Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - European Community Investment Partners (ECIP) - Voortgangsverslag 1998
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - European Community Investment Partners (ECIP) - Voortgangsverslag 1998
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT European Community Investment Partners (ECIP) - Voortgangsverslag 1998
SAMENVATTING VOOR BELEIDSUITVOERING
ECIP, European Community Investment Partners, was het eerste instrument voor economische samenwerking van de EU. Het kwam in 1988 op initiatief van de Commissie, met steun van het Europees Parlement, tot stand voor het wederzijds belang en voordeel van de ontwikkelingslanden in Azië, Latijns-Amerika en het Middellandse-Zeegebied en van ondernemingen van het Europese bedrijfsleven die in die landen wensen te investeren. ECIP werd later uitgebreid met Zuid-Afrika en het vervulde tevens een inspirerende rol bij de totstandkoming van het JOP-programma voor de Phare- en Tacis-landen.
ECIP heeft ten doel stimulansen te geven aan gezamenlijke ondernemingen (joint ventures) van Europese partners en lokale partners in de ontwikkelingslanden. Gezamenlijke ondernemingen
- worden zeer positief gewaardeerd door de ontwikkelingslanden omdat ze de mogelijkheid bieden voor het verwerven van kapitaal, voor de overdracht van technologie en vakkennis (knowhow) en voor de integratie in internationale netwerken voor productie en handel;
- houden grote risico's in wegens het samengaan van twee problemen, namelijk de problemen die inherent zijn aan de oprichting van een nieuwe onderneming en de problemen die verband houden met de vestiging in een culturele, economische en politieke omgeving die minder zekerheid biedt en minder voorspelbaar is dan in Europa.
Deze twee kenmerkende aspecten vormen de motivering voor de financiële inbreng van de EU, die deelneemt aan een nauwe samenwerking, vooral met de ontwikkelingsbanken van de lidstaten van de EU die dezelfde activiteiten ontplooien (EDFI).
De belangrijkste kenmerken van de ECIP-programma zijn :
- het geeft een respons die uitsluitend volgt op initiatieven die uitgaan van de ondernemingen (vraaggestuurd);
- het is voor deze (lokale of Europese) ondernemingen toegankelijk via een netwerk van ruim honderd (lokale en Europese) financiële instellingen waarvan ongeveer 20 zeer actief zijn. Het programma is sterk gedecentraliseerd op twee niveaus. De Commissie verstrekt voorschotten aan de financiële instellingen van ECIP, die vervolgens, na instemming van de Commissie, deze middelen toekennen in de vorm van subsidies, financiële participaties (risicodragend kapitaal) of renteloze voorschotten die ofwel kunnen terugbetaald bij succes, ofwel kunnen worden omgezet in subsidies (zie hieronder) aan de eindontvangers;
- ECIP bestrijkt alle fasen van de oprichting van een gezamenlijke onderneming :
* het zoeken naar partners (subsdies);
* haalbaarheidsstudies door de onderneming (renteloze voorschotten die door de onderneming worden terugbetaald bij succes, of in een subsidie worden omgezet als succes uitblijft);
* participatie in het eigen vermogen van de gezamenlijke onderneming;
* subsidies voor KMO's en renteloze, terug te betalen voorschotten voor grotere ondernemingen om te voorzien in de kosten voor opleiding bij overdracht van technologie.
Van 1988 tot eind 1998 ontving de Commissie 3.711 formele verzoeken om ECIP-financiering, waarvan er 2.534 werden goedgekeurd; hiermee was 286,3 miljoen euro aan ECIP-financiering gemoeid. In 1998 nam het aantal verzoeken om ECIP-financiering met 39 % af tot 396. Ook de waarde in euro daalde, en wel met 25 % tot 53,9 miljoen euro. In 1998 gebruikte ECIP 57 % (28,4 miljoen euro) van het totaal beschikbare begrotingskrediet voor 1998 van 52,6 miljoen euro, waarvoor het in 1998 264 acties ten bedrage van 29,8 miljoen euro goedkeurde. 1998 was het eerste jaar waarin ECIP er niet in slaagde het totaal beschikbare begrotingskrediet op te gebruiken.
Volgens de eindontvangers en financiële instellingen die middelen hebben ontvangen, is het gerapporteerde positieve effect van ECIP indrukwekkend. Op basis van een gedetailleerde analyse van acht inspecties "ter plaatse" in de desbetreffende landen en van 1.312 van de afzonderlijke gedetailleerde Eindverslagen die werden ontvangen van de begunstigden van ECIP-acties schatten de diensten van de Commissie dat elke euro aan ECIP-financiering overeenstemt met meer dan 16 euro aan investeringen in de ontwikkelingslanden. Volgens de rapportage van de begunstigden komen reeds uitgevoerde ECIP-acties ten bedrage van 240 miljoen euro overeen met een waarde van ca. 3,5 miljard euro (= 3,561 miljoen euro) aan particuliere investeringsprojecten in de ontwikkelingslanden van Azië, Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied en de Republiek Zuid-Afrika. De eindontvangers melden tevens dat meer dan 34.000 lokale en EU-bedrijven als partner bij deze acties betrokken zijn, dat er ca. 1.362 gezamenlijke ondernemingen zijn opgericht en dat deze gezamenlijke ondernemingen rechtstreeks voor meer dan 42.000 banen hebben gezorgd. Volgens de verslagen van de eindontvangers en de financiële instellingen blijkt ECIP sinds 1988 een doeltreffend instrument te zijn voor de oprichting van gezamenlijke ondernemingen en voor het bevorderen van investeringen en ontwikkeling. Het heeft bovendien bijgedragen tot verbetering van het ontwikkelingsbeleid en de reputatie van de Commissie, zowel binnen als buiten de EU.
De Commissie meldt de bevindingen van deze rapporten vooralsnog met het nodige kritische voorbehoud en heeft Deloitte & Touche (na een openbare internationale aanbesteding) in december 1998 de opdracht gegund voor de derde "onafhankelijke evaluatie van het instrument", zoals voorzien in artikel 10, lid 2, van de ECIP-verordening, met de evaluatie van de resultaten als doel. Het rapport over de "onafhankelijke evaluatie" wordt begin 2000 verwacht en wordt de Raad en het Parlement dan toegezonden.
Voor ECIP, dat begon als proefproject, zijn de regels vastgelegd in twee opeenvolgende verordeningen van de Raad die werden goedgekeurd in het kader van de samenwerkingsprocedure voor het Europees Parlement en de Raad, na het opstellen en bekendmaken van diverse onafhankelijke evaluaties van het instrument :
- Verordeningen:
* Verordening (EEG) 319/92 van 3 februari 1992;
* Verordening (EG) 213/96 van 29 januari 1996.
- Onafhankelijke evaluaties (toegezonden aan de Raad en het Parlement en beschikbaar op verzoek):
* 1990 Touche Ross;
* 1994 SEMA Group;
* 1999/2000 Deloitte & Touche (aan de gang).
- Financiële audits :
a) Rekenkamer : 1993
b) Onafhankelijke financiële audits : 1996 Coopers & Lybrand
1997 Price Waterhouse Coopers
Van meet af aan was het de bedoeling dat het beheer van ECIP zo "bedrijfsvriendelijk" mogelijk zou zijn door snelle besluitvorming, transparantie, flexibiliteit en snelle betalingen. Deze voor ECIP kenmerkende aanpak, die tot 1996 werd gevolgd, maakte dat het programma een goede naam had bij de financiële instellingen. Sedertdien is het beheer van ECIP geleidelijk bureaucratischer en logger geworden als gevolg van drie factoren :
- Omdat ECIP hoofdzakelijk gericht is op kleine en middelgrote ondernemingen is het zeer "arbeidsintensief"; bij de snelle toename van het aantal projecten bleek de Commissie echter niet over voldoende personeel te beschikken om deze projecten te beheren. Dit personeelstekort werd geleidelijk, doch slechts ten dele verholpen door een Eenheid Technische bijstand (1997) en vervolgens een Eenheid Financiële bijstand (1999) in te schakelen.
- Het aanscherpen van de financiële procedures van de Commissie naar aanleiding van opmerkingen van de Rekenkamer heeft geleid tot achterstand bij de procedures (besluit na volledige schriftelijke procedure van de Commissie in plaats van machtiging) en tot een scheiding van technische functies (DG IB) en financiële functies (Gemeenschappelijke dienst Relex), met name ingevolge SEM 2000 (1996), hoewel er, vooral in de financiële sector, niet voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar was.
- Wanneer de looptijd voor een terug te betalen voorschot (faciliteit 2), die bij de ECIP-verordening is vastgesteld op 5 jaar, afloopt, dient de financiële instelling krachtens een met de Commissie gesloten contract de middelen te innen voor de Commissie. Deze inning behoort dus tot de routine van de financiële verrichtingen van ECIP. Voor deze financiële afsluiting en inning is echter veel nauwkeurig en zorgvuldig administratief werk vereist, waarvoor niet genoeg personeel beschikbaar is. Toch waren eind 1999 in totaal 1.398 afzonderlijke actiedossiers onderworpen aan een financiële audit.
Deze problemen hadden twee gevolgen :
a) Het oplopen van een achterstand bij de betalingen, waaraan de diensten van de Commissie voorrang verleenden en die naar verwachting eind 1999 grotendeels zullen zijn afgehandeld. Ondertussen neemt ECIP, hoewel verzoeken om financiering blijven binnenkomen, een afwachtende houding aan ten aanzien van nieuwe activiteiten in 1999. De diensten van de Commissie hebben besloten dat in 1999 de exclusieve prioriteit voor de financiële diensten uitgaat naar de financiële afronding en afsluiting van de bestaande ECIP-contractdossiers en de inning van niet-gebruikte en terugbetaalde ECIP-middelen.
b) Meer ongenoegen onder de financiële instellingen en ondernemingen die blijk gaven van misnoegen over vertragingen bij besluiten, contracten en betalingen.
De geldigheidstermijn van de ECIP-verordening liep tot 31 december 1999. De Commissie heeft tot dusverre geen beslissingen genomen over kwesties voor de lange termijn, namelijk :
- het al dan niet doorgaan met het gebruiken van het instrument;
- de fundamentele aanpassing van de opzet, die zich ook zou kunnen uitstrekken tot uitbesteding (outsourcing).
De diensten van de Commissie ontvingen eind december 1999 het door Deloitte & Touche opgemaakte definitieve concept van het verslag over hun onafhankelijke evaluatie van ECIP, waarvoor zij de opdracht na een openbare internationale aanbesteding kregen. De definitieve versie van dit rapport zal bij de Commissie worden ingediend; daarna zal het, samen met dit verslag, worden medegedeeld aan het Parlement, de Raad en het algemene publiek.
De diensten die ECIP beheren, menen voorshands :
1. dat ECIP voorziet in een reële behoefte;
2. dat ECIP dient te worden bijgesteld:
* met het oog op een minder duur intern beheer;
* met het oog op snellere procedures voor besluitvorming, betaling en inning;
* om beter te zijn afgestemd op andere complementaire programma's voor economische samenwerking (o.a. Al-Invest, Asia-Invest, Meda en andere);
* om eventueel te worden uitgebreid teneinde verrichtingen die op een grotere schaal zijn opgezet, op te nemen;
* om vermoedelijk te worden uitbesteed (outsourcing) in een nader te bepalen vorm.
Voor het jaar 2000 geldt als absolute prioriteit voor de diensten van de Commissie het wegwerken van achterstand bij contracten, betalingen en inning van de voorschotten die samenhangen met de financiële verrichtingen van ECIP in het verleden.
De Commissie presenteert hierbij haar voortgangsverslag betreffende ECIP over 1998. Het verslag is opgebouwd uit vijf gedetailleerde onderdelen. Deel een omvat een inleiding, waarin de achtergrond van het instrument, de wijze van functioneren en het algemene beleid dat de Commissie bij het beheer van het programma hanteert, worden uiteengezet. In Deel twee worden belangrijke ontwikkelingen van ECIP in 1998 beschreven en worden de ECIP-acties in 1998 (en de periode 1988-1998) per sector, geografisch gebied, faciliteit en financiële instelling geanalyseerd. Deel drie omvat een reeks ramingen en analyses over het economisch effect van ECIP. In Deel vier wordt een beschrijving gegeven van de door de Commissie in 1998 geïntroduceerde lopende maatregelen ter versterking van het financieel beheer van ECIP. Deel vijf tenslotte bevat gedetailleerde statistiekbijlagen en verdere informatie.
