Home

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen (2000/C 248 E/07) COM(2000) 111 def. — 2000/0062(COD) (Door de Commissie ingediend op 15 maart 2000)

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen (2000/C 248 E/07) COM(2000) 111 def. — 2000/0062(COD) (Door de Commissie ingediend op 15 maart 2000)



Publicatieblad Nr. C 248 E van 29/08/2000 blz. 0115 - 0118


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD INZAKE DE BESTRIJDING VAN ANTIPERSONEELMIJNEN

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

BESTRIJDING VAN ANTIPERSONEELMIJNEN

Antipersoneelmijnen veroorzaken vreselijke slachtoffers in veel van de armste delen van de wereld en zijn een beletsel voor de tenuitvoerlegging van een aantal programma's van de Europese Unie. Daarom heeft de Europese Unie tijdens de periode 1992-1998 meer dan 180 miljoen euro vastgelegd voor mijnbestrijdingsacties overal ter wereld, voor de ondersteuning van mijnopruimingsprogramma's, de verlening van bijstand aan mijnslachtoffers en voor onderzoek en de ontwikkeling van technologie. Dit was een zeer belangrijke bijdrage tot het algemene streven van de internationale gemeenschap, maar er valt nog veel te doen. De internationale gemeenschap staat voor de uitdaging om het landmijnprobleem in de komende 10-15 jaar op te lossen. Gezien haar bijdrage tot dusver, zal de EU hoogstwaarschijnlijk een uiterst belangrijke rol spelen bij deze zeer zichtbare activiteit, maar wil haar toekomstige bijdrage helemaal doeltreffend zijn, dan moet er dringend iets worden gedaan om de samenhang en de consistentie van de mijnbestrijding te verbeteren, evenals de coördinatie daarvan op het niveau van de Commissie, de EU en de internationale gemeenschap.

Huidige stand van zaken: De Raad en het Europees Parlement hebben erop gewezen dat er extra inspanningen en middelen nodig waren om het landmijnprobleem aan te pakken. ij deden een oproep om bij de acties van de Unie , via betere beleidsplanning en coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap,tot meer samenhang, doorzichtigheid en doeltreffendheid te komen. Dit zal er ook toe bijdragen dat de acties van de lidstaten en van de Gemeenschap elkaar onderling versterken, vooral op het gebied van technologische ontwikkelingen. Dit is in overeenstemming met het subsidiariteitenbeginsel. Binnen de Commissie is de verantwoordelijkheid over allerlei diensten verdeeld. Moeilijkheden op het gebied van beheer en acties op het terrein zelf worden nog verergerd door het gebrek aan indicatieve planning op lange termijn. Het grote aantal financiële instrumenten dat momenteel ter ondersteuning van de mijnbestrijding wordt gebruikt, staat bloot aan ernstige kritiek uit een oogpunt van administratieve en beheerspraktijken. Het verdient absoluut aanbeveling, de activiteiten beter te coördineren, vooral op gebieden als beleidsplanning en de rationalisering van administratieve procedures. Het streven naar betere coördinatie, samenhang, consistentie en zichtbaarheid van mijnbestrijdingsacties wordt door alle Commissiediensten die operationeel bij de mijnbestrijding zijn betrokken, gesteund.

Redenen voor een nieuwe verordening. Mijnbestrijding is een wezenlijk onderdeel van tal van humanitaire hulp-, herstel- en wederopbouwprojecten. De bestaande begrotingsprocedures van de Commissie voorzien in de mogelijkheid om de mijnbestrijding als een wezenlijk onderdeel in dergelijke projecten op te zetten en dat zal ook in de toekomst het geval zijn. Toch is dit ook een onopvallende, gespecialiseerde activiteit met haar eigen prioriteiten, operationele vereisten en aparte politieke verplichtingen, die nauw verband houden met het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens. Zowel om politieke als om operationele redenen zou het dan ook uiterst gewenst zijn een smijnopruimingsstrategie te voeren om de steunmaatregelen beter te coördineren en deze samenhangender, transparanter, zichtbaarder, verantwoorder en doeltreffender te maken. Derhalve is er duidelijk behoefte aan één enkele, sterk verhoogde , horizontale, aparte begrotingslijn, die functioneert volgens één enkel geheel van voorschriften en procedures, zoals neergelegd in deze nieuwe, specifiek daarop gerichte verordening. De verordening beoogt een betere coördinatie en samenwerking op het niveau van de Commissie, de EU en de internationale gemeenschap, om aan de vereisten van het Verdrag van Ottawa te voldoen.

