Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad"

Publicatieblad Nr. C 117 van 26/04/2000 blz. 0047 - 0050


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad"

(2000/C 117/09)

De Raad heeft op 12 november 1999 besloten, overeenkomstig artikel 152 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 februari 2000 goedgekeurd; rapporteur was de heer Evans.

Het Comité heeft tijdens zijn 370e zitting van 1 en 2 maart 2000 (vergadering van 2 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 64 stemmen vóór en 3 tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd:

1. Inleiding(1)

De nieuwe regeling voor de identificatie en registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten is gebaseerd op twee voorstellen. Bedoeling van het eerste voorstel (99/0205 COD)(2), dat in december 1999 door de Raad en het Parlement is besproken, is enkel de huidige vrijwillige regeling te verlengen, aangezien het merendeel van de lidstaten er nog niet in is geslaagd de vereiste identificatieregeling voor vee volledig toe te passen. De Raad ging niet akkoord met de door het Parlement voorgestelde wijzigingen, maar heeft wel ingestemd met een verlenging van de regeling. Daarop heeft de Commissie op grond van art. 19 besloten de status quo te handhaven tot 1 september 2000, en heeft de Raad op 21 december 1999 Verordening (EG) nr. 2772/1999 tot vaststelling van de algemene bepalingen voor een verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees(3) goedgekeurd.

1.1. In het tweede voorstel (99/0204 COD) wordt een in twee stappen in te voeren verplichte regeling voor identificatie, registratie en etikettering vastgelegd, en is tevens voorzien in een parallelle, vrijwillige etiketteringsregeling. Conform de besluiten van december 1999 moeten deze bepalingen vóór 1 september 2000 in werking treden.

1.2. De eerste fase impliceert dat handelaren of organisaties die vers of ingevroren rund- of kalfsvlees op de markt brengen, vanaf 1 september 2000 de volgende gegevens op het etiket moeten vermelden:

- een referentiecode waarmee kan worden nagegaan van welk dier het vlees afkomstig is; dat kan het identificatienummer zijn van het dier waarvan het vlees afkomstig is, of het nummer van een groep dieren;

- de regio, de lidstaat of het derde land waar het slachthuis en het uitbeenbedrijf zijn gevestigd;

- het erkenningsnummer van het slachthuis en van het uitbeenbedrijf;

- de slachtdatum;

- de categorie van het dier (niet omschreven in het voorstel);

- de ideale minimum-rijpingsduur.

1.3. In een volgende fase, die ingaat op 1 januari 2003, moeten ook de volgende gegevens op het etiket worden vermeld:

- de lidstaat, de regio, het bedrijf of het derde land waar het dier of de groep dieren is geboren,

- de lidstaat, de regio, het bedrijf of het derde land waar het dier of de groep dieren is gemest,

- de lidstaat, de regio, het slachthuis of het derde land waar het dier of de groep dieren is geslacht,

- de lidstaat, de regio, het bedrijf of het derde land waar het dier of de groep dieren is uitgebeend.

1.4. In bepaalde gevallen kan worden volstaan met minder expliciete geografische gegevens. Als al het bovenstaande heeft plaatsgevonden

- in één of meer lidstaten, mag de vermelding "Oorsprong: EG" worden aangebracht,

- in een derde land en de EG, mag de vermelding "Oorsprong: EG en niet-EG" worden aangebracht,

- in één of meer derde landen, mag de vermelding "Oorsprong: niet-EG" worden aangebracht.

1.5. Verder behelst het voorstel ook algemene bepalingen inzake een facultatieve etiketteringsregeling, die naast de verplichte regeling kan worden ingevoerd op voorwaarde dat hierop toezicht wordt gehouden door een bevoegde autoriteit en dat de identificatie controleerbaar is. De facultatieve regeling geldt voor rundvlees uit de EU en uit derde landen.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Juridische kwesties

2.1.1. Over de rechtsgrondslag voor het voorstel wordt nog onderhandeld. De Commissie gaat ervan uit dat art. 152 van het Verdrag van Amsterdam de correcte basis is, en niet het vroegere art. 43 waarop Verordening (EG) nr. 820/97 is gebaseerd, hoewel het Hof van Justitie zich nog niet heeft uitgesproken over deze zaak, waarin de Commissie en het Europees Parlement tegenover de Raad staan.

2.1.2. Conform de bepalingen voor de toepassing van art. 22, waarin wordt bepaald dat de Commissie controle kan uitoefenen en de naleving van de bepalingen kan afdwingen, zal zij in bepaalde gevallen het Permanent Veterinair Comité om raad of bijstand moeten vragen(4).