ECIP VOORTGANGSVERSLAG 1998
INHOUD
DEEL EEN : DE ROL VAN DIRECTE BUITENLANDSE INVESTERINGEN (DBI) EN ECIP IN HET ONTWIKKELINGSPROCES
1.1 Ontwikkelingsfinanciering en directe buitenlandse investeringen (DBI): de rol van de particuliere sector in het ontwikkelingsproces
1.2 ECIP : een antwoord van de Europese Unie op de behoeften van particuliere investeerders
1.3 Procedures en beleid: hoe ECIP werkt:
1.3.1 Procedures
1.3.2 Beleid
DEEL TWEE : ECIP-ACTIVITEITENVERSLAG VOOR 1998
2.1 ECIP-Verordening 213/96, goedgekeurd op 29 januari 1996
2.2 Financieringsaanvragen, goedgekeurde projecten en contracten
2.3 Geografische spreiding
2.4 Uitsplitsing naar faciliteit
2.5 Verdeling over de sectoren
2.6 Het netwerk van financiële instellingen (FI) van ECIP en hun activiteiten
2.7 Voorlichting, bewustmaking en publiciteit
2.8 Faciliteit 1B voor privatisering en particuliere infrastructuur (PPI)
2.9 Betrekkingen met de EIB en coördinatie met de andere EG-instrumenten
DEEL DRIE : DE ECONOMISCHE EFFECTEN VAN DE ECIP-FINANCIERINGEN
3.1 Resultaten van de ECIP-acties
3.2 Nieuwe joint ventures
3.3 Investeringen
3.4 Analyse van acties krachtens faciliteit 3
3.5 Werkgelegenheid en scholing
3.6 Andere ontwikkelingsfactoren (milieu, technologieoverdracht)
3.7 Beoordeling en follow-up van ECIP-acties
3.8 Inspectie van de ECIP-projecten in acht landen
3.9 De onafhankelijke evaluatie
DEEL VIER : FINANCIEEL BEHEER
4.1 Degelijk, efficiënt financieel beheer
4.2 Onafhankelijke financiële controle
4.3 Antifraudemaatregelen
4.4 Eenheid Technische bijstand en Eenheid Financiële bijstand
4.5 Begrotingstoewijzingen
Deel een
1. DE ROL VAN DIRECTE BUITENLANDSE INVESTERINGEN (DBI) EN ECIP IN HET ONTWIKKELINGSPROCES
1.1. Ontwikkelingsfinanciering en directe buitenlandse investeringen (DBI): de rol van de particuliere sector in het ontwikkelingsproces
In de jaren negentig zijn de nettofinancieringsstromen naar de ontwikkelingslanden enorm gestegen : van 101 miljard USD in 1990 tot 275 miljard USD in 1998. Deze sterke stijging was uitsluitend te danken aan particuliere middelen. Terwijl de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de regeringen van de industrielanden is afgenomen van ca. 60 miljard USD per jaar in 1990 tot ca. 50 miljard USD in 1998, namen de particuliere geldstromen in die periode met meer dan het vijfvoudige toe tot meer dan 227 miljard USD in totaal in 1998. Van deze 227 miljard USD aan particuliere geldstromen in 1998 werd 155 miljard USD teweeggebracht door directe buitenlandse investeringen en bestond 72 miljard USD uit kapitaalmarktstromen. In 1990 lagen de particuliere kapitaalstromen lager dan die van de ODA, maar in 1998 waren zij vijfmaal zo hoog. (Bron: Wereldbank. Global Development Finance 1999).
Netto-langetermijngeldstromen naar ontwikkelingslanden, 1990-1998
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Opmerking: Onder netto-langetermijngeldstromen wordt verstaan netto-leningtransacties met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar (zie kader 2.1).
1. Voorlopige cijfers.
(Bron: Wereldbank, Debtor Reporting System. Wereldbank,Global Development Finance 1999.)
In dezelfde periode was er ook een opmerkelijke verruiming in de samenstelling van de particuliere kapitaalstromen naar ontwikkelingslanden waar te nemen. Waren leningen van commerciële banken voorheen goed voor meer dan 65% van alle particuliere stromen, tegenwoordig hebben directe buitenlandse investeringen (DBI) zich geprofileerd als de belangrijkste en - met name - de meest constante en minst wisselvallige component van de particuliere kapitaalstromen. De beleggingen - zowel obligaties als aandelen - zijn in de periode 1990-1997, toen zij meer dan eenderde van de totale particuliere kapitaalstromen uitmaakten, sterk toegenomen, maar zijn in verband met de crises in Azië en Brazilië in 1998 koersgevoeliger geworden en sterk gedaald.
Een factor die deze stijgingen en diversificatie van directe buitenlandse investeringen (DBI) in de hand heeft gewerkt, is de gestadige verbetering in de binnenlandse economische omgeving in talrijke ontwikkelingslanden nadat deze overgingen op een meer vrije markt en een liberaal economisch beleid. De daarmee samenhangende groeiende behoeften aan kapitaal voor privatisering, particuliere investeringen en de particuliere financiering van infrastructuur kunnen niet uit officiële ontwikkelingsfinanciering worden gedekt en daarom hebben particuliere financieringsmarkten getracht in deze behoeften te voorzien. Particuliere financieringsstromen bevinden zich aan de spits van de trend naar mondialisering van handel en productie.
De particuliere kapitaalstromen en het DBI-element daarvan zijn in hoge mate geconcentreerd op een paar grote ontwikkelingslanden. Tijdens de jaren negentig (1990-1995) ging meer dan driekwart van de netto particuliere geldstromen naar slechts twaalf landen (China, Mexico, Brazilië, Korea, Maleisië, Argentinië, Thailand, Indonesië, Rusland, India, Turkije en Hongarije) en nog geen 5% naar de resterende meerderheid (140) van de 166 ontwikkelingslanden.
De voornaamste bestemming voor naar ontwikkelingseconomieën vloeiend particulier kapitaal is verlegd van de overheid naar de particuliere sector. Het gros van het kapitaal dat naar ontwikkelingslanden vloeit, gaat via de markt naar particuliere investeringen, die een steeds groter percentage van de netto-investeringen in de ontwikkelingslanden vormen, nu de rol van zowel de staat als de officiële ontwikkelingshulp (ODA) relatief en absoluut afnemen. Aldus gezien is de rol van ECIP bijzonder belangrijk om het ontwikkelingsgehalte van deze particuliere directe buitenlandse investeringsstromen te verhogen.
1.2. ECIP : EEN ANTWOORD VAN DE EUROPESE UNIE OP DE BEHOEFTEN VAN PARTICULIERE INVESTEERDERS
ECIP verschaft medefinanciering voor het ontwikkelen van tot wederzijds voordeel strekkende particuliere investeringen waarin plaatselijke ondernemers en EU-ondernemers samenwerken, met name via de oprichting van gezamenlijke ondernemingen (joint ventures) in ontwikkelingslanden. ECIP fungeert als gangmaker om de kwaliteit en het volume van directe buitenlandse investeringen (DBI) in de ontwikkelingslanden van Azië, Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied en Zuid-Afrika (de ALAMEDSA-landen) te verhogen.
ECIP is opgezet om EU/ALAMEDSA-joint ventures in alle stadia van hun ontwikkeling te ondersteunen via vijf financieringsfaciliteiten, die elk gericht zijn op een bepaald stadium van de oprichtings- en startfase van een joint venture (zie het volgende deel voor nadere bijzonderheden over de faciliteiten).
ECIP heeft twee specifieke kenmerken die het instrument bijzonder geschikt maken voor particuliere investeerders. Het is een gedecentraliseerd instrument, dat als financieel product via een netwerk van financiële instellingen (FI's) wordt aangeboden en het is een door de marktvraag gestuurd instrument, want het werkt niet met vooraf bepaalde prioriteitssectoren of -regio's. Middelen worden toegekend op basis van de hoedanigheid van de aanvragers en het gunstige ontwikkelingseffect van de investeringen die zij voorstellen. Er zijn geen vooraf vastgestelde quota per faciliteit of per land.
De Commissie is in 1988 begonnen met de uitvoering van ECIP. Aanvankelijk was het ECIP-programma beperkt tot een proefperiode van drie jaar (1988-1991) en tot 28 landen in Azië, Latijns-Amerika en het Middellandse-Zeegebied. Voor de proefperiode van drie jaar was 30 miljoen euro uitgetrokken. Tijdens die periode had ECIP zoveel succes dat de Raad van Ministers het programma in februari 1992 een formele juridische en budgettaire basis verschafte met Verordening (EEG) nr. 319/92, die voorzag in verlenging van de proefperiode met drie jaar (1992-1994). De begrotingsautoriteit kende meer middelen toe (31,4 miljoen euro voor 1992 en 39 miljoen euro per jaar voor 1993 en voor 1994). Nadat de geldigheidstermijn van de verordening in december 1994 was verstreken, bleef ECIP tot januari 1996 werken op basis van een verlenging van de verordening van 1992. Ten slotte nam de Raad op 29 januari 1996 de tweede ECIP-verordening aan. Deze nieuwe ECIP-verordening geldt voor vijf jaar en voorziet voor die jaren (1995 tot eind 1999) voor de financiering in een indicatief referentiebedrag van 250 miljoen euro. Thans komen 57 ALAMEDSA-landen voor het programma in aanmerking, namelijk de landen van Azië, Latijns-Amerika en het Middellandse-Zeegebied die momenteel "begunstigden zijn van de ontwikkelingssamenwerkingsacties van de Gemeenschap" (lijst in bijlage). Zuid-Afrika is sinds 1994 in ECIP opgenomen.
1.3. Procedures en beleid: hoe ECIP werkt
1.3.1. Procedures
De ECIP-steun wordt verstrekt via vijf financieringsfaciliteiten, die elk op een ander stadium in de oprichtings- en startfase van een joint venture gericht zijn. Zoals men in de onderstaande tabel voor de in 1998 beschikbare ECIP-faciliteiten kan zien, lopen de financieringsvoorwaarden van de faciliteiten uiteen. Bij de faciliteiten 2, 3 en 4 is het totale bedrag voor een bepaald project beperkt tot 1 miljoen euro.
Tabel van financieringsfaciliteiten ECIP
(zie volgende bladzijde)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
1 euro = ca. US$ 1,28, april 1996
De faciliteiten worden op gedecentraliseerde wijze beheerd via een netwerk van financiële instellingen en organen voor bevordering van investeringen. Financieringsaanvragen voor de faciliteiten 2, 3 en 4 moeten worden ingediend via één van de financiële instellingen (hierna "FI's" genoemd) van het ECIP-netwerk (zie de bijlagen voor de meest recente lijst). De FI's zijn merchant banks, handels- of ontwikkelingsbanken. Alle ontwikkelingsbanken van de EU-lidstaten maken bijvoorbeeld deel uit van het ECIP-netwerk en spelen een sleutelrol bij het beheer van het programma, maar elke bank kan zich bij het netwerk aansluiten indien het ECIP-Comité in Brussel daarmee instemt. Het netwerk van FI's vormt één van de kenmerken van het ECIP-programma: namelijk de gedecentraliseerde werkwijze, waarbij de nadruk ligt op subsidiariteit. De FI's passen het programma in hun gebruikelijke procedures in, maar volgen daarbij wel algemene regels die in een kaderovereenkomst tussen elke FI en de Commissie zijn vastgelegd. Dankzij dit systeem kan de Commissie voor consequente toepassing van het instrument zorgen en tegelijk profiteren van de financiële deskundigheid en plaatselijke kennis van de FI's. Bovendien betekent de lokale aanwezigheid van FI's in de in aanmerking komende ALAMEDSA-landen dat plaatselijke bedrijven die buitenlandse investeringen willen aantrekken, ECIP kunnen benaderen via een instelling die zich dicht bij hun bedrijf bevindt.
Financieringsaanvragen voor faciliteit 1 kunnen ofwel rechtstreeks bij de Commissie worden ingediend door de in aanmerking komende, aanvragende organisatie, ofwel via een FI op dezelfde wijze als voor de faciliteiten 2, 3 en 4 .
Aanvragen voor studies in het kader van de nieuwe faciliteit 1B voor "Voorbereiding van privatisering van particuliere infrastructuur" moeten door de regering of een overheidsinstantie van het in aanmerking komende ALAMEDSA-land bij de Commissie worden ingediend.
De Commissie heeft het laatste woord ten aanzien van elke te financieren actie. Alle voorstellen die bij de Commissie binnenkomen, worden besproken op de maandelijkse vergadering van het ECIP-Stuurcomité in Brussel, een intern werkcomité van de Commissie dat bestaat uit leden van de betrokken Commissiediensten. Elke maand brengt het Stuurcomité adviezen uit, aan de hand waarvan de Commissie ten aanzien van elke financieringsaanvraag een beslissing neemt en de begunstigden in kennis stelt.
