Resolutie over het Witboek van de Commissie getiteld "Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik: Een gefaseerde aanpak van een gemeenschappelijk kader voor het in rekening brengen van het gebruik van vervoersinfrastructuur in de EU" (COM(98)0466 C4-0514/98)
Resolutie over het Witboek van de Commissie getiteld "Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik: Een gefaseerde aanpak van een gemeenschappelijk kader voor het in rekening brengen van het gebruik van vervoersinfrastructuur in de EU" (COM(98)0466 C4-0514/98)
Resolutie over het Witboek van de Commissie getiteld "Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik: Een gefaseerde aanpak van een gemeenschappelijk kader voor het in rekening brengen van het gebruik van vervoersinfrastructuur in de EU" (COM(98)0466 C4-0514/98)
Publicatieblad Nr. C 219 van 30/07/1999 blz. 0460
A4-0111/99
Resolutie over het Witboek van de Commissie getiteld "Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik: Een gefaseerde aanpak van een gemeenschappelijk kader voor het in rekening brengen van het gebruik van vervoersinfrastructuur in de EU" (COM(98)0466 - C4-0514/98)
Het Europees Parlement,
- gezien het Witboek van de Commissie (COM(98)0466 - C4-0514/98),
- gelet op het Groenboek van de Commissie over een milieuvriendelijke "duurzame mobiliteit", het Witboek over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoerbeleid en zijn desbetreffende resoluties van 18 september 1992 ((PB C 284 van 2.11.1992, blz. 164.)) en 18 januari 1994 ((PB C 44 van 14.2.1994, blz. 53.)),
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juni 1996 over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over het gemeenschappelijk vervoersbeleid - actieprogramma 1995-2000) ((PB C 181 van 24.6.1996, blz. 21.)),
- gezien het Groenboek van de Commissie getiteld "Naar een eerlijke en doelmatige prijsstelling in het vervoer - mogelijke beleidskeuzen voor het internaliseren van de externe kosten van vervoer in de Europese Unie", alsmede zijn desbetreffende resolutie van 30 januari 1997 ((PB C 55 van 24.2.1997, blz. 41.)),
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 januari 1999 over het Groenboek van de Commissie "Havens en maritieme infrastructuur" ((Deel II, punt 11 b) van de notulen van die datum.)),
- gezien de resoluties van de Raad van 11 maart en 18 juni 1997 over elektronische heffingen in de EU,
- gelet op resolutie 98/1 van de Europese Conferentie van ministers van Vervoer (ECMT), die op 26/27 mei 1998 in Kopenhagen is aangenomen, over het internaliseren van externe kosten in het vervoer,
- gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A4-0111/99),
A. gezien het feit dat de externe kosten volgens schattingen van de Commissie jaarlijks voor de gehele EU worden geraamd op 250 mrd euro (waarvan 90% voor rekening van het wegvervoer komt) ofwel ca. 4% van het bruto intern product (waarvan ca. 2% files, 1,5% ongevallen en 0,6% luchtvervuiling en geluidhinder),
B. gezien de schattingen van de Commissie, volgens welke door internalisering van de externe kosten op communautair niveau 28 tot 78 mrd euro jaarlijks kan worden bespaard door kortere wachttijd in files, vermindering van het aantal ongevallen en een geringere belasting door geluidshinder en andere oorzaken, alsmede een gemiddelde vermindering van de CO2-uitstoot met ca. 12%,
C. gezien het feit dat investeringen in het vervoer hun financiële grens hebben bereikt, zoals blijkt uit het feit dat de uitgaven voor infrastructurele maatregelen van het vervoerbeleid in de OESO-landen in de jaren '80 met 30% zijn teruggelopen, terwijl het bruto nationaal product van deze landen gemiddeld met ca. 50% en de overheidsbegrotingen met ca. 35% zijn gestegen,
D. overwegende dat de huidige kostenbelasting in het vervoer vanwege de verschillende regelingen bij alle vervoermiddelen in de diverse lidstaten tot concurrentievervalsing leidt,
E. overwegende dat door de voortdurende toename van het verkeer een verkeersinfarct dreigt op de drukke, vooral grensoverschrijdende routes alsmede in alle grotere steden in de Gemeenschap,
