Home

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Groei- en werkgelegenheidsinitiatief - Maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - Situatie op 31 december 1999

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Groei- en werkgelegenheidsinitiatief - Maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - Situatie op 31 december 1999

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD - Groei- en werkgelegenheidsinitiatief Maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - Situatie op 31 december 1999

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Groei- en werkgelegenheidsinitiatief Maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) Situatie op 31 december 1999

INHOUD

1. INLEIDING

2. ETF-STARTERSREGELING

2.1. Inleiding

2.2. Beschrijving

2.3. Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen

2.4. Eerste resultaten

2.4.1. Risicokapitaalfondsen

2.4.2. Begunstigde KMO's

2.5. Begrotingsgegevens

2.6. Promotie

2.7. Verwachtingen inzake de schepping van werkgelegenheid

2.8. Vooruitzichten

3. JOINT EUROPEAN VENTURE (JEV)

3.1. Inleiding

3.2. Beschrijving

3.3. Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen

3.4. Eerste resultaten

3.4.1. Financiële intermediairs (FI's)

3.4.2. Joint-ventureprojecten

3.5. Begrotingsgegevens

3.6. Promotie

3.7. Verwachtingen inzake de schepping van werkgelegenheid

3.8. Vooruitzichten

4. MKB-GARANTIEFACILITEIT

4.1. Inleiding

4.2. Beschrijving

4.3. Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen

4.4. Eerste resultaten

4.4.1. Financiële intermediairs

4.4.2. Begunstigde KMO's

4.5. Begrotingsgegevens

4.6. Promotie

4.7. Verwachtingen inzake de schepping van werkgelegenheid

4.8. Vooruitzichten

BIJLAGEN

BIJLAGE 1 - ETF-STARTERSREGELING

BIJLAGE 2 - JEV

BIJLAGE 3 - MKB-GARANTIEFACILITEIT0

1. INLEIDING

Ingevolge een initiatief van het Europees Parlement om meer begrotingsmiddelen toe te wijzen voor innoverende en werkgelegenheidscheppende KMO's [1] (Kleine en Middelgrote Ondernemingen) werd het groei- en werkgelegenheidsinitiatief betreffende maatregelen voor financiële bijstand op 19 mei 1998 door de Raad goedgekeurd (Besluit 98/347/EG). Overeenkomstig dit besluit moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uitbrengen over de toepassing van de verschillende regelingen. Met name moet melding worden gemaakt van de wijzen waarop KMO's toegang krijgen tot de diverse financieringsregelingen en van de vooruitzichten die hierdoor voor de werkgelegenheid ontstaan.

[1] Overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 worden KMO's gedefinieerd als ondernemingen met minder dan 250 werknemers waarvan ofwel de jaaromzet EUR 40 miljoen niet overschrijdt ofwel het jaarlijks balanstotaal EUR 27 miljoen niet overschrijdt en die aan het zelfstandigheidscriterium beantwoorden.

Het programma vloeit voort uit het initiatief van Amsterdam en uit de buitengewone Europese Raad over werkgelegenheid in Luxemburg. Het legt het accent op KMO's met een groeipotentieel. Dergelijke ondernemingen kunnen vaak niet de nodige financiële middelen opbrengen gezien het risico dat aan hun specifieke ontwikkelingsfase verbonden is. Dit geldt voor KMO's in de groeifase en voor KMO's die grensoverschrijdende joint ventures oprichten.

Het programma beoogt de bevordering van de oprichting en de groei van KMO's, zodat ze arbeidsplaatsen kunnen scheppen. Om zoveel mogelijk KMO's te helpen door de verschillende groeifasen te komen, zijn drie regelingen opgezet: de ETF-startersregeling, Joint European Venture (JEV) en de MKB-garantiefaciliteit (Midden en Kleinbedrijven).

De voor de drie regelingen toegewezen begrotingsmiddelen bedragen, voor een aantal jaren, in totaal EUR 420 miljoen.

2. ETF-STARTERSREGELING

2.1. Inleiding

Zoals eerder op de bijeenkomsten van de Europese Raad in Luxemburg en Cardiff werd benadrukt, is risicokapitaal essentieel voor de financiering van snel groeiende ondernemingen, vooral in hightech- en kennissectoren. Zoals de in de VS opgedane ervaring heeft aangetoond, vormen deze ondernemingen een van de sleutelfactoren voor de stijging van de productiviteit en voor de ondersteuning van de groei, wat op zijn beurt tot nieuwe werkgelegenheid leidt.

Ook in Europa wordt dit bevestigd door enquêtes die in bepaalde landen zijn uitgevoerd. [2] Uit een enquête van een Brits adviesbureau is gebleken dat het aantal werknemers in met risicokapitaal gefinancierde ondernemingen jaarlijks met 24% is gestegen, terwijl het nationale groeicijfer met 1,3% per jaar toenam. Het aantal werknemers in met risicokapitaal gefinancierde ondernemingen is drie keer zo snel gestegen als in FTSE 100-ondernemingen en 60% sneller dan in de FTSE Mid-250-ondernemingen. In Duitsland is de werkgelegenheid in op de Neuer Markt genoteerde, met risicokapitaal gefinancierde ondernemingen gemiddeld met 40% per jaar gestegen, wat 21 000 nieuwe arbeidsplaatsen heeft opgeleverd. In Frankrijk is de werkgelegenheid in ondernemingen die op de Nouveau Marché zijn genoteerd met 47% toegenomen. Hier werden 3 600 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd.

[2] Werkdocument van de Commissie SEC(1999) 172.

Het Europese risicokapitaal is de laatste vijf jaar snel gegroeid, maar Europa heeft toch nog een grote achterstand op de VS. In Europa wordt ook minder aangewend voor steun aan jonge en innovatieve [3] ondernemingen. In 1998 werd in Europa ongeveer EUR 7 miljard in risicokapitaal geïnvesteerd, tegenover EUR 12 miljard in de VS [4]. Slechts EUR 1,6 miljard werd in een vroeg ontwikkelingsstadium in ondernemingen geïnvesteerd, tegenover EUR 4,5 miljard in de VS.

[3] Volgens het Groenboek over innovatie van de Europese Commissie van 20 december 1995 is innovatie "de vernieuwing en uitbreiding van het assortiment producten en diensten en van de daarmee samenhangende markten; de invoering van nieuwe productie-, toeleverings- en distributiemethoden; de invoering van veranderingen in het beheer, de arbeidsorganisatie, de arbeidsomstandigheden en de kwalificaties van de werknemers."

[4] Dit cijfer heeft betrekking op aandeleninvesteringen voor de start, de vroege ontwikkeling of de uitbreiding van een onderneming, exclusief management buy-outs en management buy-ins (MBO's en MBI's).

Om dit te verhelpen werd de ETF-startersregeling opgezet, waarmee door middel van investeringen in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen meer startkapitaal en kapitaal voor de vroege ontwikkelingsstadia beschikbaar kan worden gesteld. In vergelijking met de overige activiteiten van het Europees Investeringsfonds (EIF) en de Europese Investeringsbank (EIB) is het investeringsbeleid van de ETF-startersregeling gericht op fondsen voor kapitaal waaraan een hoger risico verbonden is.