Inhoud van de ontwerp-verordening. In de bijgaande ontwerp-verordening :

- worden de draagwijdte en de doelstellingen van de mijnbestrijding van de EG overal ter wereld uiteengezet,

- wordt de besluitvormingsprocedure vastgesteld, ook voor spoedacties,

- wordt een kredietbedrag vastgesteld voor de begroting 2000,

- worden de fraudebestrijdingsmaatregelen nader aangegeven, en

- wordt een rapportageproces ingesteld.

2000/0062 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD INZAKE DE BESTRIJDING VAN ANTIPERSONEELMIJNEN

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel 179,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB L ..................

Handelend overeenkomstig de procedure zoals neergelegd in artikel 251 van het Verdrag,

(1) Overwegende dat de Gemeenschap zich bezorgd maakt over de aanwezigheid van antipersoneelmijnen en andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie in de gebieden waar burgergemeenschappen zijn gevestigd, die trachten zich van gewapende conflicten te herstellen;

(2) Overwegende dat antipersoneelmijnen leed en slachtoffers veroorzaken, in het bijzonder in de armste delen van de wereld, een ernstige belemmering voor de economische ontwikkeling zijn, de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden beletten en een hinderpaal zijn voor humanitaire hulpacties, wederopbouw- en reparatiewerkzaamheden en het herstel van normale sociale omstandigheden;

(3) Overwegende dat de Gemeenschap zich wil inzetten voor de totale uitbanning van antipersoneelmijnen overal ter wereld in de komende jaren;

(4) Overwegende dat de Gemeenschap en haar lidstaten een zo groot mogelijke bijdrage hebben geleverd tot het ruimere internationale streven om de tragedie van de antipersoneelmijnen te boven te komen;

(5) Overwegende dat de onderhavige verordening een rechtstreekse reactie is op het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (het Verdrag van Ottawa),

(6) Overwegende dat de financiële hulp derhalve bij voorrang ten goede dient te komen aan derde landen die zich inzetten voor de bestrijding van antipersoneelmijnen en die partij zijn bij het Verdrag van Ottawa;

(7) Overwegende dat een dergelijke benadering niet zou moeten beletten dat de Gemeenschap reageert op humanitaire noodsituaties, waar die zich ook maar voordoen;

(8) Overwegende dat de communautaire mijnbestrijding dikwijls een wezenlijk onderdeel is van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- of ontwikkelingsprojecten en dat dit weliswaar een discrete, gespecialiseerde activiteit is, maar die aan duidelijk omlijnde prioriteiten, operationele behoeften en politieke vereisten moet voldoen;

(9) Overwegende dat nieuwe en reeds bestaande acties, zowel als onderdeel van dergelijke projecten als in het geval van kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van mijnbestrijdingstechnologie, ook in de toekomst uit speciaal daarvoor geldende begrotingslijnen zullen worden gefinancierd, welke wanneer dat te pas komt, krachtens deze verordening zullen worden gesteund, aangevuld en gecoördineerd;

(10) Overwegende dat met deze verordening de grondslag wordt gelegd voor een samenhangende, efficiënte aanpak van de communautaire mijnbestrijding via een op vooruitgang en integratie gerichte strategie en in nauwe coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap in alle stadia van de mijnbestrijdingsacties;

(11) Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat deze acties een logische samenhang vertonen met het buitenlands beleid van de Europese Unie in zijn geheel bezien, en dus ook met het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid;

(12) Aangezien de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de Verordening beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vastlegging van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie [2] van verleende uitvoeringsbevoegdheden, dienen zij te worden goedgekeurd via de beheersprocedure zoals voorgeschreven in artikel 4 van dat Besluit;

[2] PB L 194 van 17.07.1999, blz. 23

(13) Overwegende dat het landmijnprobleem, doordat het zo levensbedreigend en allesomvattend is, efficiënte, flexibele en, waar nodig, snelle besluitvormingsprocedures voor de financiering van communautaire acties vereist;

(14) Overwegende dat in deze verordening een financieel referentiebedrag in de zin van punt 2 van de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 is opgenomen, zonder dat dit afbreuk doet aan de bevoegdheden van de begrotingautoriteit zoals omschreven in het Verdrag;

