Home

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98 de Raad

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98 de Raad

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98 de Raad /* COM/99/0246 def. */


Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98 van de Raad

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Overeenkomstig gemeenschappelijk standpunt 98/426/GBVB heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1901/98 betreffende een verbod op vluchten van Joegoslavische luchtvaartmaatschappijen tussen de Federale Republiek Joegoslavië en de Europese Gemeenschap vastgesteld. Nadien is die verordening gewijzigd teneinde Montenegro Airlines de mogelijkheid te bieden onder bepaalde voorwaarden chartervluchten uit te voeren.

2. Op 26 april 1999 besliste de Raad Algemene Zaken dat het verbod op vluchten van Joegoslavische luchtvaarmaatschappijen tot een omvattend vliegverbod moest worden uitgebreid. Zulks werd bevestigd in gemeenschappelijk standpunt 99/.../GBVB.

3. Het onderhavige voorstel voor een verordening van de Raad wordt ingediend met het oog op de tenuitvoerlegging van dat gemeenschappelijk standpunt. Daartoe zouden niet alleen vluchten van Joegoslavische luchtvaartmaatschappijen tussen de Gemeenschap en de Federale Republiek Joegoslavië moeten worden verboden maar ook vluchten tussen die grondgebieden door luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap en derde landen. Bovendien mogen vliegtuigen die in de Federale Republiek Joegoslavië zijn geregistreerd of door Joegoslavische luchtvaartmaatschappijen worden geëxploiteerd, geen toestemming krijgen op het grondgebied van de Gemeenschap te landen of daar op te stijgen (artikel 1). Het vliegverbod wordt aangevuld met de intrekking van exploitatievergunningen en een verbod om dergelijke vergunningen te verlenen of te verlengen (artikel 2).

4. Hoewel het geplande verbod omvattend zou moeten zijn, wordt voorgesteld dat het met betrekking tot andere dan Joegoslavische vliegtuigen, alleen zou gelden voor commercieel geëxploiteerde vliegtuigen of vliegtuigen die voor particuliere doeleinden worden ingelegd, en dat uitzonderingen worden vastgesteld voor noodlandingen en vluchten voor strikt humanitaire doeleinden.

5. Afgezien van de gebruikelijke bepalingen betreffende het omzeilen van het verbod, het toepassingsgebied van de verordening en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie bevat het verordeningsvoorstel ook een bepaling die moet zorgen voor continuïteit bij de bestaande verbodsbepalingen ten aanzien van Joegoslavische luchtvaartmaatschappijen (artikel 5, lid 2). Die bepaling wordt nodig geacht omdat Verordening (EG) nr. 1901/98 van de Raad door de voorgestelde verordening vervalt.

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98 van de Raad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 301,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 99/.../GBVB, door de Raad bepaald op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake bijkomende beperkende maatregelen tegen de Federale Republiek Joegoslavië (1),

(1) PB L , 1999, blz .

Gezien het voorstel van de Commissie,

(1) Overwegende dat de Raad, in het licht van de voortdurende schendingen van de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad door de regering van de Federale Republiek Joegoslavië en de regering van de Republiek Servië, en van het extreme en crimineel onverantwoordelijke beleid dat zij voeren met inbegrip van repressie tegen hun eigen burgers, waardoor de mensenrechten en het internationaal humanitair recht ernstig worden geschonden, zijn krachtdadige en blijvende steun heeft toegezegd aan een maximale druk vanwege de internationale gemeenschap op president Milosevic en zijn regime;

(2) Overwegende dat derhalve, alle vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië moeten worden verboden;

(3) Overwegende dat deze maatregel onder het toepassingsgebied van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt;

(4) Overwegende dat derhalve, vooral ter voorkoming van concurrentiedistorties, communautaire wetgeving nodig is voor de uitvoering van deze maatregel, voorzover het grondgebied van de Gemeenschap daarbij betrokken is; dat voor de toepassing van deze verordening het grondgebied van de Gemeenschap wordt geacht het grondgebied te omvatten van de lidstaten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag bepaalde voorwaarden;

(5) Overwegende dat toestemming dient te worden verleend voor noodlandingen en het daaropvolgende opstijgen van vliegtuigen, en te voorzien in uitzonderingen voor vluchten om strikt humanitaire redenen;

(6) Overwegende dat de Commissie en de lidstaten elkaar in kennis dienen te stellen van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en van andere ter zake dienende gegevens waarover zij in verband met deze verordening beschikken;

(7) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1901/98 van de Raad (2), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/99 van de Raad, mag worden ingetrokken, aangezien deze verordening onder meer een verbod vaststelt op vluchten van Joegoslavische luchtvaartmaatschappijen, zulks zonder afbreuk te doen aan de nationale voorschriften tot vaststelling van sancties ingeval de bepalingen daarvan worden geschonden;

(2) PB L 248 van 8.9.1998, blz. 7.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een verbod ingesteld op het opstijgen of landen op het grondgebied van de Gemeenschap van

- vliegtuigen die direct of indirect worden geëxploiteerd door een Joegoslavische luchtvaartonderneming, dit wil zeggen een luchtvaartonderneming die haar hoofdzetel of maatschappelijke zetel in de Federale Republiek Joegoslavië heeft;

- vliegtuigen die in de Federale Republiek Joegoslavië zijn geregistreerd, of

- alle civiele vliegtuigen, dit wil zeggen vliegtuigen die om commerciële of particuliere redenen worden geëxploiteerd, indien zij op het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië zijn opgestegen of daar moeten landen.