2.2. Beleidsdoelstellingen

2.2.1. Het Comité wijst op de veelheid aan doelstellingen: zo telt het voorstel voor een verordening maar liefst 32 overwegingen. Zelf onderscheidt het Comité de volgende hoofdpunten:

- het vertrouwen van de consument in rundvlees versterken;

- de veterinaire autoriteiten de kans geven om ter bestrijding van dierziekten dieren uit zowel de EU als derde landen terdege te controleren;

- erop toezien dat voor elk stuk rundvlees dat in de kleinhandel te koop wordt aangeboden, het verwerkend bedrijf, het slachthuis en ten slotte ook het landbouwbedrijf van herkomst kunnen worden achterhaald;

- de uitwisseling van informatie tussen lidstaten sneller en doeltreffender maken, en streven naar nauwere samenwerking met de Commissie bij het controleren en volgen van het traject dat de runderen afleggen;

- bepaalde communautaire steunregelingen beter beheren;

- de producenten niet belasten met overbodige financiële rompslomp;

- streven naar maximale transparantie op de rundvleesmarkt.

2.2.2. Het Comité twijfelt er ernstig aan of de Commissie er goed aan doet wettelijke en administratieve maatregelen, die erop gericht zijn grondige veterinaire controles mogelijk te maken en de volksgezondheid te beschermen, samen te behandelen met etiketteringsmaatregelen ter bescherming van de consument. Zo behelst titel I bepalingen die uitsluitend gericht zijn op naspeurbaarheid (oormerken, registers, paspoorten, gecomputeriseerde gegevensbestanden), terwijl in titel II etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld (erkenningsnummer van slachthuis en uitbeenbedrijf, categorie van het dier, slachtdatum, ideale rijpingsduur), die enerzijds bedoeld zijn om de tenuitvoerlegging te vergemakkelijken, maar ook om de consument nuttige informatie te verschaffen en zijn vertrouwen te versterken.

2.2.3. Het Comité hamert erop dat bescherming van de volksgezondheid op de eerste plaats moet komen, en dat de nieuwe regeling zo snel mogelijk van kracht moet worden. Het merkt in dit verband nog op dat het Parlement weigerachtig stond tegenover de verlenging van de vrijwillige regeling van Verordening (EG) nr. 820/97 na september 2000. Gezien de praktische problemen die zich in sommige lidstaten voordoen bij de samenstelling van de gegevensbanken, zullen de bevoegde autoriteiten evenwel bijzondere inspanningen moeten leveren om de ingekorte termijnen niet te overschrijden.

2.2.4. Verder mag niet worden vergeten dat rundvlees vanaf het landbouwbedrijf tot de consument een lange weg aflegt, en dat de praktische organisatie van een en ander van lidstaat tot lidstaat verschilt. Het is dan ook van cruciaal belang dat alle lidstaten, tijdens alle stadia van het traject dat het vlees aflegt, de in het voorstel vermelde controles ook daadwerkelijk uitvoeren.

2.2.5. De Commissie heeft erkend dat zich nog problemen kunnen voordoen met rundvlees of rundvleesproducten uit derde landen, die niet steeds in staat zijn de informatie te verstrekken die voor EU-rundvlees wordt vereist. Zij stelt daarom voor dat in dergelijke gevallen wordt afgeweken van de regeling, en dat de vermelding "Oorsprong: Niet-EG" of "Geslacht in: ... (naam van het derde land)" wordt aangebracht, wat niet indruist tegen de WTO-voorschriften. Het voorstel voor een verordening bevat geen administratieve voorschriften die garanderen dat bij de invoer van rundvlees de desbetreffende gezondheidsbepalingen in acht zijn genomen.

2.2.6. Ten slotte is het Comité verontrust over de wirwar van uiteenlopende voorschriften op het vlak van etikettering van voedingsmiddelen, die er met de invoering van de hier voorgestelde bepalingen niet overzichtelijker op zal worden. Het verzoekt de Commissie daarom met klem om, in het belang van de veiligheid van de consument, in het kader van haar programma voor voedselveiligheid te streven naar eenvoudigere en relevantere etiketteringsvoorschriften.

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. De verordeningen zijn vooral gericht op het algemeen welzijn en de volksgezondheid. Het Comité zou dan ook gaarne zien dat wordt bekeken of de kosten, zoals nu het geval is, wel uitsluitend door de producenten moeten worden gedragen.

3.2. Etikettering

3.2.1. Het Comité is van oordeel dat de verbruiker van bij het begin de herkomst van de dieren van het etiket moet kunnen aflezen. De Commissie stelt echter voor deze aanduiding eerst vanaf 1 januari 2003 verplicht te stellen.