(15) Overwegende dat de Gemeenschap ervoor zorg zal dragen dat de financiële bijstand zo transparant mogelijk wordt verleend en dat de besteding van de kredieten strikt wordt gecontroleerd;

(16) Overwegende dat zowel de bescherming van financiële belangen van de Gemeenschap als de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden, een wezenlijk onderdeel van de onderhavige verordening is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Met deze verordening wordt beoogd om de procedures voor de tenuitvoerlegging van de communautaire maatregelen vast te stellen en een consequente, logisch samenhangende humanitaire mijnbestrijdingsstrategie op communautair en internationaal niveau te bevorderen, die strookt met het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (hierna genoemd "het Verdrag van Ottawa);

2. De in deze verordening bedoelde maatregelen worden uitgevoerd op het grondgebied van derde landen of houden rechtstreeks verband met situaties die zich in derde landen voordoen, in het bijzonder in de meest kwetsbare van die landen en, bij voorrang, in ontwikkelingslanden.

Artikel 2

1. De voornaamste doelstellingen van de mijnbestrijding door de Gemeenschap zijn :

(a) de uitstippeling en uitvoering van een mijnopruimingsstrategie voor civiele doeleinden en de controle daarop steunen;

(b) staten met een landmijnprobleem bij het zich houden aan hun verplichtingen krachtens het Verdrag van Ottawa helpen;

(c) binnen de door mijnen geteisterde landen nationale diensten en plaatselijke capaciteit creëren en in stand houden om de mijnbestrijdingsacties zo doeltreffend mogelijk te voeren;

(d) op humanitaire noodsituaties reageren, dodelijke ongevallen voorkomen en bij het herstel van mijnslachtoffers helpen;

(e) het uittesten in de betrokken landen zelf van doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken en de operationele in bedrijfstelling daarvan steunen.

2. De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen mogen alle activiteiten die met mijnbestrijding verband houden omvatten, waaronder :

(a) bewustmaking van mijnengevaar;

(b) opleiding van gespecialiseerd personeel;

(c) kartering en markering van verdachte gebieden;

(d) opsporing en identificatie van landmijnen;

(e) opruiming (volgens humanitaire normen) en vernietiging van landmijnen;

(f) bijstand aan slachtoffers en revalidatie;

(g) informatiebeheer, ook met geografische informatiesystemen;

(h) andere activiteiten die bijdragen tot de vermindering van het effect van antipersoneelmijnen en ander gevaarlijk oorlogsafval in menselijk, economisch en milieuopzicht.

3. In verband met lid 2 wordt voorrang gegeven aan acties om in te gaan op onmiddellijke, niet te voorziene behoeften als gevolg van het uitbreken van gevechten, de migratie van grote groepen mensen naar gebieden vol mijnen, of soortgelijke situaties zoals dringende bijstand voor de tenuitvoerlegging van vredesovereenkomsten. Ook zal er prioriteit worden gegeven aan acties in landen met de ernstigste mijnproblemen, waar antipersoneelmijnen en andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie civiele slachtoffers zouden kunnen veroorzaken en/of waar de aanwezigheid of vermoede aanwezigheid van dergelijk oorlogstuig een zeer groot beletsel is voor het herstel van de economische en sociale bedrijvigheid of voor de ontwikkeling, hetgeen dus een specifieke inzet op lange termijn vereist, die niet door humanitaire noodhulp of wederopbouwhulp kan worden verschaft.

4. Om voor samenhang, complementariteit en een onderling versterkende wisselwerking met regionale samenwerkingsprogramma's te zorgen en tegen de achtergrond van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- en ontwikkelingsprojecten beschouwd, zullen mijnbestrijdingsacties die in het kader van welk van deze programma's of projecten dan ook worden gefinancierd ook in de toekomst worden gefinancierd met de begrotingslijn waaruit de middelen voor de hoofdactie afkomstig zijn. Waar nodig zullen deze activiteiten worden aangevuld of gesteund met krachtens deze verordening gefinancierde mijnbestrijdingsacties.