F. overwegende dat vermindering van de verkeerslast, alsmede verplaatsing van het verkeer naar milieuvriendelijke vervoermiddelen, en het vermijden van onnodig vervoer, absoluut noodzakelijk is,
G. overwegende dat door het groeiende verkeer het milieu steeds meer wordt aangetast en de levenskwaliteit van de burgers afneemt en in sommige plaatsen de grens van het belastbare vermogen reeds is bereikt,
H. overwegende dat gestreefd moet worden naar een eerlijke concurrentie tussen alle vervoermiddelen (wegen, spoorwegen, zee- en binnenvaart, luchtvaart),
I. overwegende dat een verantwoorde oplossing moet worden gevonden voor de uiteenlopende belastingen (wegenbelasting, vignetregeling) in de diverse lidstaten, maar dat de lidstaten niet mogen worden verhinderd op dit gebied eigen, innoverende regelingen in te voeren,
J. overwegende dat aangezien de technische voorwaarden aanwezig zijn om uniforme tariefsystemen, bijvoorbeeld met behulp van telematica, in de gehele EU in te voeren, deze kans moet worden benut, omdat deze technologie mogelijkheden voor de industrie biedt en werkgelegenheidsimpulsen kan geven,
1. is verheugd over het Witboek dat het beschouwt als een stap voor de totstandbrenging en ontwikkeling van een duurzame mobiliteit met berekening van de werkelijk veroorzaakte kosten op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt; is met name verheugd over het idee van de Commissie om een uniform systeem voor tariefberekening voor alle vervoermiddelen in te voeren, o.a. op basis van de sociale marginale kosten, maar verzoekt de Commissie tevens de mogelijkheid na te gaan het in rekening brengen van de marginale kosten aan te vullen met een meertrapsprijsregeling, waarin met name emissie-, energie- en CO2-belastingen moeten worden opgenomen;
2. wijst erop dat dit moet worden gezien in verband met andere maatregelen en op het gebied van het vervoerbeleid, zoals de transeuropese netwerken, de bevordering van het intermodale vervoer en toepassing van de telematica;
3. beklemtoont het belang van de werkzaamheden van een Comité van regeringsdeskundigen en van de subcommissies en werkgroepen daarvan, die de Commissie in de eerste fase van de tenuitvoerleggingsperiode wil instellen, juicht de opneming door de Commissie van vervoerders, gebruikers en de betrokken NGO's in deze commissies toe en verzoekt de Commissie het Parlement voortdurend op de hoogte te houden van de resultaten van de beraadslagingen van deze commissies;
4. is in principe verheugd over het voornemen van de Commissie om de tenuitvoerlegging van het Witboek in drie fasen te laten plaatsvinden, maar heeft er bezwaar tegen dat een veelheid van maatregelen is gepland, die mogelijk niet coherent op elkaar afgestemd zijn; verzoekt de Commissie derhalve ook een geïntegreerde aanpak te volgen voor een spoedige en effectieve afschaffing van concurrentiedistorsies tussen de EU-lidstaten;
5. verzoekt de Commissie en de Raad geen concurrentievervalsing tussen vervoermiddelen te laten ontstaan, doordat de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het Witboek op verschillende tijdstippen voor de verschillende middelen van vervoer (met name de spoorwegen en het wegvervoer) worden vastgesteld; verzoekt de Commissie het door haarzelf vastgestelde tijdschema voor de tenuitvoerlegging nauwgezet in acht te nemen en aan het einde van de eerste en de tweede fase, d.w.z. in de jaren 2000 en 2004 alsmede tijdens de derde fase na 2004 het Parlement regelmatig mede te delen of de tenuitvoerlegging binnen de vastgestelde termijn is geschied;
6. verzoekt alle instellingen van de Europese Unie de uitvoeringsmaatregelen die zich reeds in de wetgevingsprocedure bevinden (eurovignetrichtlijn, spoorweginfrastructuurpakket), zo spoedig mogelijk goed te keuren;
7. verzoekt de Commissie om het heffingenstelsel nauwkeuriger te omschrijven, de opgenomen kostenelementen nauwkeurig toe te lichten en tevens de kapitaalkosten in de kostenelementen op te nemen;
8. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat rechtstreekse vergelijking van de prestaties van de individuele vervoermiddelen mogelijk is en het gunstigste aanbod gemakkelijk kan worden herkend, en verzoekt de Commissie in dit verband tevens zich over particuliere vormen van vervoersbeheer te buigen;