3.2.2. Het Comité heeft zich uitgebreid beziggehouden met de vraag of het erkenningsnummer van het slachthuis en het uitbeenbedrijf op het etiket moeten worden vermeld. Het is tot de conclusie gekomen dat de consument zijn voordeel kan doen met alle mogelijke informatie, als die maar correct is, en dat zijn vertrouwen zal toenemen als hij uit het etiket kan afleiden dat het product beantwoordt aan een aantal strenge criteria inzake traceerbaarheid. Het Comité schaart zich dan ook achter de bepalingen in kwestie.

3.2.3. Ook het voorstel om de "ideale minimum-rijpingsduur" op het etiket te vermelden is door het Comité tot in detail besproken. Deze voorwaarde heeft evenwel betrekking op de kwaliteit en de smaak van bereid vlees, en hoort dus niet thuis in gegevens inzake de veiligheid en traceerbaarheid. De rijping is bovendien een complexe aangelegenheid, en heeft niet enkel te maken met de slachtdatum. Ook de omstandigheden waarin het dier is geslacht, de bewaartemperatuur, de opslagmethode en andere factoren die verband zullen liever de behandeling van het product op zijn weg van het slachthuis naar de consument, spelen een rol. In beginsel mag de vermelding van kwaliteitsparameters (zoals de rijpingsduur van rundvlees) niet verplicht worden gesteld.

3.2.4. Niettegenstaande het gestelde in par. 2.2.2 is het Comité van mening dat het vertrouwen van de consument wordt gediend door het opnemen van de vermelding van de categorie van het dier waarvan het vlees afkomstig is.

3.3. Reikwijdte van de verordeningen

3.3.1. De Commissie heeft al erkend dat de toepassing van de verordening op zelfstandige slagers en boeren die rechtstreeks aan de consument verkopen voor praktische problemen kan zorgen. Hoewel heel wat slagers hun vlees in de praktijk steeds bij dezelfde producent of groothandelaar betrekken, zijn er ook veel die inkopen bij verschillende handelaren, en stukken vlees verkopen die van verschillende dieren afkomstig zijn, al naar gelang de keuze van de consument. Indien de identificatie- en registratieregeling naar behoren wordt toegepast en gecontroleerd, houdt dit geen bijkomende risico's in voor de consument. Het pleidooi om kleinere slagers, die hun vlees volgens de aanwijzingen van de klant in de winkel snijden, vrij te stellen van de etiketteringsvoorschriften, is dus zeker steekhoudend. Toch is het Comité in principe geen voorstander van dergelijke vrijstellingen, en wijst het erop dat kleinere slagers hun klanten zouden kunnen voorlichten over de herkomst van het rundvlees door de nodige gegevens op te hangen in de winkel.

3.3.2. In artikel 14 wordt bepaald dat voor gehakt rundvlees, snijresten van rundvlees of deelstukken van rundvlees, kan worden afgeweken van de verplichte etiketteringsregeling, die ingaat op 1 januari 2003, en dat enkel de regio's, de lidstaten of de derde landen waar het rundvlees is geproduceerd, vermeld dienen te worden. In de ogen van het Comité is een dergelijke afwijking in principe in strijd met de doelstellingen van de voorgestelde verordening, die er toch op de eerste plaats op gericht is de volksgezondheid te beschermen. Daarenboven is traceerbaarheid juist in het geval van producten van gemengde oorsprong van groot belang. Het Comité heeft echter ingezien dat het in dit stadium ondoenbaar is nog strengere etiketteringsvoorschriften op te leggen. Het is een feit dat veel dieren uit de rundvleesindustrie (dus ook melkkoeien) waarschijnlijk geboren zijn voor er sprake was van een efficiënte en controleerbare identificatieregeling. Ook is het zo dat de handel in rundvleesproducten een ingewikkelde aangelegenheid is, en van aanzienlijk belang is voor zowel de consument als de cateringbedrijven. Het Comité verzoekt de Commissie dan ook zonder verwijl een oplossing te zoeken voor deze problemen en ruim vóór januari 2003 met nieuwe voorstellen te komen.

3.4. Opsporen van BSE

Het Comité pleit ervoor het gebruik van officieel door de EU erkende BSE-tests voor alle geslachte dieren bij wet verplicht te stellen zodra dergelijke tests op de markt komen, en dringt erop aan dat haast wordt gemaakt met het onderzoek terzake.