Artikel 3

De krachtens deze verordening gefinancierde acties komen hoofdzakelijk ten goede aan landen die het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend. Er mag echter een uitzondering worden gemaakt voor humanitaire noodsituaties of bijstand aan mijnslachtoffers en voor rechtstreekse hulpverlening aan kwetsbare groepen van de civiele samenleving, zoals vluchtelingen en ontheemden, of daar waar het nationale overheidsapparaat niet functioneert.

Artikel 4

1. Tot de partners die voor financiële steun krachtens deze verordening in aanmerking komen behoren regionale en internationale organisaties en suborganisaties, niet-gouvernementele organisaties, nationale, provinciale en plaatselijke regeringsinstanties en -organisaties, instituten en openbare en particuliere ondernemers met terzake dienende, gespecialiseerde deskundigheid en ervaring.

2. De deelname aan aanbestedingen en de gunning van contracten staat op gelijke voorwaarden open voor natuurlijke en rechtspersonen uit de lidstaten en uit het ontvangende land. In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen mag deze mogelijkheid tot deelname ook tot derde landen worden uitgebreid.

Artikel 5

1. De communautaire steun krachtens deze verordening mag worden gebruikt voor de financiering van technische bijstand, opleiding, personeel of andere met mijnbestrijding verband houdende diensten; het uittesten van outillage en technieken; organisatorische steun, aankoop, verschaffing en opslag van outillage, goederen en werken die nodig zijn voor de uitvoering van mijnbestrijdingsacties; studies, lezingen en maatregelen ter verbetering van de internationale coördinatie van de mijnbestrijding; evaluatie- en controleopdrachten; activiteiten om het publiek meer besef bij te brengen van het mijnengevaar; en de kosten om duidelijk te doen uitkomen dat de hulp van de Gemeenschap afkomstig is.

2. De Gemeenschap financiert haar hulp krachtens deze verordening in de vorm van giften.

3. De onder deze verordening vallende acties zijn vrijgesteld van belastingen, heffingen, rechten en douanerechten.

Artikel 6

1. De Commissie wordt in haar taak bijgestaan door een comité (het "APM-comité), dat uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaat en door de vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten.

2. Daar waar naar dit lid wordt verwezen, is de beheersprocedure zoals neergelegd in artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, overeenkomstig artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

3. De in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is niet langer dan drie maanden.

Artikel 7

1. Aan de hand van een wederzijdse, regelmatige uitwisseling van informatie - waaronder ook informatieuitwisseling ter plaatse - zal de Commissie ervoor zorgen dat de door de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten ondernomen bijstandsacties daadwerkelijk worden gecoördineerd, om hun programma's onderling samenhangend en aanvullend te maken.

2. De Commissie mag gelegenheden zoeken voor medefinanciering met andere geldverschaffers en in het bijzonder met de lidstaten.

3. De Commissie bevordert de coördinatie en de samenwerking met andere internationale contribuanten en in het bijzonder met die, welke deel uitmaken van het Verenigde-Naties-stelsel.

4. Er worden de nodige maatregelen getroffen om de bijdrage van de Gemeenschap zichtbaar te maken.

Artikel 8

1. De Commissie beoordeelt en beheert de onder deze verordening vallende maatregelen en neemt daaromtrent besluiten overeenkomstig de geldende begrotingsprocedures en andere procedures, in het bijzonder die welke zijn neergelegd in de artikelen 116 en 118 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

2. Financieringsbesluiten ter waarde van meer dan 3 miljoen euro worden genomen krachtens de procedure in artikel 6, lid 2, met uitzondering van spoedhulpacties zoals beschreven in artikel 9.

3. De Commissie licht het in artikel 6 bedoelde comité beknopt in over alle financieringsbesluiten ter waarde van minder dan 1 miljoen euro. Die informatie wordt beschikbaar gesteld niet later dan twee manden na de goedkeuring van het financieringsbesluit.

4. De Commissie mag besluiten nemen tot wijziging van financieringsbesluiten die zijn goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 6, lid 2 vastgelegde procedure, wanneer deze geen aanzienlijke wijzigingen of extra vastleggingen van meer dan 20 % van het oorspronkelijk vastgelegde bedrag inhouden.

Artikel 9

1. De Commissie besluit tot een spoedhulpactie voor een bedrag van niet meer dan 5 miljoen euro.

2. Maatregelen om aan onmiddellijke, niet te voorziene behoeften te voldoen, als gevolg van plotselinge natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, zoals overstromingen, hongersnood, migratie van grote groepen mensen naar door mijnen geteisterde gebieden, plotselinge vredesregelingen of vergelijkbare situaties, en dringend vereiste bijstand bij de tenuitvoerlegging van vredesovereenkomsten, worden als noodhulpvereisend beschouwd.

