Home

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting /* COM/2000/0368 def. - COD 2000/0157 */

Publicatieblad Nr. C 337 E van 28/11/2000 blz. 0130 - 0135


Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting

(Door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Als onderdeel van haar bijdrage aan de voorbereiding van de Europese Raad van Lissabon heeft de Commissie op 1 maart 2000 haar Mededeling "Bouwen aan een solidair Europa" [1] gepresenteerd. In deze Mededeling, die geïnspireerd was door de wil om van het sociale beleid een productieve factor te maken, werd voorgesteld om de samenwerking binnen de EU inzake bestrijding van sociale uitsluiting een nieuwe impuls te geven, en om daartoe gebruik te maken van het nieuwe mandaat in het Verdrag van Amsterdam - artikel 137 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Door de bestrijding van sociale uitsluiting in de algemene strategie van de Unie voor de komende tien jaar te integreren, en door te besluiten beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting te ontwikkelen op basis van een open coördinatiemethode op EU-niveau, heeft de Europese Raad van Lissabon een belangrijke stap vooruit gezet op het gebied van deze samenwerking. In aansluiting op de conclusies van de Europese Raad, en gelet op artikel 137 EG-Verdrag, dient de Commissie hierbij een voorstel in voor een besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning en aanmoediging van deze samenwerking.

[1] COM (2000) 79 def. van 1 maart 2000.

1. De strategie van de Gemeenschap ter bestrijding van sociale uitsluiting

Tijdens de Europese Raad van Lissabon heeft de Unie zichzelf een nieuw strategisch doel gesteld voor het komende decennium: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld te worden, in staat tot duurzame economische groei, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Om dit doel te verwezenlijken besloot de Europese Raad tot een driesporenstrategie: bevordering van de overgang naar een kenniseconomie en een informatiemaatschappij voor allen; modernisering van het Europese model, investering in mensen en bevordering van solidariteit; en het handhaven van een gezond economisch perspectief en gunstige vooruitzichten voor groei. Binnen dit kader kwam de Europese Raad overeen het beleid ter bevordering van meer solidariteit te baseren op een open methode van coördinatie die nationale actieplannen en een samenwerkingsinitiatief van de Commissie combineert. Deze strategie zal uitgaan van passende doelstellingen met betrekking tot de uitroeiing van armoede en sociale uitsluiting, waarover de Raad tegen het einde van het jaar 2000 zal besluiten [2].

[2] De Europese Raad van Lissabon heeft besloten dat de Raad voor het einde van 2000 adequate doelen dient vast te stellen, en dat de Groep op hoog niveau die de Commissie wil oprichten, als onderdeel van de samenwerking op het terrein van de sociale bescherming, bij deze werkzaamheden betrokken dient te worden, en ook bij het bepalen van gemeenschappelijke indicatoren.

Meer in het bijzonder verklaarde de Europese Raad dat de strategie van de Gemeenschap ter bevordering van solidariteit en ter bestrijding van sociale uitsluiting dient te bestaan uit:

- het bevorderen van een beter begrip van het verschijnsel sociale uitsluiting door middel van een permanente dialoog en door uitwisseling van informatie en goede praktijken, op basis van gezamenlijk bepaalde indicatoren;

- het integreren (mainstreamen) van de bevordering van insluiting in het beleid van lidstaten inzake werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, gezondheid en huisvesting, op communautair niveau aangevuld door actie van de Structuurfondsen, binnen het bestaande begrotingskader;

- het ontwikkelen van prioritaire acties gericht op specifieke doelgroepen, waarbij lidstaten die acties kunnen kiezen die bij hun specifieke situatie aansluiten, en het vervolgens verslag uitbrengen over de uitvoering daarvan.

De tenuitvoerlegging van deze strategie door middel van de open coördinatiemethode, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en met actieve betrokkenheid van alle relevante actoren, zoals aanbevolen door de Europese Raad, houdt in:

- het vaststellen van richtsnoeren voor de Unie in combinatie met specifieke tijdschema's voor het verwezenlijken van de daarin aangegeven doelstellingen op de korte, middellange en lange termijn;

- het vaststellen, waar nodig, van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks, uitgaande van de hoogste bestaande niveaus in de wereld, en aangepast aan de behoeften van de verschillende lidstaten en sectoren, als middel om beste praktijken te vergelijken;

- het vertalen van deze Europese richtsnoeren in nationaal en regionaal beleid door het bepalen van specifieke doelen en het goedkeuren van maatregelen, rekening houdende met nationale en regionale verschillen;

- en periodieke monitoring, evaluaties en "peer reviews", georganiseerd als gezamenlijke leerprocessen.

In antwoord op de uitnodiging van de Europese Raad van Lissabon dient de Commissie hierbij een voorstel in voor een communautair actieprogramma ter ondersteuning van de beleidssamenwerking in de EU waartoe deze strategie oproept.

Dit programma zal een aantal maatregelen omvatten als bedoeld in artikel 137 van het EG-Verdrag (lid 2, tweede en derde alinea) "... die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen door middel van initiatieven ter verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen teneinde de sociale uitsluiting te bestrijden". Het is bedoeld ter aanvulling op de inspanningen van de Gemeenschap die gericht zijn op het maximaliseren van het effect op de sociale uitsluiting en op het mainstreamen van de bestrijding van sociale uitsluiting in alle beleidsinstrumenten en maatregelen van de Gemeenschap. Het zal met name relevant zijn voor de bestrijding van de potentiële nieuwe vormen van sociale uitsluiting in verband met de komende kennismaatschappij, maar ook voor het benutten van de mogelijkheden die deze kennismaatschappij biedt voor de bestrijding van sociale uitsluiting. Het zal een bijdrage leveren aan de ondersteuning van de inspanningen om de armoede in Europa terug te dringen, overeenkomstig de voorstellen van de Commissie in haar bijdrage aan de Europese Raad van Lissabon (het terugdringen van de aantallen personen die onder de armoedegrens leven van 18 % nu tot 15 % in 2005 en 10 % in 2010, en het halveren van het aantal kinderen dat in armoede leeft tegen 2010 [3]). In dit verband zal het de ontwikkeling van gezamenlijk vastgestelde doelen en indicatoren op het niveau van de EU ondersteunen, binnen iedere lidstaat aangevuld met kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks die hun specifieke behoeften en prioriteiten weerspiegelen, zoals aangegeven in hun nationale actieplannen ter bevordering van de bestrijding van sociale uitsluiting.

[3] Doc/00/7 van 28/02/00

2. De strategie van het programma

De bestrijding van sociale uitsluiting is in de eerste plaats een taak voor de lidstaten en hun nationale, regionale en lokale autoriteiten. Het voorgestelde programma van de Gemeenschap is bedoeld om waarde toe te voegen aan de actie van de lidstaten. Voortbouwend op de door de lidstaten op te stellen nationale actieplannen zal het programma vooral gericht zijn op transnationale samenwerking als een middel om meer inzicht en betere praktijken te bevorderen, en het zal in samenwerking met de lidstaten monitoring, evaluatie en "peer review" bevorderen als gezamenlijke leerprocessen. De activiteiten van het programma zullen worden gekoppeld aan de door de Raad te bepalen doelen, teneinde de werkzaamheden te concentreren op het bereiken van een beslissend effect op de uitroeiing van armoede. Gelet op de bijdrage van de sociale partners en non-gouvernmentele organisaties aan de bestrijding van sociale uitsluiting, zal het programma hen betrekken bij de brede dialoog en discussie die het op Europees niveau zal bevorderen.