2.2. Beschrijving

Doel van de ETF-startersregeling is meer risicokapitaal aan innoverende KMO's tijdens de oprichtingsfase en de vroege ontwikkelingsstadia beschikbaar te stellen.

De regeling wordt beheerd door het EIF, dat investeert in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen die specifiek zijn opgezet om KMO's te voorzien van aandelenkapitaal of andere vormen van risicokapitaal. Bij deze regeling gaat het om kleine of recent opgerichte fondsen en met name om op regionaal niveau actieve fondsen, om fondsen die gericht zijn op specifieke sectoren of technologieën en om fondsen die de exploitatie van O&O-resultaten financieren.

De investeringen door middel van de ETF-startersregeling staan op gelijke voet met die van andere investeerders in aandelen; ze moeten tussen 10 en 25% van het totale kapitaal van het risicokapitaalfonds vertegenwoordigen met een maximum van EUR 10 miljoen.

Het EIF bestudeert de fondsvoorstellen op grond van diverse criteria, zoals grootte van het fonds, deelname van de privé-sector, investeringsstrategie, doelmarkt, transacties, voorgestelde voorwaarden, opbrengstverwachtingen, het beheersteam voor het project en de mate waarin de investering in het kader van de ETF-startersregeling als katalysator voor de fondsenwerving zou kunnen werken. Er wordt ook nagegaan of het programma in zijn geheel een evenwichtige geografische spreiding over de hele Europese Unie garandeert.

Na de goedkeuring van de fondsvoorstellen door de Commissie ondertekent het EIF contracten met de fondsbeheerders en met de andere investeerders in het fonds. Daarna ontvangen de risicokapitaalfondsen de eerste ETF-startersbetalingen, zodat met de investeringen een aanvang kan worden gemaakt.

KMO's die belangstelling voor dergelijke financiële steun hebben, kunnen contact opnemen met een van de geselecteerde risicokapitaalorganisaties.

2.3. Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen

19 mei 1998: besluit van de Raad

24 juli 1998: ondertekening van een trust- en beheersovereenkomst met het EIF

1 oktober 1998: bekendmaking van de tenuitvoerlegging van de regeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

11 november 1998: eerste goedkeuring van een risicokapitaalfonds

27 januari 1999: eerste contract getekend tussen het EIF en een risicokapitaalfonds

2.4. Eerste resultaten

2.4.1. Risicokapitaalfondsen

Sinds de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst heeft de Commissie voor negen door het EIF geselecteerde fondsen voor in totaal EUR 54 miljoen aan investeringstoezeggingen goedgekeurd. Verwacht wordt dat deze negen fondsen een gezamenlijk kapitaal van in totaal EUR 306 miljoen zullen verzamelen. Uit onderstaand diagram blijkt hoe de goedgekeurde toezeggingen naar land van beheer zijn verdeeld.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Voor zeven van deze fondsen, waarvoor in totaal EUR 189 miljoen aan fondsen is verzameld, zijn voor een totaalbedrag van EUR 38 miljoen juridische verplichtingen aangegaan. In bijlage 1 is een gedetailleerde lijst van deze fondsen opgenomen.

2.4.2. Begunstigde KMO's

Tot 30 september 1999, de laatste datum voor de verslagdatum waarop risicokapitaalfondsbeheerders volgens hun contract verslag aan het EIF moesten uitbrengen, hebben in totaal 49 KMO's uit de EU een investering gekregen van een fonds dat deelneemt aan het ETF-startersprogramma. Het totale bedrag aan investeringen beloopt EUR 20,2 miljoen, wat neerkomt op een gemiddelde investering per KMO van ongeveer EUR 0,4 miljoen.

Gedetailleerde informatie over de begunstigde KMO's komt beschikbaar in augustus 2000, aangezien elke begunstigde KMO jaarlijks een vragenlijst over onderwerpen als schepping van werkgelegenheid en investeringen moet invullen en opsturen.

2.5. Begrotingsgegevens

Begrotingsartikel B5-510

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* moet nog worden vastgelegd.

2.6. Promotie

Behalve de bekendmaking in het Publicatieblad heeft het EIF brochures over de ETF-startersregeling in de elf EU-talen gepubliceerd. Daarnaast heeft het EIF in zijn marketingdocumentatie passende informatie over de regeling opgenomen en heeft het ook een website (www.eif.org) aan deze regeling gewijd.

2.7. Verwachtingen inzake de schepping van werkgelegenheid

Nadere informatie over de vooruitzichten op het gebied van schepping van werkgelegenheid wordt beschikbaar gesteld in augustus 2000, wanneer het EIF de eerste ingevulde jaarlijkse vragenlijsten van KMO's heeft ontvangen.

2.8. Vooruitzichten

Naast de negen reeds goedgekeurde fondsen zijn met vier andere risicokapitaalfondsen besprekingen gaande. Daarnaast worden momenteel nog ongeveer 13 andere voorstellen bestudeerd. In totaal verwacht het EIF over 25 à 30 risicokapitaalfondsen uit alle 15 lidstaten te beschikken.

3. JOINT EUROPEAN VENTURE (JEV)

3.1. Inleiding

Als gevolg van de Europese Monetaire Unie en van de voltooiing van de interne markt is er een geschikte economische omgeving voor samenwerking tussen ondernemingen ontstaan, die duurzame groei en nieuwe werkgelegenheid in de hele Europese Unie oplevert. De ontwikkeling van nieuwe afzetmogelijkheden in andere lidstaten - door uitvoer van producten of door directe investeringen in de lokale productie - biedt ondernemingen een strategische en proactieve keuze, zodat ze kunnen profiteren van de grote voordelen die de interne markt biedt.

Hoewel uit enquêtes is gebleken dat KMO's belangstelling hebben voor samenwerking met KMO's uit andere Europese landen, blijkt ook dat zij een aantal hinderpalen moeten overwinnen om een joint venture te kunnen oprichten. Zij hebben te kampen met problemen die voortvloeien uit de toegang tot een buitenlandse markt waar cultuur, tradities en regelgevend en financieel kader sterk kunnen verschillen. Bovendien beschikken KMO's in het begin van de internationaliseringsfase zelden over voldoende personeel met een goede vreemdetalenkennis. En vooral moeten KMO's voldoende financiële middelen zien te vinden om hun projecten te kunnen starten.

Als gevolg van deze hinderpalen slagen KMO's er slechts zelden in hun ambities te verwezenlijken en worden er maar heel weinig transnationale joint ventures opgericht door KMO's, zoals wordt bevestigd in het vijfde verslag van de Waarnemingspost voor het MKB.

Het JEV-programma werd ingevoerd om deze problemen aan te pakken en om KMO's te helpen binnen de Europese Unie transnationale joint ventures op te zetten.

3.2. Beschrijving

De EU-bijdrage is bedoeld voor het dekken van een deel van de kosten die voor de oprichting van een joint venture worden gemaakt. Het bedrag (maximaal EUR 100 000 per project) en de voorwaarden voor deze bijdrage zijn als volgt:

Het eerste deel van de bijdrage dekt maximaal 50% van de in aanmerking komende kosten, met een maximum van EUR 50 000. Het gaat om de kosten die verband houden met het concipiëren en oprichten van een transnationale joint venture door Europese KMO's, bijv. voor marktonderzoek, voorbereiding van het juridisch kader en het ondernemingsplan, milieu-effectrapportage en andere essentiële uitgaven voor de oprichting van een joint venture.

