Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt — 2000"
Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt — 2000"
Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt — 2000"
Publicatieblad Nr. C 148 van 18/05/2001 blz. 0016 - 0020
Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt - 2000"
(2001/C 148/05)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
gezien de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de strategie voor de interne markt - 2000 (COM(2000) 257 def.);
gezien het besluit van de Commissie van 3 mei 2000 om, overeenkomstig artikel 265, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Comité van de Regio's te raadplegen over dit onderwerp;
gezien het besluit van zijn voorzitter van 30 mei 2000, om een advies over dit onderwerp uit te brengen en commissie 6 "Werkgelegenheid, economisch beleid, interne markt, industrie en MKB" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;
gezien de Mededeling van de Commissie en het Europees Parlement en de Raad "De strategie voor de Europese interne markt" (COM(1999) 464 def.);
gezien het Groenboek van de Commissie "Naar een eerlijke en doelmatige prijsstelling in het vervoer - Mogelijke beleidskeuzen voor het internaliseren van de externe kosten van vervoer in de Europese Unie" (COM(1995) 691 def.);
gezien de Mededeling van de Commissie "De overheidsopdrachten in de Europese Unie" (COM(1998) 143 def.);
gezien het ontwerpadvies (CDR 311/2000 rev. 2 ), dat door commissie 6 op 4 december 2000 met algemene stemmen is goedgekeurd (rapporteur: de heer Bocklet, D/EVP),
heeft tijdens zijn zitting van 14 en 15 februari 2001 (vergadering van 14 februari) het volgende advies uitgebracht.
1. Het Comité van de Regio's beschouwt de Europese interne markt als een kernelement van de economische integratie in Europa. Met een goed functionerende interne markt wordt de basis gelegd voor de verwezenlijking van belangrijke politieke doelstellingen van de EU en de afzonderlijke lidstaten. De strategie voor de interne markt beoogt tot een evenwicht te komen tussen lange-termijndoelstellingen en concrete omzettingsmaatregelen en een duidelijk beeld te geven van wat er nog moet worden verbeterd. Het Comité acht de strategie een goede basis voor het interne-marktbeleid voor de volgende vijf jaar en juicht de mededelingen van de Commissie "Strategie voor de Europese interne markt" en "Evaluatie van de strategie voor de interne markt - 2000" dan ook principieel toe.
2. Het Comité sluit zich aan bij de visie dat de Europese interne markt een sleutelelement van economische integratie is, maar wenst in dit verband te benadrukken dat de strategieën voor de eenwording en liberalisering van de interne markt aan legitimiteit zouden winnen en meer effect zouden sorteren indien zij hand in hand zouden gaan met een harmonisatie van het regionaal beleid ten einde de ontwikkelingsverschillen tussen de Europese regio's te verminderen. Met het oog op de uitbreiding van de EU dient de aandacht onder meer uit te gaan naar de regio's die grenzen aan de landen van Midden- en Oost-Europa. Er is versterking nodig van de grensoverschrijdende samenwerking tussen steden en regio's en er moeten bijzondere maatregelen worden genomen die ertoe bijdragen dat aan beide zijden van de buitengrens structurele veranderingen plaatsvinden.
3. Het Comité van de Regio's staat positief tegenover het onderscheid dat wordt gemaakt tussen strategische en operationele doelstellingen en gerichte acties, aangezien dit bijdraagt tot een grotere transparantie van het interne-marktbeleid. Het voornemen om de maatregelen regelmatig op hun doeltreffendheid te toetsen en daartoe te voorzien in een jaarlijkse evaluatie, draagt ertoe bij dat de maatregelen ook daadwerkelijk verwezenlijkt worden en maakt eventuele aanpassingen in een tijdig stadium mogelijk. Bij het toetsen van de doeltreffendheid bij de omzetting van EU-richtlijnen in nationaal recht moet er echter op worden gelet dat de lidstaten hierdoor niet minder speelruimte krijgen.
