenkomsten met de sportbonden sluiten. Ook kan aan de sportbonden een bijzondere status worden verleend naar het voorbeeld van de status van beroepsverenigingen. Voorts moet de rechtsstatus van de clubs vanuit wettelijk oogpunt worden onderzocht. Ook transacties waarbij commerciële of financiële groepen betrokken zijn (zoals de aankoop van of investeringen in clubs), moeten juridisch worden bekeken.

4.2.3. Het niveau van de sportorganisaties

Voorts is het met het oog op een duidelijker juridisch kader voor de sport noodzakelijk dat de sportbonden hun taken en statuten nauwkeurig omschrijven. Ten gevolge van de piramidale structuur van de Europese sportsector bevinden de sportbonden zich nagenoeg in een monopoliepositie. Het bestaan van verschillende bonden per discipline zou immers tot ernstige conflicten kunnen leiden. De organisatie van nationale kampioenschappen en de selectie van atleten en nationale sportteams veronderstelt namelijk vaak een organisatie die alle sportclubs en atleten van eenzelfde discipline in één sportbond verenigt.

Voorts zouden de sportbonden een aantal taken op zich moeten nemen, zoals de bevordering van amateur- en beroepssport, en zich moeten inzetten voor de sociale integratie van onder meer jongeren en gehandicapten. Deze taken moeten uitdrukkelijk in de statuten van de sportbonden worden opgenomen en concreet gestalte krijgen in structurele en solidaire banden tussen amateur- en beroepssport en financiële mechanismen in dienst van interne solidariteit. Rekening houdend met het specifieke karakter van de sportsector moet de economische dimensie daarvan toch aan een aantal voorwaarden voldoen: transparantie, evenwichtige toegang tot de markt, daadwerkelijke financiële solidariteit tussen amateur- en beroepssport en duidelijke contracten.

Benadrukt moet worden dat de door het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden de sportbonden er in het algemeen niet van weerhouden reglementaire maatregelen te nemen. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen billijk en noodzakelijk zijn, niet tot discriminatie leiden en in verhouding tot het nagestreefde doel staan.

Samen met de sportbonden moet trouwens naar alternatieven worden gezocht voor de transfersystemen die in het kader van het arrest-Bosman zijn veroordeeld.

5. Conclusie

De Commissie beseft dat zij niet kan waarborgen dat de huidige ontwikkelingen in de sport zonder gevolgen zullen blijven voor de bestaande sportstructuren en de sociale functie van sport. Er zij op gewezen dat het Verdrag geen directe bevoegdheden op het gebied van sport aan de Commissie toekent.

Met het oog op de bescherming van de bestaande sportstructuren en het behoud van de sociale functie van sport moeten sportkwesties vanuit een nieuwe invalshoek worden bekeken, waarbij alle betrokken partijen in de eerste plaats een aantal sportieve grondbeginselen in acht moeten nemen:

- De Europese Unie erkent dat sport in Europa een eminente rol speelt. Voorts is de Europese Unie van oordeel dat het uiterst belangrijk is de functie van sport op het vlak van sociale integratie, onderwijs en volksgezondheid te vrijwaren. De Europese Unie hecht ook zeer veel belang aan het feit dat de sportbonden bijdragen tot het algemeen belang;

- De integriteit en de autonomie van de sport moeten worden gevrijwaard. Om te voorkomen dat de bestaande sportstructuren en de ethiek van de sport in het gedrang komen, moeten transacties waarbij commerciële groepen (bijvoorbeeld mediaconcerns) sportclubs opkopen, aan duidelijke voorschriften worden onderworpen, als dergelijke transacties worden toegestaan;

- Het systeem van promoveren en degraderen is kenmerkend voor de Europese sport. Dit systeem biedt kleine en middelgrote clubs betere kansen en komt de sportieve verdienste ten goede;

- Dopinggebruik en sport staan haaks op elkaar. Bijgevolg moet dopinggebruik meedogenloos worden bestreden;

- De "handel" in jonge sportlui moet worden bestreden. Elke jonge topsporter moet naast een sportopleiding een aanvullende beroepsopleiding krijgen.

Op grond van deze beginselen moeten de Europese instellingen, de lidstaten en de sportorganisaties hun krachten bundelen en een nieuw partnerschap aangaan. Doel is de rol van sport in Europa te bevorderen met inachtneming van de waarden die sport belichaamt, en zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de sportorganisaties en de bepalingen van het Verdrag (met name het subsidiariteitsbeginsel).

Deze gemeenschappelijke grondbeginselen dreigen in het gedrang te komen, als de sportbonden, de lidstaten en de Europese Gemeenschap afzonderlijk optreden en verzuimen hun beleid te coördineren. Samenwerking tussen deze drie partijen kan de Europese sportsector daarentegen nieuwe impulsen geven en de sportwereld in staat stellen zich aan de nieuwe economische omstandigheden aan te passen, zonder dat de sociale functie van sport verloren gaat.