Het tweede deel van de bijdrage dekt maximaal 10% van het totale geïnvesteerde bedrag.

Elke partner van de joint venture moet een KMO zijn. Het begrip joint venture moet ruim worden geïnterpreteerd, zodat het elke vorm van samenwerkingsverband tussen, dan wel gezamenlijke onderneming van ten minste twee KMO's of ondernemers uit verschillende lidstaten in de industriële, dienstverlenende, ambachtelijke of handelssector omvat.

De joint venture moet leiden tot nieuwe economische activiteiten die gepaard gaan met investeringen en de schepping van werkgelegenheid binnen de Europese Unie. Geen van de partners mag meer dan 75% van het kapitaal van de joint venture bezitten.

De bijdragen voor de voorbereidende werkzaamheden en voor de investeringen vergemakkelijken voor joint ventures de toegang tot financiële middelen. Dit is de voornaamste reden waarom het JEV-programma door middel van een netwerk van financiële intermediairs (FI's) wordt uitgevoerd.

Het netwerk van FI's vormt de verbinding tussen de Europese Commissie en de KMO's. Een KMO die in het kader van dit programma een aanvraag wil indienen, neemt contact op met een van de financiële intermediairs in het netwerk. Deze moet de aanvraag beoordelen. Wanneer het oordeel gunstig uitvalt, wordt de aanvraag doorgestuurd naar de Commissie, die nagaat of de aanvraag in het licht van de programmadoelstellingen, met name de haalbaarheid van het project en het effect op de werkgelegenheid, in aanmerking komt.

Op 31 december 1999 bestond het netwerk, dat is voortgevloeid uit een verzoek om reacties van belangstellenden, uit 83 financiële intermediairs (banken en risicokapitaalfondsen) met meer dan 10 000 agentschappen in alle lidstaten. Deze organisaties hebben een raamovereenkomst met de Commissie ondertekend.

3.3. Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen

5 november 1997: besluit van de Commissie: JEV gaat van start als experimentele actie in het kader van het derde meerjarenprogramma voor het MKB van DG 23 (B5-512). Er wordt een aanvang gemaakt met het opzetten van het netwerk van financiële intermediairs op basis van het JOP FI-netwerk

23 december 1997: ondertekening van de eerste raamovereenkomsten met FI's

28 februari 1998: bekendmaking van het verzoek om reacties van belangstellenden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen met het oog op de uitbreiding van het FI-netwerk

19 mei 1998: besluit van de Raad

15 juli 1998: eerste bijeenkomst van het stuurcomité: goedkeuring van de eerste projecten; het stuurcomité vergadert ten minste één keer per maand

16 december 1998: nieuwe raamovereenkomst, met inbegrip van promotieacties

24 april 1999: publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van de bekendmaking over de promotieacties.

3.4. Eerste resultaten

3.4.1. Financiële intermediairs (FI's)

Onderstaande tabel geeft een indeling van de FI's per land. Het FI-netwerk staat nog steeds open voor nieuwe kandidaten. In bijlage 2 is de lijst met de huidige FI's opgenomen.

Oostenrijk // 8

België // 5

Denemarken // 2

Finland // 1

Frankrijk // 10

Duitsland // 10

Griekenland // 2

Ierland // 1

Italië // 21

Luxemburg // 3

Nederland // 1

Noorwegen // 1

Portugal // 2

Spanje // 12

Zweden // 1

Verenigd Koninkrijk // 3

Totaal // 83

3.4.2. Joint-ventureprojecten

Tot en met 31 december 1999 heeft de Commissie 104 aanvragen ontvangen, waarvan er 65 werden goedgekeurd.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage 2 bevat een gedetailleerde indeling van de 53 goedgekeurde joint-ventureprojecten naar sector van economische activiteit, projectland, vestigingsplaats en grootte van de betrokken 115 KMO's, schepping van werkgelegenheid en verwachte investeringen, alsmede een korte beschrijving van een aantal goedgekeurde projecten en projecten waarvoor een contract is gesloten.

5 projecten zijn afgewezen. De financiële intermediairs hebben 9 andere projecten ingetrokken. Op 31 december 1999 werden de resterende 25 projecten door de Commissie bestudeerd of werd op aanvullende informatie gewacht.

3.5. Begrotingsgegevens

Begrotingsartikel B5-511

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* moet nog worden vastgelegd.

3.6. Promotie

Om de KMO's beter over het programma te informeren heeft de Commissie in elk van de elf talen van de Gemeenschap brochures en folders gepubliceerd, terwijl ook op de Europa-website informatie terzake is opgenomen.

Bovendien werden promotieacties opgenomen in de raamovereenkomst tussen de Commissie en de financiële intermediairs (versie 16.12.1998). In het kader hiervan kunnen deze FI's voorstellen voor door kamers van koophandel, Euro Info Centres, beroepsorganisaties en financiële instellingen georganiseerde JEV-promotieacties indienen met het oog op medefinanciering door de Commissie.

Er werden diverse seminars georganiseerd, vooral door financiële intermediairs en de Euro Info Centres. Seminars hebben plaatsgevonden in België, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

3.7. Verwachtingen inzake de schepping van werkgelegenheid

Het is nog te vroeg om cijfers te geven voor de verwachte schepping van werkgelegenheid. De eerste fase van de JEV-steun is gekoppeld aan een voorbereidingsfase en pas daarna zullen de KMO's beslissen of en onder welke voorwaarden de joint venture zal worden opgericht. Toch is de KMO's al in de allereerste fase gevraagd te schatten hoeveel arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd.

Op grond hiervan en van de verklaringen van de aanvragers zullen voor de 53 op 31 december 1999 goedgekeurde joint-ventureprojecten in totaal 788 arbeidsplaatsen worden gecreëerd (gemiddeld 15 per project). Het is nu nog te vroeg voor een berekening van de kosten per gecreëerde arbeidsplaats.

3.8. Vooruitzichten

Uit het niveau van de JEV-activiteit in 1999 blijkt de groeiende belangstelling van de KMO's voor dit programma. Verwacht wordt dat tegen eind 2000 circa 250 voorstellen zullen zijn ingediend.

Dankzij de uitvoering van de promotieacties zal het programma bij KMO's in de Europese Unie beter bekend worden en meer erkenning genieten.

4. MKB-GARANTIEFACILITEIT

4.1. Inleiding

Moeilijkheden om toegang te krijgen tot financiële middelen vormen een van de voornaamste hinderpalen voor de ontwikkeling van KMO's. Een hoofdprobleem is dat banken weigerachtig staan tegenover het verstrekken van leningen aan ondernemingen tenzij deze voor de lening een zekerheid kunnen stellen, wat voor KMO's vaak onmogelijk is. De situatie is vooral moeilijk voor startende ondernemingen die geen staat van dienst kunnen voorleggen. Zij kunnen vaak niet aan de middelen komen die voor een succesvolle onderneming nodig zijn, wat een negatieve uitwerking heeft op hun groei- en concurrentiemogelijkheden. De beschikbaarheid van geschikte garanties kan bijgevolg een grote invloed hebben op hun toegang tot financiering.

