Home

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, onder c), van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties en tot aanvulling van de richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts, houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, onder c), van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties en tot aanvulling van de richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts, houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, onder c), van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties en tot aanvulling van de richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts, houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag /* COM/2000/0527 def. - COD 97/0345 */


ADVIES VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 251, lid 2, onder c) van het EG-verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties en tot aanvulling van de richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag

1. Chronologisch overzicht

a) Op 3 december 1997 heeft de Commissie aan de Raad een voorstel voor een richtlijn toegezonden tot wijziging van de richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties en tot aanvulling van de richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts [COM(97) 638 def. - 1997/0345/COD] [1].

[1] PB C 28 van 26.1.1998, blz. 1.

b) Op 27 mei 1998 heeft het Economisch en Sociaal Comité zijn advies uitgebracht [2].

[2] PB C 235 van 27.7.1998, blz. 53.

c) Op 2 juli 1998 heeft het Europees Parlement in eerste lezing een gunstig advies aangenomen dat 19 amendementen op het voorstel van de Commissie bevat [3].

[3] PB C 226 van 20.7.1998, blz. 19.

d) Op 20 maart 2000 heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld [4].

[4] PB C 119 van 27.4.2000, blz. 1.

e) Op 27 maart 2000 heeft de Commissie dit gemeenschappelijk standpunt aanvaard en haar advies aan het Europees Parlement medegedeeld.

f) Op 6 juli 2000 heeft het Europees Parlement in tweede lezing 11 amendementen op het gemeenschappelijk standpunt goedgekeurd.

2. Doel van het voorstel

Het voorstel heeft een tweeledig doel:

- de aanbevelingen van het SLIM-team "erkenning van diploma's" ten uitvoer leggen door de bijwerking van de lijsten van de voor automatische erkenning in aanmerking komende diploma's te vergemakkelijken;

- bij deze gelegenheid nog andere wijzigingen, vaak van technische aard, invoeren teneinde de rechtszekerheid te verbeteren of de uitlegging van de desbetreffende richtlijnen te vergemakkelijken.

3. Advies van de commissie over de amendementen van het europees parlement

Het Europees Parlement heeft in tweede lezing 11 amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad aangenomen.

3.1. Door de Commissie aanvaarde amendementen

Amendement 4 heeft tot doel overweging 12 te wijzigen door schrapping van de uitdrukkelijke verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dat ten grondslag ligt aan de voorgestelde wijziging betreffende de erkenning van bepaalde Italiaanse diploma's van apotheker.

Het is juist dat een dergelijke uitdrukkelijke verwijzing niet absoluut noodzakelijk is, hoewel er in dezelfde preambule in een andere overweging (9) met soortgelijke draagwijdte nog naar een ander arrest van het Hof wordt verwezen.

De Commissie kan dit amendement aanvaarden.

De amendementen 5 en 6 hebben tot doel artikel 1, lid 1, van het gemeenschappelijk standpunt te wijzigen door in sommige taalversies de uitdrukking "instelling van hetzelfde niveau" te vervangen door "instelling van gelijkwaardig niveau".

Deze kwestie is ook ter sprake gekomen tijdens besprekingen in de Raad, waar besloten werd in elke taalversie de reeds geldende terminologie te behouden om problemen bij de interpretatie te voorkomen.

De Commissie wijst erop dat er tussen deze twee uitdrukkingen slechts een schijnbare tegenspraak is. De etymologie van de term "gelijkwaardig" laat in dit verband geen enkele twijfel bestaan.

Onder deze voorwaarden kan de Commissie deze amendementen aanvaarden.

Amendement 11 heeft tot doel artikel 12 van het gemeenschappelijk standpunt te wijzigen teneinde de duur te bepalen van de overgangsperiode voor de erkenning van bepaalde Italiaanse diploma's in de farmacie.

Het amendement strekt ertoe het einde van de overgangsperiode vast te stellen door aan te geven dat deze op 1 november 2003 afloopt. Op die manier duurt de overgangsperiode tien jaar, wat voldoende lang lijkt.

De Commissie kan dit amendement aanvaarden.

