Home

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China en tot definitieve invordering van het voorlopige recht

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China en tot definitieve invordering van het voorlopige recht

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China en tot definitieve invordering van het voorlopige recht /* COM/2000/0654 def. */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China en tot definitieve invordering van het voorlopige recht

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Op 19 mei 2000 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1043/2000 voorlopige antidumpingmaatregelen in de vorm van een specifiek recht van 910 EUR per ton ingesteld op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China.

Bepaalde Chinese producenten brachten vervolgens een aantal argumenten naar voren betreffende het betrokken product, de vaststelling van de normale waarde en de bevindingen ten aanzien van de niet-medewerkende Chinese exporteurs, die gevolgen hadden voor de voor het gehele land geldende dumpingmarge. Deze argumenten werden afgewezen en de voorlopige bevindingen betreffende het betrokken product en de dumping werden bevestigd.

De aangevoerde argumenten bevatten geen nieuw bewijsmateriaal betreffende de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade en het oorzakelijk verband tussen deze schade en de invoer met dumping. Dientengevolge wordt definitief geconcludeerd dat de invoer met dumping de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft toegebracht.

Wat het belang van de Gemeenschap betreft, merkte een leverancier van de bedrijfstak van de Gemeenschap op dat zijn rentabiliteit ernstig in het gedrang zou komen indien deze bedrijfstak, die één van zijn belangrijke afnemers is, de productie van glycine zou stopzetten. Er werd geen andere informatie ontvangen die aanleiding kon geven tot een wijziging van de voorlopige bevindingen van de Commissie, namelijk dat de beoogde maatregelen slechts beperkte gevolgen zullen hebben voor de verwerkende sector en dat indien geen maatregelen worden opgelegd de bedrijfstak van de Gemeenschap de productie van glycine zal moeten stopzetten. Dientengevolge werd definitief geconcludeerd dat er geen dwingende redenen waren om geen maatregelen op te leggen.

Overeenkomstig de definitieve conclusie van het onderzoek dienen definitieve maatregelen te worden opgelegd in de vorm van een specifiek recht van 910 EUR per ton, zoals in de voorlopige verordening was bepaald. De krachtens de voorlopige verordening bij wijze van zekerheidstelling overgemaakte bedragen dienen definitief te worden ingevorderd.

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China en tot definitieve invordering van het voorlopige recht

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [1], inzonderheid op artikel 9,

[1] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

Gezien het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Voorlopige maatregelen

(1) De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1043/2000 [2], ("voorlopige verordening"), een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van glycine uit de Volksrepubliek China ("VRC") vallende onder GN-code 2922 49 10. De klacht werd ingediend door de enige producent in de Gemeenschap (Tessenderlo Chemie), die derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap vormt.

[2] PB L 118 van 19.5.2000, blz. 6.

2. Vervolgprocedure

(2) Na de instelling van de voorlopige maatregelen werden de belanghebbenden op de hoogte gebracht. De partijen die daarom verzochten werden overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 ("basisverordening") in de gelegenheid gesteld door de Commissie te worden gehoord. Voorts brachten zij schriftelijke opmerkingen ten aanzien van de voorlopige bevindingen naar voren. Alle binnen de gestelde termijn naar voren gebrachte commentaar werd onderzocht en voorzover dienstig in aanmerking genomen.

(3) De Commissie heeft verder alle informatie die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte verzameld en geverifieerd. Een nieuw onderzoek van de voorlopige bevindingen op basis van de inmiddels verzamelde informatie leidde tot de conclusie dat de in de voorlopige verordening neergelegde bevindingen dienen te worden bevestigd.

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(4) In Overweging (8) van de voorlopige verordening is het betrokken product, glycine (aminoazijnzuur), als volgt omschreven: glycine wordt in verscheidene zuiverheidsgraden geproduceerd en wordt gebruikt als smaakversterker, buffermiddel, chemisch tussenproduct en metaalcomplexvormer. In wezen zijn er twee soorten glycine, afhankelijk van de zuiverheidsgraad: de farmaceutische of medische kwaliteit en de gewone kwaliteit. De gewone kwaliteit wordt, voornamelijk voor marketingdoeleinden, onder verscheidene namen verkocht, zoals technische, normale, zuivere en industriële glycine en glycine voor voedseldoeleinden. Glycine wordt door middel van chemische synthese verkregen, waarbij ofwel i) waterstofcyanide en formaldehyde, ofwel ii) monochloorazijnzuur en ammonia worden gebruikt.