Sociale uitsluiting is multidimensioneel van aard. Dat betekent dat voor de bestrijding van sociale uitsluiting maatregelen op uiteenlopende beleidsterreinen nodig zijn, zoals werkgelegenheid, sociale bescherming, onderwijs en opleiding, gezondheid en huisvesting. De ervaringen van de lidstaten en van de Gemeenschap hebben het belang aangetoond van een geïntegreerde benadering waardoor verschillende beleidsmaatregelen ter bestrijding van sociale uitsluiting gekoppeld en onderling getoetst kunnen worden. Ook de vorming van partnerschappen van alle bij dit beleid betrokken partijen is van groot belang gebleken voor de uitvoering van een dergelijke geïntegreerde aanpak. Ook actieve deelname van alle "stakeholders" is van belang, vooral van mensen die door sociale uitsluiting getroffen of daarmee bedreigd worden, en van de organisaties die hun belangen verdedigen, met inbegrip van de sociale partners en andere maatschappelijke actoren zoals non-gouvernementele en vrijwilligersorganisaties. Lidstaten doen dit op verschillende manieren, door middel van nationale programma's, speciale coördinatiemechanismen, kaderwetgeving, activering, en de bevordering van individuele integratietrajecten.

Bij de ondersteuning van beleidssamenwerking tussen lidstaten en met het oog op het mainstreamen van de bestrijding van uitsluiting in alle relevante beleidsmaatregelen zal het programma dan ook bijzondere nadruk leggen op geïntegreerde, op partnerschap gebaseerde en participatieve benaderingen, en op gerelateerde thema's in verband met goede praktijken en monitoring. De strategie die het programma ondersteunt legt daarom ook bijzonder de klemtoon op investering in analise, kennis en inzicht op Communautair vlak die de lidstaten in staat moeten stellen de doelstellingen te realiseren die door de Raad zullen bepaald worden, en dit in het kader van een proces waarin van elkaar geleerd wordt. Het zal de transnationale uitwisseling van analyses en goede praktijken aanmoedigen om de stakeholders te helpen om hun beleidsmaatregelen en actie te verbeteren. De thema's waarop deze samenwerking betrekking dient te hebben, zullen in overleg met de lidstaten worden bepaald op basis van hun nationale actieplannen, en het comité voor het toezicht op het programma zal in dit opzicht een belangrijke rol spelen.

3. Doelstellingen

Het algemene doel van het programma is, in aansluiting op de conclusies van de Europese Raad van Lissabon, het bevorderen van samenwerking waardoor de Unie en haar lidstaten in staat worden gesteld aanzienlijke vooruitgang te boeken bij de uitroeiing van armoede, te toetsen aan door de Raad te bepalen gekwantificeerde doelstellingen.

Meer in het bijzonder dient het programma gericht te zijn op het verbeteren van de doelmatigheid en de efficiëntie van het beleid van de Gemeenschap en haar lidstaten door middel van:

- het verbeteren van het inzicht in het verschijnsel sociale uitsluiting;

- het organiseren van beleidssamenwerking en van elkaar leren in de context van de nationale actieplannen;

- het ontwikkelen van het vermogen van actoren om sociale uitsluiting effectief aan te pakken, met name door networking op EU-niveau.

4. Acties

Om deze doelstellingen te verwezenlijken zullen de activiteiten van het programma in drie elkaar ondersteunende onderdelen worden gesplitst.

Onderdeel 1: Analyse van kenmerken, oorzaken, processen en trends van sociale uitsluiting. Dit zal de ontwikkeling van gemeenschappelijke meetmethoden en de opstelling en verspreiding van vergelijkbare statistieken in de lidstaten en op het niveau van de Gemeenschap omvatten, alsmede thematische studies die bijdragen tot de kennis van het verschijnsel sociale uitsluiting in de lidstaten. Het belang van dit onderdeel vloeit voort uit de beslissing van de Europese Raad in Lissabon om actieplannen en een nieuwe open coördinatiemethode te ontwikkelen ter bestrijding van sociale uitsluiting. Dit vergt dat geschikte kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks moeten geïdentificeerd worden die periodieke monitoring, evaluaties en "peer reviews" bevorderen. Om dit mogelijk te maken zijn speciale samenwerkingsinspanningen nodig tot het verbeteren van statistieken, methodologieën en inzichten inzake sociale uitsluiting alsmede inzake beleidsmaatregelen die sociale uitsluiting kunnen helpen voorkomen en bestrijden. Er wordt voorgesteld een bijzondere inspanning te ondernemen op statistisch vlak in samenwerking met de nationale statistische organisaties.

Onderdeel 2: Beleidssamenwerking en uitwisseling van informatie en beste praktijken. Transnationale maatregelen in het kader van dit onderdeel zullen de lidstaten ondersteunen bij de voorbereiding, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van hun nationale actieplannen ter bestrijding van sociale uitsluiting. Meer in het bijzonder zal ondersteuning worden geboden voor policy workshops, bijeenkomsten, seminars met een Europese dimensie, georganiseerd door Europese organisaties, lidstaten of andere centrale actoren met de actieve ondersteuning van lidstaten in verband met de ontwikkeling van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks als een middel om beste praktijken, de evaluatie van beleid en ervaringen te vergelijken. Er zal ook ondersteuning beschikbaar zijn voor periodieke monitoring, evaluatie, peer review-activiteiten en studies die als wederkerige leerprocessen zijn opgezet. Een laatste maatregel betreft de publicatie en verspreiding van een jaarlijks EU-Overzicht over sociale uitsluiting met informatie over de stand van de verschillende nationale actieplannen en over de relevante communautaire beleidsmaatregelen en acties.

Onderdeel 3: Bevordering van dialoog tussen de verschillende stakeholders en ondersteuning van networking. Maatregelen in het kader van dit onderdeel zullen gericht zijn op het ondersteunen van een brede dialoog en discussie op Europees niveau over het beleid inzake de bestrijding van sociale uitsluiting. Deze maatregelen zullen kernfinanciering voor relevante Europese netwerken die betrokken zijn bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting omvatten, en voor een jaarlijkse EU-rondetafelconferentie over de sociale uitsluiting, georganiseerd in samenwerking met het EU-voorzitterschap.

In al deze activiteiten zal het programma het beginsel van gendermainstreaming in acht nemen.

Bijzondere aandacht zal worden besteed aan uitsluiting in verband met de kennismaatschappij.

5. Het optimaliseren van toegevoegde waarde, synergie en complementariteit

Wil het programma een maximaal effect bereiken, dan is van essentieel belang dat de ondersteunde acties andere communautaire acties niet overlappen. Bovendien dienen waar dat mogelijk is de resultaten van het programma gebruikt te worden ter verhoging van het effect van andere op meer maatschappelijke solidariteit gerichte communautaire instrumenten. Dit zal als volgt worden bereikt:

- De activiteiten van het programma dienen uitsluitend gericht te zijn op ondersteuning van beleidsgerichte samenwerking tussen lidstaten in de context van de tenuitvoerlegging van de nieuwe open coördinatiemethode met betrekking tot de bestrijding van sociale uitsluiting. Het programma zal geen micro projecten in het veld financieren die betrekking hebben op sociale uitsluiting op lokaal, regionaal of nationaal niveau en waarvan uitgeslotenen rechtstreeks profiteren. Dat is de taak van de lidstaten in de context van hun nationale actieplannen, eventueel met ondersteuning van specifieke communautaire instrumenten. Dat kunnen bijvoorbeeld de Structuurfondsen zijn in onder Doelstelling 1 en 2 vallende regio's, het Europees Sociaal Fonds in onder Doelstelling 3 vallende regio's en het nieuwe initiatief EQUAL op terreinen in verband met integratie op de arbeidsmarkt.

- Het programma zal ook geen transnationale samenwerking en beleidsgerichte acties ondersteunen met betrekking tot thema's die wel met sociale uitsluiting te maken hebben maar onder aparte communautaire acties (zullen) vallen, zoals bijvoorbeeld non-discriminatie en gelijke kansen voor mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. Aangezien het programma bedoeld is ter ondersteuning van de ontwikkeling van nationale actieplannen en ter bevordering van innovatieve, geïntegreerde en op partnerschap gebaseerde beleidsmaatregelen, zal bijzondere aandacht worden besteed aan optimaal gebruik van de kennis en de ervaring die deze programma's hebben opgeleverd. Tegelijkertijd zullen de lessen en de goede praktijken die voortkomen uit dit programma en uit de nationale actieplannen beschikbaar moeten zijn voor andere communautaire programma's en instrumenten zodat maximale synergie ontwikkeld kan worden.