Artikel 2

1. Alle exploitatievergunningen voor lijndiensten tussen een plaats op het grondgebied van de Gemeenschap en een plaats in de Federale Republiek Joegoslavië worden hierbij ingetrokken, en er worden geen nieuwe exploitatievergunningen voor die diensten afgegeven.

2. Alle vergunningen voor chartervluchten, hetzij individuele hetzij reeksen vluchten, tussen een plaats op het grondgebied van de Gemeenschap en een plaats in de Federale Republiek Joegoslavië worden hierbij ingetrokken, en er worden geen nieuwe vergunningen voor dergelijke vluchten afgegeven.

3. 4. Er worden geen nieuwe exploitatievergunningen afgegeven of bestaande vergunningen verlengd waardoor vliegtuigen die in de Federale Republiek Joegoslavië zijn geregistreerd of die door Joegoslavische luchtvaartondernemingen worden geëxploiteerd, in staat worden gesteld naar of van luchthavens in de Gemeenschap te vliegen.

Artikel 3

1. Artikel 1 is niet van toepassing op noodlandingen of het daaropvolgende opstijgen van vliegtuigen.

2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1 en 2 mogen de bevoegde instanties van de lidstaten gevalsgewijs en met inachtneming van de overlegprocedure van lid 3 toestaan dat civiele vliegtuigen opstijgen of landen op het grondgebied van de Gemeenschap, indien aan deze instanties afdoende bewijzen worden verstrekt dat de vlucht naar of van het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië strikt humanitaire doeleinden heeft.

3. De bevoegde instanties van een lidstaat die zinnens zijn overeenkomstig lid 2 toestemming te verlenen voor het opstijgen of landen van een vliegtuig, stellen de bevoegde instanties van de lidstaten en de Commissie in kennis van de gronden waarop zij dat wensen te doen.

Indien een lidstaat of de Commissie binnen een werkdag na ontvangst van genoemde kennisgeving aan de andere lidstaten of de Commissie afdoende bewijzen heeft verstrekt dat de voorgenomen vlucht niet voor de vermelde humanitaire doeleinden is bestemd, belegt de Commissie binnen een werkdag na ontvangst van die bewijzen een bijeenkomst met de lidstaten om overleg over de desbetreffende bewijzen te plegen.

De lidstaat die zinnens is toestemming te verlenen voor het opstijgen of landen van een vliegtuig neemt alleen dan een besluit over deze toestemming wanneer er geen bezwaren zijn gemaakt of nadat het overleg over de afdoende bewijzen in de door de Commissie belegde vergadering heeft plaatsgevonden. Ingeval na die vergadering toestemming wordt verleend, stelt de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de gronden waarop zijn besluit om toestemming te verlenen is gebaseerd.

4. Geen enkele bepaling van deze verordening mag worden uitgelegd als vormende een beperking op het recht van de in artikel 1 bedoelde vliegtuigen om overeenkomstig de geldende voorschriften voor transitodoeleinden over het grondgebied van de Gemeenschap of dat van de Federale Republiek Joegoslavië te vliegen.

Artikel 4

Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan aanverwante activiteiten die direct of indirect tot doel of tot gevolg hebben dat de bepalingen van de artikelen 1 of 2 worden omzeild.

Artikel 5

Iedere lidstaat bepaalt welke straffen moeten worden opgelegd wanneer de bepalingen van deze verordening worden overtreden. Deze straffen dienen doeltreffend, evenredig en ontradend te zijn.

In afwachting dat eventueel daartoe noodzakelijke voorschriften worden vastgesteld, worden de straffen die bij overtreding van de bepalingen van deze verordening moeten worden opgelegd, door de lidstaten vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1901/98 van de Raad.

Artikel 6

De Commissie en de lidstaten houden elkaar op de hoogte van de maatregelen die krachtens deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken, bijvoorbeeld overtredingen en handhavingsproblemen, uitspraken van nationale rechtbanken of besluiten van betrokken internationale fora.

Artikel 7

Verordening (EG) nr. 1901/98 van de Raad, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/99 van de Raad, wordt hierbij ingetrokken en vervangen door de bepalingen van deze verordening.

Artikel 8

Deze verordening is van toepassing

- op het grondgebied van de Gemeenschap met inbegrip van haar luchtruim,

- op alle vliegtuigen of vaartuigen die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen,

- op alle zich elders bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn, en

- op alle volgens het recht van een lidstaat geregistreerde of opgerichte lichamen.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter