Advies van het Comité van de Regio's over "De plaatselijke en regionale autoriteiten en de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied"
Advies van het Comité van de Regio's over "De plaatselijke en regionale autoriteiten en de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied"
Advies van het Comité van de Regio's over "De plaatselijke en regionale autoriteiten en de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied"
Publicatieblad Nr. C 022 van 24/01/2001 blz. 0007 - 0009
Advies van het Comité van de Regio's over "De plaatselijke en regionale autoriteiten en de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied"
(2001/C 22/03)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
gelet op de Verklaring van de Euro-mediterrane Conferentie van Barcelona van 28 november 1995;
gelet op de conclusies van de Europese Raad van Wenen van 11 en 12 december 1998;
gelet op de conclusies van de Euro-mediterrane Conferentie van Stuttgart van 15 en 16 april 1999;
gelet op de conclusies van de Europese Raad van Keulen van 3 en 4 juni 1999;
gelet op de conclusies van de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000;
gelet op zijn advies over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Versterking van het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie: voorstellen voor de tenuitvoerlegging van een Euro-Mediterraan partnerschap" (CDR 371/95)(1);
gelet op zijn advies over de "Lokale overheden en het Euro-mediterrane partnerschap" (CDR 125/97 fin)(2);
gelet op zijn resolutie over "De gedecentraliseerde samenwerking en de rol van de lokale en regionale overheden in het kader van het Euro-mediterrane partnerschap" (CDR 40/2000 fin)(3);
gelet op de resolutie van het Europees Parlement over het Middellandse-Zeebeleid (30 maart 2000);
gelet op het besluit van zijn bureau van 11 april 2000 om, conform artikel 265 (vijfde alinea) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een advies over "De plaatselijke en regionale autoriteiten en de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied" op te stellen en commissie 1 "Regionaal beleid, structuurfondsen, economische en sociale samenhang, grensoverschrijdende en interregionale samenwerking" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;
gelet op het ontwerpadvies van zijn commissie 1 van 28 juni 2000 (CDR 123/2000 rev. 2) (rapporteur: de heer Chaves González (E/PSE));
overwegende dat het Middellandse-Zeegebied voor de Europese Unie als zodanig van strategisch belang is, wat in het kader van het proces van Barcelona, dat met de Euro-mediterrane Conferentie van Barcelona van november 1995 op gang is gebracht, duidelijk is gebleken;
overwegende dat dit proces moet worden verdiept, aangezien het in tal van opzichten niet voldoet aan de verwachtingen die het aan beide zijden van het Middellandse-Zeegebied heeft gewekt; met name op politiek vlak zijn aanzienlijke inspanningen en een efficiënt instrumentarium vereist wil men via het Euro-mediterrane partnerschap een gebied van vrede, stabiliteit en vooruitgang tot stand kunnen brengen;
overwegende dat de Europese Raad in Santa Maria da Feira heeft besloten de Euro-mediterrane betrekkingen een nieuwe fase binnen te loodsen door zijn goedkeuring te hechten aan de Gemeenschappelijke Strategie voor het Middellandse-Zeegebied, die er in de eerste plaats op gericht is het proces van Barcelona een nieuwe impuls te geven;
overwegende dat tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van Stuttgart overeengekomen is om eind 2000, onder het Franse voorzitterschap van de Raad, een vierde Euro-mediterrane Conferentie op touw te zetten om de betrekkingen tussen de Euro-mediterrane partnerlanden verder aan te halen;
overwegende dat de Europese regio's en gemeenten betrekkingen onderhouden met de plaatselijke en regionale autoriteiten in het zuidelijke en oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied;
overwegende dat tijdens de Conferentie van Stuttgart afgesproken is de plaatselijke en regionale autoriteiten nauwer bij het Euro-mediterrane partnerschap te betrekken; dat de ministers tijdens diezelfde conferentie besloten hebben de gedecentraliseerde samenwerking een nieuwe impuls te geven; dat de bestaande overeenkomsten tijdens de Europese Top van Keulen zijn geratificeerd;
overwegende dat de plaatselijke en regionale autoriteiten van de Unie een bijzondere band hebben met de landen in het zuidelijke en oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied en deze landen helpen zich verder te ontwikkelen, reden waarom het Comité van de Regio's heeft besloten zijn standpunt ten aanzien van de Gemeenschappelijke Strategie en de Vierde Euro-mediterrane conferentie onder de aandacht te brengen,
heeft tijdens zijn 35e zitting van 20 en 21 september 2000 (vergadering van 20 september) het volgende advies uitgebracht.