In de lidstaten is gebleken dat leninggarantiestelsels een positief effect op KMO's en op de schepping van werkgelegenheid hebben. In het algemeen worden zij doelmatiger geacht dan rentesubsidies.

Doel van deze faciliteit is de schepping van werkgelegenheid te bevorderen door de investeringsactiviteit van innoverende KMO's in de Europese Unie te ondersteunen door meer financieringsleningen beschikbaar te stellen. Dit wordt bereikt door de capaciteit van de in de lidstaten functionerende garantiestelsels te vergroten. Dit geldt zowel voor nieuwe als voor bestaande leningenportefeuilles. De MKB-garantiefaciliteit verstrekt aldus meer garanties met behulp van de bestaande garantieproducten van de financiële intermediairs, maakt financiering voor een grotere groep kleine ondernemingen en voor een breder scala aan investeringen toegankelijker en verstrekt garanties voor riskantere leningen.

4.2. Beschrijving

De faciliteit wordt door het Europees Investeringsfonds (EIF) op trustbasis beheerd en zij dekt verliezen op garanties tot een vooraf bepaald plafond. Uit de Gemeenschapsbegroting kunnen voor deze faciliteit dan ook niet meer middelen beschikbaar worden gesteld dan de aan het EIF voor deze actie toegewezen begrotingsmiddelen.

Bij de door het EIF verstrekte garanties gaat het om partiële garanties. Tussen het EIF en de financiële intermediair wordt steeds een regeling inzake risicodeling getroffen.

Na een eerste oproep van de nationale instanties en het EIF ontvangt het EIF voorstellen voor financiële intermediairs, maakt het een voorselectie en legt deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. De intermediairs worden geselecteerd met inachtneming van de volgende criteria: a) het effect op het volume van de leningen ten behoeve van KMO's; b) het effect op de toegang tot leningen voor KMO's en c) het effect op de risico's die de intermediair bij leningen aan KMO's neemt. Er wordt ook op een evenwichtige geografische vertegenwoordiging in de hele Europese Unie gelet. De financiële criteria die bij garanties voor leningen aan KMO's worden aangelegd, worden voor elke intermediair afzonderlijk vastgesteld. Ze moeten ook passen in het kader van de garantiestelsels die de intermediair reeds toepast, aangezien het de bedoeling is dat zoveel mogelijk KMO's worden ondersteund.

De MKB-garantiefaciliteit besteedt voorts bijzondere aandacht aan de verstrekking van leningen ter financiering van immateriële activa van KMO's. Prioriteit wordt gegeven aan ondernemingen met minder dan 100 werknemers.

Ondernemingen kunnen garanties van een van de geselecteerde financiële intermediairs aanvragen.

4.3. Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen

19 mei 1998: besluit van de Raad

24 juli 1998: ondertekening van de trust- en beheersovereenkomst met het EIF

1 oktober 1998: bekendmaking over de tenuitvoerlegging van de faciliteit in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

20 november 1998: eerste goedkeuring van een financiële intermediair

14 december 1998: eerste contract getekend tussen het EIF en een financiële intermediair

4.4. Eerste resultaten

4.4.1. Financiële intermediairs

Sedert 1998 hebben de diensten van de Commissie betalingsverplichtingen ten gunste van vijftien door het EIF geselecteerde financiële intermediairs goedgekeurd voor een totaalbedrag van maximaal EUR 90 miljoen. De door de financiële intermediairs goedgekeurde bedragen kunnen als volgt naar land worden uitgesplitst.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Het EIF heeft contracten met alle vijftien financiële intermediairs gesloten. De EIF-garantieportefeuille voor de faciliteit bedraagt EUR 1 238 miljoen.

Bijlage 3 bevat een gedetailleerde lijst van de financiële intermediairs.

4.4.2. Begunstigde KMO's

Tot 30 september 1999, de laatste datum voor de verslagdatum waarop financiële intermediairs volgens hun contract verslag aan het EIF moesten uitbrengen, bedroeg het totale aantal KMO's dat in het kader van deze faciliteit een garantie kreeg, 7 223, waaronder 3 472 startende KMO's die in 1998 en 1999 zijn opgericht.

De indeling van deze KMO's naar aantal werknemers is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.5. Begrotingsgegevens

Begrotingsartikel B5-510

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* moet nog worden vastgelegd.

4.6. Promotie

Behalve de bekendmaking in het Publicatieblad heeft het EIF brochures over de MKB-garantiefaciliteit in de elf EU-talen gepubliceerd. Daarnaast heeft het EIF in zijn marketingdocumentatie passende informatie over de regeling opgenomen en heeft het ook specifieke websitepagina's aan deze regeling gewijd (www.eif.org).

4.7. Verwachtingen inzake de schepping van werkgelegenheid

De 7 223 KMO's die tot nu toe van de MKB-garantiefaciliteit hebben geprofiteerd, hebben verklaard dat zij 32 869 werknemers in dienst hebben. Zelfs in dit vroege stadium moeten de KMO's schatten hoeveel arbeidsplaatsen in de nabije toekomst zullen worden gecreëerd. Volgens deze schattingen zal het totaal aantal arbeidsplaatsen één jaar na de ondertekening van de leningovereenkomst 34 319 bedragen, d.w.z. 1 450 meer. Naar verwachting zal dit aantal na nog een jaar tot 36 988 zijn gestegen, d.w.z. een toename van nog eens 2 669. Over twee jaar gerekend zou dit neerkomen op een totale toename met 13%.

4.8. Vooruitzichten

Sinds de ondertekening van de beheersovereenkomst en in overeenstemming met de in het besluit van de Raad genoemde eisen, heeft het EIF contact met de nationale instanties opgenomen om geïnstrueerd te worden over de keuze van de financiële intermediairs. Behalve de vijftien reeds goedgekeurde intermediairs lopen momenteel besprekingen met vier intermediairs en zijn eerste contacten gelegd met acht andere. Het EIF verwacht in totaal 27 intermediairs uit alle 15 lidstaten te hebben.

Gezien de door de financiële intermediairs ingediende rapporten (tot en met 30 september 1999) zullen tegen eind 1999 meer dan 14 000 KMO's van de MKB-garantiefaciliteit hebben geprofiteerd.

BIJLAGEN

BIJLAGE 1 - ETF-STARTERSREGELING

De volgende gegevens hebben betrekking op de zeven fondsen waarvoor per 31 december 1999 verplichtingen zijn aangegaan.

1. Rhône-Alpes PME (Frankrijk)

Rhône-Alpes PME is een fonds dat in Lyon is gevestigd en dat tot doel heeft in jonge KMO's in de regio Rhône-Alpes te investeren. In totaal is EUR 22,9 miljoen bijeengebracht, waarbij het EIF voor het maximale bedrag van EUR 3,8 miljoen (17%) verplichtingen is aangegaan. Het fonds is opgericht voor tien jaar, waarna de looptijd met twee jaar kan worden verlengd.

Typische doelgroepen van dit fonds zijn twee tot drie jaar oude KMO's. De investeringen zullen in het algemeen tussen EUR 0,2 en 0,5 miljoen bedragen.