Nadat een financiering is goedgekeurd, is de verdere gang van zaken al naargelang van het geval:
i) Wanneer een aanvraag rechtstreeks bij de Commissie is ingediend door een voor faciliteit 1 in aanmerking komende instantie, bijvoorbeeld een kamer van koophandel of een investeringsbevorderingsbureau, of door een ALAMEDSA-regering of openbare instantie bij faciliteit 1B, sluit de Commissie rechtstreeks met deze een financieringsovereenkomst die bepaalt dat het geld door de Commissie in gedeelten zal worden uitbetaald.
ii) Wanneer een aanvraag via een FI is binnengekomen (dat is in alle andere gevallen), wordt de financierinsgovereenkomst met de FI gesloten. Hierin bepaalt de Commissie onder welke voorwaarden de FI de gelden aan de eindontvanger mag uitbetalen (gewoonlijk in gedeelten). Vervolgens maakt de Commissie het totale bedrag van de ECIP-bijdrage over aan de FI. De FI gaat dan een "rug-aan-rug"-overeenkomst met de eindontvanger aan en betaalt de ECIP-bijdrage uit volgens de overeengekomen termijnen en voorwaarden.
Bij een aanvraag voor faciliteit 3 worden de EG-gelden door de FI aan de begunstigde joint venture uitbetaald in ruil voor aandeelbewijzen of andere bewijsstukken voor de participatie in het kapitaal van de betrokken joint venture. Deze papieren staan doorgaans op naam van de FI en worden door de FI namens de EG bijgehouden (de zogeheten indirecte participatie). In sommige gevallen verbieden de statuten een dergelijke indirecte participatie via de FI. Het ECIP-Comité hechtte in 1992 zijn goedkeuring aan richtsnoeren die de EC toestaan in dergelijke gevallen een rechtstreekse participatie in de joint venture te nemen (zie ook hieronder).
De Commissiediensten hebben ECIP opgezet als een doorlopend, continu financieringsinstrument. Van 1988 tot eind 1998 zijn 3711 afzonderlijke, individuele financieringsaanvragen ontvangen en op deze manier verwerkt. Het ECIP-Stuurcomité komt maandelijks bijeen en de Commissie keurt elke maand een aantal aanvragen goed teneinde de FI, en dus de eindontvangers, de particuliere investeerders, continu en betrekkelijk snel van dienst te zijn (in 1997-1998 was er echter een achterstand; zie punt 2.2).
1.3.2. Beleid
Zoals in de ECIP-verordening is bepaald, stelt de Commissie twee essentiële voorwaarden, waaraan voldaan moet zijn voordat een actie wordt goedgekeurd. Ten eerste moet de actie een redelijke kans hebben op financiële levensvatbaarheid. Ten tweede moet de actie bijdragen aan de plaatselijke economische ontwikkeling. Bij het invullen van deze voorwaarden moet het instrument zo flexibel en marktgericht mogelijk werken. De formele beperkingen waaraan het instrument onderhevig is, zijn die van ECIP-Verordening 213/96, namelijk dat grote multinationale ondernemingen van ECIP uitgesloten zijn, dat kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) enige voorrang moeten krijgen, en dat acties betrekking moeten hebben op joint ventures met tenminste één Europese partner en één partner van het in aanmerking komende land. Grote ondernemingen worden niet van ECIP uitgesloten, want door hun betere beheercapaciteit en sterke financiële positie kunnen zij investeren in vrij moeilijke situaties, wat een gunstig effect kan hebben op de ontwikkeling van de meest achtergebleven regio's. Bovendien moeten de door de Commissie goedgekeurde projecten verenigbaar zijn met het algemene Gemeenschapsbeleid en met de ontwikkelingscriteria die in de verordening zijn vermeld.
Zoals reeds in de vorige verslagen is opgemerkt, vermijdt de Commissie onnodige beperkingen om de uitvoering van het programma te vergemakkelijken. Er zijn bijvoorbeeld geen prioriteitssectoren, geen geografische quota, en evenmin quota die het aantal acties per faciliteit beperken. Elk project wordt aan de hand van de verordening op zijn eigen merites beoordeeld.
In 1998 heeft de Commissie het volgende specifieke operationele beleid uitgevoerd:
i) De Commissie zette haar voorheen actieve voorlichtingsprogramma om het instrument te promoten niet voort, aangezien zij er niet zeker van is dat haar eigen capaciteit toereikend is om het toegenomen aantal contractuele en financiële transacties te beheren. De diensten van de Commissie hebben hun voorlichtingsprogramma dan ook beperkt tot verspreiding van basisinformatie onder alle FI's en bedrijven die daarom vragen, maar hebben de vraag naar ECIP niet actief bevorderd.
ii) Bovendien tracht de Commissie, terwijl zij de in wezen marktgerichte aard van het instrument handhaaft, overeenkomstig de wensen van de Raad te zorgen voor een ruime en evenwichtige geografische spreiding van actieve FI's in haar netwerk. Dit moet ertoe bijdragen dat de toegang van bedrijven tot ECIP niet wordt belemmerd doordat in bepaalde streken ECIP niet of slecht vertegenwoordigd is. De Commissie eist dus niet van banken dat ze zich bij een netwerk aansluiten, maar geeft wel voorrang aan aanvragen van nieuwe FI's uit landen of regio's, in de lidstaten en de in aanmerking komende landen, die tot nu toe slechts in beperkte mate vertegenwoordigd zijn. Ook heeft de Commissie de kwaliteit en prestaties van de huidige FI's voortdurend in het oog gehouden om ervoor te zorgen dat alle FI's zich beijveren om ECIP bij het plaatselijke bedrijfsleven aan te prijzen. In 1998 werden 54 nieuwe FI's tot het Ecip-netwerk toegelaten en werd 24 inactieve FI's verzocht het netwerk te verlaten.
iii) De Commissie heeft het programma sterker op de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) gericht. Alle acties in faciliteit 1 zijn uit de aard der zaak gericht op KMO's en meer dan 80% van alle acties in de faciliteiten 2, 3 en 4 die sinds 1988 zijn goedgekeurd, waren bestemd voor het KMO's. Dit is conform de verordening, die bepaalt dat KMO-aanvragen prioriteit moeten krijgen, maar dat grotere bedrijven toch niet mogen worden uitgesloten, vooral wanneer het gaat om bijzondere ontwikkelingsbaten zoals technologie-overdracht, waar grote bedrijven beter op zijn berekend. Grote multinationale ondernemingen zijn door de verordening echter uitdrukkelijk uitgesloten.
Sinds januari 1996, met de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening nr. 213/96 van de Raad, profiteren de KMO's bovendien van twee specifieke, bijkomende financiële voordelen in het kader van ECIP. Ten eerste voorziet artikel 4, lid 3, in een verhoging van de financiering van faciliteit 2 voor haalbaarheidsstudies en proefprojecten tot meer dan 50%, uitsluitend en alleen voor KMO's. Ten tweede kunnen KMO's krachtens artikel 4, lid 5, van faciliteit 4 geld als subsidie krijgen, terwijl grote ondernemingen het met een renteloos voorschot moeten doen.
iv) Net zoals in de voorafgaande jaren bleef de Commissie de ECIP-activiteiten concentreren op acties van de faciliteiten 1, 2 en 4. Dit betekent niet dat faciliteit 3 in 1998 werd verwaarloosd. Het hoge succespercentage en het grote financiële versterkingseffect van de tussen 1988 en 1998 uitgevoerde acties uit hoofde van faciliteit 3 kunnen zelfs worden opgevat als een aansporing om deze faciliteit in de toekomst meer aandacht te geven. Verderop in dit rapport wordt een speciale rubriek gewijd aan acties uit hoofde van faciliteit 3. Het hoofddoel van de Commissie is de ECIP-gelden te besteden op manieren die de totstandkoming van joint ventures met een zo groot mogelijk versterkingseffect het best aanmoedigen, en wel op gebieden waarvoor andere financieringsbronnen het moeilijkst te krijgen zijn. De tot dusverre behaalde resultaten geven aan dat meer nadruk op faciliteit 3 in de toekomst de doeltreffendheid van ECIP, en in het bijzonder zijn plaatselijke ontwikkelingseffect zou kunnen versterken.
v) Na 1996 werd de nieuwe subsidiefaciliteit 1B van ECIP ingevoerd om regeringen en openbare instanties in de ontwikkelingseconomieën van Azië, Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied en Zuid-Afrika te helpen om privatiseringsprojecten en particuliere infrastructuurprojecten (PPI) voor te bereiden en de binnenlandse ontwikkelingseffecten daarvan te verhogen. Door het verstrekken van subsidies in het voorbereidingsstadium beoogt de EC de kansen op een geslaagde uitvoering van het PPI-project te verhogen, te voorkomen dat voorbereidingsmaatregelen tegen hoge kosten worden herhaald en Europese bedrijven meer kansen te geven om aan het PPI-proces deel te nemen.
In 1997 werd een subsidie van 1 miljoen euro aan de Filipijnen goedgekeurd als bijdrage voor de privatisering van de binnenlandse watervoorziening. Tevens werd in dat jaar een reeks acties ten bedrage van 1 miljoen euro vastgelegd voor "voorbereiding van privatisering en particuliere infrastructuur" in Vietnam. Twee kleine studies met het oog op een eventuele privatisering in Brazilië werden in principe voor 200.000 euro goedgekeurd. In 1998 werden de onderhandelingen over de acties voor de Filipijnen en Vietnam voortgezet, terwijl de acties voor Brazilië werden afgelast.
De uitvoering van faciliteit 1B verliep om verschillende redenen traag: i) de grote multinationale ondernemingen die dergelijke projecten meestal uitvoeren, zijn van ECIP uitgesloten; ii) het bedrag van 200.000 euro is te laag in verhouding tot de liquiditeitsbehoeften voor de meeste grote privatiseringsprojecten; en iii) de Commissie heeft zich bijzondere moeite getroost om ervoor te zorgen dat de beleids- en institutionele structuren ter plaatse een subsidie van 100% rechtvaardigen; deze beleidsanalyse en -dialoog leidt tot vertraging en complicaties bij de uitvoering. De Commissie is deze problemen aan het bestuderen en zoekt naar oplossingen. Blijken die er niet te zijn, dan zou de Commissie kunnen overwegen deze faciliteit op te heffen.
Al met al blijft ECIP een veelomvattend en integraal programma, dat thans ook privatisering en particuliere infrastructuur omvat. Het strekt zich uit tot alle stadia van de totstandkoming van een joint venture : van de aanwijzing van projecten via haalbaarheidsstudies tot participaties en permanente opleiding. Dit is een belangrijk en uniek kenmerk van ECIP, dat in de verordening van de Raad van 1996 voor de voortzetting van het instrument tot eind 1999 is gehandhaafd en zelfs is versterkt. Doch in de loop van 1998 werden de diensten van de Commissie bij de handhaving van de ECIP-dienstverlening geconfronteerd met ernstige procedureproblemen (die in het volgende deel worden toegelicht).
Deel twee
2. ECIP-ACTIVITEITENVERSLAG VOOR 1998
2.1. ECIP-Verordening 213/96, goedgekeurd op 29 januari 1996
Dankzij de goedkeuring van de nieuwe ECIP-Verordening (EG) nr. 213/96 (PB L 28/2 van 6.2.1996, zie bijlage) door de Raad op 29 januari 1996 kon de Commissie in 1996 beginnen met de tenuitvoerlegging van verdere verbeteringen aan ECIP en deze in 1997 en 1998 consolideren. In de nieuwe verordening werden de belangrijkste kenmerken van de vorige ECIP-verordening overgenomen en werd tevens voorzien in :
a) verbeteringen in de uitvoeringsvoorwaarden voor de bestaande financieringsfaciliteiten;
b) een subsidie van 200.000 euro uit hoofde van de nieuwe faciliteit 1B voor de voorbereiding van privatisering en particuliere infrastructuurprojecten;
c) belangrijke maatregelen om het beheer van ECIP te versterken (een technische-bijstandsteam), de financiële controle (de onafhankelijke financiële controle) te verbeteren, en strengere voorschriften tegen fraude;
d) maatregelen ter versterking van de voorlichtingsactiviteiten en voor coördinatie met andere EU-acties voor bevordering van investeringen zoals JOP, ALINVEST, MEDA, ASIAINVEST, de South Africa Business Council, de door DG XXIII beheerde systemen (BCNET, BRE, Euro-Infocentra, enz.), alsook met de activiteiten van de Europese Investeringsbank op het gebied van risicodragend kapitaal.
Aangezien de nieuwe ECIP-verordening vlak aan het begin van 1996 werd goedgekeurd (29.1.96), zijn de nieuwe financieringsvoorwaarden (en andere wijzigingen) van Verordening nr. 213/96 toegepast op alle in 1996 en daarna in 1997 en 1998 voor financiering goedgekeurde ECIP-acties.
Op initiatief van de Raad voorziet ECIP-Verordening nr. 213/96 in een referentiebedrag van 250 miljoen euro voor de vijf jaren van 1995 tot en met 1999.