(5) Na de publicatie van de voorlopige verordening herhaalden bepaalde Chinese ondernemingen hun argument dat de twee kwaliteiten, de farmaceutische kwaliteit en de gewone kwaliteit, als afzonderlijke producten dienen te worden beschouwd en dat de voor voedseldoeleinden (levensmiddelen/diervoeding) gebruikte glycine een afzonderlijk product is dat niet samen met de gewone kwaliteit mag worden behandeld. Zij staafden hun bewering met het argument dat de drie kwaliteiten uiteenlopende bewerkingen ondergaan en voor verschillende gebruiksdoeleinden bestemd zijn. Zij onderstreepten dat voor de vervaardiging van de farmaceutische kwaliteit meer en geavanceerde analyseapparatuur noodzakelijk is, omdat deze producten met het oog op hun certificatie bepaalde specifieke onderzoeken moeten ondergaan. De door deze ondernemingen verstrekte informatie was echter tegenstrijdig in die zin dat zij aan de ene kant beweerden dat de farmaceutische kwaliteit niet verwisselbaar was met de voedselkwaliteit, doch aan de andere kant verklaarden dat de door de Chinese fabrikanten vervaardigde farmaceutische kwaliteit op de markt van de Gemeenschap uitsluitend aan de levensmiddelen- en veevoederindustrie werd verkocht.

(6) Dit argument werd afgewezen omdat het feit dat verschillende soorten van een product volgens verschillende productieprocédés worden vervaardigd op zich niet relevant is voor de definitie van het betrokken product. Voorts werd vastgesteld dat alle kwaliteiten glycine volgens hetzelfde procédé worden vervaardigd en dat de zuiverheidstests (van alle kwaliteiten) en de conformiteitsbeoordeling (farmaceutische kwaliteit) pas worden uitgevoerd wanneer het fabricageproces voltooid is. Het testen en de analyse zijn derhalve aanvullende activiteiten die voorafgaand aan de verkoop worden verricht en als zodanig geen deel uitmaken van het fabricageproces. Belangrijker is evenwel dat deze activiteiten de fundamentele fysieke en chemische kenmerken van het betrokken product niet wijzigen. Daar komt nog bij dat de verschillende producttypes duidelijk in één richting onderling verwisselbaar zijn en dat dientengevolge geen duidelijk afgebakende markten voor de verschillende types kunnen worden vastgesteld.

(7) Op basis van het bovenstaande worden de voorlopige bevindingen (zie overweging (8) van de voorlopige verordening) bevestigd, in die zin dat de twee kwaliteiten glycine die vanaf het begin werden onderscheiden, namelijk de farmaceutische kwaliteit en de gewone kwaliteit, die alle andere types/aanduidingen omvatten, als één enkel product worden beschouwd omdat zij dezelfde fundamentele chemische en fysieke kenmerken bezitten. De conclusies van de voorlopige verordening ten aanzien van het betrokken product en het soortgelijke product, zoals deze in overweging (9) daarvan zijn neergelegd, worden eveneens bevestigd. Deze conclusies zijn in overeenstemming met die van het vorige antidumpingonderzoek [3] met betrekking tot dit product.

[3] Verordening (EEG) nr. 2322/85 van de Raad, PB L 218 van 15.8.1985 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van glycine uit Japan.

C. DUMPING

1. Normale waarde

Behandeling als marktgerichte onderneming

(8) De conclusies betreffende de status van marktgerichte onderneming die in de overwegingen (10) tot (15) van de voorlopige verordening zijn neergelegd, worden bevestigd.

Vaststelling van de normale waarde

(9) De Chinese ondernemingen voerden aan dat de sluiting van de glycinefabriek van de Hongaarse fabrikant (Hongarije werd als referentieland gekozen) in 1998 en de opening van een nieuwe fabriek in 1999 voor abnormaal hoge binnenlandse prijzen hadden gezorgd.