3.2. Door de Commissie verworpen amendementen

Amendement 1 heeft tot doel een nieuwe overweging (5 bis) in te voeren waarin de Commissie wordt verzocht geconsolideerde versies van de richtlijnen ter beschikking te stellen.

Het Europees Parlement verzoekt de Commissie geregeld het Gemeenschapsrecht te codificeren. Hoewel de Commissie in principe geen bezwaar tegen een dergelijk verzoek heeft, zij erop gewezen dat het in strijd zou zijn met de regels van de wetgevingstechniek en met de Interinstitutionele schrijfwijzer in een overweging aan dit verzoek te herinneren. Bovendien zijn met betrekking tot de richtlijnen inzake het vrije verkeer en de erkenning van beroepskwalificaties zopas aanzienlijke codificatiewerkzaamheden uitgevoerd en geconcretiseerd door de goedkeuring van Richtlijn 1999/42/EG van het Europees Parlement en de Raad [5]. In deze richtlijn zijn immers 35 richtlijnen gecodificeerd.

[5] PB L 201 van 31.7.1999, blz. 77.

De Commissie kan dit amendement dus niet aanvaarden.

Amendement 2 heeft tot doel een nieuwe overweging (6 bis) in te voeren waarin de Commissie wordt verzocht studies uit te voeren en eventueel wetgevingsvoorstellen in te dienen betreffende de erkenning van in derde landen verworven opleidingen.

Zoals voor amendement 1 werd opgemerkt, zou het in strijd zijn met de regels van de wetgevingstechniek en met de Interinstitutionele schrijfwijzer een dergelijk verzoek in een overweging te formuleren. Overigens legt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de lidstaten reeds de verplichting op de in een derde land verworven diploma's te onderzoeken wanneer deze in een lidstaat werden erkend, alsmede de opleiding en/of beroepservaring die in een lidstaat zijn verworven. Bovendien moet het besluit van de lidstaat binnen een termijn van drie maanden, gerekend vanaf de indiening van het volledige dossier door de betrokkene, worden genomen. Deze verplichtingen worden geformuleerd in artikel 3, punt 6, artikel 5, punt 9, artikel 7, punt 4, artikel 9, punt 5, artikel 11, punt 1, artikel 13, punt 5, en artikel 14, punt 12, van het gemeenschappelijk standpunt.

De Commissie kan dit amendement dus niet aanvaarden.

De amendementen 3 en 10 hebben tot doel artikel 14, punt 9, van het gemeenschappelijk standpunt te wijzigen door bijscholing voor huisartsen verplicht te stellen.

Deze amendementen kunnen om verschillende redenen niet in aanmerking worden genomen.

Ten eerste hebben de richtlijnen "vrij verkeer en erkenning van diploma's", zoals de titel aangeeft, uitsluitend tot doel het vrije verkeer van beroepsbeoefenaren te vergemakkelijken en daartoe voorzien zij in de onderlinge erkenning van diploma's. Deze erkenning berust op een minimale coördinatie van de opleiding. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en de artikelen 149 en 150 van het Verdrag vallen de opzet en de inhoud van de onderwijs- en opleidingsstelsels hoofdzakelijk onder de fundamentele verantwoordelijkheid van de lidstaten. In deze artikelen wordt uitdrukkelijk gewezen op de uitsluiting van elke mogelijkheid tot harmonisatie.

Om het vrije verkeer te vergemakkelijken, hoeft dus enkel en alleen te worden voorzien in de minimale coördinatie van bepaalde opleidingsvoorwaarden die in dit verband toereikend en bevredigend worden geacht.

Als in deze omstandigheden bij de minimale coördinatie van de opleidingsvoorwaarden verder zou worden gegaan dan wat noodzakelijk is om het vrije verkeer te vergemakkelijken, zou dit in strijd zijn met het Verdrag en met het doel van de richtlijnen "vrij verkeer en erkenning van diploma's".