Nu de nieuwe verordening voor vier jaar (tot eind 1999) is vastgesteld, heeft de Commissie de tijd om de verbeteringen in het financiële beheer grondig uit te voeren. De specifieke verbeteringen worden hierna beschreven (met name in deel vier).
2.2. Financieringsaanvragen, goedgekeurde projecten en contracten
Hieronder volgt een algemeen commentaar op de gedetailleerde statistiektabellen in de bijlagen bij dit verslag (zie deel vijf).
Financieringsaanvragen
In 1998 heeft de Commissie de vraag naar ECIP niet actief willen stimuleren; zij heeft haar voorlichtingsinspanningen beperkt tot beantwoording van verzoeken om informatie van FI's en potentiële begunstigden.
In 1998 concentreerden de diensten van de Commissie zich nog meer dan in de voorafgaande jaren op verbetering van de follow-up-capaciteit op het vlak van beheer om het financiële beheer, de controles, de rapportage en antifraudemaatregelen ten aanzien van ECIP-middelen te versterken. Nadat door technische bijstand de capaciteit van de Commissie om de toegenomen volumes te beheren, was geconsolideerd, heeft de Commissie in 1998, hoewel er meer dan 200 nieuwe financiële instellingen (FI's) waren die blijk hadden gegeven van hun interesse, het ECIP-netwerk aangevuld met slechts 54 nieuwe FI's, waarbij ongeveer 150 FI's buiten het ECIP-netwerk die een aanvraag hadden ingediend, niet werden toegelaten. 24 inactieve FI's werd verzocht het ECIP-netwerk te verlaten. Eind 1998 waren er 142 financiële instellingen bij het ECIP-netwerk betrokken.
Van meet af aan was het de bedoeling dat het beheer van ECIP zo "bedrijfsvriendelijk" mogelijk zou zijn door snelle besluitvorming, transparantie, flexibiliteit en snelle betalingen. Deze voor ECIP kenmerkende aanpak, die tot 1996 werd gevolgd, maakte dat het programma een goede naam had bij de financiële instellingen. Sedertdien is het beheer van ECIP geleidelijk bureaucratischer en logger geworden als gevolg van drie factoren :
- Omdat ECIP hoofdzakelijk gericht is op kleine en middelgrote ondernemingen is het zeer "arbeidsintensief"; bij de snelle toename van het aantal projecten bleek de Commissie echter niet over voldoende personeel te beschikken om deze projecten te beheren. Dit personeelstekort werd geleidelijk, doch slechts ten dele verholpen door een Eenheid Technische bijstand (1997) en vervolgens een Eenheid Financiële bijstand (1999) in te schakelen.
- Het aanscherpen van de financiële procedures van de Commissie naar aanleiding van opmerkingen van de Rekenkamer heeft geleid tot achterstand bij de procedures (besluit na volledige schriftelijke procedure van de Commissie in plaats van machtiging) en tot een scheiding van technische functies (DG IB) en financiële functies (Gemeenschappelijke dienst Relex), met name ingevolge SEM 2000 (1996), hoewel er, vooral in de financiële sector, niet voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar was.
- Wanneer de looptijd voor een terug te betalen voorschot (faciliteit 2), die bij de ECIP-verordening is vastgesteld op 5 jaar, afloopt, dient de financiële instelling krachtens een met de Commissie gesloten contract de middelen te innen voor de Commissie. Deze inning behoort dus tot de routine van de financiële verrichtingen van ECIP. Voor deze financiële afsluiting en inning is echter veel nauwkeurig en zorgvuldig administratief werk vereist, waarvoor niet genoeg personeel beschikbaar is. Toch waren eind 1999 in totaal 1.398 afzonderlijke actiedossiers onderworpen aan een financiële audit.
Deze problemen hadden twee gevolgen :
a) Het oplopen van een achterstand bij de betalingen, waaraan de diensten van de Commissie voorrang verleenden en die naar verwachting eind 1999 grotendeels zullen zijn afgehandeld. Ondertussen neemt ECIP, hoewel verzoeken om financiering blijven binnenkomen, een afwachtende houding aan ten aanzien van nieuwe activiteiten in 1999. De diensten van de Commissie hebben besloten dat in 1999 de exclusieve prioriteit voor de financiële diensten uitgaat naar de financiële afronding en afsluiting van de bestaande ECIP-contractdossiers en de inning van niet-gebruikte en terugbetaalde ECIP-middelen.
b) Meer ongenoegen onder de financiële instellingen en ondernemingen die blijk gaven van misnoegen over vertragingen bij besluiten, contracten en betalingen.
Vanaf 1988 tot eind 1998 heeft de Commissie 3.711 formele verzoeken om ECIP-financiering ontvangen, waarvan er 2.534 voor 286,3 miljoen euro aan ECIP-financiering werden goedgekeurd. In 1998 daalde het aantal verzoeken om ECIP-financiering, vergeleken met 1997, met 39% tot 396 en de corresponderende waarde van deze verzoeken in euro daalde ook, en wel met 25% tot 53,9 miljoen euro. In 1998 gebruikte ECIP 57% (28,4 miljoen euro) van het totale beschikbare budget voor 1998 van 52,6 miljoen euro, waarvoor het in 1998 264 acties ten bedrage van 29,8 miljoen euro goedkeurde. Het saldo werd gebruikt voor contracten voor acties die van 1997 werden overgedragen. 1998 was het eerste jaar waarin ECIP er niet in slaagde het totale beschikbare budget te gebruiken.
In 1998 daalde het aantal verzoeken voor faciliteit 1, vergeleken met het voorafgaande jaar (1997), met 34%, het aantal verzoeken voor faciliteit 2 daalde met 45%, het aantal verzoeken voor faciliteit 3 met 31% en het aantal verzoeken voor faciliteit 4 met 14%.
Aantal aanvragen voor ECIP-financieringen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Goedgekeurde voorstellen
In 1998 werden er 264 nieuwe ECIP-financieringsacties goedgekeurd, waarmee het totale aantal tussen 1988 en 1998 voor financiering goedgekeurde afzonderlijke ECIP-acties op 2534 uitkomt. Dit betekent een aanzienlijke daling in 1998 ten opzichte van 1997, namelijk 32% minder goedkeuringen (in aantal) en 20% minder aan ECIP-financiering (in miljoen euro).
Goedgekeurde ECIP-acties (alle regio's)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Faciliteit 1 heeft van alle vier de faciliteiten het laagste goedkeuringspercentage, namelijk 55%. Dit komt waarschijnlijk omdat de desbetreffende aanvragen meestal niet via een FI en met bijstand van de FI worden ingediend en omdat het om een subsidie gaat. Bovendien zorgt de Commissie ervoor dat ECIP-financiering en soortgelijke acties van ALINVEST, ASIAINVEST en MEDA elkaar niet overlappen. Het goedkeuringspercentage van faciliteit 2, dat van 74% in 1994 daalde tot 68% in 1995 en tot 63% in 1997, is in 1998 gestegen tot 73%. Faciliteit 3 vertoont voor 1998 nog steeds een laag goedkeuringspercentage van 56%, wat aantoont dat de Commissie bijzonder voorzichtig te werk gaat wanneer het financieringen krachtens faciliteit 3 betreft en alvorens een dergelijke actie goed te keuren de beginselen van financiële additionaliteit en de vereiste gelijkwaardige financiële bijdrage van de FI strikt toepast.
Het is opmerkelijk dat de vraag naar faciliteit 4 tussen 1995 en 1998 viermaal groter is geworden, waarschijnlijk dankzij de invoering van subsidiefinancieringsvoorwaarden na 1995.
Ondertekende contracten
Bij alle ECIP-acties waaraan de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht, moeten de financieringsinstelling (FI) en de eindontvanger (EO) stringente voorwaarden op financieel, economisch, technisch en ontwikkelingsgebied accepteren en specifieke contractovereenkomsten ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden zich aan deze voorwaarden te houden. Dat 11% van de eindontvangers, of 20% in euro-volume, ofwel deze voorwaarden niet accepteren, ofwel na ondertekening van het contract besluiten dat zij daar niet aan kunnen voldoen, en dus van de financiering afzien, getuigt van de nodige aandacht, de "due diligence", die alle partijen tijdens deze procedure aan de dag leggen. In dit verband mag men niet vergeten dat de eindontvangers altijd minstens 50% (fac. 1, 2 en 4) van de actie zelf moeten opbrengen, en bij faciliteit 3 minstens 60%. Bovendien moet de financiële instelling voor de faciliteiten 3 en 4 zelf ook geld inbrengen als tegenwicht voor de ECIP-financiering.
Gezien al deze factoren, gekoppeld aan de praktische moeilijkheden die ECIP-eindontvangers ondervinden om ECIP-acties uit te voeren en in ontwikkelingslanden te investeren, is het normaal dat het totale uitvoeringspercentage van ECIP-contracten minder is dan 100%.
Voor 87% van de acties waren aan het eind van 1998 specifieke contracten ondertekend. Een groot deel van de 13% "goedgekeurd maar niet ondertekend" wordt gevormd door de meer dan 200 contracten die op 31 december 1998 zo goed als ondertekend waren.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Faciliteit 3 verschilt sterk van de andere faciliteiten : slechts ongeveer de helft van de goedgekeurde acties leidt uiteindelijk tot uitbetaling op basis van een contract. Voor ontwikkelingsacties met risicodragend kapitaal is het normaal dat slechts één op twee daadwerkelijk wordt ondertekend en uitbetaald. (Voor meer gedetailleerde informatie over faciliteit 3 wordt verwezen naar deel 3).
2.3. Geografische spreiding
In deel vijf (Bijlagen) staat gedetailleerde informatie over de ECIP-acties, ingedeeld naar regio en land. Hier volgt wat algemene commentaar.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Evenals in voorafgaande jaren stond Azië in 1998, wat zijn aandeel in ECIP-acties betreft, op de eerste plaats, zij het met een marginale daling. Azië nam 44% van het aantal goedgekeurde projecten en 42% van de goedgekeurde bedragen voor zijn rekening. Het aandeel van Azië is in 1998 gestegen in vergelijking met 1997, toen Azië 38% van het aantal goedgekeurde projecten en 44% van de vastgelegde bedragen voor zijn rekening nam. Azië telt ruim 75% van de gezamenlijke bevolking van de ALAMEDSA-landen en draagt ongeveer 40% bij tot hun BNP.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
In 1998 was 35% van het aantal goedgekeurde projecten en 32% van de ecu-waarde van de ECIP-financieringen bestemd voor Latijns-Amerika. Gecumuleerd van 1988 tot 1998 bedroeg het aandeel van de goedgekeurde projecten 32% en de waarde van de ECIP-financieringen 30%. Latijns-Amerika telt 12% van de totale bevolking van de ALAMEDSA-landen en draagt circa eenderde bij tot hun BNP.
De Middellandse-Zeelanden hadden eind 1998, gecumuleerd, een aandeel van 20 % ecu in de van 1988 tot 1998 goedgekeurde ECIP-acties en 19% van het financieringsvolume in ecu, ofschoon deze regio slechts 8% van de bevolking en nog geen 20% van het BNP van de gezamenlijke ALAMEDSA-landen uitmaakt. De activiteit van ECIP wordt er eveneens aangevuld door die van de Europese Investeringsbank (EIB).
Hoewel Zuid-Afrika pas sinds medio 1994 voor ECIP in aanmerking komt, waren op 31.12.1998 reeds 61 specifieke acties goedgekeurd voor 10 miljoen euro aan ECIP-financiering. Bovendien zijn drie grote Zuid-Afrikaanse banken in het ECIP-FI-netwerk opgenomen.
Ofschoon directe buitenlandse investeringen (DBI) hoofdzakelijk in een paar grote ontwikkelingslanden zijn geconcentreerd (zie deel één), heeft ECIP bijgedragen aan een grotere geografische spreiding van DBI. De geografische spreiding van ECIP-financieringen is groter, met minder concentratie op de grote landen. Tussen 1988 en 1998 ging slechts 55% van het totale ECIP-budget naar de zeven grootste ALAMEDSA-economieën (Argentinië, Brazilië, China, India, Indonesië, Mexico en Turkije), en dat terwijl deze zeven landen driekwart van alle directe buitenlandse investeringen in ALAMEDSA-landen tijdens die periode opnamen. ECIP heeft dus bijgedragen aan een betere geografische spreiding van DBI in de richting van kleinere en minder ontwikkelde landen.
2.4. Uitsplitsing naar faciliteit
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Dat de Commissie voorrang geeft aan de faciliteiten 1, 2 en 4, en niet aan faciliteit 3, (zie punt 1.2) wordt in 1998, evenals in voorgaande jaren, bevestigd door bovenstaande cijfers en die in de bijlage (deel 5). 96% van de in 1998 goedgekeurde aanvragen waren voor de faciliteiten 1, 2 en 4. Dit percentage ligt nog hoger dan het gemiddelde van 95% voor de faciliteiten 1, 2 en 4 over het voorafgaande jaar (1997).