De beheersmaatschappij van het fonds maakt deel uit van de Siparex-groep, die twintig jaar ervaring heeft met fondsbeheer. Het projectteam is nieuw en vrij onervaren, maar wordt bijgestaan door meer ervaren medewerkers van de Siparex-groep.

2. Quantum Healthcare Fund (Verenigd Koninkrijk)

Quantum Healthcare Fund is een nieuw fonds dat is opgezet voor de financiering van startende en jonge ondernemingen in de sectoren biotechnologie en gezondheidszorg in het Verenigd Koninkrijk en in de rest van Europa.

Het fonds heeft tot dusver circa EUR 19,3 miljoen bijeengebracht en verwacht dat dit zal oplopen tot een bedrag van EUR 31,2 miljoen dat gedurende 4 à 5 jaar zal worden geïnvesteerd in 10 tot 15 ondernemingen, met gemiddeld EUR 1,5 tot 3 miljoen per investering. Het EIF heeft tot dusver verplichtingen aangegaan voor circa EUR 4,8 miljoen, een bedrag dat eventueel tot EUR 7,8 miljoen kan worden verhoogd.

Hoewel de initiatiefnemer nog niet eerder zelf een fonds heeft beheerd, is hij een zeer ervaren en succesvol ondernemer met een uitstekende staat van dienst in de biotechnologiesector. Daardoor zullen hij en de rest van het beheersteam de ondernemingen waarin wordt deelgenomen beter bij hun strategische ontwikkeling kunnen steunen.

3. Wellington Partners (Duitsland)

Wellington Partners is een in München gevestigd risicokapitaalfonds dat gespecialiseerd is in investeringen in startende en jonge ondernemingen, vooral in de sectoren gezondheidszorg, biotechnologie, telecommunicatie, software en multimedia. Het concentreert de meeste investeringen in ondernemingen in de zuidelijke Duitse deelstaten.

De omvang van dit fonds is EUR 35,8 miljoen, waarvan het EIF voor circa EUR 7,8 miljoen ofwel 21% van het fonds verplichtingen heeft aangegaan. Het fonds wil een investeringsportefeuille samenstellen met 15 à 20 ondernemingen waarvan de producten zich in een initiële technologische ontwikkelingsfase of in de marketingfase bevinden. Het maximumbedrag per investering zal niet meer dan 10% van het fonds bedragen.

In de regel zal het bij de investeringen gaan om minderheidsinvesteringen ten bedrage van EUR 0,1-3 miljoen, die in diverse tranches worden geïnvesteerd.

Hoewel het beheersteam enige ervaring met risicokapitaal heeft, is dit de eerste keer dat het een fonds bijeenbrengt. Het heeft diverse contacten gelegd met een aantal onderzoekcentra om het fonds in staat te stellen transacties in hightechsectoren te ontwikkelen.

4. Natexis Ventech (Frankrijk)

Natexis Ventech is een fonds voor de financiering van ondernemingen die meestal in Frankrijk, maar ook elders in Europa zijn gevestigd. Het fonds wordt beheerd door Natexis Ventech S.A., een dochteronderneming van Financière Natexis. Het fonds heeft EUR 42,7 miljoen bijeengebracht, waarvan het EIF voor circa EUR 9,7 miljoen verplichtingen heeft aangegaan.

Natexis Ventech is voornemens een portefeuille samen te stellen van 30 à 35 technologie-investeringen in een vroeg stadium (75% in informatietechnologie en 25% in biowetenschappen, biotechnologie en toepassingen in de gezondheidssector). Het is niet de bedoeling in ondernemingen in de startfase te investeren maar veeleer in veelbelovende jonge ondernemingen.

Het beheersteam omvat enkele personen met een achtergrond in risicokapitaalfinanciering, terwijl anderen industriële ervaring hebben.

5. Aboa Venture II (Finland)

Aboa Venture II is een regionaal fonds dat gevestigd is in de West-Finse regio Turku en dat gespecialiseerd is in technologische investeringen.

Het fonds heeft EUR 8,8 miljoen bijeengebracht, waarvan het EIF voor 23% of EUR 2,0 miljoen verplichtingen heeft aangegaan. Het fonds is opgericht voor tien jaar, waarna het eventueel nog twee jaar kan worden voortgezet. Aboa Venture wil investeren in ongeveer 20 ondernemingen in een vroege en ontwikkelingsfase in de sectoren elektronica, biotechnologie en biowetenschappen.

Het management heeft ervaring met de exploitatie van regionale fondsen en heeft nauwe banden met onderzoek- en ontwikkelingscentra op dit gebied.

6. Seeft Capital (Frankrijk)

Dit fonds investeert in Franse ondernemingen in de softwaresector die zich in de startfase of in een vroeg ontwikkelingsstadium bevinden. De omvang van het fonds is EUR 18,8 miljoen. Het is opgericht voor acht jaar, waarna het eventueel nog twee jaar kan worden voortgezet. Het EIF heeft voor 22% verplichtingen aangegaan, wat neerkomt op EUR 4,1 miljoen.

Het fonds wil een portefeuille samenstellen met 20 à 30 ondernemingen die softwarepakketten voor ondernemingen, persoonlijke toepassingen en dienstverlenende bedrijven ontwikkelen en op de markt brengen. Het gaat hierbij om elektronische handel, internet, intranet, educatieve software, spelletjes en nichemarktproducten.

Het beheersteam, dat ervaring heeft in de software-industrie, wil de ondernemingen in zijn portefeuille bijstaan op het gebied van productontwikkeling en commercialiseringsactiviteiten.

7. InnovationsKapital 2 Partners (Zweden)

InnovationsKapital 2 is een Zweeds risicokapitaalfonds met een omvang van EUR 40,9 miljoen, waarvan het EIF voor 15%, EUR 6,1 miljoen, verplichtingen heeft aangegaan. Het fonds heeft een looptijd van tien jaar, waarna verlenging met nog eens twee jaar mogelijk is.

Doel van het fonds is de investering in 20 à 25 startende en jonge ondernemingen in het noorden, die werkzaam zijn op het gebied van de informatietechnologie en de gezondheidszorg.

Het beheersteam heeft al risicokapitaalervaring en heeft nauwe banden met de wetenschappelijke gemeenschap in Chalmers, Linköping en Lund.

BIJLAGE 2 - JEV

Hieronder volgt een statistisch overzicht van het JEV-programma op 31 december 1999.