3. Wanneer de maatregelen aan deze voorwaarden voldoen en daarmee een bedrag van meer dan 3 miljoen euro gemoeid is, stelt de Commissie, na haar besluit te hebben aangenomen

a) de lidstaten daarvan binnen twee werkdagen schriftelijk in kennis,

b) legt zij rekenschap af van haar besluit op de eerstvolgende vergadering van het APM-comité, waarbij zij in het bijzonder aangeeft waarom zij haar toevlucht heeft genomen tot de spoedhulpprocedure.

Artikel 10

1. De projecten krijgen een orde van voorrang, worden op hun relevantie en rendement getoetst en naar behoren in het ruimere kader van de ontwikkeling of de wederopbouw van het betrokken land of de betrokken regio opgenomen.

2. Waar enigszins mogelijk dient het project duidelijk in een nationaal landmijnbestrijdingsprogramma te worden opgenomen, dat door de begunstigde regering of door een nationale instelling die daartoe de opdracht heeft gekregen, wordt gecoördineerd. Daarmee dient te worden beoogd dat het project te gelegener tijd door de begunstigde regering zelf wordt overgenomen, ter vergroting van de plaatselijke capaciteit en de duurzaamheid van het project.

Artikel 11

Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of -contracten behelzen de bepaling dat de Commissie en de Rekenkamer ter plaatse controle moeten uitoefenen overeenkomstig de gebruikelijke, volgens de geldende regels door de Commissie vastgestelde procedures, en in het bijzonder die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen [3].

[3] PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1

Bovendien mag de Commissie overeenkomstig Verordening nr. 2185/96 [4] controle en inspectie ter plaatse uitoefenen [5]. De door de Commissie getroffen maatregelen dienen, overeenkomstig Verordening 2988/95, te voorzien in een adequate behartiging van de financiële belangen van de Gemeenschap.

[4] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2

[5] PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1

Artikel 12

Om de meerjarige coördinatie en programmering van de mijnbestrijding te vergemakkelijken, wordt er (eens per jaar) een APM-strategie-document ter bespreking aan het APM-comité voorgelegd. In dat document dienen onderwerpen te worden behandeld als een meerjarig, indicatief programma en dient te worden verwezen naar de bestaande mijnbestrijdingsprogramma's op landelijk en regionaal niveau, naar de bijdragen van andere donors - waaronder ook lidstaten - en naar de uit andere begrotingslijnen gefinancierde mijnbestrijdingsacties van de Gemeenschap.

Article 13

1. De Commissie evalueert regelmatig de door de Gemeenschap gefinancierde mijnbestrijdingsacties, teneinde na te gaan of de doelstellingen van de acties zijn bereikt en om richtsnoeren aan te geven voor een grotere doeltreffendheid van eventuele toekomstige acties.

2. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig over de vorderingen van haar mijnbestrijdingsacties in. Uiterlijk per 30 april van elk jaar legt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een beknopt overzicht van de mijnbestrijdingsacties van de Gemeenschap in het voorgaande jaar. Ook evalueert zij de tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 14

Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie van de krachtens deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen voor, samen met suggesties voor de toekomst van deze verordening en, zo nodig, voorstellen tot wijziging daarvan.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIËLE VERKLARING

1. Benaming van de actie

Antipersoneelmijnen

2. Begrotingslijn

B7-661

3. Rechtsgrondslag

Het ontwerp-voorstel voor een nieuwe specifieke verordening van het EP en van de Raad voor begrotingslijn B7-661, met een bundeling van de verschillende vereisten van de Gemeenschap voor mijnbestrijding, zoals weergegeven in bijlage.

De rechtsgrondslagen voor mijnbestrijding zijn nog altijd Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996), Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel- en wederopbouwacties in ontwikkelingslanden, Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federatieve Republiek Joegoslavië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Verordening (EG) nr. 443/97 van de Raad van 3 maart 1997 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Azië en het Gemeenschappelijk Optreden van 1 oktober 1996 inzake antipersoneelmijnen (PB L 260 van 12.10.1996) betreffende middelen die gereserveerd zijn voor ontwapeningsacties krachtens het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid.