Daarnaast zij opgemerkt dat amendement 10 in zijn huidige formulering zelfs een hinderpaal voor het vrije verkeer zou kunnen vormen. Artikel 31 van Richtlijn 93/16/EEG bepaalt immers de minimale voorwaarden voor de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde. Deze specifieke opleiding wordt verworven onmiddellijk na de basisopleiding en voordat de huisartsgeneeskunde kan worden beoefend. In dit stadium kan dus nog geen sprake zijn van bijscholing. Deze wordt per definitie tijdens het beroepsleven verworven. In deze omstandigheden kan onmogelijk van een arts die zijn beroepsleven nog niet heeft aangevangen, worden geëist dat hij "de regelmatige deelname aan bijscholingscursussen aantoont, die met aan de voortgang van de medische wetenschap aangepaste regelmaat worden gehouden".

Ten slotte wordt het door niets gerechtvaardigd dat bijscholing voor één beroep, laat staan voor één categorie artsen, verplicht wordt gesteld.

De Commissie kan deze amendementen dus niet aanvaarden.

Amendement 7 heeft tot doel een nieuwe voorwaarde voor de opleiding van specialisten te stellen, namelijk "voldoende kennis op het gebied van de algemene geneeskunde".

De Commissie verwijst naar de redenering die zij hierboven met betrekking tot de amendementen 3 en 10 heeft gevolgd: bij de minimale coördinatie van de opleidingsvoorwaarden verdergaan dan noodzakelijk is om het vrije verkeer te vergemakkelijken, zou in strijd zijn met het Verdrag en met het doel van de richtlijnen "vrij verkeer en erkenning van diploma's".

Met betrekking tot de voorwaarden voor de opleiding van specialisten zij erop gewezen dat de specialist alle nodige kennis op het gebied van huisartsgeneeskunde reeds tijdens zijn zes jaar durende basisopleiding heeft verworven. Het betreft de kennis waarmee tot 1 januari 1995 de huisartsgeneeskunde mocht worden beoefend. Vanaf die datum wordt een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde geëist. Zoals in de preambule van Richtlijn 93/16/EEG wordt vermeld, heeft deze specifieke opleiding met name tot doel de verwijzing naar specialisten op selectievere wijze te laten geschieden. Amendement 7 is dus nutteloos aangezien de specialist door zijn basisopleiding reeds over voldoende kennis op het gebied van de huisartsgeneeskunde beschikt, en het is bovendien in strijd met het doel dat met de recente invoering van de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde wordt beoogd.

De Commissie kan dit amendement dus niet aanvaarden.

De amendementen 8 en 9 hebben tot doel de minimumduur van de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde met één jaar te verlengen. Deze minimumduur zou dus drie jaar in plaats van twee jaar bedragen.

De Commissie verwijst naar de redenering die zij hierboven met betrekking tot de amendementen 3 en 10 heeft gevolgd: bij de minimale coördinatie van de opleidingsvoorwaarden verdergaan dan noodzakelijk is om het vrije verkeer te vergemakkelijken, zou in strijd zijn met het Verdrag en met het doel van de richtlijnen "vrij verkeer en erkenning van diploma's".

Bovendien past het voorstel om de duur van de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde te verlengen, in een bepaalde opvatting van de basisopleiding die erin bestaat de opleiding zo compleet mogelijk te maken vóór de aanvang van het beroepsleven, terwijl een andere opvatting erin bestaat de basisopleiding gedurende het gehele beroepsleven permanent aan te vullen. Uit dit oogpunt zijn de amendementen 8 en 9 in zekere zin in tegenspraak met de amendementen 3 en 10.

In dit verband zij erop gewezen dat in het algemeen de verschillende amendementen betreffende de medische opleiding hoofdzakelijk betrekking hebben op de huisartsgeneeskunde en niet lijken te worden gerechtvaardigd door een brede bezinning over de rol van de huisarts en die van de specialist, over het respectieve belang van de basisopleiding, de specifieke opleiding, de specialistenopleiding en de bijscholing. Bovendien mag, zoals hierboven reeds werd vermeld, het doel van de richtlijnen "vrij verkeer en erkenning van diploma's" niet worden genegeerd.

De Commissie kan deze amendementen dus niet aanvaarden.

4. Besluit

Op basis van Artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag, wijzigt de Commissie haar voorstel zoals hierboven aangegeven.