- Er zal een speciale interdienstengroep van de Commissie worden opgezet om dit te vergemakkelijken. Deze groep zal worden belast met het bevorderen van de mainstreaming van sociale uitsluiting in het beleid van de Gemeenschap in het algemeen, met inbegrip van actie in het kader van de Structuurfondsen. Verder zal de groep streven naar verhoging van het anti-uitsluitingseffect van communautaire instrumenten waarvoor bestrijding van sociale uitsluiting al een belangrijke doelstelling is. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn de Europese Werkgelegenheidsstrategie, de Strategie voor sociale bescherming, de programma's en acties betreffende discriminatie en gelijke kansen voor vrouwen en mannen, en activiteiten op het gebied van onderzoek, onderwijs en opleiding, en volksgezondheid. Bijzondere aandacht zal gaan naar het ten volle benutten in het programma van de bevindingen die voortvloeien uit Communautair-gesteund sociaal-economisch onderzoek. De resultaten van deze interdienstenwerkzaamheden zullen beschikbaar worden gesteld in de context van het programma, op transparante en gebruikersvriendelijke wijze. Bovendien zullen de vertegenwoordigers in comités en werkgroepen betreffende aanverwante onderwerpen worden geïnformeerd over de ontwikkeling van het programma. Bijzondere aandacht zal in dit verband worden besteed aan de groep die zal worden opgezet als onderdeel van de strategie voor het moderniseren van de sociale bescherming [4].

[4] Zie het voorstel van de Commissie voor een Besluit van de Raad tot oprichting van een Comité voor Sociale Bescherming (COM(2000) 134 def. van 13 maart 2000).

- De lidstaten zijn grotendeels verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van acties die door de Structuurfondsen worden ondersteund, en zij dienen op hun niveau te zorgen voor coördinatie tussen de voor de structuurfondsen verantwoordelijke functionarissen en die die verantwoordelijk zijn voor het beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting. Bij deze coördinatie dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de bijdrage aan de bestrijding van sociale uitsluiting van acties in het kader van de Structuurfondsen, en aan het voltooien van de mainstreaming van de bestrijding van sociale uitsluiting in het beleid van de lidstaten inzake werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, gezondheid en huisvesting. Dit zal een belangrijk element zijn van de nationale actieplannen.

6. Samenwerking met derde landen

Overeenkomstig de EER-Overeenkomst en de pretoetredingsstrategie is het het beleid van de Gemeenschap de deelname aan communautaire programma's zo wijd mogelijk open te stellen voor de EVA-landen en de kandidaatlanden. Openstelling van dit programma is van bijzonder belang, aangezien het een bijdrage zal moeten leveren aan de algemene strategie om het doel van de Unie voor de komende tien jaar, waartoe in Lissabon is besloten, te verwezenlijken. De uitroeiing van armoede en sociale uitsluiting op basis van op EU-niveau overeengekomen doelstellingen is onderdeel van de modernisering van de economieën en de samenlevingen van de Unie. De kennis en ervaring die de samenwerking in het kader van dit programma zal genereren, zal bijzonder relevant zijn voor de kandidaatlanden, waar de bestrijding van sociale uitsluiting over het algemeen een nog veel grotere uitdaging is dan in de EU.

2000/0157 (COD)

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen Lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2, tweede en derde alinea,

Gelet op het voorstel van de Commissie [5],

[5] PB C [...], [...], p. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [6],

[6] PB C [...], [...], p. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [7],

[7] PB C [...], [...], p. [...].

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [8],

[8] PB C [...], [...], p. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Ingevolge artikel 2 van het Verdrag is het een van de taken van de Gemeenschap de verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan in de gehele Gemeenschap te bevorderen.

(2) Ingevolge artikel 136 van het Verdrag stellen de Gemeenschap en de lidstaten zich, indachtig sociale grondrechten zoals vastgelegd in het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekende Sociale Handvest en in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989, onder andere ten doel uitsluiting te bestrijden.

(3) Het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben er alle op aangedrongen dat de Gemeenschap een grotere bijdrage levert aan de inspanningen in de lidstaten om sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden.

(4) In de Mededeling van de Commissie van 1 maart 2000, "Bouwen aan een solidair Europa" [9] werden de uitdaging van de sociale uitsluiting en het bestaande beleid in reactie daarop in de lidstaten en op het niveau van de Gemeenschap beschreven, en werd op basis daarvan voorgesteld om een nieuwe impuls te geven aan de EU-samenwerking ter bestrijding van sociale uitsluiting.

[9] COM (2000) 79 def.

(5) De Europese Raad van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 heeft de bevordering van solidariteit en sociale insluiting aangemerkt als een intrinsiek onderdeel van de algemene strategie van de Unie voor het verwezenlijken van haar strategische doel voor de komende tien jaar, namelijk de meest concurrerende en dynamische kennis economie in de wereld te worden, in staat tot duurzame economische groei, met meer en betere banen en hechtere sociale samenhang.

(6) De Europese Raad van Lissabon erkende verder dat de nieuwe op kennis gebaseerde samenleving enerzijds mogelijkheden biedt om sociale uitsluiting terug te dringen, door het creëren van de economische voorwaarden voor grotere welvaart door meer groei en meer werkgelegenheid, en door nieuwe manieren te bieden om actief aan het maatschappelijk leven deel te nemen, maar anderzijds ook het risico met zich brengt dat de kloof tussen degenen die toegang hebben tot de nieuwe kennis en degenen die buitengesloten zijn steeds groter wordt, en dat het beleid erop gericht dient te zijn dit risico te vermijden en het nieuwe potentieel te maximaliseren.

(7) De Europese Raad kwam verder overeen dat het beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting gebaseerd dient te zijn op een open coördinatiemethode die nationale actieplannen en een samenwerkingsinitiatief van de Commissie combineert.

(8) Dit initiatief van de Commissie bestaat uit een voorstel voor een meerjarig actieprogramma ter aanmoediging van de samenwerking tussen lidstaten en dient gericht te zijn op verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en van beste praktijken, en evaluatie van ervaringen met het oog op doelmatiger en efficiënter beleid ter bestrijding van uitsluiting.

(9) Veel niet-gouvernmentele organisaties op Europees niveau hebben ervaring en deskundigheid op het gebied van de bestrijding van sociale uitsluiting, en treden ook op Europees niveau op als de pleitbezorgers van mensen die met sociale uitsluiting bedreigd worden, en kunnen dus een belangrijke bijdrage leveren tot een beter begrip van de verschillende vormen en effecten van sociale uitsluiting, en helpen te verzekeren dat bij het ontwerpen, de tenuitvoerlegging en de follow-up van het programma rekening wordt gehouden met de ervaring van mensen die sociale uitsluiting zelf hebben ondervonden.

(10) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de procedures voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [10] dienen maatregelen voor de tenuitvoerlegging van dit Besluit volgens de in artikel 3 van eerstgenoemd Besluit aangegeven raadplegingsprocedure te worden vastgesteld.

[10] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23

(11) Om de toegevoegde waarde van de communautaire actie te verhogen, is het noodzakelijk dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, op alle niveaus de samenhang en de complementariteit van de in het kader van dit Besluit ondernomen acties met andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties verzekert, in het bijzonder met die van het Europees Sociaal Fonds.

(12) De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst) voorziet in meer samenwerking op sociaal terrein tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten enerzijds en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die aan de EER deelnemen (EVA/EER) anderzijds, en het programma dient ook voor deelname opengesteld te worden voor de kandidaatlanden van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de in de Europa-Overeenkomsten, de toegevoegde protocollen daarbij en de besluiten van de betreffende Associatieraden vastgelegde voorwaarden, en voor Cyprus en Malta, te financieren door aanvullende kredieten volgens met deze landen overeen te komen procedures, en voor Turkije, te financieren door aanvullende begrotingsmiddelen volgens met dat land overeen te komen procedures.

(13) Een financieel referentiebedrag, in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, is in dit Besluit opgenomen.