4. Het Comité kan zich vinden in de offensieve aanpak waarvoor de Commissie ten aanzien van het interne-marktbeleid heeft gekozen en waarbij bevordering van de efficiëntie en flexibiliteit van de diverse deelmarkten centraal staat. Het Comité ondersteunt uitdrukkelijk een versterking van de interne markt in de EU-lidstaten en toepassing van de beginselen van de interne markt op internationale handelsovereenkomsten en is ook uitdrukkelijk voorstander van de uitbreiding van de Europese Unie.
5. Het Comité onderstreept dat de Commissie met haar vier strategische doelstellingen precies de kernaspecten van de interne markt heeft getroffen; ook de operationele doelstellingen hebben in beginsel de instemming van het Comité. De beschrijvingen van de diverse beleidsonderdelen zijn echter, ook na opnieuw bewerkt te zijn, nogal abstract. Hier zou het een en ander concreter geformuleerd mogen worden. Over het algemeen kan gesteld worden dat het standpunt van de Commissie ten aanzien van de interne markt grotendeels overeenkomt met dat van het Comité.
6. Het Comité wijst echter erop dat ervoor gezorgd moet worden dat noch de concrete maatregelen die in het kader van de gerichte acties genoemd worden, noch de goedkeuring van de strategie door de Raad respectievelijk de Europese Raad mogen betekenen dat de lidstaten gebonden zijn aan het concrete voorstel van de Commissie. Het Comité betreurt dat geen gewag gemaakt wordt van deugdelijk gebleken beginselen als subsidiariteit en wederzijdse erkenning.
7. Het Comité acht het van belang dat de conclusies van de Raad voor de interne markt met betrekking tot het in Cardiff op gang gebrachte proces bij de jaarlijkse aanpassing van de gerichte acties als uitgangspunt worden genomen.
8. Het Comité pleit ervoor bij de jaarlijkse aanpassing van de gerichte acties ter verbetering van de efficiëntie van de interne markt maatregelen voor het scheppen van duurzame en concurrerende werkgelegenheid centraal te stellen. Dit zou zeer bevorderlijk zijn voor de sociale samenhang en onder EU-burgers het draagvlak voor de interne markt verstevigen. Daartoe is in de eerste plaats behoefte aan een actief arbeidsmarktbeleid op nationaal en regionaal niveau met meer nadruk op kwalificatie en bijscholing alsmede aan doelgerichte maatregelen ter ondersteuning van de dienstensector, bevordering van innovatie en technologie en ontwikkeling van kenniscentra.
9. In het kader van strategische doelstelling 2 "Verbetering van de efficiëntie van de communautaire producten- en kapitaalmarkten" beoogt de Commissie een volledige integratie van de financiële markten (operationele doelstelling 2). Doel is de consument een ruimer aanbod aan concurrerende en betrouwbare financiële producten te bieden. Voor het bedrijfsleven, met name het MKB, wordt ernaar gestreefd de toegang tot de kapitaalmarkt te vergemakkelijken en een uniforme, solide en liquide markt voor investeringskapitaal op te zetten. De financieringsvoorwaarden voor ondernemingen zullen goedkoper en flexibeler worden en investeerders zullen hogere winsten kunnen boeken.
10. Het Comité juicht deze maatregelen ten zeerste toe en is van mening dat deze alle prioriteit dienen te hebben. De Commissie moet vooral voorwaarden scheppen voor efficiënt, grensoverschrijdend betalingsverkeer tegen lage kosten. Dit houdt in dat de tarieven voor overschrijvingen naar het buitenland dienen te worden verlaagd voor het grote publiek en dat de beursnoterings- en prospectusrichtlijnen dienen te worden verbeterd. Doelstellingen als goedkopere en flexibelere financieringsvoorwaarden voor het bedrijfsleven, met name voor de pas beginnende ondernemer, en ruimere toegangsmogelijkheden tot risicokapitaal zijn voor het bedrijfsleven van groot belang.