Lijst van financiële intermediairs

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Economische sectoren waarin goedgekeurde joint-ventureprojecten worden uitgevoerd

Economische sector // Aantal projecten

Diensten / zakelijke activiteiten // 24

Industrie // 17

Vervoer // 7

Groothandel en detailhandel // 5

TOTAAL // 53

Landen waar in het kader van het project joint ventures moeten worden opgericht

Land // Aantal projecten

Frankrijk // 10

Spanje // 9

België // 7

Italië // 7

Portugal // 5

Denemarken // 3

Duitsland // 3

Nederland // 3

Verenigd Koninkrijk // 2

Finland // 1

Ierland // 1

Luxemburg // 1

Zweden // 1

TOTAAL // 53

Vestigingsplaats van de bij goedgekeurde joint-ventureprojecten betrokken KMO's

Land // Aantal KMO's

Frankrijk // 22

Verenigd Koninkrijk // 16

België // 14

Spanje // 13

Duitsland // 11

Italië // 11

Portugal // 8

Denemarken // 7

Nederland // 6

Zweden // 3

Oostenrijk // 1

Finland // 1

Ierland // 1

Luxemburg // 1

TOTAAL // 115

Grootte van de bij goedgekeurde joint-ventureprojecten betrokken KMO's

Aantal werknemers // Aantal KMO's

Minder dan 10 // 48

10-49 // 46

50-249 // 21

Totaal // 115

Verwachte schepping van werkgelegenheid door goedgekeurde joint-ventureprojecten (verklaring van de aanvragers)

Verwachte schepping van werkgelegenheid (nieuwe werknemers) // Aantal projecten

Minder dan 10 // 26

10-49 // 25

50-99 // 1

100 en meer // 1

Totaal // 53

Op 31 december 1999 werd verwacht dat de 53 goedgekeurde JEV-projecten in totaal 788 nieuwe arbeidsplaatsen zouden opleveren, wat neerkomt op gemiddeld 15 arbeidsplaatsen per project.

Verwachte investeringen in goedgekeurde joint-ventureprojecten (verklaring van de aanvragers)

Verwachte investeringen // Aantal projecten

Minder dan EUR 100 000 // 8

EUR 100 - 499 000 // 20

EUR 500 - 999 000 // 16

EUR 1 miljoen en meer // 9

Totaal // 53

Volgens de verklaringen van de aanvragers werden op 31 december 1999 in de 53 goedgekeurde JEV-projecten bijna EUR 41,5 miljoen aan investeringen verwacht, m.a.w. gemiddeld bijna EUR 780 000 per project.

JEV-projecten

A. Joint-ventureprojecten

Ter illustratie van de JEV-activiteiten wordt in dit deel een beschrijving gegeven van enkele goedgekeurde joint-ventureprojecten waarvoor een contract is gesloten.

1. Italië - Verenigd Koninkrijk

Een Italiaanse onderneming werkt aan de oprichting van een joint venture met een Britse onderneming in de sector virtual-realitycomputersystemen. Doel van de joint venture is de productie van virtual-realitybesturingssimulatoren voor scooters. De Italiaanse onderneming verleent softwarediensten, terwijl de Britse onderneming virtual-realitysoftware voor pc's levert.

2. Frankrijk - België

Een Franse onderneming werkt aan de oprichting van een joint venture met een Belgische onderneming om ambachtsgereedschap op de markt te brengen. De Franse partner is gespecialiseerd in de fabricage en distributie van dergelijk gereedschap, terwijl de Belgische onderneming commerciële bijstand verleent.

3. Duitsland - Frankrijk

Een Duitse onderneming wil een joint venture met een Franse onderneming oprichten voor de bouw van een productie-installatie voor snijgereedschap voor zelfklevende etiketten. De joint venture zal in de gebouwen van de Franse partner worden gevestigd. Beide ondernemingen produceren en verkopen zelfklevende etiketten. Het idee om een joint venture op te richten, vloeit voort uit eerdere succesvolle samenwerking.

4. Spanje - Oostenrijk

Een Spaanse onderneming is voornemens een joint venture op te richten met een Oostenrijkse onderneming voor de ontwikkeling van een roll-on-roll-off-verkeerssysteem tussen Barcelona en het Midden-Oosten.

5. Frankrijk - Italië

Een Franse onderneming wil een joint venture met een Italiaanse onderneming oprichten voor de productie van scharnieren (voor ramen, deuren en poorten) en de verkoop ervan aan bouwondernemingen. De joint venture zal in Italië gevestigd worden. De Franse partner is gespecialiseerd in de productie van scharnieren, terwijl de Italiaanse partner in bouwmaterialen handelt.

6. Frankrijk - Duitsland

Een Franse onderneming is bezig met de oprichting van een joint venture met een Duitse onderneming voor de fabricage van biologisch afbreekbare en verbrandbare producten. De Franse partner is gespecialiseerd in de verkoop van machines voor de chemische industrie. Daarnaast verkoopt hij biologisch afbreekbare en verbrandbare producten. De Duitse partner werkt in de sector engineering en adviesverlening op het gebied van afvalbeheer en energietechnologie.

7. Denemarken - Zweden

Een Deense onderneming wil een joint venture met een Zweedse onderneming vormen voor het aanbieden van opslagactiviteiten en logistieke diensten. De Deense partner is een vervoerbedrijf dat in Zweden, Noorwegen en Denemarken actief is. De Zweedse onderneming is eveneens een vervoerbedrijf dat vooral in wegvervoer gespecialiseerd is.

8. Finland - Verenigd Koninkrijk

Een Finse onderneming is voornemens een joint venture met een Britse onderneming te vormen met het oog op de ontwikkeling van het gebruik van informatietechnologie in internationale reclame. De Finse partner is actief op het gebied van reclame en marketing, terwijl de Britse partner zich bezighoudt met het ontwerpen en beheren van marketingdatabanken en reclame.

9. Italië - Duitsland

Een Italiaanse onderneming werkt aan de oprichting van een joint venture met een Duitse onderneming in Saksen, voor onderzoek, engineering en productie van krimpfolie. De Italiaanse partner legt zich toe op het ontwerpen en produceren van krimpfolie. De Duitse partner produceert machines en apparatuur voor de verwerking van plastic en voor de recycling van plasticafval.

10. Italië - Nederland

Een Italiaanse onderneming wil een joint venture met een Nederlandse onderneming aangaan voor de commercialisering van telecommunicatieapparatuur en de levering van technische ondersteuning. De Italiaanse partner produceert telecommunicatieapparatuur, terwijl de Nederlandse partner actief is op het gebied van datacommunicatie- en lijntransmissieapparatuur.

11. Denemarken - Italië

Een Deense onderneming wil een joint venture met een Italiaanse onderneming in de regio Emilia-Romagna vormen om een logistieke en expeditiedienst tussen Denemarken en Italië op te zetten voor het vervoer van en naar Polen, de Baltische landen en Rusland. De Deense partner houdt zich bezig met het vervoer van gekoelde waren in heel Europa, Rusland en de Baltische landen. De Italiaanse partner is gespecialiseerd in de verwerking en opslag van aan bederf onderhevige producten en in de distributie van dergelijke producten.

12. België - Frankrijk

Een Belgische onderneming en een Franse onderneming werken aan de oprichting van een joint venture voor de uitvoering van asfalteringswerken voor de overheids- en de privé-sector in Frankrijk. De Belgische partner exploiteert een asfaltfabriek. De Franse partner was eerst bedrijving in de landbouwsector, maar heeft zijn activiteiten gediversifieerd, zodat deze nu ook het aanleggen van wegen en riolering omvatten.

13. België - Frankrijk - Denemarken - Portugal

Een Belgische onderneming werkt aan de oprichting van een joint venture met partners uit Frankrijk, Denemarken en Portugal voor de ontwikkeling van software voor de tuinbouwsector. De Belgische partner implementeert generieke oplossingen voor de planning van specifieke tuinbouwproducties. De Franse partner is gespecialiseerd in de ontwikkeling en installatie van administratieve toepassingen in de tuinbouwsector. De Portugese partner exploiteert een boom- en heesterkwekerij. De Deense partner is een nationale organisatie die 800 Deense producenten van bloemen, planten, fruit en groenten vertegenwoordigt.