(10) Dit argument kon niet worden aanvaard omdat, zoals in overweging (17) van de voorlopige verordening is uiteengezet, Hongarije een open markt heeft waar glycine zowel wordt ingevoerd als uitgevoerd. De prijzen komen derhalve onder normale mededingingsvoorwaarden tot stand. Aangezien de gewogen gemiddelde prijzen van de Hongaarse fabrikant aan het criterium van de normale handelstransacties voldeden (zie overweging (18) van de voorlopige verordening) werden zij als de normale waarden genomen.

(11) De genoemde ondernemingen beweerden bovendien dat het criterium van de normale handelstransacties in dit geval niet betrouwbaar was omdat de Hongaarse producent had bekendgemaakt dat zijn rentabiliteit had geleden onder de sluiting van de oude en de opening van een nieuwe glycinefabriek. Hierdoor waren zijn kosten namelijk tijdelijk hoger en de winst lager. Deze bewering is niet relevant omdat de normale waarde op de prijzen gebaseerd was. Bij de toepassing van het criterium van de normale handelstransacties werden geen transacties uitgesloten om reden dat zij niet voldoende winstgevend waren.

(12) Deze ondernemingen voerden bovendien aan dat de verkoop op de binnenlandse markt niet representatief was omdat de producten achteraf door de binnenlandse afnemers van de Hongaarse fabrikant uitgevoerd werden. Dit argument werd van de hand gewezen. Deze kwestie werd onderzocht en er werd geen bewijs gevonden dat de op de binnenlandse markt verkochte producten van de Hongaarse fabrikant achteraf werden uitgevoerd.

(13) De Chinese ondernemingen betwistten de representativiteit van de verkoop op de binnenlandse markt door de Hongaarse fabrikant en voerden daarbij aan dat de productiecapaciteit van de nieuwe fabriek minder groot was dan de Hongaarse fabrikant beweerde. Dit argument werd evenmin aanvaard omdat het niet met bewijsmateriaal gestaafd was en het onderzoek bevestigde dat de Hongaarse producent geen te hoge productiecapaciteit had opgegeven.

(14) Gezien het bovenstaande worden de voorlopige bevindingen in de overwegingen (16) tot (18) van de voorlopige verordening bevestigd.

2. Uitvoerprijs

Individuele behandeling

(15) Na de instelling van de voorlopige maatregelen handhaafden drie Chinese ondernemingen die niet voor de individuele behandeling in aanmerking kwamen omdat zij niet als glycineproducenten werden beschouwd, het in overweging (20) van de voorlopige verordening afgewezen verzoek. Zij voerden bij herhaling het argument aan dat zij glycine met een lage zuiverheidsgraad invoerden en dit product vervolgens verder bewerkten om de verschillende kwaliteiten te verkrijgen. Deze bewerking wijzigde evenwel noch de fundamentele chemische samenstelling, noch de fysieke kenmerken van het door deze ondernemingen aangekochte glycine. Aangezien alle kwaliteiten glycine als één enkel product worden beschouwd (zie overwegingen (4) tot (7)), kunnen deze ondernemingen niet als fabrikanten van het betrokken product worden beschouwd en dient hun verzoek derhalve definitief te worden afgewezen.

(16) De andere twee in overweging (20) van de voorlopige verordening bedoelde ondernemingen, waaraan evenmin een individuele behandeling werd toegekend, hebben geen nieuwe informatie verstrekt die wat hen betreft een wijziging van de voorlopige bevindingen had kunnen rechtvaardigen. De bevindingen in de overwegingen (19) en (20) van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

Vaststelling van de uitvoerprijs

(17) Geen enkel van de aangevoerde argumenten had gevolgen voor de vaststelling van de uitvoerprijs. De voorlopige bevindingen in overweging (21) van de voorlopige verordening worden dientengevolge bevestigd.

3. Vergelijking

(18) Wat de bevindingen in overweging (22) van de voorlopige verordening betreft, wordt opgemerkt dat de normale waarde enkel werd gecorrigeerd voor de transportkosten, terwijl de uitvoerprijs voorzover nodig zowel voor de transportkosten als voor de verzekeringskosten werd gecorrigeerd. Er werden geen andere correcties gevraagd voor factoren die de vergelijkbaarheid van de prijzen aantoonbaar zouden beïnvloeden. De voorlopige bevindingen in overweging (22) worden dientengevolge bevestigd.