11. De aandacht dient bij de Europese initiatieven ter bevordering van de integratie van de financiële markten uit te gaan naar het MKB, dat door zijn structuur nadelige gevolgen te vrezen heeft van integratie. Vanwege de toenemende concurrentie in Europa proberen banken via grotere omzetten en fusies hun toekomst veilig te stellen en zijn zij minder geïnteresseerd in (zeer) kleine leningen aan het MKB, terwijl nu juist het MKB vanwege factoren als geringe bedrijfsgrootte en weinig financiële zekerheden aangewezen is op gunstige bankkredieten.
12. In de verzekeringssector is de interne markt weliswaar formeel verwezenlijkt, maar verhindert in de praktijk nationale wetgeving, bijv. betreffende het aansprakelijkheidsrecht of het stimuleren van het aanleggen van eigen pensioenvoorzieningen, dat er in de hele EU uniforme verzekeringsproducten aangeboden kunnen worden.
13. Het streven van de Commissie om de voordelen van het digitale tijdperk optimaal te benutten voor de interne markt (strategische doelstelling 2, operationele doelstelling 3) dient naar het oordeel van het Comité absolute prioriteit te krijgen. Vertragingen op dit vlak zijn nadelig voor de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën en hun toepassing en acceptatie door het Europese bedrijfsleven, met name door het MKB. Het initiatief om een dialoog op te starten met het bedrijfsleven en de consument, waarvan gebruik zal worden gemaakt bij de ontwikkeling van het algemene kader voor de elektronische handel, wordt toegejuicht. Het Comité raadt aan hier zo snel mogelijk mee te beginnen.
14. Vooral zaken als gegevensbescherming, uniforme betaalmogelijkheden en compatibele systemen en invoering van algemene handelscondities in het internetverkeer moeten dringend geregeld worden. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan met name ervoor te zorgen dat Europese ondernemingen die hun diensten aanbieden via internet, niet benadeeld worden ten opzichte van niet-Europese aanbieders. De Commissievoorstellen voor een kaderrichtlijn voor elektronische communicatie en vier bijzondere richtlijnen evenals de goedkeuring van de richtlijn betreffende de elektronische handel door het Europees Parlement en de Raad worden door het Comité toegejuicht.
15. Het Comité steunt de Commissie in haar streven door middel van een adequate bescherming van industriële en intellectuele eigendomsrechten creativiteit en innovatie te bevorderen (strategische doelstelling 2, operationele doelstelling 4). De bescherming van industrieel en intellectueel eigendom dient duidelijk te worden geregeld. Er is met name behoefte aan een recht van toegang tot persoonsgegevens, zodat in het geval van namaak de gelaedeerde via de handelaar het spoor terug kan vinden tot de producent, en aan een EU-octrooi.
16. Het Comité juicht het toe dat de Commissie zich inzet voor een volledige omzetting van Richtlijn 96/92/EG betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor de interne elektriciteitsmarkt en van Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor de interne gasmarkt binnen de afgesproken termijn (strategische doelstelling 2, operationele doelstelling 5). Een mededeling over de vooruitgang bij de liberalisering van de energiemarkt staat voor december 2000 op het programma.
17. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan om, in afwachting van de voor december 2000 aangekondigde mededeling over de liberalisering van de energiemarkt, de richtlijnen betreffende de winning van olie- en aardgasreserves op het Europese grondgebied te herzien.
18. Het Comité betreurt het dat de omzetting van de interne-marktrichtlijnen voor stroom en gas tot dusverre niet hebben geleid tot een zich over de gehele Europese Unie uitstrekkende mededinging in de energiesector, maar juist diverse naast elkaar functionerende mededingingsmodellen zijn ontstaan. Een harmonisatie van deze modellen is dringend noodzakelijk, om te voorkomen dat de lasten ongelijk verdeeld worden over de marktdeelnemers in volledig geliberaliseerde lidstaten. Afgezien van aanzienlijke verschillen in de mate van openstelling van de markt zijn er ook concurrentievervalsende regelingen met betrekking tot de vestigingsvrijheid van kopers en verkopers van elektriciteit en elektriciteits- en gasdistributiemaatschappijen. Ook op het vlak van de organisatie van de energiesector en milieuregelgeving zijn nog steeds aanzienlijke verschillen te constateren.