(14) De artikelen 2 en 3 van het Verdrag geven de Gemeenschap respectievelijk de taken gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en ervoor te zorgen dat bij al haar activiteiten ernaar gestreefd wordt de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen. De genderproblematiek strekt zich uit over veel terreinen en houdt in sterke mate verband met de oorzaken en de gevolgen van uitsluiting.

(15) Het is van essentieel belang dat de uitvoering van het programma gecontroleerd en geëvalueerd wordt om te verzekeren dat de doelstellingen ervan verwezenlijkt worden;

(16) Gelet op de in artikel 5 van het Verdrag vastgelegde beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, en op het feit dat de doelstellingen van de voorgestelde actie door de lidstaten niet voldoende verwezenlijkt kunnen worden, gezien onder andere de noodzaak van multilaterale partnerschappen, transnationale uitwisseling van informatie en verspreiding van goede praktijken in de gehele Gemeenschap, kunnen deze doelstellingen beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Het Besluit gaat niet verdere dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

Bij dit besluit wordt een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten met het oog op de bestrijding van sociale uitsluiting, hierna genoemd "dit programma", vastgesteld, dat zal worden uitgevoerd in de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005.

Artikel 2

Beginselen

1. Dit programma zal worden uitgevoerd op basis van een open methode van coördinatie tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting, en wordt gecombineerd met nationale actieplannen.

2. Het programma en de nationale actieplannen zullen bijdragen tot een beter begrip van het verschijnsel sociale uitsluiting, tot het mainstreamen van de bestrijding van uitsluiting in het beleid en de maatregelen van de lidstaten en van de Gemeenschap, en de ontwikkeling van prioritaire acties waartoe de lidstaten besluiten overeenkomstig hun bijzondere situatie.

3. Het algemene doel van het programma is het aanmoedigen van samenwerking die de Unie en de Lidstaten in staat moet stellen om aanzienlijke vooruitgang te boeken bij de uitroeiing van armoede, te toetsen aan door de Raad te bepalen gekwantificeerde doelstellingen.

4. Bij de ontwikkeling, de uitvoering en de follow-up van de activiteiten in het kader van het programma wordt rekening gehouden met de ervaringen in de lidstaten op alle relevante niveaus en met die van mensen die blootstaan aan armoede en sociale uitsluiting, en van sociale partners, niet-gouvernmentele en vrijwilligersorganisaties en andere maatschappelijke actoren die betrokken zijn bij de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.

Artikel 3

Doelstellingen

Het programma ondersteunt samenwerking die de Unie en de lidstaten in staat stelt de doelmatigheid en de efficiëntie van het beleid inzake de bestrijding van sociale uitsluiting te verbeteren door:

- het verbeteren van het inzicht in het verschijnsel sociale uitsluiting;

- het organiseren van beleidssamenwerking en van elkaar leren in de context van de nationale actieplannen; en

- het ontwikkelen van het vermogen van actoren om sociale uitsluiting effectief aan te pakken, met name door networking op EU-niveau.

Artikel 4

Acties van de Gemeenschap

1. Met het oog op het verwezenlijken van de in artikel 3 aangegeven doelstellingen kunnen de volgende acties worden uitgevoerd in een transnationaal kader:

- analyse van kenmerken, oorzaken, processen en trends met betrekking tot sociale uitsluiting, met inbegrip van het verzamelen van vergelijkbare statistieken, de ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en thematische studies;

- beleidssamenwerking en uitwisseling van informatie en best praktijken op basis van de ontwikkeling van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks en door regelmatige monitoring, evaluatie en peer reviews;

- bevordering van dialoog tussen de verschillende "stakeholders" en ondersteuning van networking op Europees niveau tussen niet-gouvernmentele organisaties die actief zijn in de strijd tegen sociale uitsluiting.

2. De regelingen voor de tenuitvoerlegging van de in lid 1 beschreven acties van de Gemeenschap worden in de bijlage uiteengezet.

Artikel 5

Uitvoering

1. De Commissie:

- draagt zorg voor de uitvoering van de onder dit programma vallende communautaire acties;

- wisselt regelmatig van gedachten met de vertegenwoordigers van niet-gouvernmentele organisaties en de sociale partners op Europees niveau over de opzet, de uitvoering en de follow-up van het programma, en over gerelateerd beleid. De Commissie stelt het in artikel 7 bedoelde Comité op de hoogte van de standpunten van deze gesprekspartners;

- bevordert een actief partnerschap en dialoog tussen alle bij het programma betrokken partners, om een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak van de strijd tegen sociale uitsluiting aan te moedigen.

2. De Commissie neemt in samenwerking met de lidstaten de nodige stappen om:

- de actieve betrokkenheid bij het programma van alle betrokken partijen te bevorderen;

- de resultaten van de acties die in het kader van dit programma zijn ondernomen, te verspreiden;

- en te zorgen voor de nodige informatie, publiciteit en follow-up met betrekking tot de door dit programma ondersteunde acties.

Artikel 6

Financiering

1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma voor het in artikel 1 genoemde tijdvak wordt vastgesteld op 70 miljoen EUR.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de Begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 7

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door eenvertegenwoordiger van de Commissie (hierna te noemen "het Comité").

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de raadgevingsprocedure zoals vastgelegd in artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van toepassing, in verband met artikel 7, paragraaf 3 en artikel 8.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie raadpleegt het Comité met name over:

- de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van het programma;

- de jaarlijkse begrotingen en de verdeling van de financiering over maatregelen;

- het jaarlijkse werkplan voor de uitvoering van de acties van het programma, en de voorstellen van de Commissie betreffende selectiecriteria voor financiële ondersteuning;

4. Teneinde de samenhang en de complementariteit van dit programma met andere maatregelen als bedoeld in artikel 8 te verzekeren, informeert de Commissie het Comité regelmatig over andere acties van de Gemeenschap die bijdragen tot de bestrijding van sociale uitsluiting. Waar nodig zal de Commissie zorg dragen voor regelmatige en gestructureerde samenwerking tussen dit Comité en de comités van toezicht voor andere relevante beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

Artikel 8

Samenhang en complementariteit

1. In samenwerking met de lidstaten zorgt de Commissie voor de algehele samenhang met andere communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties, met name door passende mechanismen in te voeren voor het coördineren van de activiteiten van dit programma met relevante activiteiten met betrekking tot onderzoek, werkgelegenheid, non-discriminatie, gelijke kansen voor vrouwen en mannen, sociale bescherming, onderwijs, opleiding en jeugdbeleid, gezondheid, en op het terrein van de externe betrekkingen van de Gemeenschap.

2. De lidstaten doen al het mogelijke om de samenhang en complementariteit tussen activiteiten in het kader van dit programma en de activiteiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau te verzekeren.

3. De Commissie en de lidstaten verzekeren de samenhang en complementariteit tussen activiteiten in het kader van dit programma en de actie van de Gemeenschap in het kader van de Structuurfondsen, met name het communautaire initiatief EQUAL.

Artikel 9

Deelneming van de EVA/EER-landen, de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE), Cyprus, Malta en Turkije

Dit programma staat open voor deelneming van:

- de EVA/EER-landen, overeenkomstig de voorwaarden in de EER-Overeenkomst;

- de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden;

- Cyprus, Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten overeenkomstig met die landen overeen te komen procedures.

Artikel 10

Toezicht en evaluatie

1. In samenwerking met de lidstaten houdt de Commissie regelmatig toezicht op het programma, overeenkomstig de in artikel 7 aangegeven procedure.