4. Omschrijving

4.1 Algemene doelstelling

Antipersoneelmijnen maken vreselijke slachtoffers in veel van de armste delen van de wereld en zijn een beletsel voor de uitvoering van een aantal communautaire programma's. Daarom heeft de Gemeenschap tijdens de periode 1992-1998 meer dan 180 miljoen euro uitgetrokken voor mijnbestrijding overal ter wereld, om mijnopruimingsprogramma's te steunen, bijstand te verlenen aan mijnslachtoffers en onderzoek en ontwikkeling van technologie te bevorderen. Dit was een zeer belangrijke bijdrage tot het algemene streven van de internationale gemeenschap, maar er valt nog veel te doen.

Thans is het doel de programma's voort te zetten om het landmijnprobleem binnen een bepaalde tijd op te lossen - d.w.z. meer specifiek binnen de komen 10-15 jaar - en daarmee de uitvoering van een aantal andere bijstandsprogramma's te bevorderen en bij te dragen tot de overkoming van één van de grootste humanitaire tragedies.

Over het geheel genomen zou de Gemeenschap voor haar steunmaatregelen op dit gebied tenminste evenveel geld ter beschikking moeten stellen als in het verleden.

4.2 Door het programma bestreken periode en regelingen voor de verlenging daarvan

- - Actie : antipersoneelmijnen

- Toepassingsperiode : 2000 - 2008

Overeenkomstig artikel 12 van de verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk in juni 2007 een algehele evaluatie voor van de krachtens deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen, waaronder ook beoordelingen van de relevantie, het rendement en het effect daarvan. Aan de hand daarvan wordt besloten, of men deze verordening zal blijven toepassen.

5. Indeling van de uitgaven of inkomsten

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

5.3 Geen inkomsten

6. Soort uitgaven of inkomsten

- 100% subsidie; mogelijke cofinanciering van activiteiten

- Subsidie voor gezamenlijke financiering met andere bronnen in de openbare en/of de particuliere sector

- Andere

7. Financieel effect

Door de invoering van één enkele, voor meerdere jaren geldende begrotingslijn met hogere kredieten (B7-661), kan de communautaire mijnbestrijding beter en gerichter worden georganiseerd. Hierbij wordt voorgesteld dat voor de periode 2000-2006, voor de activiteiten van de Gemeenschap tenminste evenveel financieringsmiddelen worden uitgetrokken als in het verleden (180 miljoen euro in de periode 1992-1998), waarbij meer belang moet worden gehecht aan mijnbestrijding om aan de verplichtingen van het Verdrag van Ottawa te voldoen. Dit zou een verhoging van de financiële toewijzingen krachtens begrotingslijn B7-661 kunnen vergen.

7.1 Methode voor de berekening van de totale kosten (relatie tussen de afzonderlijke en de totale kosten)

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoiriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële perspectieven.

7.2 Opsplitsing van de kosten

Vastgelegde kredieten miljoen euro (tot op het 3e cijfer na de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3. Operationele uitgaven voor studies, deskundigen, enz., opgenomen in deel B van de begroting

7.4 Tijdschema voor de vastleggingen en betalingen

8. Fraudebestrijdingsmaatregelen

Alle financieringsovereenkomsten of -contracten dienen de bepaling te behelzen dat de Commissie en de Rekenkamer controle ter plaatse mogen uitoefenen volgens de gebruikelijke procedures zoals neergelegd door de Commissie krachtens de geldende regels, en in het bijzonder die van het Financieel reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen. Bovendien mag de Commissie controle en inspectie ter plaatse uitoefenen overeenkomstig Verordening nr. 2185/96. De door de Commissie te nemen maatregelen volgens de procedure in artikel 5 dienen te voorzien in een adequate bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig Verordening nr. 2988/95.