19. Om tot een goed functionerende gas- en elektriciteitsmarkt te kunnen komen, dienen eerst de randvoorwaarden te worden geharmoniseerd. De regulering van overheidswege dient zich daarbij te beperken tot zoveel toezicht als nodig is om een op vrije mededinging gebaseerde markt te laten functioneren. Anderzijds is bijv. ook efficiënte milieuregelgeving nodig om ervoor te zorgen dat de elektriciteitshandel in de Europese Unie niet ten koste van het milieu gaat door verouderde en milieuonvriendelijke elektriciteitsproductiemethodes; daarbij dient wel zorgvuldigheid te worden betracht ten aanzien van regio's waar de mogelijkheden om energie op te wekken eenzijdig zijn. De openstelling van de markt dient in alle lidstaten te worden geïntensiveerd en te worden versneld.
20. Het Comité staat volledig achter een verdere geleidelijke en gecontroleerde liberalisering van de postsector, maar heeft ernstige bedenkingen ten aanzien van de gevolgen ervan voor perifere plattelands- en stedelijke gemeenschappen. Het Comité steunt het voornemen van de Commissie om in navolging van het besluit van de Top van Lissabon vaart te zetten achter de voltooiing van de interne markt, onder meer in de postsector. Meer mededinging in deze sector is voor de consument en het bedrijfsleven gunstig vanuit prijs- en kwaliteitsoogpunt en versterkt de Europese economie. Van belang is dat ook bij een verdere openstelling van de postmarkt een universele dienstverlening overal in de EU gewaarborgd blijft. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar inwoners van berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden, door de dienstverleners specifieke plichten op te leggen.
21. Het doel dat de Commissie zich gesteld heeft om een einde te maken aan belastinggrenzen en oneerlijke belastingconcurrentie op de interne markt (strategische doelstelling 3, operationele doelstelling 2) wordt door het Comité uitdrukkelijk gesteund. Al in december 1997 heeft de Europese Raad besloten tot het uitwerken van een pakket belastingmaatregelen waarmee de schadelijke belastingconcurrentie dient te worden tegengegaan. Hieronder vallen:
- een richtlijn betreffende de belasting op inkomsten uit spaargelden;
- een richtlijn betreffende de belasting op de betaling van rente en royalty's en
- een zgn. gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen.
22. Het Comité acht concurrentie tussen de stelsels voor directe belastingen van de lidstaten en derde landen wenselijk, om een te hoge lastendruk te voorkomen en op die manier het internationale concurrentievermogen van de Europese economie te versterken. Wel is het noodzakelijk dat paal en perk gesteld wordt aan oneerlijke belastingconcurrentie, om concurrentievervalsing op de interne markt en economisch niet gerechtvaardigde verleggingen van kapitaal- en investeringsstromen te voorkomen. Hierbij moet met name gedacht worden aan de in de gedragscode ter bestrijding van oneerlijke belastingconcurrentie genoemde regelingen, die vaak slechts gunstig zijn voor ondernemingen die niet uit de regio komen en niet voor ondernemingen uit de regio zelf. Het Comité ondersteunt ook een minimumharmonisering van de belasting op rente en de afschaffing van bronbelasting op rente en royalty's bij ondernemingen die onderdeel vormen van een concern. De omzetting van het belastingpakket van de Commissie dient daarom de grootste prioriteit te krijgen.