B. Promotie-evenementen/promotiemateriaal

Deze sectie bevat een lijst van de eerste projecten op het gebied van promotie-evenementen en promotiemateriaal die in het kader van het JEV-programma zijn goedgekeurd. De voorstellen zijn ingediend overeenkomstig bekendmaking 1999/C 113/14 van de Commissie in het Publicatieblad betreffende promotieacties voor het JEV-programma.

1. SIAM 1999 (Frankrijk)

2. Growth Plus Europe 1 (Italië, Duitsland, Oostenrijk)

3. Growth Plus Europe 2 (België, Spanje, Frankrijk)

4. Nationale vereniging van Spaanse bedrijfsinnovatiecentra (Spanje)

5. SEKA (Griekenland)

6. Promotiemateriaal voor Almi (JEV FI in Zweden)

7. Institut Català de Tecnología (Spanje)

8. Consortium voor de commerciële promotie van Catalonië (Spanje)

9. Kamer van Koophandel van Nice (Frankrijk)

10. Midest (Frankrijk)

11. Kamer van Koophandel van Luik (België)

12. Promotiemateriaal voor de InvestitionsBank Berlin (Duitsland)

BIJLAGE 3 - MKB-GARANTIEFACILITEIT

De EIF heeft contact met de nationale instanties in de lidstaten opgenomen om richtsnoeren te krijgen voor de keuze van de financiële intermediairs. In Italië zijn de financiële intermediairs naar aanleiding daarvan geselecteerd op basis van een niet-openbaar verzoek om reacties van belangstellenden, dat was gericht aan de regionale garantiefondsen.

De vijftien financiële intermediairs die het contract met de EIF voor de MKB-garantiefaciliteit per 31 december 1999 hebben ondertekend zijn:

1. Bürges (Oostenrijk)

Bürges is een publieke garantieregeling met de status van een bank die garanties verstrekt aan KMO's. Zij biedt garantieproducten aan alle financiële instellingen in Oostenrijk. Twee Bürges-programma's werden gecombineerd met de MKB-garantiefaciliteit: een programma voor jonge ondernemers ter ondersteuning van starters en van eigendomsoverdracht van kleine zelfstandige KMO's in alle sectoren, en een programma voor structurele verbetering waarmee innoverende KMO's worden ondersteund. In het kader van de MKB-faciliteit worden deze programma's aangeboden aan KMO's; daarbij worden de normale eisen inzake zekerheden voor KMO's versoepeld of zelfs niet gesteld.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 90,8 miljoen gespreid over één jaar. In december 1999 heeft de Commissie een uitbreiding van de overeenkomst goedgekeurd.

2. Participatiefonds (België)

Het participatiefonds is een zelfstandige overheidsinstelling die via het nationale bankstelsel werkt overeenkomstig het beginsel van volledige delegatie. Naast achtergestelde leningen aan KMO's biedt het sinds januari 1999 aan zelfstandige KMO's met maximaal 50 werknemers en met minder dan 5 jaar bedrijfsactiviteit garanties voor restverliezen. De jaaromzet van de KMO's mag niet meer dan EUR 7 miljoen en hun totale activa mag maximaal EUR 5 miljoen bedragen. Dit nieuwe garantieproduct kan nu in het kader van de faciliteit worden gedekt.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 99,16 miljoen gespreid over twee jaar.

3. Finnvera (Finland)

Finnvera verstrekt KMO's direct dan wel door middel van garanties leningen die de banken niet graag verstrekken omdat er geen zekerheden zijn. Het is een staatsinstelling die nauw samenwerkt met alle Finse financiële instellingen.

In het kader van de faciliteit biedt Finnvera een nieuw garantieproduct voor KMO's met maximaal 100 werknemers, inclusief starters en bedrijven in de dienstensector. Al deze KMO's moeten in staat zijn banen te creëren en ook moeten de door hen aangeboden producten een innovatief element hebben. De leners krijgen de garanties tegen lagere kosten dan normaal als risicopremie voor soortgelijke producten in rekening wordt gebracht.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 229 miljoen gespreid over twee en een kwart jaar.

4. Sofaris (Frankrijk)

Sofaris is een nationale garantieinstelling die het beheer heeft over diverse garantiefondsen ter ondersteuning van KMO's. Zij werkt door middel van een groot bankennetwerk in Frankrijk.

In het kader van de faciliteit zal Sofaris garanties verstrekken voor leningen voor investeringen, eigendomsoverdracht en starters. In aanmerking komen micro-ondernemingen met maximaal 10 werknemers. Sofaris schat dat ongeveer 20 000-25 000 micro-ondernemingen van de faciliteit zullen profiteren.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 740 miljoen gespreid over twee jaar.

5. Deutsche Ausgleichsbank - DtA (Duitsland)

DtA is een gespecialiseerde ontwikkelingsbank van de overheid die vooral aan startende ondernemingen en aan jonge ondernemingen die willen uitbreiden langlopende leningen tegen lage rente verstrekt en die ook leningen voor milieubeschermingsprogramma's aanbiedt. DtA voert haar leningactiviteiten normaal uit via handels-, spaar- en coöperatieve banken in Duitsland. Zij leent niet rechtstreeks aan KMO's.

De MKB-garantiefaciliteit is gecombineerd met een nieuw microleningprogramma van DtA dat leningen met een looptijd van tien jaar en tegen verlaagde rente verstrekt aan kleine starters; het investeringsbedrag kan maximaal EUR 50 000 bedragen. Het is vooral de bedoeling vrouwen en werklozen bij te staan. Daarnaast stimuleert DtA banken om in dit marktsegment actief te worden: voor alle in het kader van het programma verstrekte leningen geldt een gedeeltelijke ontheffing van aansprakelijkheid. Dit betekent dat banken ook bereid zijn om leningen te verstrekken aan KMO's die zij onder normale omstandigheden als hogerisicobedrijven zouden beschouwen.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 338,4 miljoen gespreid over drie jaar.

6. Confidi Padova (Italië)

Confidi Padova is een onderling garantiefonds dat is gevestigd in Padua (regio Veneto). De garanties zijn alleen bestemd voor de leden, 1 176 in de regio gevestigde KMO's. De intermediair wil zijn statuten echter verruimen en tegengaranties verlenen aan andere industriële garantiefondsen.

De geselecteerde garantieportefeuille bestaat uit leningen die zijn verstrekt ter ondersteuning van de ontwikkeling van ondernemingen. Alle investeringsleningen en leasetransacties met een looptijd van ten minste drie jaar komen voor dekking in aanmerking. De intermediair heeft onder meer een product dat het garantiebedrag relateert aan het aantal nieuwe werknemers die de KMO in verband met een investeringsplan in dienst heeft genomen. In het kader van de MKB-garantiefaciliteit zal hij een hogere garantiedekking tegen lagere kosten aanbieden.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 68,8 miljoen gespreid over twee jaar.

7. Artigiancredito Toscano (Italië)

Artigiancredito Toscano is een regionaal onderling garantiefonds dat is gevestigd in Florence. Het hoofddoel van deze intermediair is vergemakkelijking van de krediettoegang voor ambachtelijke KMO's door haar leden, 19 plaatselijke garantiefondsen voor ambachtslieden, tegengaranties te bieden.