2. Het programma wordt vóór het einde van het derde jaar en aan het einde van het programma geëvalueerd door de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke deskundigen. Deze evaluatie is bedoeld om de relevantie en de doeltreffendheid van de uitgevoerde acties te toetsen aan de in artikel 3 genoemde doelstellingen. De evaluatie heeft ook betrekking op het effect van het programma als geheel en op de complementariteit tussen de in het kader van dit programma uitgevoerde acties en die uit hoofde van andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

3. De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2006 een eindverslag over de uitvoering van dit programma voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitster De voorzitter

BIJLAGE

Indicaties voor de tenuitvoerlegging van het programma

1. Onderdelen van de acties

Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 3 vermelde doelstellingen en de tenuitvoerlegging van de in artikel 4 genoemde acties kunnen de volgende maatregelen in een transnationaal kader uitgevoerd worden:

Onderdeel 1: Analyse van de kenmerken, processen, oorzaken en trends van sociale uitsluiting

Het belang van dit onderdeel vloeit voort uit de beslissing van de Europese Raad in Lissabon om actieplannen en een nieuwe open coördinatiemethode te ontwikkelen ter bestrijding van sociale uitsluiting. Dit vergt dat geschikte kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks moeten geïdentificeerd worden die periodieke monitoring, evaluaties en "peer reviews" bevorderen. Om dit mogelijk te maken zijn speciale samenwerkingsinspanningen nodig tot het verbeteren van statistieken, methodologieën en inzichten inzake sociale uitsluiting alsmede inzake beleidsmaatregelen die sociale uitsluiting kunnen helpen voorkomen en bestrijden. Er wordt voorgesteld een bijzondere inspanning te ondernemen op statistisch vlak in samenwerking met de nationale statistische organisaties.

Om dit te bevorderen kunnen de volgende maatregelen worden ondersteund:

1.1 Studies en bijeenkomsten in verband met de ontwikkeling van gemeenschappelijke methodologieën om armoede en sociale uitsluiting, de omvang, kenmerken, processen en trends ervan te meten;

1.2 de verzameling en verspreiding van vergelijkbare statistische gegevens in de lidstaten en op communautair niveau. Deze maatregel dient de samenwerking tussen nationale bureaus voor de statistiek en de Commissie te ondersteunen en de statistische bronnen op communautair niveau en de bijdrage daarvan aan de analyse van armoede en maatschappelijke uitsluiting te verbeteren;

1.3 de ontwikkeling van thematische studies die een bijdrage kunnen leveren aan het begrip van sociale uitsluiting om gemeenschappelijke kwesties in verband met beleidsontwikkelingen in de lidstaten, waaronder nieuwe kwesties in verband met de kennissamenleving, te kunnen aanpakken.

Onderdeel 2 : Beleidssamenwerking en uitwisseling van informatie en beste praktijken

Teneinde de beleidssamenwerking en het gezamenlijk leerproces in het kader van het nationale actieplan te bevorderen, kunnen de volgende transnationale activiteiten worden ondersteund:

2.1 acties voor transnationale uitwisseling die de overdracht van informatie en goede praktijken en de verwezenlijking van "peer review" in de context van de nationale actieplannen beogen door middel van beleidsbijeenkomsten/workshops/seminars die zijn gewijd aan criteria of beleid en praktijken of andere vormen van uitwisseling zoals de gezamenlijke ontwikkeling van strategieën en de gezamenlijke verspreiding van informatie, enz. Dergelijke activiteiten moeten worden georganiseerd op initiatief van Europese organisaties van lidstaten en/of andere sleutelactoren en de lidstaten dienen er actief bij te zijn betrokken.

2.2 deskundig onderzoek en specifieke studies met betrekking tot de formulering van indicatoren en criteria, ook in verband met de kennissamenleving.

2.3 een jaarverslag van de EU over sociale uitsluiting waarin de stand van zaken wordt beschreven betreffende de diverse nationale actieplannen en de op Europees niveau uitgevoerde acties op de voornaamste beleidsterreinen en de gebieden waarop de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in het middelpunt staan.

Rekening houdend met het feit dat maatschappelijke uitsluiting een veelzijdig verschijnsel is, dient bijzondere aandacht uit te gaan naar relevante beleidsontwikkelingen betreffende sociale zekerheid, werkgelegenheid, onderwijs en scholing, gezondheidszorg en huisvestingsbeleid.

Onderdeel 3: Participatie van de diverse betrokken partijen en steun voor netwerken op EU-niveau

Om overheden, de sociale partners en maatschappelijke organisaties actief te betrekken kunnen de volgende maatregelen worden ondersteund:

3.1 kernfinanciering voor in aanmerking komende belangrijke Europese netwerken die betrokken zijn bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

3.2 een jaarlijkse EU-rondetafelconferentie over sociale integratie die in nauwe samenwerking met het voorzitterschap van de EU zou kunnen worden georganiseerd.

2. Algemene overwegingen

Bij het programma zal rekening worden gehouden met de resultaten van voorbereidende acties en activiteiten in het kader van communautair beleid en communautaire instrumenten en acties.

Bij de formulering, uitvoering en follow-up van de werkzaamheden in verband met het programma zal rekening worden gehouden met de ervaring van mensen die gebukt gaan onder armoede en sociale uitsluiting, met de sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en andere actoren in de samenleving die een rol spelen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. In alle werkzaamheden van het programma zal aandacht uitgaan naar het beginsel van de integratie van de genderdimensie. De werkzaamheden van het programma kunnen op basis van een jaarlijkse beoordeling in overeenstemming met de in artikel 7 vastgelegde procedure worden gewijzigd of aangevuld.

De uitvoering van het programma kan technische en administratieve bijstand vereisen tot wederzijds voordeel van de Commissie en de begunstigden en/of ondersteunende uitgaven.

3. Methode voor het indienen van aanvragen voor ondersteuning

Onderdeel 1: Dit onderdeel zal hoofdzakelijk worden uitgevoerd door middel van aanbestedingen. Voor de samenwerking met nationale bureaus voor de statistiek gelden de EUROSTAT-procedures.

Onderdeel 2: Actie 2.1 zal voornamelijk plaatsvinden op basis van jaarlijkse uitnodigingen tot het indienen van voorstellen (een aantal beleidsbijeenkomsten/seminars zouden rechtstreeks door de Commissie georganiseerd kunnen worden). Bij de voorstellen dienen actoren uit minstens 4 lidstaten betrokken te zijn. De voorstellen kunnen bij de Commissie worden ingediend door Europese organisaties en lidstaten (of organisaties waarbij de lidstaten betrokken zijn). Voor de acties 2.2 en 2.3 zullen specifieke aanbestedingen noodzakelijk zijn.

Onderdeel 3: In het kader van actie 3.1 kan steun worden verleend aan Europese netwerken die voldoen aan de door de Commissie in overleg met het comité conform artikel 7 vastgelegde criteria. Actie 3.2 kan worden gesteund via verzoeken om subsidies van lidstaten.

4. Uitvoering van de acties

De uit te voeren acties kunnen worden gefinancierd door middel van dienstencontracten in aansluiting op aanbestedingen of door middel van bijdragen voor medefinanciering met andere financieringsbronnen. In het laatstgenoemde geval mag de financiële steun van de Commissie in het algemeen niet meer bedragen dan 80% van de uitgaven die door de begunstigde werkelijk zijn gedaan.

Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie om extra middelen verzoeken, zoals de inschakeling van deskundigen. Over deze benodigde middelen zal worden beslist in de context van de voortdurende beoordeling van de toewijzing van middelen door de Commissie.

Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie een beroep doen op technische en/of administratieve bijstand tot wederzijds profijt van de Commissie en begunstigden in verband met afbakening, voorbereiding, beheer, toezicht, audit en controle.

De Commissie kan ook initiatieven ontplooien op het terrein van informatie, publicatie en verspreiding. Voorts kan zij evaluatiestudies verrichten en seminars, colloquia of andere bijeenkomsten van deskundigen organiseren.

De Commissie zal jaarlijkse werkplannen opstellen waarin de prioriteiten en te ondernemen initiatieven worden aangegeven. Voorts zal zij de bij de selectie en financiering van acties in het kader van dit programma te hanteren regelingen en criteria omschrijven. Hierbij zal zij het in artikel 7 vermelde comité om advies vragen.

Bij de uit te voeren acties zal het beginsel van de gegevensbescherming nauwgezet in acht worden genomen.

Financieel memorandum

1. BENAMING VAN DE MAATREGEL

Communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting.

2. BEGROTINGSMIDDELEN

B3-4105 voorbereidende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van uitsluiting

B3-4105A

A0-70 bestaande middelen

3. RECHTSGRONDSLAG

* Artikel 137, paragraaf 2, sub-paragrafen 2 en 3 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

* Voorstel tot een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting.