23. De openbare aanbestedingen komen in de strategie voor de interne markt onder strategische doelstelling 3 "Verbetering van het ondernemingsklimaat" en operationele doelstelling 4 "Het opheffen van de resterende handelsbelemmeringen voor de grensoverschrijdende handel" aan de orde. Ook hier is ter verwezenlijking van de doelstellingen verdere liberalisering van de markt geboden. Centrale maatregel in dit verband is het aangekondigde pakket wetgevende maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten, dat vooral een samenvatting van de bestaande gunningsrichtlijnen beoogt.
24. Het Comité acht het positief dat de Commissie een zo duidelijk mogelijk rechtskader tracht op te stellen door met name alle relevante bepalingen in één tekst op te nemen. Het Comité dringt er echter bij de Commissie op aan geen nieuwe regelingen in te voeren tenzij deze de regelgeving voor openbare aanbestedingen vereenvoudigen of verduidelijken en niet nog juridischer en bureaucratischer maken.
25. Nieuwe gunningsprocedures als "de concurrentiële dialoog" die naast de bestaande "open" en de "niet-open" procedure zouden worden ingevoerd, zijn nodeloos gecompliceerd en zullen in de praktijk niet meer flexibiliteit garanderen. Het Comité is van mening dat de huidige bepalingen inzake de onderhandelingsprocedure soepeler moeten worden toegepast. Het Comité kan geen steun geven aan de invoering van nieuwe maatregelen waarmee het gunningsrecht op EU-niveau vorm zou moeten krijgen. Dergelijke maatregelen zijn in strijd met het in het Verdrag van Maastricht verankerde subsidiariteitsprincipe en met het nagestreefde concept van een "slanke staat". Het Comité doet daarom een beroep op de Commissie om geen nieuwe controle-instanties in het leven te roepen.
26. De Commissie wil ook actief werken aan een betere integratie van de dienstenmarkten en heeft aangekondigd met een nieuwe strategie voor het opheffen van de resterende handelsbelemmeringen op de dienstenmarkt te zullen komen (strategische doelstelling 3, operationele doelstelling 4).
27. Belangrijke overwegingen die volgens het Comité een rol zouden moeten spelen bij het versterken van de Europese dienstensector zijn:
- op kennis gebaseerde diensten leiden tot een toename van het aandeel universitair geschoolden en tot steeds hogere kwalificatie-eisen wat betreft de commerciële dienstverlening,
- door de opkomst van informatie- en communicatietechnologieën en nieuwe dienstensectoren zullen flexibiliteit, eigen verantwoordelijkheid en persoonlijk aanpassingsvermogen een grotere rol gaan spelen in het beroepsonderwijs,
- het gebrek aan opleidingsniveau en de grote vraag naar geschoold personeel leiden in toenemende mate tot knelpunten op de dienstenmarkt,
- voor het ontstaan van een echte dienstverleningscultuur, is het noodzakelijk dat er een omslag komt in het denken van werknemers, bedrijfsleven en overheid ten aanzien van dienstenaanbieders. Van belang is dat er een grotere bereidheid tot dienstverlening groeit, meer klantgericht wordt gedacht en erkend wordt dat commerciële dienstverlening toegevoegde waarde oplevert,
- bij de keuze van de plaats van vestiging spelen voor ondernemingen in de ICT-branche drie factoren een belangrijke rol: aanbod aan gekwalificeerde werknemers, aansluiting aan het verkeersnet en locatiegebonden kosten en het ondernemingsklimaat in ruime zin,
- de versterking en liberalisering van de dienstensector mag overigens geen schade toebrengen aan de belangen van de bevolking van dunbevolkte gebieden. Het is derhalve zaak dat de maatregelen ter bevordering van de gewenste versterking - op welk niveau dan ook - afgestemd worden op de behoeften van deze bevolking, door de dienstverleners speciale plichten op te leggen.