9. Aspecten van de rendementsanalyse

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstelingen; doelgroep

De communautaire mijnbestrijding heeft de volgende doelstellingen:

a. steun verlenen bij de uitwerking, bewaking en daadwerkelijke toepassing van een samenhangende, consistente mijnopruimingsstrategie voor humanitaire doeleinden, op het niveau van de Commissie, de EU en andere actoren van de internationale gemeenschap;

b. staten die met een ernstig landmijnprobleem hebben te kampen helpen bij het nakomen van hun verplichtingen krachtens het "Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens",

c. nationale structuurvoorzieningen en plaatselijke capaciteit in de landen met een mijnprobleem creëren en in stand houden om de mijnbestrijdingsacties zo efficiënt mogelijk uit te voeren,

d. bij onmiddellijke, niet te voorziene behoeften, op humanitaire noodsituaties reageren, slachtoffers voorkomen en bij de revalidatie van mijnslachtoffers helpen;

e. steun verlenen voor het uittesten in de landen zelf en het in de praktijk toepassen van doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken.

Deze doelstellingen worden nagestreefd via projecten van gemeenschappelijk belang in de het ernstigst door mijnen getroffen landen in verschillende geografische regio's. Dit zou het volgende kunnen omvatten:

- projecten van gemeenschappelijk belang (bijvoorbeeld uitwerking van het APM-strategiedocument, steun voor de VN, het GICHD, het ICRK, de Centrale Mijnbestrijdingsinstantie, proefnemingen in de landen zelf en het in de praktijk toepassen van mijnbestrijdingsoutillage en -technieken, bijstand van deskundigen)

- Afrika (bijvoorbeeld Angola, Mozambique, Somalië, Zimbabwe, de SADC)

- Azië (bijvoorbeeld Afghanistan, Cambodja, Laos,)

- Nieuwe Onafhankelijke Staten (bijvoorbeeld Tadzjikistan)

- Midden-Oosten (bijvoorbeeld Noord-Irak)

- Europa (bijvoorbeeld Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Kosovo)

- Latijns-Amerika (bijvoorbeeld Nicaragua, El Salvador).

9.2 Motivering

De krachtens deze verordening te financieren acties omvatten alle vormen van mijnbestrijding, waaronder ook educatie voor het bijbrengen van besef van het mijnengevaar, kartering en markering van verdachte gebieden, opsporing en identificatie van landmijnen, opleiding van gespecialiseerd personeel, mijnopruiming (d.w.z. mijnopruiming volgens humanitaire normen en vernietiging van landmijnen, evenals bijstand aan slachtoffers en herstel, informatiebeheer (waaronder ook geografische informatiesystemen) en andere activiteiten die het effect van antipersoneelmijnen en ander gevaarlijk oorlogsafval op de mens, de economie en het milieu minder ernstig maken.

De projecten zullen naar verwachting in verscheidene jaren worden uitgevoerd. De duur hangt af van de kenmerken van de projecten, maar zal normalerwijs niet meer dan drie jaar bedragen.

9.3 Toezicht en evaluatie

De Commissie zal de door de Gemeenschap gefinancierde mijnbestrijdingsacties regelmatig evalueren, om vast te stellen of de doelstellingen van de acties zijn bereikt en richtsnoeren aan te geven om toekomstige acties doeltreffender te maken. De Commissie licht het Parlement en de Raad over de vorderingen van haar mijnbestrijdingsacties in. Uiterlijk tegen 30 april van elk jaar legt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een beknopt overzicht van de mijnbestrijdingsactie van de Gemeenschap tijdens het voorgaande jaar.

10. huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, deel A van de begroting)

De daadwerkelijke terbeschikkingstelling van de huishoudelijke kredieten hangt af van het jaarlijks door de Commissie te nemen besluit inzake de toekenning van middelen, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personeelsleden en met de extra bedragen, waarvoor de begrotingsautoriteit toestemming heeft gegeven.

10.1 Effect op het aantal ambten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Met deze verordening wordt beoogd, de bestaande acties samen te brengen en tot een samenhangend mijnbestrijdingsbeleid van de EU te komen. Op korte termijn zal er waarschijnlijk slechts een geringe versterking van het personeelsbestand nodig zijn, met slechts drie posten (twee ambtenaren in vaste dienst en één GND; d.w.z. een gedetacheerde nationale deskundige). De vaste posten kunnen via inschakeling van bestaand personeel worden gevonden.

10.2 Algemeen financieel effect van extra personeel

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van deze actie

Onderstaande tabel is bedoeld ter illustratie en gebaseerd op de ervaring in 1998.

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De in de bovenstaande tabel onder begrotingspost A-7 (dienstreizen) opgevoerde uitgaven worden gedekt door kredieten binnen het in totaal voor RELEX uitgetrokken kredietbedrag.