4. Conclusie

4.1. Het Comité is het er volmondig mee eens dat de productie, de verwerking en de verkoop van rundvlees voor menselijke consumptie moeten worden onderworpen aan strengere gezondheidscontroles. Tevens beseft het dat deze doelstelling onmogelijk kan worden bereikt als geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de weg die het rundvlees aflegt van het landbouwbedrijf tot het verkooppunt. De hier voorgestelde verordening is naar de mening van het Comité het juiste instrument om deze doelstelling te bereiken. Verder kan het Comité zich ook vinden in het streven van de Commissie om het vertrouwen van de consument te herstellen door hem via een verplichte etiketteringsregeling een betere kijk te bieden op de controles. Het Comité schaart zich dan ook achter de voorstellen, onder voorbehoud van de hierboven uiteengezette bijzondere opmerkingen.

4.2. Het Comité is er evenwel van overtuigd dat de regelingen inzake de etikettering van rundvlees en voedingsmiddelen in het algemeen nog behoorlijk moeten worden bijgeschaafd voor de consument er zeker van zal kunnen zijn dat hij steeds de juiste en relevante informatie krijgt. In dit advies wordt een aantal kwesties aangestipt die dringend moeten worden uitgewerkt. Wat de etikettering van voedingsmiddelen in het algemeen aangaat, zou het Comité graag van de Commissie vernemen hoe het staat met de codificatie van de richtlijn waarnaar wordt verwezen in het "Actieplan voor het consumentenbeleid 1999-2001" (december 1998).

4.3. Het Comité verzoekt de Commissie al het mogelijke te doen om te voorkomen dat de nieuwe overgangsregeling nog zou worden verlengd. Een dergelijk uitstel zou er immers wel eens toe kunnen leiden dat de consument zijn vertrouwen in rundvlees en in de EU-mechanismen kwijt raakt. Dit impliceert wel dat het EP en de Raad gebruik maken van de snelle raadplegingsprocedures, zoniet kunnen zij hun werkzaamheden onmogelijk tijdig afronden.

4.4. Daarnaast verzoekt het Comité de Commissie ook om onverwijld een netwerk op te zetten voor de controle op de naleving van de vigerende bepalingen van titel I van Verordening (EG) nr. 820/97 (identificatie en registratie van runderen), zodat de gegevens die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding van de eerste fase van de regeling tegen 31 augustus 2000 voor alle runderen beschikbaar zijn. Ook voor de overschakeling op de tweede fase is een dergelijke maatregel onmisbaar. De bevoegde diensten van de Commissie (d.w.z. het Voedsel- en Veterinair Bureau in Dublin) zouden daarom een controleprogramma voor de hele EU moeten opzetten, ten einde na te gaan of de vigerende regeling voor de identificatie en registratie van runderen wel in alle lidstaten wordt nageleefd.

4.4.1. Voorts zou het Comité de Commissie nog willen voorstellen om vóór 31 augustus 2000 een tussentijds verslag op te stellen waarin zij haar bevindingen omtrent de naleving van de vigerende wetgeving (identificatie en registratie) in de lidstaten bekend maakt.

Brussel, 2 maart 2000.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

B. Rangoni Machiavelli

(1) Er wordt verwezen naar de volgende documenten: COM(1999) 486 def. - Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de stand van de tenuitvoerlegging van de rundvleesetiketteringsregelingen in de verschillende lidstaten - COM(1999) 487 def. - voorstellen 99/0204 (COD) en 99/0205 (COD) - COM(1999) 487 def./2 - correctie van art. 22A van 99/0204 (COD).

(2) Op de agenda van de zitting van 8 en 9 december 1999.

(3) PB L 334 van 28.12.1999, blz. 1.

(4) Corrigendum COM(1999) 487 def./2.

BIJLAGE

bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité

Het volgende wijzigingsvoorstel, waarop meer dan een kwart van de stemmen vóór werd uitgebracht, werd tijdens de beraadslagingen verworpen:

Par. 3.2.2

Laatste zin van deze paragraaf als volgt te doen luiden:

"Het Comité is echter van oordeel dat uitsluitend het erkenningsnummer van het laatste bedrijf in de keten moet worden vermeld."

Motivering

Het probleem is namelijk dat er anders 2 erkenningsnummers dienen te worden vermeld, en wel dat van het slachthuis en dat van het uitbeenbedrijf. Uitbeenbedrijven kopen namelijk karkassen van verschillende slachthuizen om over voldoende hoeveelheden vlees van de gewenste kwaliteit te kunnen beschikken. Moet het erkenningsnummer van het slachthuis worden vermeld, dan zal het uitbeenbedrijf genoodzaakt zijn het vlees van de diverse slachthuizen van elkaar gescheiden te houden, waardoor men te maken krijgt met tal van kleine partijen vlees. Het gevolg hiervan zal zijn dat kleine slachthuizen dan buiten spel komen te staan.

Uitslag van de stemming

Vóór: 15, tegen: 37, onthoudingen: 6.