In 1998 waren de gemiddelde bedragen in euro van elke goedgekeurde faciliteit als volgt:
Gemiddelde ECIP-financiering per actie in 1998
// 1998
// euro
Faciliteit 1 // 73.050
Faciliteit 2 // 104.187
Faciliteit 3 // 416.275
Faciliteit 4 // 130.266
Algeheel gemiddelde // 112.960
De reeds in het voortgangsverslag over 1996 en 1997 gemelde tendens tot stijging in het gebruik van faciliteit 4 zette in 1998 door : van nog geen 3% van alle goedgekeurde aanvragen in 1995 tot 9% in 1997 en tot 14% in 1998. Waarschijnlijk komt dit door de nieuwe financiële voorwaarden die de nieuwe verordening heeft ingevoerd, waarbij KMO's sinds 1996 krachtens faciliteit 4 subsidies kunnen ontvangen voor scholing van hun personeel. Door deze stijging ging 15% van de ECIP-begroting naar faciliteit 4 in 1998 tegenover slechts 3,6% in 1995.
2.5. Verdeling over de sectoren
De verdeling van de goedgekeurde ECIP-acties over de sectoren, volgens de Standaard Industriële Classificatie staat in de bijlagen.
Hierna volgt de verdeling over de voornaamste sectoren :
Verdeling van goedgekeurde ECIP-acties over de sectoren, 1988-1998
SECTOR // %
Industrie // 63
Landbouw en agro-voedingsmiddelenindustrie // 17
Diensten // 7
Multisector // 5
Mijnbouw en energie // 3
Vervoer en verbindingen // 2
Bouw en engineering // 3
TOTAAL // 100
Met 63% van de goedgekeurde financieringen van 1988 tot 1998 was de industrie de grootste afnemer van ECIP-financieringen. Machinebouw, elektronica en chemie zijn de voornaamste subsectoren. De ECIP-financieringen voor Azië zijn nog sterker op de industrie gericht, met 71% van het totale ECIP-bedrag voor Azië. De Middellandse-Zeelanden daarentegen hadden van 1988 tot 1998 in doorsnee slechts 41% industriegerichte acties.
Het aandeel van de landbouw- en agrovoedingsmiddelensector (inclusief de visserij) in de tussen 1988 en 1998 goedgekeurde ECIP-projecten bedroeg al met al 17%. In de landbouwsector duurt de in 1996 ingezette verschuiving van landbouwproductie naar voedselverwerking en agrovoedingsmiddelensector voort. In de loop der jaren is ECIP, over het geheel genomen, steeds minder betrokken bij projecten voor landbouwproductie.
Het aandeel van de dienstensector (inclusief financiële diensten) in de ECIP-activiteiten is langzamerhand afgenomen : van gemiddeld 15% tussen 1988 en 1994, 13% in 1995, 9% in 1997 tot slechts 7% in 1998.
Van de tot eind 1998 toegewezen bedragen ging slechts 8% naar activiteiten in de sectoren mijnbouw, energie, vervoer en bouw.
2.6. Het netwerk van financiële instellingen (FI) van ECIP en hun activiteiten
Eén van de hoofdkenmerken van het ECIP-instrument is het gedecentraliseerde beheer, waarbij de uitvoering grotendeels aan de FI's (financiële instellingen) in het netwerk wordt overgelaten. Alle FI's ondertekenen met de EC een standaardcontract ("Kaderovereenkomst"), waarin hun juridische relatie met de Commissie en de procedures die zij moeten volgen, zijn vastgelegd. In de loop der jaren heeft de Commissie de FI's een grotere rol bij het beheer van ECIP toebedeeld.
Aangezien alle aanvragen voor de faciliteiten 2, 3 en 4 via een FI moeten worden ingediend, is het van wezenlijk belang dat het FI-netwerk alle EU-lidstaten en zoveel mogelijk in aanmerking komende landen bestrijkt. Ingevolge het gunstig advies van het ECIP-Comité zijn dan ook reeds in 1995 Oostenrijkse, Finse en Zweedse banken in het netwerk opgenomen, zodat ECIP thans in alle lidstaten van de EU actieve FI's heeft. Eveneens begin 1995 zijn drie banken van Zuid-Afrika aan het netwerk toegevoegd, terwijl de Oostenrijkse staatsontwikkelingsbank FGG zich in 1996 bij het netwerk aansloot.
In de ECIP-Verordening (EG) nr. 213/96 van de Raad is in artikel 3, lid 1, bepaald : "De financiële instellingen worden, na advies van het in artikel 9 genoemde Comité, door de Commissie gekozen uit ontwikkelingsbanken, handelsbanken, merchant banks en instellingen ter bevordering van investeringen"; in artikel 9, lid 3, eerste streepje, is bepaald : "Het volgende wordt goedgekeurd ...: - de keuze van de financiële instellingen, rekening houdend met hun ervaring en geschiktheid om de projecten vooraf te selecteren volgens de criteria van artikel 6".
Op 20 mei 1998 heeft de Commissie via een schriftelijke procedure besloten een wijziging in het ECIP-netwerk van financiële instellingen goed te keuren. Het besluit van de Commissie geeft bovendien aan dat het niet mogelijk is financiële instellingen in het ECIP-netwerk te handhaven die niet actief in het netwerk zijn geweest of die de afgelopen twee jaar geen ECIP-acties van de grond hebben kunnen krijgen. Het ECIP-netwerk van financiële instellingen is dan ook dienovereenkomstig aangepast door 54 nieuwe FI's op te nemen en 24 FI's te verzoeken het netwerk te verlaten. De verdeling van FI's naar categorie en regio is nu als volgt:
ECIP-netwerk van FI's eind 1998
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
LA = Latijns-Amerika Een lijst van deze instellingen is te vinden in bijlage 9, deel vijf.
MED = Middellandse-Zeegebied
In 1998 werd 86% (25,7 miljoen euro) van de goedgekeurde ECIP-acties via Europese (EU) FI's ingediend en 9% (2,8 miljoen euro) via FI's in de ALAMEDSA-landen. Bovendien werd 5% (1,3 miljoen euro) van de acties rechtstreeks goedgekeurd (faciliteit 1) voor kamers van koophandel en brancheorganisaties. Men moet deze cijfers voorzichtig interpreteren en bijvoorbeeld niet aannemen dat de bedragen die voor FI's van een bepaalde lidstaat zijn goedgekeurd, gelijkstaan met totale ECIP-steun aan uitsluitend uit die lidstaat afkomstige bedrijven. Een aanvraag mag door één van de partners in de joint venture worden ingediend bij ECIP; daarvoor mag gebruik worden gemaakt van elke FI in het netwerk, dus niet per se een FI in het eigen land. Bij projecten die voor een FI in een bepaald land worden goedgekeurd, kunnen dus heel goed één of meer begunstigden uit een ander land betrokken zijn. De cijfers staan dus niet voor ECIP-financieringen ten gunste van bedrijven uit één land. Bij voorbeeld : het gros van de financiering via Luxemburgse FI's liep via een aldaar gevestigde Duitse bank (EUROPA Bank, een onderdeel van de Dresdner Bank Group), met voor het merendeel Duitse klanten.
Factoren die van invloed zijn op de verdeling tussen FI's en tussen de verschillende landen zijn bijvoorbeeld de bereidheid van FI's in een bepaald land om lid te worden van het ECIP-netwerk; de soort bank; de manier waarop de FI's het instrument promoten wanneer zij eenmaal in het netwerk zijn opgenomen. Tevens zijn er meer algemene factoren die in elk land meespelen, zoals de aanwezigheid van sterke brancheorganisaties om informatie over ECIP in het desbetreffende land te verspreiden; het bestaan van andere lokale, door de overheid gefinancierde programma's voor de bevordering van investeringen, en hun aantrekkelijke voorwaarden, in vergelijking met die van ECIP; de verdeling van DBI tussen grote bedrijven en KMO's; en tenslotte historische en commerciële banden met de in aanmerking komende ALAMEDSA-landen.
Het streven van de Commissie is erop gericht dat zoveel mogelijk ondernemers die willen investeren in een rendabele en voor 's lands ontwikkeling bevorderlijke joint venture in een in aanmerking komend land, weten dat ECIP hen daarbij kan helpen, en in de gelegenheid zijn om gebruik te maken van het programma. Om dit doel te bereiken en de invloed van de bovengenoemde factoren te verminderen, doet de Commissie aan voorlichting en publiciteit en heeft zij stimulansen ingevoerd om de FI's aan te moedigen zich allemaal, in alle lidstaten van de EU en de in aanmerking komende ALAMEDSA-landen, energiek voor het instrument in te zetten.
2.7. Voorlichting, bewustmaking en publiciteit
In 1998 heeft de Commissie de vraag naar ECIP niet actief willen aanwakkeren en heeft zij zich geconcentreerd op het beheer van de bestaande contracten en de lopende aanvragen en contracten. De Commissie heeft haar voorlichtingsactiviteiten beperkt tot beantwoording van alle verzoeken om informatie van FI's en begunstigden.
2.8. Faciliteit 1B voor privatisering en particuliere infrastructuur (PPI)
Privatisering en particuliere participatie in infrastructuur (PPI) heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen, nu sommige ontwikkelingslanden hun infrastructuursectoren hebben opengesteld voor financiering en beheer door de particuliere sector. PPI is wellicht voor een ontwikkelingsland de enige manier om te beginnen aan de vaak enorme uitbreiding van zijn infrastructuur die nodig is om zijn ontwikkeling bij te houden. PPI kan leiden tot meer efficiëntie bij de constructie en exploitatie, kan tevens voor de overheidsinstanties de last van financiering en beheer verlichten en voor het gastheerland bovendien nog andere indirecte baten opleveren. Een geslaagd PPI-project kan de plaatselijke financieringssector versterken, kan als goed model dienen voor andere PPI-initiatieven in het land of de regio, en in het land steun opbouwen voor verdere liberalisering.
De in de nieuwe ECIP-verordening ingevoerde faciliteit 1B is opgezet om regeringen en overheidsinstanties in de ontwikkelingslanden van Azië, Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied en Zuid-Afrika te helpen PPI-projecten uit te werken en de plaatselijke ontwikkelingseffecten daarvan te versterken. Faciliteit 1B is opgezet in het besef dat PPI-projecten ingewikkeld zijn en dat veel overheidsinstanties weinig ervaring hebben met deze nieuwe en snel groeiende praktijk. Door in het voorbereidingsstadium subsidies te verstrekken, beoogt faciliteit 1B de kansen voor goede voltooiing van het PPI-project te verhogen, onnodige herhaling van de dure voorbereidingsmaatregelen te beperken en Europese bedrijven meer kansen te geven om aan het PPI-proces deel te nemen. ECIP-faciliteit 1B kan tot 100% subsidie verlenen voor in aanmerking komende uitgaven, ten bedrage van maximaal 200.000 ecu per actie. Na haar gesprekken met aannemers, consultants, financiële instellingen en regeringen kon de Commissie in 1996 de algemene richtsnoeren voor ECIP-faciliteit 1B uitwerken (bijzonderheden in bijlage 11, deel vijf.)
Vanwege de complexiteit en het politieke en economische belang van PPI-acties en omdat het hier een 100% subsidie betreft, is de Commissie heel erg omzichtig geweest met het goedkeuren en beheren van ECIP-acties krachtens faciliteit 1B. In 1996 werd één reeks acties (1 miljoen ecu) voor "voorbereiding van privatisering en particuliere infrastructuur" in Vietnam in beginsel goedgekeurd, maar pas in 1997 vastgelegd omdat voor de uitvoering van deze actie met het oog op ondersteuning en toezicht een full-time Build Operate and Own/Build Operate and Transfer BOO/BOT-technische bijstand in Vietnam moet worden geïnstalleerd (ten laste van het EUROTAPVIET-project van de EU-begrotingslijn voor economische samenwerking met Azië). In 1997 werd aan de Filipijnen een subsidie van 1 miljoen ecu toegewezen als bijdrage voor de privatisering van de binnenlandse watervoorziening. Voorts werden twee kleine studies van 200.000 ecu voor een mogelijke privatiseringsmaatregel in Brazilië in principe goedgekeurd, maar later opgegeven.
Geen van deze acties heeft al geleid tot contracten en betalingen. Voor de trage uitvoering van faciliteit 1B zijn verschillende redenen aan te wijzen: i) de grote multinationale ondernemingen die deze projecten meestal uitvoeren, zijn van ECIP uitgesloten; ii) het bedrag van 200.000 ecu is te laag in verhouding tot de liquiditeitsbehoeften voor grote privatiseringsprojecten en iii) de Commissie heeft zich bijzondere moeite getroost om zich ervan te vergewissen dat de institutionele en beleidsomstandigheden ter plaatse een subsidie van 100% wettigen. Deze beleidsanalyse en -dialoog zorgt voor vertraging en complicaties bij de uitvoering.