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1. Doelstellingen

Het programma zal de samenwerking ondersteunen die de Unie en de lidstaten in staat zal stellen om de doeltreffendheid en doelmatigheid van hun beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting te verbeteren door:

- het inzicht in sociale uitsluiting te verbeteren;

- beleidssamenwerking en een gezamenlijk leerproces te verwezenlijken in het kader van de nationale actieplannen;

- het vermogen van de actoren om sociale uitsluiting doeltreffend aan te pakken te ontwikkelen, met name door middel van netwerken op EU-niveau;

4.2. Looptijd

van 1 januari 2001 t/m 31 december 2005.

5. INDELING VAN DE UITGAVEN

5.1. Niet-verplichte uitgaven

5.2. Gesplitste kredieten

5.3. Aard van de ontvangsten: geen

6. AARD VAN DE ONTVANGSTEN

6.1. Contracten voor studies en de levering van diensten, vergaderingen van deskundigen, de organisatie van conferenties en seminars, alsook voor op basis van een initiatief van de Commissie overeengekomen uitgaven voor publicaties en verspreiding.

6.2. Subsidies over het algemeen minder dan 80% van de totale in aanmerking komende kosten in het geval van subsidies ter dekking van de algemene exploitatiekosten van organisaties op Europees niveau (onderdeel 3.1) en subsidies ter dekking van kosten die strikt verband houden met activiteiten in verband met transnationale samenwerking en de uitwisseling van ervaringen (onderdelen 2.1, 3.2).

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

De berekening is gebaseerd op eerdere ervaringen en in het bijzonder op de kosten van werkzaamheden die in voorafgaande jaren in het kader van de bovengenoemde begrotingslijnen gesteund werden. De kostenverdeling is indicatief en dekt alleen de maatregelen die rechtstreeks aan de begrotingsonderdelen worden toegewezen. Gedurende het eerste jaar zal bijzondere aandacht uitgaan naar de inventarisatie van eerdere voorbereidende acties met het oog op kapitalisatie en het vermijden van dubbel werk en het treffen van de meest geschikte regelingen voor nauwe samenwerking met in aanmerking komende betrokken partijen. De jaarlijkse begroting van het programma zal geleidelijk stijgen van 11 MEUR(jaar 1) tot 13 MEUR (jaar 2), 15.5 MEUR (jaren 3 en 4) en 15 MEUR (jaar 5).

7.1 Berekeningsmethode van de totale kosten van de maatregel (relatie tussen afzonderlijke en totale kosten)

M EUROS

Jaar 1

Onderdeel 1 - Analyse van de sociale uitsluiting

* Actie 1.1 : ontwikkeling van gemeenschappelijke methodologieën

Hieronder vallen studies en daarmee verband houdende bijeenkomsten met onafhankelijke en overheidsdeskundigen ter bespreking van de voortgang en de voorstellen. De studies zullen worden uitgevoerd door middel van aanbestedingen, (4 tot 6 projecten waaraan gemiddelde kosten van 100-200.000 per jaar zijn verbonden). 0.7MEUR

Hiermee samenhangende kosten voor bijeenkomsten (4-6 bijeenkomsten; 40-60 deelnemers). 0.2MEUR

Sub-totaal actie 1.1 0.9MEUR

* Actie 1.2 : verzameling en verspreiding van vergelijkbare statistische gegevens

Voor de twee in verband met 1.2 geplande maatregelen, waarvoor meer dan 60% van het budget van onderdeel 1 is bestemd, zullen de EUROSTAT- procedures van toepassing zijn:

- steun aan samenwerking tussen nationale bureaus voor de statistiek en de Commissie, met een jaarlijkse subsidie van EUR 500/700 000 voor vergaderingen, bijdragen van deskundigen, in-service opleidingen, koppeling van databanken, enz. 0.5MEUR

- cofinanciering van het panel van huishoudens van de Europese Gemeenschap (ECHP) en de benutting ervan en steun aan de verbetering van andere enquêtes ten behoeve van de analyse van armoede en sociale uitsluiting (bv. aanpassing van vragenlijsten, steekproeven, specifieke modules, enz.); 2.0MEUR

Sub-totaal actie 1.2 2.5M

* Actie 1.3 : thematische studies

Actie 1.3 zal worden uitgevoerd op basis van aanbestedingen met een geraamde begroting voor jaar 1 voor 4 projecten (gemiddeld EUR 150000/jaar). 0.6MEUR

Studies die onder 1.1 en 1.3 vallen zullen transnationaal van opzet zijn en een looptijd hebben van 2-3 jaar op basis van opeenvolgende jaarlijkse contracten (inventarisatie of verkenningsstudies zullen een looptijd van 6-12 maanden hebben). B3-4105A 0.2MEUR

Sub-totaal actie 1.3 0.8MEUR

GLOBAAL TOTAAL ONDERDEEL 1 (JAAR 1) 4.2MEUR

Onderdeel 2 - Beleidssamenwerking en uitwisseling van goede praktijken

* actie 2.1 actie voor transnationale uitwisseling

Deze actie zal voornamelijk plaatsvinden op basis van jaarlijkse uitnodigingen tot het indienen van voorstellen door Europese organisaties en lidstaten (of organisaties, waarbij de lidstaten actief zijn betrokken). De geraamde begroting gaat uit van 20-30 maatregelen van omstreeks EUR 100-150 000 (jaar 1; het aantal maatregelen zal worden uitgebreid tot 30-40 in de daaropvolgende jaren. De geplande initiatieven betreffen bv. transnationale beleidsbijeenkomsten/seminars, evenementen of andere vormen van uitwisseling waarbij minstens 4 lidstaten zijn betrokken 3.1MEUR

Sub-totaal actie 2.1 3.1MEUR

* actie 2.2 deskundig onderzoek en specifieke studies

Deze actie zal worden uitgevoerd op basis van jaarlijkse aanbestedingen. De geraamde begroting voor deze actie gaat uit van de geraamde kosten van een groep onafhankelijke deskundigen (0,400) en een gemiddelde van 5-8 specifieke studies van 50. - 100.000 EUR. De kosten van de externe evaluatie zijn meegerekend in het totale bedrag van dit onderdeel. (Jaar 1 PM) 0.7MEUR

Sub-totaal actie 2.2 0.7MEUR

* actie 2.3 Jaarverslag sociale uitsluiting

Voorts dienen er aanbestedingen te worden gehouden of moet er gebruik gemaakt worden van standaardcontracten voor de levering van diensten. Bij actie 2.3 is ongeveer EUR 150 000 bestemd voor voorbereidende vergaderingen met de lidstaten en in aanmerking komende betrokkenen. 0.3MEUR

De rest zal benut worden voor de uitbesteding van redactionele, vertaal- en verspreidingswerkzaamheden en ter dekking van de kosten van aanvullende publicaties of communicatie-activiteiten in verband met de bevindingen van het programma. B3-4105A 0.2MEUR

Sub-totaal actie 2.3 0.5MEUR

GLOBAAL TOTAAL ONDERDEEL 2 (JAAR 1) 4.3MEUR

Onderdeel 3 - Participatie van de betrokken partijen en netwerken op EU-niveau

* actie 3.1 kernfinanciering voor EU-netwerken

De steun zal een beperkt aantal netwerken/forums op EU-niveau van NGO's ten goede komen die ervaring hebben met de bestrijding van sociale uitsluiting en opkomen voor de belangen van mensen die gebukt gaan onder sociale uitsluiting. De criteria aan de hand waarvan de te ondersteunen organisaties zullen worden uitgekozen, zullen in overleg met het programmacomité worden vastgesteld. De jaarlijkse subsidies kunnen variëren van EUR 0.5 tot 0.8 miljoen op basis van door de Commissie goedgekeurde gedetailleerde werkplannen en begrotingen. 2.3MEUR

* actie 3.2

De jaarlijkse rondetafelconferentie over sociale uitsluiting zal gebaseerd zijn op het jaarverslag over sociale uitsluiting en er zal aan worden deelgenomen door vertegenwoordigers van alle belangrijke betrokken partijen. Er is een jaarlijkse subsidie van +/- EUR 200.000 beschikbaar voor het voorzitterschap van de EU dat tezamen met de Commissie verantwoordelijk is voor de organisatie van deze bijeenkomst. 0.2MEUR