9. wijst erop dat de kostenberekening vanwege regionale omstandigheiden en regionale economische ontwikkeling rekening moet houden met het traject, de uitstoot van schadelijke stoffen door het vervoermiddel (afhankelijk van het vermogen), het tijdstip van de rit en het gebruikte vervoermiddel, en dat in gevoelige regio's hogeren tarieven kunnen worden berekend;
10. wijst erop dat de uitvoering van het Witboek de kosten van het vervoer niet mag verhogen, maar een verlegging moet bewerkstelligen van "vaste" naar "variabele" kosten;
11. wijst erop dat de kosten die door het verkeer ontstaan tot nu toe meestal niet door de veroorzakers, maar door de gemeenschap werden gedragen, momenteel door een inefficiënt gebruik zeer hoog liggen en derhalve eventueel zelfs kunnen worden verlaagd;
12. wijst erop dat de verwachte inkomsten uit heffingen in het kader van een duurzaam vervoersbeleid moeten worden geïnvesteerd in de instandhouding en uitbreiding van de vervoersinfrastructuur en gebruikt voor vermindering van de veroorzaakte externe schade alsmede voor compenserende betalingen aan de betrokken landen;
13. verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om voor een eerlijke concurrentie tussen de vervoermiddelen te zorgen mede doordat de sociale voorwaarden voor de werknemers in de vervoersector tussen de diverse vervoermiddelen vergelijkbaar zijn;
14. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om te zorgen voor een algehele controle van de sociale voorschriften met name in het wegvervoer, aangezien het niet in acht nemen van deze voorschriften geen concurrentievoordeel mag opleveren;
15. verzoekt de Commissie om bij de in te dienen richtlijnen met het volgende rekening te houden:
a) zo mogelijk opneming van het personenautovervoer in het heffingenconcept, om concurrentievervalsing tussen individuele vervoermiddelen te vermijden, om de kosten billijk over alle gebruikers van de wegeninfrastructuur te verdelen en om een efficiënt gebruik van de wegeninfrastructuur te waarborgen; daarbij moet er echter op worden gelet dat sociaal achtergestelden en/of gehandicapten niet onevenredig door heffingen worden belast of dat er voor hen compenserende maatregelen komen; indien dit niet op basis van de sociale marginale kosten kan worden bereikt, moet de Commissie nieuwe voorstellen voorleggen over hoe het particulier autovervoer (b.v. via de hoogte van de belasting op aardolie) hierbij kan worden betrokken,
b) voor alle vervoermiddelen een heffingenstelsel dat het gebruik van milieuvriendelijke technologie bevordert en stimulansen geeft om steeds het meest milieuvriendelijke vervoermiddel te gebruiken, en zoveel mogelijk het openbare streekvervoer bevordert,
c) - in de luchtvaart: belasting op kerosine in het kader van de internationale overeenkomsten inzake het luchtvervoer;
- in de zeescheepvaart: minimumkwaliteitsnorm voor dieselbrandstof, gebruik van bio-brandstof en smeermiddelen in de pleziervaart;
- voor beide vervoermiddelen: minimale kwaliteitsnormen voor deze brandstoffen,
d) de waarborging van een basisvoorziening met een mobiliteitsaanbod voor de gehele bevolking, met name in dunbevolkte en perifere gebieden;
16. wijst erop dat gestreefd moet worden naar aanvaarding door de burgers van een heffingenstelsel en verzoekt de Commissie derhalve uitgebreide maatregelen voor te stellen die met deze omstandigheid rekening houden;
17. wijst erop dat in het Witboek geen rekening wordt gehouden met de kwesties in verband met de uitbreiding van de EU en verzoekt de Commissie bij alle in te dienen voorstellen voor tenuitvoerlegging van het Witboek rekening te houden met de geleidelijke opneming van de toetredende landen;
18. verzoekt de Commissie voor de gehele EU uniforme voorstellen te doen voor de berekening van de externe kosten in alle vervoerssectoren, voor het geval zou blijken dat het tijdschema voor de omzetting niet kan worden aangehouden en er te grote verschillen tussen de tariefregelingen in de verschillende lidstaten bestaan;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité alsmede de regeringen en parlementen van de lidstaten.