2.9. Betrekkingen met de EIB en coördinatie met de andere EG-instrumenten
De operationele coördinatie van ECIP met andere EU-instrumenten voor bevordering van investeringen werd door de Commissie voortgezet. De samenwerking en coördinatie met de Europese Investeringsbank (EIB) bij maatregelen in het Middellandse-Zeegebied werd vergemakkelijkt door de "gentlemen's agreement" van 1992 tussen de EIB en ECIP, die nog steeds van kracht was. De EIB heeft de Commissie medegedeeld dat "...er nu een bevredigende mate van complementariteit en evenwicht is tussen de acties van ECIP en EIB".
Naast de interne en operationele coördinatie binnen de diensten van de Commissie met betrekking tot afzonderlijke acties in het kader van ECIP en andere EC-programma's voor economische samenwerking, wordt bij de Commissie gewerkt aan specifieke regelingen om de informatie, lijsten van partners en door de ECIP-faciliteiten 1 en 2 gefinancierde studies te benutten en verspreiden via de netwerken, kanalen en informatiesystemen van de AL-INVEST-bureaus, de EU-Mediterrane Bedrijfscentra, de Azië-EC-Bedrijfsinformatiecentra (EBICs) en de door DG XXIII en III beheerde netwerken en systemen binnen de EG en elders, zoals BCNET en BRE teneinde vooral de KMO beter toegang te verschaffen tot de voordelen van ECIP.
Al deze verschillende instrumenten moeten grondig worden doorgelicht om hun coherentie en complementariteit te versterken. De meer recente programma's bieden voor het merendeel "zachtere" subsidies met minder strenge toekenningscriteria dan ECIP's strikte, voorzichtige bankiersaanpak. Door een gedetailleerde beoordeling en vergelijking van al deze instrumenten zou men ze beter kunnen coördineren en vermijden dat ze elkaar overlappen. Een bemoedigende ontwikkeling is het feit dat andere donors en EU-beleidsterreinen begonnen zijn het ECIP-instrument te kopiëren in een aan de plaatselijke behoeften en omstandigheden aangepaste vorm. Er bestaat tegenwoordig bijvoorbeeld een ACIP - Asian Community Investment Programme, met vier financieringsfaciliteiten, om Aziatische ondernemers te stimuleren in India te investeren; en met EU-financiering is er een J.E.V. (Joint European Venture) opgezet voor het bevorderen van grensoverschrijdende joint ventures tussen ondernemingen uit het MKB van EU-lidstaten.
Deel drie
3. DE ECONOMISCHE EFFECTEN VAN DE ECIP-FINANCIERINGEN
3.1. Resultaten van de ECIP-acties
In verhouding tot de ruim 227 miljard euro aan particulier kapitaal dat in 1998 naar de ontwikkelingslanden vloeide, blijft het jaarlijkse ECIP-budget van 39,75 miljoen euro (1998) een bescheiden bedrag. Omdat ECIP gericht is op samenwerkingsverbanden en het aanwijzen van projecten (faciliteit 1), haalbaarheidsstudies (faciliteit 2) en opleiding en beheer (faciliteit 4), is zijn financieel multiplicatoreffect echter groter en kan het iets toevoegen aan het ontwikkelingsgehalte en economisch effect van de particuliere investeringen die naar ontwikkelingslanden gaan.
Vanwege de beperkte mankracht waarover zij beschikt, is de Commissie genoodzaakt te vertrouwen op de verslagen van de FI's en de eindontvangers over de acties. De hieronder opgenomen globale schattingen zijn gebaseerd op een gedetailleerd rapportagesysteem voor het economische effect, dat de resultaten van elke ECIP-actie op basis van schriftelijke verslagen van de begunstigden analyseert. De diensten van de Commissie schatten het economisch effect van ECIP aan de hand van het gedetailleerde schriftelijke eindverslag over elke afzonderlijke actie. Tot eind 1998 waren 2.534 acties goedgekeurd, waarvan 2.193 uitmondden in een contract met ECIP. Toen dit verslag werd opgesteld, waren 1.353 eindrapporten binnengekomen, waren 1.312 daarvan technisch beoordeeld en was er voor 1.398 een financiële controle uitgevoerd.
Op basis van een gedetailleerde analyse van 1.312 afzonderlijke uitvoerige eindrapporten betreffende 1.312 individuele ECIP-acties schat de Commissie dat voor elke euro aan ECIP-financiering ruim 16 euro in de ontwikkelingslanden wordt geïnvesteerd. Volgens de rapporten komen de 240 miljoen euro voor uitgevoerde ECIP-acties overeen met ongeveer 3,5 miljard (= 3.561 miljoen) euro aan particuliere investeringen. Ruim 34.000 plaatselijke firma's en EU-firma's waren als partner betrokken bij deze 2193 acties waarvoor per 31 december 1998 een contract was gesloten. Hierbij zijn volgens de rapporten 1362 joint ventures opgezet, terwijl - eveneens volgens de rapporten - in deze joint ventures meer dan 42.000 banen werden gecreëerd.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Er verloopt veel tijd tussen de goedkeuring van een actie, de ondertekening van het contract, de uitvoering van de actie en tenslotte het schriftelijke verslag daarover. Voordat een actie voltooid is en het eindrapport ingediend is, verlopen gemiddeld 18 maanden (faciliteit 1), 24 tot 36 maanden (faciliteit 4), drie jaar (faciliteit 2) en soms wel tien jaar (faciliteit 3). Zo komt het dat, nu wij dit schrijven, van de 2534 acties die tot 31.12.98 waren goedgekeurd, 1.046 nog aan de gang waren en daarover dus nog geen eindverslag was binnengekomen.
Bij het melden van de resultaten van voltooide acties is de Commissie heel voorzichtig tewerk gegaan. Alleen indien het eindverslag is ontvangen en een joint venture is opgericht, worden de investering, de nieuwe arbeidsplaatsen en andere ontwikkelingsfactoren in de totale effecten opgenomen. Alle andere acties waarvan het eindresultaat niet bekend is, zijn niet opgenomen in de hieronder besproken gegevens over het economisch effect.
In dit hele verslag is het economisch effect van ECIP gemeten aan de hand van de 1.312 verslagen over acties die in alle bijzonderheden worden geanalyseerd. Daarna volgt een berekening van het succespercentage per faciliteit. De tabellen in dit deel hebben elk één kolom met de concrete resultaten van de 1.312 onderzochte acties (1.312 rapporten die zijn beoordeeld) en een tweede kolom met de resultaten van alle 2.193 acties waarvoor een contract is gesloten (schatting voor alle 2.193 acties waarvoor een contract is gesloten).
Bijlage 5.2 bevat meer bijzonderheden voor elke faciliteit en omstandige uitleg over de bij de analyse gehanteerde methode.
3.2. Nieuwe joint ventures
Blijkens de rapporten over de 1.312 voltooide acties heeft ECIP bijgedragen aan de totstandkoming van 893 joint ventures. De 2534 acties die tussen 1988 en 1998 zijn goedgekeurd, zouden, indien ze evenveel succes hebben, leiden tot de totstandkoming van 1.362 joint ventures. Hieronder zijn deze cijfers uitgesplitst naar faciliteit.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De resultaten van elke faciliteit verschillen in aard en hoedanigheid als volgt :
Faciliteit 1 verleent bijstand aan kamers van koophandel, brancheorganisaties en FI's met daarop aansluitende activiteiten. Volgens de 513 beoordeelde eindrapporten zijn uit deze 513 acties van faciliteit 1 ongeveer 624 joint ventures ontstaan. Op deze basis mag worden verwacht dat de in totaal 675 acties die tot eind 1998 voor faciliteit 1 contractueel zijn vastgelegd, ongeveer 821 joint ventures zullen opleveren. Bij deze cijfers voor faciliteit 1 gaat het alleen om in de rapporten vermelde (en niet om gerealiseerde) voornemens om joint ventures op te zetten, waarbij de concrete uitvoering vaak nog jaren zal duren. Daarom heeft de Commissie de desbetreffende ramingen over investeringen of werkgelegenheid niet in haar algemene schatting van het economisch effect van ECIP opgenomen, zodat niets dubbel wordt geteld.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Uit de 513 eindrapporten voor faciliteit 1 valt op te maken dat ruim 17.400 bedrijven hebben meegedaan; men mag dus aannemen dat de 675 goedgekeurde acties van faciliteit 1 ten goede komen aan 22.900 ondernemingen. Bij elke actie van faciliteit 1 zijn gemiddeld 34 bedrijven, en elk bedrijf dat meedoet, kost ECIP in doorsnee 1.680 euro.
Volgens de schriftelijke eindrapporten die over 710 acties van faciliteit 2 zijn binnengekomen, hebben 183 daarvan een nieuwe joint venture opgeleverd : dat is één van de vier. Daarvan uitgaande, kunnen de in totaal 1.310 acties die in een contract zijn vastgelegd, theoretisch 338 joint ventures opleveren.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Het soort contracten bij faciliteit 3 is heel anders dan bij faciliteit 2, want de ECIP-financiering is bestemd voor het opzetten van de joint venture zelf, welke moet zijn opgezet, wil het contract kunnen worden ondertekend. Qua gesloten contracten kan het succespercentage dus nauwelijks minder dan 100% zijn. 91% van deze contracten betreffen volledig onderschreven en uitbetaalde participaties en participatieleningen en de resterende 9% zijn ondertekende contracten waarvoor de financiële instelling nog bezig is met de nodige maatregelen voor financiële en juridische zorgvuldigheid (due diligence) alvorens de ECIP-gelden te gebruiken in participaties of participatieleningen.
Bij faciliteit 3 is het percentage van contracten die na de principiële goedkeuring door de Commissie inderdaad worden ondertekend laag, namelijk 54%. Dat is normaal, want de verschillende partners in de joint venture en de FI zijn verplicht ingewikkelde juridische contracten overeen te komen en contant geld in de joint venture te steken voordat het ECIP-contract voor faciliteit 3 kan worden ondertekend en uitbetaald. Deze 1 op 2 verhouding tussen ondertekening en uitbetaling is te verwachten wanneer het om risicodragend kapitaal voor ontwikkelingsdoeleinden gaat en getuigt van het voorzichtige en zorgvuldige financiële beheer van de Commissie (en de FI) alvorens ECIP-gelden voor faciliteit 3 uit te betalen.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Van de 157 acties van faciliteit 3 die in de periode 1988-98 zijn goedgekeurd, zijn er voor 85 contracten ondertekend; daarvan zijn 80 geheel uitgevoerd, zodat de ECIP-gelden aan de joint venture zijn uitbetaald.
Een hoogst belangwekkend gegeven is dat bij faciliteit 3 eenderde van de acties een vervolg is op een voorbereidende studie en financiering in het kader van faciliteit 2.
Faciliteit 4 financiert opleiding, management en technische bijstand voor joint ventures. De joint venture moet dus al zijn opgericht om ECIP-gelden te kunnen aanvragen en ontvangen. Deze faciliteit heeft dus een 100% score voor oprichting joint venture, want de contracten kunnen niet worden ondertekend en uitbetaald tenzij de joint venture al bestaat.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De echte maatstaf voor het effect van faciliteit 4 is dus het aantal opgeleide personen, de kwaliteit van haar bijdrage aan de opleiding van het personeel en aan het beheer van elke joint venture (zie 3.5 hieronder).
3.3. Investeringen
De 2193 ECIP-acties waarvoor tussen 1988 en 1998 contracten zijn gesloten, zullen op basis van de schriftelijke verslagen en de voorzichtige analyse door de Commissie van deze verslagen 3,5 miljard (=3.561 miljoen) euro aan investeringen in joint ventures (JVs) opleveren:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
* (Opmerking: De Commissie heeft oprichtingsplannen in het kader van faciliteit 1 niet in aanmerking genomen bij deze totaalcijfers).
Aangezien de resultaten van faciliteit 1, wat de tot stand gekomen joint ventures betreft, altijd enige tijd na de afronding van de actie en het eindverslag beschikbaar zijn en de dossiers van de Commissie dus alleen verslagen bevatten over voorgenomen toekomstige investeringen, stelt de Commissie zich voorzichtig op door van faciliteit 1 geen "investeringseffect" te melden. Toch mag van de 624 joint ventures die dankzij faciliteit 1 zijn aangekondigd, uiteindelijk beslist een groot additioneel investeringseffect worden verwacht, dat dan aan de bovenstaande totaalcijfers kan worden toegevoegd.
