Voorstel voor een besluit van de Raad over het door de Gemeenschap in te nemen standpunt in de Associatieraad, ingesteld bij de op 12 juni 1995 ondertekende Europa-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, ten aanzien van de verlenging met vijf jaar van de periode bedoeld in artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst met Estland
Voorstel voor een besluit van de Raad over het door de Gemeenschap in te nemen standpunt in de Associatieraad, ingesteld bij de op 12 juni 1995 ondertekende Europa-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, ten aanzien van de verlenging met vijf jaar van de periode bedoeld in artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst met Estland
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over het door de Gemeenschap in te nemen standpunt in de Associatieraad, ingesteld bij de op 12 juni 1995 ondertekende Europa-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, ten aanzien van de verlenging met vijf jaar van de periode bedoeld in artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst met Estland
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
Verlenging met vijf jaar van de periode bedoeld in artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst met Estland
1. In artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst met Estland wordt bepaald dat - voor de toepassing van bepaalde voorschriften voor overheidssteun - gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van die overeenkomst alle door Estland verleende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat het land wordt gelijkgesteld met de streken van de Gemeenschap die volgens artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor overheidssteun in aanmerking komen.
2. De bedoelde periode van vijf jaar loopt af op 31 december 1999.
3. Overeenkomstig de laatste zin van artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst, besluit de Associatieraad, met inachtneming van de economische situatie in Estland, of die periode met nog eens vijf jaar moet worden verlengd.
4. Estland heeft om deze verlenging verzocht.
5. Het belangrijkste criterium op grond waarvan een regio in aanmerking komt voor regionale steun overeenkomstig het bepaalde in artikel 87, lid 3, sub a), is dat het BBP per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtpariteit, minder moet bedragen dan 75% van het gemiddelde BBP van de 15 lidstaten van de EU [1].
[1] PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.
6. De Commissie heeft het verzoek aan de hand van de voor Estland beschikbare gegevens bestudeerd.
Uit de gegevens blijkt dat het BBP per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtpariteiten, in Estland 37% van het communautair gemiddelde over 1997 bedraagt.
7. Volgens de Commissie is er hierom voldoende grond de verlenging voor Estland toe te staan, mits voor Estland regelmatig de informatie over de economische situatie beschikbaar komt die relevant is voor de beoordeling van de toepassing van artikel 63, lid 4, sub a), in het bijzonder gegevens over het BBP per hoofd van de bevolking, berekend in koopkrachtpariteit.
In verband met de uiteenlopende niveaus van economische ontwikkeling moet de maximale steun aan de diverse regio's binnen Estland worden aangepast. Deze differentiëring van de hulp moet door de Commissie en de Estlandse toezichthoudende autoriteit gezamenlijk worden vastgesteld aan de hand van de gegevens per regio, overeenkomstig de in de Gemeenschap van toepassing zijnde richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen [2].
[2] PB C 74 van 10.3.1998.
8. De Commissie verzoekt de Raad derhalve om bijgaand voorstel voor een besluit van de Raad goed te keuren.
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
over het door de Gemeenschap in te nemen standpunt in de Associatieraad, ingesteld bij de op 12 juni 1995 ondertekende Europa-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, ten aanzien van de verlenging met vijf jaar van de periode bedoeld in artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst met Estland
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133 juncto de eerste zin van artikel 300, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen,
(1) Overwegende dat de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten op 12 juni 1995 de Europa-Overeenkomst met de Republiek Estland hebben ondertekend;
(2) Overwegende dat artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst bepaalt dat de Associatieraad, rekening houdend met de economische situatie in Estland, besluit of de termijn tijdens welke alle door Estland toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Estland wordt gelijkgesteld met de streken van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met nog eens vijf jaar moet worden verlengd,
BESLUIT:
Het door de Gemeenschap in te nemen standpunt in de Associatieraad, ingesteld bij de Europa-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, ten aanzien van de verlenging met vijf jaar van de periode bedoeld in artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Associatieraad.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De Voorzitter
BIJLAGE
ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK ESTLAND
De Associatieraad
BESLUIT NR. &/99 VAN DE ASSOCIATIERAAD ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN HUN LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN DE REPUBLIEK ESTLAND, ANDERZIJDS,
van
tot verlenging met vijf jaar van de periode tijdens welke alle door Estland toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Estland wordt gelijkgesteld met de streken bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
DE ASSOCIATIERAAD,
Gelet op de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds [3], inzonderheid op artikel 63, lid 4, sub a),
[3] PB L 68 van 9.3.1998, blz. 3.
Overwegende dat artikel 63, lid 4, sub a), van de Europa-Overeenkomst bepaalt dat de Associatieraad, rekening houdend met de economische situatie in Estland, besluit of de termijn tijdens welke alle door Estland toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Estland wordt gelijkgesteld met de streken van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met nog eens vijf jaar moet worden verlengd;
Overwegende dat het BBP per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtpariteiten, in Estland 37% bedraagt van het gemiddelde van de Gemeenschap over 1997, en dat bedoelde verlenging derhalve passend is,
BESLUIT:
Artikel 1
De periode tijdens welke alle door Estland toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Estland wordt gelijkgesteld met de streken van de Gemeenschap bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wordt met vijf jaar verlengd.
Artikel 2
Binnen zes maanden na de datum van goedkeuring van dit besluit verrichten de Europese Commissie en de nationale toezichthoudende autoriteit, aan de hand van de door Eurostat verstrekte gegevens per regio, gezamenlijk een evaluatie van de maximale hulpbedragen voor regionale steunmaatregelen van de staat, overeenkomstig de communautaire Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen [4]. Daarna wordt een gezamenlijk voorstel ingediend bij het Associatiecomité, dat hierover een besluit neemt.
[4] PB C 74 van 10.3.1998.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen. Het is van toepassing vanaf 1 januari 2000.
Gedaan te Brussel,
Voor de Associatieraad
De Voorzitter