Deze 19 fondsen vertegenwoordigen ongeveer 44 000 ambachtelijke ondernemingen, wat neerkomt op 41% van alle ambachtelijke ondernemingen in de regio. Volgens Unioncamere Toscana ging het in 1998 bij bijna 95% van de ambachtsbedrijven in de regio om micro-ondernemingen met minder dan 10 werknemers.

In het kader van de faciliteit komen alle garanties voor de financiering van investeringen met een looptijd van ten minste drie jaar in aanmerking. Dit omvat ook speciale programma's voor starters en vrouwelijke ondernemers.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 140 miljoen gespreid over twee en een kwart jaar.

8. Unionfidi Piemonte (Italië)

Unionfidi Piemonte is een industrieel onderling garantiefonds dat is gevestigd in Turijn (regio Piëmont). Het verstrekt alleen garanties aan zijn leden, 3 606 in de regio gevestigde KMO's.

De intermediair heeft verscheidene interessante garantieproducten, zoals garanties voor leningen voor onderzoek- en ontwikkelingsprojecten en technologische innovatie. Ook is onlangs een regeling voor de schepping van werkgelegenheid opgezet. In het kader van de MKB-garantiefaciliteit zal het KMO's een hogere garantiedekking tegen lagere kosten bieden.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 103,3 miljoen gespreid over twee jaar.

9. Federfidi Lombarda (Italië)

Federfidi Lombarda is een regionaal onderling garantiefonds dat is gevestigd in Milaan. Het verstrekt rechtstreekse garanties aan industriële KMO's en tegengaranties aan haar lid Confidi.

Voor een garantie in het kader van de faciliteit komen in aanmerking leningen met een minimumlooptijd van drie jaar die aan de volgende criteria voldoen: financiering van een investering (materiële of immateriële activa, O&O), schepping van werkgelegenheid en gestructureerde financiering. Bij de geselecteerde portefeuille ligt de nadruk op de mogelijkheid van het scheppen van werkgelegenheid door KMO's met maximaal 100 werknemers. Volgens het INPS (Istituto Nazionale della Previdenza Sociale) heeft 99% van de KMO's in Lombardije minder dan 100 werknemers.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 93 miljoen gespreid over twee jaar.

10. Artigiancredit Emilia Romagna (Italië)

Artigiancredit Emilia Romagna is een regionaal onderling garantiefonds dat is gevestigd in Bologna. Het hoofddoel van deze intermediair is vergemakkelijking van de krediettoegang voor ambachtelijke KMO's door haar leden, 23 regionale garantiefondsen voor ambachtslieden (Confidi), tegengaranties te bieden.

De portefeuille van de intermediair in het kader van de faciliteit zal bestaan uit garanties voor investeringsleningen en leasetransacties met een looptijd van ten minste drie jaar. Speciale aandacht wordt besteed aan leningen voor startende bedrijven, schepping van werkgelegenheid en investeringen in immateriële activa, technologische innovatie, milieu en veiligheid.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 135 miljoen gespreid over twee en een kwart jaar.

11. Artigiancredit Lombardia (Italië)

Artigiancredit Lombarda is een regionaal onderling garantiefonds dat is gevestigd in Milaan. Het verstrekt alleen tegengaranties aan zijn leden, 35 garantiefondsen voor ambachtsbedrijven in de regio Lombardije.

Het fonds heeft verscheidene interessante garantieproducten, waarvan er een paar speciaal gericht zijn op het scheppen van werkgelegenheid. In het kader van de faciliteit komen in aanmerking alle garanties voor projecten betreffende de financiering van investeringen en/of de schepping van werkgelegenheid met een minimale looptijd van drie jaar. Alle KMO's met minder dan 100 werknemers komen in aanmerking voor een garantie uit hoofde van de faciliteit.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 112,5 miljoen gespreid over twee en een kwart jaar.

12. Confidi Sardegna (Italië)

Confidi Sardegna is een regionaal onderling garantiefonds dat is gevestigd in Cagliari, Sardinië. Het verstrekt alleen garanties aan zijn leden, in de regio gevestigde KMO's.

De portefeuille van de intermediair in het kader van de faciliteit zal bestaan uit garanties voor leningen met een looptijd van ten minste drie jaar voor een van de volgende doeleinden: startende bedrijven, scheppen van werkgelegenheid, investering en lease. Gezien de vrije zwakke financiële structuur van de micro-ondernemingen op Sardinië en het feit dat dit een Doelstelling I-regio is, bestaat ook de mogelijkheid leningen voor schuldsanering in de portefeuille op te nemen.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 100 miljoen gespreid over twee en een kwart jaar.

13. BBMKB (Nederland)

De borgstellingsregeling voor het MKB (BBMKB-regeling) is een publieke garantieregeling die op nationaal niveau wordt geëxploiteerd, en wordt beheerd door het ministerie van Economische Zaken. Zij biedt financiële bijstand voor gevestigde KMO's met maximaal 100 werknemers en voor startende ondernemingen. Zij biedt ook speciale garanties aan innoverende KMO's.

In het kader van de faciliteit biedt BBMKB garanties voor leningen tussen EUR 68 000 en EUR 680 000 met een maximale looptijd van zes jaar. De banken mogen geen zekerheden eisen voor de door BBMKB gegarandeerde leningen. Deze portefeuille werd gekozen met het oog op een gediversifieerde portefeuillespreiding.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 375 miljoen gespreid over drie jaar.

14. Cersa (Spanje)

Cersa is een nationale garantieinstelling die volgens het beginsel van een volledig gedelegeerde goedkeuringsprocedure steun verleent aan de onderlinge garantiefondsen - Sociedades de Garantía Recíproca (SGR's) - in Spanje. Speciale aandacht wordt besteed aan de ondersteuning van KMO's door hun leningen te garanderen.

Alle SGR-garanties voor de financiering van nieuwe investeringen ten behoeve van KMO's met maximaal 100 werknemers komen in aanmerking voor een tegengarantie door de Cersa. Dit maakt 95% van de investeringsportefeuille van Cersa uit; de gemiddelde KMO heeft 13 werknemers. Ook startende ondernemingen komen voor financiering in aanmerking.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 574 miljoen gespreid over drie jaar.

15. Almi Företagspartner (Zweden)

Almi is een ontwikkelingsinstelling die leningen verstrekt aan KMO's met groeimogelijkheden die ook nieuwe werkgelegenheid zouden kunnen bieden. In beperkte mate worden ook garanties aan KMO's verstrekt. Gewoonlijk financiert Almi projecten waarbij het risico groot is, zodat de financiering een aanvulling op de normale bankleningen is.

Alle leningen binnen de productcategorieën afschrijvingsleningen (werkkapitaal, investeringen in machines, markt- of productontwikkeling), groeileningen (KMO's met een duidelijk groeipotentieel), leningen aan startende ondernemingen en leningen aan vrouwelijke ondernemers zullen in de portefeuille worden opgenomen. Alle KMO's met maximaal 100 werknemers komen in aanmerking.

De intermediair verwacht garanties te verlenen voor een leningportefeuille van maximaal EUR 227,5 miljoen gespreid over drie jaar.