Wij bespreken hier alleen de investeringseffecten van de faciliteiten 2, 3 en 4. In de 1.312 specifieke actierapporten die zijn bestudeerd, maken 269 opgerichte JVs melding van een investering van 1.851 miljoen euro. Als resultaat van alle 1.518 acties waarvoor contracten zijn gesloten (faciliteiten 2, 3 en 4), zal naar schatting in totaal 3.561 miljoen euro worden geïnvesteerd in 541 joint ventures.
De totale investering per ECIP-joint venture bedraagt gemiddeld 6,5 miljoen euro. 95% van alle geslaagde JVs van ECIP worden opgezet met een totale investering van minder dan 27 miljoen euro elk, en kunnen volgens de desbetreffende KMO-definitie dus als KMO's worden beschouwd.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Volgens deze berekening blijken de investeringen zestien maal hoger dan de ECIP-financiering. Het multiplicatoreffect van ECIP-financieringen is berekend als de verhouding tussen alle ECIP-financieringen die voor alle faciliteiten zijn goedgekeurd en contractueel zijn vastgelegd en de investeringen die dankzij alle faciliteiten via geslaagde joint ventures tot stand komen (terugbetalingen niet meegerekend).
Faciliteit 2 heeft een financieringsmultiplicatorinvestering van 19, het resultaat van het volgende : van de 4 acties slaagt er één, een actie kost ECIP gemiddeld 115.000 euro (1988-1998), en in een via faciliteit 2 opgezette joint venture wordt gemiddeld 8,2 miljoen euro geïnvesteerd. Bij deze multiplicator van 19 zijn de terugbetalingen aan de EG-begroting niet meegerekend. Indien men terugbetalingen op leningen voor geslaagde acties als reducties op de nettosteun van ECIP behandelt, gaat de financieringsmultiplicator voor faciliteit 2 omhoog van 19 naar 27.
Bij faciliteit 3, met een gemiddelde financiering per ECIP-actie van 330.000 euro (1988-1998), ligt de verhouding tussen financiering en investering op 14. Bij deze faciliteit is de vereiste financiering per actie meestal hoger. De daaruit voortvloeiende multiplicator is naar boven bijgesteld omdat alle contracten van faciliteit 3 geslaagd zijn, in die zin dat de JV er echt komt. Een meer representatieve multiplicator dient echter ook rekening te houden met de terugbetalingen. De 13 acties die tot op heden zijn afgesloten en terugbetaald, hebben geleid tot een terugbetalingspercentage van 101%, wat een potentieel zeer gunstige multiplicatorberekening (na terugbetalingen) tot gevolg kan hebben, aangezien faciliteit 3 tot dusverre heeft geleid tot een kleine winst voor de EU-begroting (zie volgend punt).
Bij faciliteit 4 liggen de gemiddelde kosten per actie voor ECIP op 131.000 euro (1988-1998). Dit is een lagere gemiddelde totale investering per JV (2,8 miljoen euro), aangezien deze faciliteit zich, overeenkomstig de ECIP-verordening, in het bijzonder richt op het KMO's.
3.4. Analyse van acties krachtens faciliteit 3
De krachtens ECIP-faciliteit 3 uitbetaalde participaties en participatieleningen zijn bijzonder indicatief voor de resultaten van ECIP, aangezien elke uitbetaalde actie betrekking heeft op een ter plaatse gerealiseerde joint venture. Daarom wordt hier in deze rubriek wat dieper op ingegaan.
Het behoedzame financieel beheer van de Commissie houdt in dat slechts ongeveer eenderde van de ontvangen aanvragen uiteindelijk leidt tot een contract en een uitbetaling. 157 (68%) van de 230 ontvangen aanvragen zijn goedgekeurd voor financiering en slechts 80 (ongeveer de helft) hiervan zijn ondertekend en uitbetaald. Dit uitvalpercentage is normaal, en wel om de volgende drie belangrijke redenen: (i) de verschillende medefinanciers (EU-partner, lokale partner en FI) dienen allemaal feitelijk het bewijs te overleggen van hun liquiditeitsverplichting; (ii) de juridische documentatie is duur en er is vaak moeilijk overeenstemming te bereiken met betrekking tot deze documentatie en (iii) er is de Commissie en de FI veel aan gelegen om te voldoen aan alle technische, economische, juridische en financiële voorwaarden voor acties krachtens faciliteit 3. Voor ontwikkelingsacties met risicodragend kapitaal is het normaal dat slechts één op twee daadwerkelijk wordt ondertekend en uitbetaald.
De meerderheid (80%) van de financieringen krachtens ECIP-faciliteit 3 wordt uitgevoerd door de instellingen voor ontwikkelingsfinanciering van de EU-lidstaten, die zijn ondergebracht in de EDFI (Europese Instellingen voor Ontwikkelingsfinanciering). Negentien van de financiële instellingen van ECIP hebben financieringen krachtens faciliteit 3 uitgevoerd. Acht van deze FI's zijn lid van de EDFI, vijf zijn instellingen voor ontwikkelingsfinanciering van buiten de EU en zes zijn Europese handelsbanken.
De brede geografische spreiding van deze acties is zoals hieronder wordt weergegeven:
Uitgevoerde projecten krachtens faciliteit 3 per land
Land // Aantal projecten
China // 13
Mexico // 11
Zuid-Afrika // 10
Argentinië // 7
Marokko // 6
Thailand // 5
Turkije // 5
India // 4
Brazilië // 3
Sri Lanka // 3
Egypte // 2
Indonesië // 2
Tunesië // 2
Uruguay // 2
Bangladesh // 1
Bolivia // 1
Cambodja // 1
Chili // 1
El Salvador // 1
Maldiven // 1
Malta // 1
Peru // 1
Venezuela // 1
Algerije // 1
Totaal // 85
Voor de reeds afgesloten acties bedraagt het gemiddelde tijdsverloop tussen de ondertekening van de contracten en de uitbetaling tot aan de afsluiting en de terugbetaling 7½ jaar. Per 31 december 1998 waren er dan ook slechts 13 financieringen krachtens faciliteit 3 voltooid, afgesloten en terugbetaald; het gaat hierbij om de volgende projecten:
Terugbetaalde projecten krachtens faciliteit 3 per eind 1998
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
In deze tabel is te zien dat deze projecten zeer gevarieerd zijn qua aard, locatie en financiële resultaten. Een dergelijke kleine steekproef heeft echter geen statistische geldigheid die tot generalisaties leidt. Desondanks is het profiel van de terugbetaling van deze projecten indicatief voor de grote verscheidenheid aan financiële resultaten, variërend van 80 tot 90% aan gerealiseerde winst tot algeheel verlies.
Het effect qua investeringsaangroei is ook erg gevarieerd. Enkele van de acties zijn met verlies afgesloten, terwijl andere zeer succesvol zijn, waarbij veel grotere investeringen werden gegenereerd dan oorspronkelijk verwacht. In totaal (voor de kleine groep van 13) zijn deze financieringen krachtens ECIP-faciliteit 3 ten bedrage van 5,2 miljoen euro in hun geheel terugbetaald, met een winst van 1%, en hangen zij samen met bevestigde doorlopende investeringsprojecten met een totale waarde van meer dan 150 miljoen euro. Ofschoon deze kleine steekproef niet kan worden geëxtrapoleerd naar het geheel van de ECIP-financieringen, zijn de bevindingen indicatief en positief.
3.5. Werkgelegenheid en scholing
Blijkens de reeds binnengekomen eindrapporten voor de 269 JVs die met steun van de faciliteiten 2, 3 en 4 zijn opgericht, zijn hierbij 21.400 arbeidsplaatsen gecreëerd. Op grond daarvan schat men dat de 541 JVs die na voltooiing van alle acties uit hoofde van de faciliteiten 2, 3 en 4 worden verwacht, ongeveer 42.400 arbeidsplaatsen zullen opleveren.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
* (Voor faciliteit 1 is geen schatting gemaakt van het aantal nieuwe arbeidsplaatsen.)
De doorsnee-JV die met steun van ECIP wordt opgezet, heeft 80 werknemers. 92% van de pas opgerichte JVs had minder dan 250 mensen in dienst en kan dus bij de KMO's worden ingedeeld.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Naast de technische bijstand en managementsbijstand in het kader van faciliteit 4 zijn er ongeveer 2.200 werknemers die op kosten van ECIP scholing ontvangen of hebben ontvangen.
3.6. Andere ontwikkelingsfactoren (milieutechnologieoverdracht)
De Commissie beoordeelt het milieu-effect en de milieurisico's van elke ECIP-actie alvorens deze goed te keuren. Voor 8% van de goedgekeurde acties van faciliteit 2 was een milieu-effectbeoordeling in de haalbaarheidsstudie verplicht om de risico's nader te bepalen, aan te pakken en te beperken. 12% van de acties werden beoordeeld als potentieel zeer gunstig voor het milieu (zoals een productie-eenheid voor schonere dieselmotoren, een windenergieproject, enz.). Bij 80% van de acties werden milieu-effect en -risico's aanvaardbaar geacht.
95% van de met ECIP-steun tot stand gekomen joint ventures vertonen positieve kennisoverdrachtelementen waar beide partners in de onderneming baat bij hebben. Alle ECIP-acties gaan gepaard met één of andere vorm van uitwisseling van technologie en knowhow. 5% van de goedgekeurde projecten maakt gebruik van passende technologie, zoals productie-eenheden die lokale personele en materiële middelen gebruiken voor ambachtelijk of met de hand gemaakte artikelen.
3.7. Beoordeling en follow-up van ECIP-acties
ECIP is een gedecentraliseerd programma zonder rechtstreekse, bij contract geregelde contacten tussen de eindontvangers en de diensten van de Commissie en met gestandaardiseerde schriftelijke verslagleggingsprocedures voor projecten die door de FI zijn uitgevoerd. Voor de beoordeling van het effect bedient de Commissie zich van het aan het eind van de actie opgestelde Eindverslag, dat elke begunstigde via zijn financieringsinstelling moet indienen. Laatstgenoemde beoordeelt dit rapport en voorziet het van commentaar alvorens de laatste tranche aan de begunstigde uit te betalen. Nu het ECIP-instrument tot volle wasdom komt en er steeds meer eindrapporten binnenkomen, is de Commissie in 1997 en 1998 overgegaan tot uitvoering van een programma van plaatselijke inspecties door onafhankelijke consultants (zie 3.8). Bovendien voorziet de onafhankelijke evaluatie als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de ECIP-verordening in inspectie en onafhankelijke verslaglegging van al deze resultaten. Op het moment waarop dit verslag werd opgesteld (september 1999), was deze rapportage, na in februari 1999 te zijn uitbesteed aan Deloitte S.A., nog niet beschikbaar (zie 3.9).
3.8. Inspectie van de ECIP-projecten in acht landen
In 1998 heeft de Commissie haar programma van grondige inspecties ter plaatse van de ECIP-projecten die in acht in aanmerking komende landen zijn uitgevoerd, voltooid. Hiervoor werden acht landen gekozen als een representatieve steekproef van alle vier betrokken werelddelen en van allerlei ontwikkelingsvormen en -niveaus. Deze landen - Chili, China, Indonesië, India, Marokko, Mexico, Tunesië en Zuid-Afrika - hebben samen een aandeel van meer dan 50 % in alle aangevraagde, goedgekeurde en uitgevoerde ECIP-acties, en vormen op zichzelf dus al een degelijke en representatieve steekproef. De taakomschrijving voor deze acht afzonderlijke studies (zie bijlage 5.3) was identiek om onderlinge vergelijkingen tussen landen mogelijk te maken en de resultaten in hun geheel te kunnen toetsen aan de doelstellingen van de ECIP-verordening.
Overeenkomstig de gebruikelijke EG-aanbestedingsprocedures zijn via de kaderovereenkomstprocedure contracten gesloten met acht afzonderlijke consultants voor acht studies, die alles bij elkaar 355.100 euro hebben gekost (of gemiddeld 44.875 euro per contract/studie). Conform artikel 10 van de ECIP-verordening werden deze contracten uit de ECIP-begroting betaald. Aangezien deze consultants 1.132 afzonderlijke goedgekeurde acties hebben geïnspecteerd, kostte hun werk 312 euro per actie, wat heel weinig is. Bovendien hebben zij ook talrijke ECIP-begunstigden, financiële instellingen, overheidsambtenaren en kamers van koophandel bezocht en ondervraagd. Zij bezochten 93 geslaagde joint ventures waarin ECIP heeft geïnvesteerd en maakten over elk daarvan afzonderlijk verslagen op, die de schriftelijke eindverslagen die zich reeds bij de Commissie bevinden, bevestigen. 20 van deze bezoeken aan projecten werden bij wijze van steekproef door ambtenaren van de Commissie bijgewoond om vast te stellen of de consultants hun werk goed deden.