28. Het Comité moet helaas vaststellen dat, ondanks de resultaten die bereikt zijn in het kader van de bemiddelingsprocedure inzake het "spoorweginfrastructuurpakket", noch de toegangsrechten van Richtlijn 91/440/EG inzake ontwikkeling van spoorwegmaatschappijen tot dusverre tot de gewenste marktopenstelling in het internationale spoorwegverkeer geleid hebben, noch Richtlijn 95/19/EG geslaagd is in haar opzet om de stelsels voor wegentolheffingen te harmoniseren. De door de Commissie beoogde wijziging van deze richtlijnen wordt daarom principieel ondersteund (strategische doelstelling 2, operationele doelstelling 5), waarbij er in het bijzonder aan wordt herinnerd dat de Commissie dit jaar moet komen met voorstellen voor nieuwe maatregelen ter liberalisering van het personenvervoer over het spoor. Er moet ernaar gestreefd worden via een ruimere toegang tot het spoorwegennet meer concurrentie te creëren en daardoor de efficiëntie van het spoorwegverkeer te verhogen, zulks als stap in de richting van een duurzamer systeem voor het vervoer per spoor.
29. Bij de komende herziening van de richtlijnen voor het trans-Europese vervoersnet (TEN-V) overweegt de Commissie naast een bijwerking van de richtsnoeren ook bepaalde prioriteiten te formuleren zoals het opheffen van knelpunten in het bestaande net en de uitbreiding van de EU. Het Comité kan het alleen maar toejuichen wanneer primair aandacht zou worden besteed aan het opheffen van knelpunten in het bestaande net en aan uitbreiding van het net via verkeersverbindingen met de kandidaat-lidstaten.
30. In het huidige TEN-V wordt niet voldoende rekening gehouden met de toekomstige uitbreiding. De verkeersstromen tussen de kandidaat-lidstaten en de EU groeien nu al snel en zullen bij de uitbreiding nogmaals een aanzienlijke impuls krijgen. Vandaar dat het zaak is te zorgen voor extra netverbindingen met de kandidaat-lidstaten.
31. Als zwakste schakel beperken knelpunten de capaciteit van het gehele traject. Om TEN-V op een snelle manier efficiënter te maken, dient primair aandacht te worden besteed aan het opheffen van knelpunten waarmee in verhouding weinig tijd en kosten gemoeid zijn. De EU kan dit bevorderen met behulp van de bestaande instrumenten, d.w.z. politieke druk en beperkte financiële ondersteuning. De primaire bevoegdheid van de lidstaten voor de verkeerswegen mag niet worden aangetast.
32. Het Comité betreurt het dat de liberalisering van de Europese markt voor het goederenverkeer over de weg niet gepaard is gegaan met een volledige harmonisering van de concurrentievoorwaarden. Daardoor komt er in het wegvervoer nog steeds concurrentievervalsing voor. Oorzaak daarvan zijn verschillen in nationale regelgeving c.q. verschillen in uitvoering van regelgeving. Dit geldt met name voor de belastingen (bijv. accijns op minerale oliën, motorrijtuigenbelasting), verschillen in sociale regelgeving, verschillen in technische normen en verschillen in de toepassing en uitvoering van EU-voorschriften (bijv. kostenvoordelen door het onrechtmatig in dienst hebben van chauffeurs afkomstig uit Midden- en Oost-Europa). Het Comité acht het derhalve dringend noodzakelijk dat eerst wordt nagegaan welke gevolgen harmonisatie van de concurrentievoorwaarden met zich mee zal brengen voor de verschillende regio's in de EU alvorens op dit vlak actief verder wordt gewerkt.
33. Het Comité wil bovendien erop wijzen dat de uitbreiding van de EU naar het Oosten juist ook voor het goederenverkeer verstrekkende gevolgen zal hebben. Actuele schattingen gaan ervan uit dat het vervoer tussen de EU en de landen in Midden- en Oost Europa de komende vijftien jaar waarschijnlijk zal vertwee- tot verdrievoudigen. Enerzijds biedt dit groeipotentieel voor de handel tussen Oost en West, anderzijds dreigt het gevaar van een verdere verslechtering van de concurrentiepositie van de vervoerssector. De belangrijkste oorzaak hiervan is het bestaande verschil in hoogte van de loon- en sociale kosten tussen de landen in West-Europa en de landen uit Midden- en Oost-Europa.