GLOBAAL TOTAAL ONDERDEEL 3 (JAAR 1) 2.5MEUR

7.2 Uitsplitsing van de kosten

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tegen de huidige prijzen)

SAMENVATTING

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJZONDERHEDEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Technische en administratieve bijstand en ondersteunende uitgaven (B3-4105A)

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tegen huidige prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.4 Schema van vastleggings- en betalingskredieten

miljoen EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

Alle gefinancierde maatregelen worden door de verantwoordelijke diensten onderworpen aan een evaluatie (ex ante, in itinere en ex post) wat betreft de inhoud en kosteneffectiviteit. Op de aanvraagformulieren zal gevraagd worden naar de identiteit en de aard van potentiële begunstigden, zodat vooraf hun betrouwbaarheid kan worden beoordeeld. Fraudebestrijdingsmaatregelen (controles, verslagen) worden opgenomen in de overeenkomsten of contracten tussen de Commissie en de begunstigden. Voordat de tussentijdse betalingen of slotbetaling worden verricht, zal de Commissie de verslagen controleren en er zich van overtuigen dat het werk naar behoren is uitgevoerd. In het bijzonder zal worden gewaakt tegen dubbele financiering. Voorts kunnen door de Commissie of de Rekenkamer controles worden uitgevoerd op grond van documenten of ter plaatse.

9. Elementen van de kosten-batenanalyse

Gezien de beperkte financiële middelen zullen bij de in verband met deze maatregelen te bevorderen initiatieven de beginselen van de kosten-batenanalyse worden toegepast alsook een strenge selectie van werkzaamheden om een aanzienlijk multiplicatoreffect en toegevoegde waarde te bereiken.

Aangezien de hoofddoelstelling van het programma het stimuleren van samenwerking van de lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting is, waarbij een open coördinatiemethode wordt gehanteerd, zullen alle activiteiten erop gericht zijn om de lidstaten actief te betrekken bij de uitvoering van het programma en om het beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting te verbeteren.

De activiteiten en resultaten van deze samenwerking -in de vorm van indicatoren, statistische gegevens, studies, methodologieën, publicaties, bijeenkomsten of andere vormen van uitwisseling- zullen derhalve in het kader van het programma gesteund worden, afhankelijk van hun betekenis en uitvoerbaarheid voor een op meer integratie gerichte beleidsvorming op terreinen en/of in verband met kwesties die als prioriteiten zijn opgenomen in nationale actieplannen ter bestrijding van de sociale uitsluiting.

9.1. Specifieke doelstellingen:

De preventie en bestrijding van de sociale uitsluiting is allereerst de verantwoordelijkheid van de lidstaten en hun nationale, regionale en lokale overheden. Overeenkomstig artikel 137 van het Verdrag kan de Gemeenschap een bijdrage leveren aan hun inspanningen.

In zijn conclusies kwam de Europese Raad van Lissabon overeen de sociale integratie te bevorderen in het kader van een open coördinatiemethode. Hiertoe heeft de Europese Raad de Commissie verzocht in juni 2000 een initiatief in te dienen voor samenwerking op dit gebied, dat in combinatie met nationale actieplannen uitgevoerd moet worden.

Op basis van de door de lidstaten vast te stellen actieplannen zal het programma gericht zijn op transnationale samenwerking als middel om begrip en praktijk te verbeteren en zal het met medewerking van de lidstaten monitoring, evaluatie en peer review als gezamenlijke leerprocessen bevorderen.

Het globale doel van het programma is de aanmoediging van samenwerking die de Unie en haar lidstaten in staat zouden stellen een beslissende rol te spelen bij de uitbanning van armoede en sociale uitsluiting, gemeten aan de door de Raad overeengekomen doelstellingen.

Met het oog op de verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid en de acties van de Gemeenschap en de lidstaten zijn er drie subdoelstellingen afgebakend die overeenstemmen met drie belangrijke terreinen voor actie in het programma:

- verbetering van het inzicht in sociale uitsluiting (met een bijzondere inspanning voor het verbeteren van statistieken en indicatoren);

- verwezenlijking van beleidssamenwerking en een gezamenlijk leerproces in het kader van de nationale actieplannen;

- ontwikkeling van het vermogen van de actoren om sociale uitsluiting doeltreffend aan te pakken, met name door middel van netwerken op EU-niveau.

Het programma moet werken met een doelgroep van actoren die kunnen zorgen voor een kruisbestuiving van expertise en die de ontwikkeling van beleid en praktijken in de lidstaten kunnen beïnvloeden. De strategie bestaat er derhalve in transnationale samenwerking met en tussen deze actoren te bevorderen rond een aantal belangrijke thema's.

Voorbeelden van actoren uit de doelgroep waarmee kan worden samengewerkt, zijn beleidsmakers van nationale, regionale of plaatselijke overheden, niet-gouvernementele organisaties, de sociale partners, onderzoeksinstituten, de media, opniniemakers, sociale dienstverleners. Ook organisaties op Europees niveau die zich inzetten voor de bestrijding van sociale uitsluiting en/of de behartiging van de belangen van mensen die zijn blootgesteld aan sociale uitsluiting, zullen voor het programma belangrijke partners zijn.

9.2. Motivering van de maatregel

Door artikel 137 van het Verdrag van Amsterdam is de mogelijkheid geschapen tot initiatieven van de Unie om samenwerking ter bestrijding van de sociale uitsluiting te bevorderen.

In de periode 1998-2000 hebben voorbereidende initiatieven en overleg op Europees niveau van de voornaamste betrokken partijen bevestigd dat samenwerking op Europees niveau op dit terrein toegevoegde waarde zal opleveren:

(i) als deze samenwerking ertoe bijdraagt de uitgangspunten van een geïntegreerde benadering, partnerschap, participatie en de integratie van de bestrijding van uitsluiting in alle hiertoe in aanmerking komende beleidsterreinen te bevorderen;

ii) als de samenwerking de belangrijkste betrokkenen in de lidstaten op alle niveaus in staat stelt zich in te zetten voor een beperkt aantal beleidsgerichte samenwerkingsinitiatieven van hoge kwaliteit die beogen het begrip en de evaluatie van armoede en sociale uitsluiting te verbeteren en transnationale uitwisseling en innovatie te stimuleren met het doel de sociale uitsluiting te bestrijden.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken bestaat het programma uit drie onderdelen die elkaar wederzijds aanvullen en de volgende werkzaamheden omvatten:

Bij het eerste onderdeel zal de analyse van kenmerken, processen, oorzaken en trends van de sociale uitsluiting centraal staan. In dit verband is de hulp die lidstaten geboden kan worden bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke methodologieën een belangrijk hulpmiddel (1.1). Deze methodologieën zijn noodzakelijk indien de lidstaten de uitdagingen en trends op dit gebied gezamenlijk willen beoordelen en bespreken en tot gemeenschappelijke inzichten, diagnoses en vergelijkbare gegevens willen komen. Voorts zijn deze methodologieën van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van op meer integratie gerichte benaderingen, indicatoren en criteria op belangrijke terreinen zoals werkgelegenheid, sociale zekerheid, onderwijs en scholing, gezondheidszorg, huisvesting, enz., waaraan het programma een bijdrage zal leveren door middel van beleidsgerichte thematische studies (1.3). Voor samenwerking van de lidstaten in het kader van de open coördinatiemethode zullen ook veelomvattender en beter vergelijkbare statistische gegevens en indicatoren benodigd zijn. Voorbereidende werkzaamheden waaraan de afgelopen 2 jaar werd deelgenomen door vertegenwoordigers van bureaus voor de statistiek van de lidstaten en EUROSTAT hebben aangetoond dat betere statistische gegevens nodig zijn en dat het voortbouwen op en beter funderen van bestaande gegevensbronnen in de lidstaten en op communautair niveau een kosteneffectieve benadering is. In het programma wordt deze benadering gehanteerd door het stimuleren van specifieke samenwerking in verband met sociale uitsluiting van nationale bureaus voor de statistiek en EUROSTAT en door het investeren in een betere benutting van belangrijke communautaire gegevensbronnen, zoals het ECHP (1.2).