Het Comité van de Regio's
1. verklaart dat de Gemeenschappelijke Strategie voor het Middellandse-Zeegebied en de vierde Euro-mediterrane Conferentie erop gericht zijn het proces van Barcelona een nieuwe impuls te geven en op een efficiëntere leest te schooien, zodat leemtes en belemmeringen voor de totstandkoming van onderlinge betrekkingen en samenwerking kunnen worden weggewerkt en duidelijk wordt gemaakt dat de Unie het Middellandse-Zeegebied als een strategische regio beschouwt;
2. dringt er nogmaals op aan dat de plaatselijke en regionale autoriteiten, conform de Verklaring van Barcelona en de conclusies van de Conferentie van Stuttgart en de Europese Raad van Keulen, als bevoorrechte instanties nauwer bij het Euro-mediterrane partnerschap worden betrokken, omdat zij beter dan wie ook kunnen bijdragen tot de totstandkoming van een zone van vrede, stabiliteit en vooruitgang in het Middellandse-Zeegebied;
3. pleit met het oog daarop voor de oprichting van een Euro-mediterraan orgaan waarin vertegenwoordigers van de gemeenten en regio's van beide zijden van het Middellandse-Zeegebied elkaar kunnen ontmoeten met als doel het partnerschap de nodige impulsen te geven en actieprogramma's voor het hele Middellandse-Zeegebied uit te werken, en waarvan de structuur en de bevoegdheden door de gemeenten en regio's zelf moeten worden bepaald, rekening houdend met ieders specifieke inbreng;
4. betreurt dat tot nog toe niets terecht is gekomen van de in de Verklaring van Barcelona opgenomen suggestie om vertegenwoordigers van de plaatselijke en regionale autoriteiten de kans te geven hun problemen te bespreken en ervaringen uit te wisselen; dringt er dan ook op aan dat nog dit jaar een eerste vergadering wordt belegd;
5. herhaalt zijn wens dat, in het kader van de Gemeenschappelijke Strategie en van "Barcelona IV" en conform de conclusies van de Conferentie van Stuttgart en de Europese Raad van Keulen, de gedecentraliseerde Euro-mediterrane samenwerking als een van de pijlers van het proces van Barcelona wordt beschouwd; dringt er in dit verband op aan dat de regio's en gemeenten voor rekening van de Commissie en in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking het beheer krijgen over de financiële middelen die de Unie voor de samenwerking met de mediterrane partnerlanden ter beschikking stelt;
6. zou graag zien dat in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking een blauwdruk van een grensoverschrijdend en interregionaal programma voor de gemeenten en regio's van beide zijden van het Middellandse-Zeegebied wordt opgesteld om een eind te maken aan de huidige versnippering en garanties te bieden voor een betere politieke coördinatie en een efficiëntere besteding van de middelen; wijst erop dat dit programma moet worden toegespitst op duurzame ontwikkeling in het zuidelijke en oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied en dat met name de ruimtelijke-ordeningsproblematiek, de bescherming van het milieu, de ontwikkeling van het MKB, de bevordering van de werkgelegenheid, de verbetering van de economisch en sociale situatie en het migratiebeleid - in het bijzonder de veiligheid, opvang en integratie van migranten - bovenaan de agenda moeten staan;
7. verzoekt de Europese instellingen en de lidstaten grondig na te denken over de vraag in hoeverre het MEDA-programma de bestaande verschillen kan wegwerken en de totstandkoming van het Euro-mediterrane partnerschap kan bevorderen;
8. betreurt dat nog maar relatief weinig projecten op stapel zijn gezet en dat het leeuwendeel van de - aanzienlijke - middelen nog niet is uitgekeerd; dringt er derhalve op aan de procedures te versoepelen om de - thans en in de toekomst - beschikbare middelen daadwerkelijk te kunnen uitbetalen;
9. wijst erop dat tijdens deze nieuwe programmeringsfase moet worden gestreefd naar een beter beheer en meer flexibiliteit bij de tenuitvoerlegging van de communautaire programma's en dat de Middellandse-Zeeprogramma's van de Unie, de lidstaten, de regio's en de gemeenten beter op elkaar moeten worden afgestemd om de middelen ten behoeve van de economische en sociale ontwikkeling van de Middellandse-Zeelanden op een coherentere manier te kunnen inzetten en een sterker synergie-effect teweeg kunnen brengen; dringt er voorts op aan dat meer duidelijkheid wordt verschaft over de communautaire begrotingsmiddelen ten behoeve van het Middellandse-Zeebeleid en dat deze sterker worden geconcentreerd;
10. dringt erop aan dat in het kader van MEDA II voldoende middelen ter beschikking worden gesteld om de ontwikkeling van deze belangrijke regio op een adequate manier te kunnen stimuleren;
11. zou graag zien dat in de MEDA II-verordening een paragraaf wordt gewijd aan de ontwikkeling van de gedecentraliseerde samenwerking en dat wordt voorzien in de financiering van programma's zoals bedoeld in punt 6;
12. dringt er eens te meer op aan dat de verschillende communautaire instrumenten voor de financiering van ontwikkelingsacties in het Middellandse-Zeegebied, en met name de programma's Interreg en MEDA, op elkaar worden afgestemd;
13. steunt het voorstel een algemeen sociaal-cultureel programma uit te werken met als doel de specifieke bijdrage van de christelijke, joodse en moslimcultuur aan de ontwikkeling van de mediterrane cultuur zo volledig mogelijk in kaart te brengen en de onderlinge contacten tussen de drie religies en de drie culturen te bevorderen, rekening houdend met de historische achtergrond van de invloed van elke religie, die verschilt naar gelang van de religie en de regio;
14. pleit voor de uitwerking van een duidelijk afgebakend actiekader dat, vooruitlopend op de voltooiing van een vrijhandelszone in 2000, erop gericht is de diversiteit en complementariteit van de landbouwproductie op de noordelijke en zuidelijke oever van de Middellandse Zee in stand te houden;
15. is van oordeel dat de bevolking van beide oevers meer inzicht moet krijgen in de doelstellingen van het Euro-mediterrane partnerschap; pleit er daarom voor een reeks informatie- en bewustmakingscampagnes op touw te zetten om het partnerschap vlotter ingang te doen vinden bij de burger en stelt in dit verband voor een specifiek voorlichtings- en bewustmakingsprogramma voor de burgers aan beide zijden van het Middellandse-Zeegebied op te stellen en de lokale en regionale overheden bij de uitvoering hiervan te betrekken.
Brussel, 20 september 2000.
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Jos Chabert
(1) PB C 126 van 29.4.1996, blz. 12.
(2) PB C 64 van 27.2.1998, blz. 59.
(3) PB C 106 van 6.6.2000, blz. 47.