34. Om de negatieve effecten van de uitbreiding van de EU naar het Oosten binnen de perken te houden, stelt het Comité voor in een eerste stadium een EU-contingent in te stellen voor ritten tussen landen uit Midden- en Oost-Europa en de EU. Dit EU-contingent dient geleidelijk uitgebreid te worden. Na de definitieve toetreding d.w.z. drie tot vijf jaar na de toetreding dient een aanvang te worden gemaakt met de stapsgewijze invoering van een "kleine cabotage" voor goederenverkeer in andere lidstaten. Pas daarna dient de stap naar een volledig vrij dienstenverkeer te worden gezet.
35. De liberalisering van het goederenvervoer over de weg voltrekt zich momenteel zonder dat de kosten voor herstel van milieuschade en gebruik van openbare structuren en infrastructuur, dat nu nog gratis is, in rekening worden gebracht. Dit systeem - dat snel dient te worden aangepast - vormt een ernstige verstoring van de mededinging tussen wegvervoer en vervoer per spoor, dat dan ook aan het kortste eind trekt. Het heeft geen zin nogmaals aan te dringen op versterking van het vervoer per spoor indien de huidige bevoorrechte positie van het wegvervoer niet wordt aangepakt.
36. Het Comité staat sceptisch tegenover de door de Commissie nagestreefde openstelling van de markt voor het openbaar streek-/buurtvervoer in de Europese Unie. Volgens de ontwerp-verordening zoals die nu op tafel ligt, zouden collectieve vervoersdiensten overal in de Europese Unie moeten worden aanbesteed. Van aanbesteding zou slechts mogen worden afgezien, wanneer de jaaromzet van de vervoersdienst onder de 400000 euro (bij netwerken onder 800000 euro) ligt of wanneer ook zonder aanbesteding een continue of efficiënte vervoersdienst kan worden gewaarborgd. Voor commerciële diensten zijn in de ontwerpverordening bepalingen opgenomen m.b.t. transparantie-eisen, overeenkomstig welke bijv. de aflooptermijn van concessies op een bepaalde manier dienen te worden gepubliceerd.
37. De bedoeling is met deze regelingen de mededinging in het openbaar streek-/buurtvervoer overal in de EU te bevorderen. Deze mededinging mag echter niet, aldus het standpunt van het Comité, ten koste gaan van de verzorging van hoogwaardig vervoer in de gehele regio, met name op het platteland en op verafgelegen eilanden. Om de continuïteit te kunnen waarborgen, moeten in veel lidstaten de daartoe bevoegde instanties zorgen voor hoogwaardige vervoersdiensten. Ook nu al hebben zij de mogelijkheid om daartoe contracten af te sluiten met commerciële vervoersmaatschappijen. Bij aanbesteding is het de bedoeling dat de instanties erop toezien dat aan bepaalde minimumeisen wordt voldaan (met betrekking tot bijv. frequentie, hoogte van de tarieven voor bepaalde groepen, dienstregeling, enz.). In beginsel is het Comité niet tegen een liberalisering van deze categorie van openbaar vervoer. Voorwaarde dient dan echter wel te zijn dat de beslissingsbevoegdheid inzake de kwaliteitsnormen bij de bevoegde instanties ligt en dat voorzien wordt in de mogelijkheid tot financiële compensatie om deze kwaliteitsnormen te kunnen realiseren. Het Comité heeft echter vooral bezwaar tegen de idee van een Europese Unie die een allesomvattende regelgevende bevoegdheid voor het openbaar vervoer voor zich opeist. In dat geval zou alleen de omzetting van inhoudelijke instructies, zoals de vaststelling van bepaalde minimumeisen, gedelegeerd kunnen worden aan de lokale overheden.
Brussel, 14 februari 2001.
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Jos Chabert