Deze acht landeninspecties hebben dus gediend om meer dan de helft van de in dit verslag genoemde economische effecten van ECIP ter plaatse te controleren en te bevestigen. Al deze gedetailleerde ter plaatse vastgestelde bevindingen zijn beschikbaar gesteld aan de functionarissen die de onafhankelijke evaluatie uitvoeren en wier aanbevelingen voor de toekomst van ECIP vóór eind 1999 worden verwacht. De landen- en projectspecifieke studies komen niet in de plaats van de officiële "onafhankelijke evaluatie" van ECIP die wordt genoemd in artikel 10, lid 2, van de verordening, welke evaluatie in 1998 is gestart (zie hieronder).
3.9. De onafhankelijke evaluatie
In artikel 10, lid 2, van Verordening 213/96 van de Raad van 6 februari 1996 betreffende ECIP is bepaald dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad de resultaten van een onafhankelijke evaluatie van het instrument voorlegt en dat dit verslag een beoordeling mogelijk moet maken van de tenuitvoerlegging van de beginselen van gezond en zuinig financieel beheer, alsmede van de kosten en baten van het instrument.
Dienovereenkomstig hebben de diensten van de Commissie in mei 1998 een internationale aanbestedingsprocedure ingeleid om deze studie te bewerkstelligen. De aanbesteding werd in september 1998 gepubliceerd; de opdracht werd in december gegund en het contract met Deloitte S.A. werd ondertekend in februari 1999.
De volledige taakomschrijving van deze studie is opgenomen in bijlage 5.4 bij dit verslag. Samenvattend dient in het verslag te worden beschreven en beoordeeld in welke mate elke ECIP-faciliteit afzonderlijk en het instrument als geheel sinds 1988 de doelstellingen hebben bereikt die zijn vastgelegd in de ECIP-verordening, in het bijzonder met betrekking tot de totale in gang gezette investeringen, het aantal opgezette joint ventures en gecreëerde banen, alsmede de in artikel 6, lid 2, van de ECIP-verordening genoemde ontwikkelingsbijdragen aan de ALAMEDSA-landen.
De consultant :
- dient ook een kwantitatieve schatting op te geven van het financiële multiplicatoreffect van de netto ECIP-gelden ten opzichte van tot stand gebrachte investeringen en de gemiddelde kosten van deze investeringen per joint venture en per gecreëerde baan;
- dient verder een beoordeling te geven van het functioneren van het instrument, in het bijzonder in de vorm van een analyse van de criteria en de procedures voor de evaluatie ex ante en het in aanmerking komen voor ECIP-financiering, en voor de follow-up, verslaglegging en evaluatie van deze acties ex post;
- dient aanbevelingen te doen voor verbetering in deze systemen, met inbegrip van suggesties voor de criteria en procedures, waaronder begrepen de termijnen die nodig zijn voor follow-up en verslaglegging;
- dient te beschrijven en te beoordelen hoe de ECIP-procedures en de financiële en contractuele procedures van de diensten van de Commissie passen bij de vereisten van een op de gebruiker gericht instrument ter bevordering van investeringen voor ondernemers in de particuliere sector;
- dient te beschrijven welke effecten de met ingang van 1996 ingevoerde procedures voor degelijk en efficiënt beheer (SEM 2000) van de Commissie op het bovenstaande hebben gehad;
- dient een beschrijving en een beoordeling te geven van de rol en de coördinatie van ECIP ten opzichte van andere EU-instrumenten met vergelijkbare, aanverwante oogmerken;
- dient suggesties te doen om eventueel vastgestelde problemen op te lossen.
Verwacht wordt dat Deloitte het verslag begin 2000 zal indienen; daarna zal het, na goedkeuring door de Commissie, aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.
Deel vier
4. FINANCIEEL BEHEER
4.1. Degelijk en efficiënt financieel beheer
In het kader van haar programma voor degelijk en efficiënt beheer (SEM 2000) heeft de Commissie ook in 1998 haar capaciteit voor financieel beheer en financiële controle versterkt, volgens de voorstellen die zij in 1994 aan de Raad en het Parlement had voorgelegd en die als onderdeel van de nieuwe ECIP-Verordening nr. 213/96 van de Raad van 29 januari 1996 werden goedgekeurd. deze maatregelen waren :
- een onafhankelijke financiële controle;
- antifraudemaatregelen;
- een Eenheid Technische bijstand,
zoals bepaald in artikel 10, leden 3 en 4, van de ECIP-verordening (zie bijlage 11).
Van meet af aan was het de bedoeling dat het beheer van ECIP zo "bedrijfsvriendelijk" mogelijk zou zijn door snelle besluitvorming, transparantie, flexibiliteit en snelle betalingen. Deze voor ECIP kenmerkende aanpak, die tot 1996 werd gevolgd, maakte dat het programma een goede naam had bij de financiële instellingen. Sedertdien is het beheer van ECIP geleidelijk bureaucratischer en logger geworden als gevolg van drie factoren :
- Omdat ECIP hoofdzakelijk gericht is op kleine en middelgrote ondernemingen is het zeer "arbeidsintensief"; bij de snelle toename van het aantal projecten bleek de Commissie echter niet over voldoende personeel te beschikken om deze projecten te beheren. Dit personeelstekort werd geleidelijk, doch slechts ten dele verholpen door een Eenheid Technische bijstand (1997) en vervolgens een Eenheid Financiële bijstand (1999) in te schakelen.
- Het aanscherpen van de financiële procedures van de Commissie naar aanleiding van opmerkingen van de Rekenkamer heeft geleid tot achterstand bij de procedures (besluit na volledige schriftelijke procedure van de Commissie in plaats van machtiging) en tot een scheiding van technische functies (DG IB) en financiële functies (Gemeenschappelijke dienst Relex), met name ingevolge SEM 2000 (1996), hoewel er, vooral in de financiële sector, niet voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar was.
- Wanneer de looptijd voor een terug te betalen voorschot (faciliteit 2), die bij de ECIP-verordening is vastgesteld op 5 jaar, afloopt, dient de financiële instelling krachtens een met de Commissie gesloten contract de middelen te innen voor de Commissie. Deze inning behoort dus tot de routine van de financiële verrichtingen van ECIP. Voor deze financiële afsluiting en inning is echter veel nauwkeurig en zorgvuldig administratief werk vereist, waarvoor niet genoeg personeel beschikbaar is. Toch waren eind 1999 in totaal 1.398 afzonderlijke actiedossiers onderworpen aan een financiële audit.
Deze problemen hadden twee gevolgen :
a) Het oplopen van een achterstand bij de betalingen, waaraan de diensten van de Commissie voorrang verleenden en die naar verwachting eind 1999 grotendeels zullen zijn afgehandeld. Ondertussen neemt ECIP, hoewel verzoeken om financiering blijven binnenkomen, een afwachtende houding aan ten aanzien van nieuwe activiteiten in 1999. De diensten van de Commissie hebben besloten dat in 1999 de exclusieve prioriteit voor de financiële diensten uitgaat naar de financiële afronding en afsluiting van de bestaande ECIP-contractdossiers en de inning van niet-gebruikte en terugbetaalde ECIP-middelen.
b) Meer ongenoegen onder de financiële instellingen en ondernemingen die blijk gaven van misnoegen over vertragingen bij besluiten, contracten en betalingen.
4.2. Onafhankelijke financiële controle
In 1998 werd "... de onafhankelijke controle van de financiële instellingen en van de begunstigde organisaties van faciliteit nr. 1, voor wat betreft de ECIP-middelen die zij hebben ontvangen" per 31.12.1996 (artikel 10, lid 3, van ECIP-Verordening 213/96) voltooid door Coopers & Lybrand Reviseurs d'Entreprises (België). Vervolgens zorgde Price Waterhouse Coopers (de opvolger van Coopers & Lybrand) eind 1998/begin 1999 voor de daaropvolgende controle van de ECIP-rekeningen per 31 december 1997. Het contract was aan Coopers & Lybrand (opgevolgd door Price Waterhouse Coopers) gegund na een openbare internationale aanbesteding overeenkomstig Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten. Het contract omvat de volgende elementen: (i) er werden bezoeken aan en specifieke accountantsverklaringen met betrekking tot de ECIP-rekeningen van financiële instellingen van ECIP en van begunstigden krachtens faciliteit 1 die gevestigd zijn in de EU en de ALAMEDSA-landen, uitgevoerd en afgegeven; en (ii) er werd een alomvattend accountantsverslag opgesteld. Op deze wijze zijn er twee onafhankelijke financiële controles van de contractuele en financiële administratie met betrekking tot ECIP-transacties tot stand gebracht en zijn 1.398 afzonderlijke rekeningen voor acties aan neen financiële controle onderworpen.
4.3. Antifraudemaatregelen
Zoals voorgeschreven in artikel 10, lid 3, van de nieuwe ECIP-verordening heeft de Commissie "... in de kader- en specifieke overeenkomsten specifieke bepalingen opgenomen inzake antifraudemaatregelen, met name een mechanisme voor de terugvordering van voorschotten die na een dergelijke controle niet geheel werden verantwoord", en wel door in alle ECIP-contracten strenge bepalingen op te nemen (voor de volledige tekst daarvan zie bijlage 5.10).
4.4. Eenheid Technische bijstand en Eenheid Financiële bijstand
Zoals bepaald in artikel 10, lid 4, van ECIP-Verordening 213/96 schreef de Commissie in 1996 openbare internationale aanbestedingen uit (conform Richtlijn 92/50/EG van de Raad) en na een nieuwe aanbesteding (overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Richtlijn 92/50/EG van de Raad) werd er in juli 1997 een contract ondertekend met GOPA-Consultants (D) ten bedrage van 1.167.920 euro voor twaalf maanden technische bijstand, van 1 augustus 1997 tot 1 augustus 1998. Teneinde de continuïteit van het ECIP-aanbod te waarborgen en na nog een openbare internationale aanbesteding, werd dit contract voortgezet met GOPA (D) voor een periode van zes maanden, van 1 augustus 1998 tot 31 januari 1999, ten bedrage van 787.434 euro. Toen wij dit schreven, werkte de Eenheid Technische bijstand (ETB) nog en droeg het in aanzienlijke mate bij aan een beter beheer van ECIP.
Hierna volgt een korte, maar niet volledige opsomming van de taken van deze Eenheid Technische bijstand :
- alle verzoeken vanuit het publiek om informatie over ECIP beantwoorden, hoofdzakelijk door toezending van ECIP-voorlichtingsmateriaal,
- beoordeling en verwerking van aanvragen voor ECIP-financiering,
- permanente follow-up en beheer van alle dossiers,
- accurate en actuele gegevens over alle ECIP-transacties bijhouden : verleden, heden en toekomst,
- een volledige administratie bijhouden van alle verbintenissen, contracten, betalingen, terugbetalingen en aflossingstermijnen, en elke zes maanden een balans en staat van inkomsten en uitgaven voor ECIP opmaken die met de SINCOM-rekeningen van de Commissie (of iets dergelijks) worden vergeleken,
- bijhouden en bijwerken van geautomatiseerde administratie van de ECIP-transacties om ervoor te zorgen dat er altijd accurate managementsinformatie beschikbaar is.
In januari 1999 besloot de Commissie ingevolge de richtsnoeren van SEM 2000 (degelijk en efficiënt beheer) om de taken van de Eenheid Technische bijstand te splitsen en onder te brengen in a) een Technische eenheid (nog steeds onder leiding van GOPA op grond van hun oorspronkelijke offerte) en b) een afzonderlijke Eenheid Financiële bijstand onder leiding van PB Auditores (ES) vanaf 1 februari 1999, eveneens op grond van een internationale aanbesteding. PB Auditores nam dienovereenkomstig met ingang van 1 februari 1999 de taken op het vlak van financieel beheer over. Overeenkomstig de begrotingstoelichting 1999 bij B7-872 voorzag het besluit van de Commissie van 29 januari 1999 in 1.590.000 euro voor deze kosten in 1999.
De Eenheid Technische bijstand en de Eenheid Financiële bijstand verlenen deze diensten onder het toezicht van de diensten van de Commissie. De Commissie behoudt evenwel zeggenschap over alle financieringsbesluiten, contracten, betalingsverplichtingen en betalingen en kan deze als enige ondertekenen.
4.5. Begrotingskredieten
In 1998 waren de begrotingskredieten voor ECIP krachtens begrotingslijn B7-8720 als volgt :
Verbruik van ECIP B7-8720
Begrotingskredieten 1998 krachtens
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Tijdens de laatste dagen van 1998 werden er acties voor in totaal 4,2 miljoen euro in principe door de Commissie goedgekeurd, maar de formele goedkeuring en vastlegging van deze acties werd uitgesteld tot 1999, wanneer de ECIP-kredieten uit hoofde van B7-8720 voor dat jaar beschikbaar zouden zijn.