Het tweede onderdeel is bedoeld om beleidssamenwerking en de uitwisseling van optimale benaderingen tussen lidstaten te bevorderen. Dit onderdeel introduceert op communautair niveau drie strategische instrumenten, waardoor lidstaten in de gelegenheid worden gesteld een transparante en productieve benchmarking van acties en ontwikkelingen uit te voeren in de context van hun nationale actieplannen ter bestrijding van sociale uitsluiting, te weten de vergelijking en uitwisseling van optimale praktijken, het volgen van de voortgang en de evaluatie van het effect en het organiseren van peer reviews. Een eerste hulpmiddel is transnationale uitwisseling. Dit hulpmiddel is van vitaal belang om de lidstaten en andere belangrijke betrokken partijen in staat te stellen bijeen te komen, te discussiëren, informatie in een transnationaal kader uit te wisselen en kennis en informatie te verspreiden die op andere wijze voortvloeien uit activiteiten in verband met nationale actieplannen (2.1). Een tweede hulpmiddel bestaat uit de ondersteuning van transnationaal deskundig onderzoek en transnationale studies naar kwesties die verband houden met de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen (en derhalve met kwesties die ook aan de orde komen bij de transnationale uitwisseling in 2.1 en de jaarlijkse beoordeling in 2.3). (2.2)Een derde hulpmiddel schept de mogelijkheid om een een jaarlijkse beoordeling en evaluatie op te stellen betreffende de stand van zaken van de actieplannen en betreffende de geboekte voortgang bij het voldoen aan de doelstellingen op EU-niveau inzake het terugdringen van armoede en sociale uitsluiting (2.3). Dit zal ook in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Lissabon een bijdrage leveren aan de voorbereiding van de bijzondere Europese Raad die jaarlijks in het voorjaar gehouden wordt. Als deze drie hulpmiddelen gekoppeld worden aan de beleidssamenwerking in het kader van de nationale actieplannen en de open coördinatiemethode zal dat ertoe leiden dat de steun van het programma een beperkt aantal gecoördineerde acties van hoge kwaliteit ten goede komt.

Het derde onderdeel is de bevordering van de participatie van de diverse betrokken partijen en de ondersteuning van netwerken op EU-niveau.

Dit onderdeel omvat steun voor een beperkt aantal belangrijke EU-netwerken van NGO's die actief zijn op het terrein van de sociale uitsluiting en armoede (3.1). De dialoog met de maatschappelijke organisaties is een essentieel aspect van het proces om alle actoren te mobiliseren voor de strijd tegen de sociale uitsluiting. Het programma bevat daarom voorstellen om deze dialoog te ondersteunen via EU-coördinatienetwerken die hebben aangetoond een zeer breed scala van NGO's in contact met elkaar te kunnen brengen en zich als verdedigers van mensen die gebukt gaan onder uitsluiting te kunnen inzetten. Het verdient de voorkeur een bijdrage te leveren aan de lopende kosten van een beperkt aantal organisaties op basis van duidelijke afspraken en werkprogramma's in plaats van aan een groot aantal instanties en groepen die alleen maar opkomen voor hun eigen belangen.

Een met veel publiciteit gepaard gaande rondetafelconferentie over sociale uitsluiting (3.2), die eenmaal jaarlijks georganiseerd zal worden -als aanloop tot de bijzondere jaarlijkse Europese Raad in het voorjaar of als follow-up ervan- is de laatste maatregel in het kader van dit onderdeel. Hierdoor zouden ieder jaar de vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken partijen in de lidstaten en op communautair niveau in de gelegenheid worden gesteld om bijeen te komen en een sleutelthema/-vraagstuk in verband met de sociale uitsluiting te bespreken. De organisatie van de conferentie in samenwerking met het voorzitterschap heeft tot doel om op politiek terrein op de voorgrond te treden en daar effect teweeg te brengen en zal ertoe bijdragen het evenement in de context van de open coördinatiemethode te plaatsen. Door middel van de jaarlijkse beoordeling van de sociale uitsluiting zouden thema's/vraagstukken in kaart gebracht kunnen worden die in politiek opzicht prioriteit hebben.

9.3. Monitoring en evaluatie van de maatregel

De opzet van het programma is gericht op het faciliteren en ondersteunen van doelmatiger en efficiënter beleidsinitiatieven van de lidstaten ter bestrijding van sociale uitsluiting in de context van nationale actieplannen en een open coördinatiemethode. Monitoring en evaluatie zijn derhalve zodanig geïntegreerd in de werkzaamheden van het programma dat er maximaal profijt van kan worden getrokken. Aangezien het programma is bedoeld om invloed uit te oefenen op het beleid door de verbetering van het begrip en de afbakening/verspreiding van goede benaderingen, zal in het bijzonder worden overwogen hoe de resultaten van transnationale uitwisseling en studies in de beleidsontwikkeling zullen worden geïntegreerd.

Monitoring en evaluatie van het programma zijn een permanente taak. Met name zullen de doeltreffendheid, doelmatigheid, betekenis en het nut van het programma onder de loep worden genomen. De monitoring en evaluatie zullen worden afgestemd op de verschillende acties en onderdelen en kwaliteitscontrole, gegevensverzameling, het afleggen van verantwoording en verslaglegging omvatten. De gegevensverzameling van de in het kader van het programma uitgevoerde werkzaamheden zullen deel uitmaken van deze continue taak en alle promotoren van deze werkzaamheden zijn verplicht over hun werk en de resultaten ervan verslag uit te brengen. Het programmacomité zal geregeld door de diensten van de Commissie opgestelde voortgangsverslagen ontvangen. Hierdoor zullen afzonderlijke maatregelen en onderdelen beter kunnen worden afgestemd of zal naar gelang van de behoeften/ontwikkelingen het programma kunnen worden aangepast.

Voorts zal het programma worden onderworpen aan een tussentijdse evaluatie (uiterlijk 30 juni 2004) en een eindevaluatie (uiterlijk 30 september 2006). Beide evaluaties zullen worden verricht met behulp van externe beoordelaars en er zal een bijzondere stuurgroep ingesteld worden. De resultaten zullen worden opgenomen in een uitvoeringsverslag voor uiterlijk 31 december 2006, dat bedoeld is voor de andere communautaire instellingen.

De controle en evaluatie met inbegrip van de gegevensverzameling zullen worden gefinancierd uit de begroting van het programma en -met inachtneming van de aanbevelingen van SEM 2000 betreffende monitoring en evaluatie- wordt voorgesteld een indicatief bedrag van 0.5 miljoen EUR voor evaluatie en 0.35 miljoen EUR voor controle te reserveren. Externe evaluatieteams zullen op basis van een aanbesteding geselecteerd worden.

Met de evaluatiewerkzaamheden zal m.i.v. jaar 1 worden begonnen. De bijbehorende kosten zijn opgenomen onder onderdeel 2.2.

10. Administratieve uitgaven (Afdeling III, Deel A van de begroting)

De mobilisatie van de noodzakelijke administratieve en menselijke middelen zal gedekt worden door middelen die reeds toegezegd werden aan de verantwoordelijke dienst.

10.1 Gevolgen voor het aantal ambten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijzonderheden in de bijlage

10.2 Globale financiële gevolgen van aanvullende personeelsleden

EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Stijging van andere administratieve uitgaven als gevolg van de maatregel

EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De gegeven bedragen moeten overeenstemmen met de totale uitgaven als gevolg van de maatregel wanneer de duur ervan vooraf is vastgelegd of met de uitgaven voor 12 maanden wanneer de duur ervan onbepaald is. Uitgaven binnen Titel A7 in punt 10.3 hierboven moeten gedekt worden binnen de globale financiële enveloppe van DG EMPL.

BIJLAGE BIJ HET FINANCIEEL MEMORANDUM: GEVOLGEN VOOR HET AANTAL AMBTEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>