4. Dumpingmarge

(19) De medewerkende Chinese ondernemingen voerden in de eerste plaats aan dat zij vrijwel alle Chinese exporteurs van glycine vertegenwoordigden en betwistten de betrouwbaarheid van de Eurostat-invoerstatistieken, die een ander beeld te zien gaven. Ten tweede gaven zij de mening te kennen dat, indien de Eurostat-statistieken betrouwbaar werden geacht wat de omvang van de invoer betreft, de uit deze statistieken vaar voren tredende uitvoerprijs (gemiddelde prijs van alle kwaliteiten glycine) eveneens gebruikt zou moeten worden.

(20) Wat het eerste argument betreft werd geen enkele reden gevonden waarom de statistieken van Eurostat niet betrouwbaar zouden zijn voor de vaststelling van de omvang van de invoer van glycine uit de VRC. Voorts wordt opgemerkt dat de betrokken Chinese ondernemingen geen bewijsmateriaal hebben voorgelegd dat enige twijfel had kunnen doen ontstaan omtrent de betrouwbaarheid van Eurostat. De mate waarin geen medewerking werd verleend, als uiteengezet in overweging (24) van de voorlopige verordening, wordt derhalve bevestigd.

(21) Ten aanzien van het tweede argument wordt opgemerkt dat de dumpingmarge voor de uitvoer waarvoor geen medewerking werd verkregen, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens werd vastgesteld. Wat dit betreft werd het dienstig geacht de dumpingmarge voor deze invoer vast te stellen op het niveau van de hoogste dumpingmarge die werd vastgesteld voor de medewerkende exporteur die representatieve hoeveelheden van het product had uitgevoerd. Vervolgens werd de algemene dumpingmarge voor de VRC bepaald, die het gemiddelde is van de op de beschikbare gegevens gebaseerde marge en de marges van de medewerkende exporteurs. Hiertoe werden gedetailleerde berekeningen per kwaliteit uitgevoerd. Deze werkwijze is gerechtvaardigd omdat om de bovengenoemde redenen (zie overwegingen (15) en (16)) geen individuele behandeling kon worden toegekend. Daar komt nog bij dat op basis van de Eurostat-gegevens geen nauwkeurige berekeningen per kwaliteit mogelijk zijn omdat Eurostat slechts een globale gemiddelde prijs vermeldt voor alle kwaliteiten van het betrokken product. Het verzoek om toepassing van een op Eurostat gebaseerde gemiddelde prijs werd derhalve afgewezen.

(22) Gezien het bovenstaande wordt de methode voor het vaststellen van de dumpingmarge als omschreven in de overwegingen (23) tot (25) van de voorlopige verordening, evenals het percentage van 45,9, bevestigd.

D. SCHADE

(23) Bepaalde Chinese ondernemingen die herhaaldelijk hadden gevraagd de gewone kwaliteit, de dierenvoer-/levensmiddelenkwaliteit en de farmaceutische kwaliteit afzonderlijk te behandelen, voerden aan dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de drie glycinekwaliteiten afzonderlijk diende te worden beoordeeld. Aangezien in de overwegingen (4) tot (7) wordt geconcludeerd dat alle glycinekwaliteiten als één enkel product dienen te worden beschouwd, kan dit verzoek niet worden aanvaard.

(24) Bij gebrek aan nieuwe informatie worden de voorlopige bevindingen als omschreven in de overwegingen (35) tot (45) van de voorlopige verordening bevestigd.

E. OORZAKELIJK VERBAND

(25) Overeenkomstig hun verzoek om een afzonderlijke behandeling van de gewone kwaliteit, de dierenvoer-/levensmiddelenkwaliteit en de farmaceutische kwaliteit gaven bepaalde Chinese ondernemingen de mening te kennen dat het effect van de invoer op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor alle kwaliteiten glycine afzonderlijk diende te worden beoordeeld. Zoals uiteengezet, worden alle kwaliteiten evenwel als één enkel product beschouwd en dit geldt ook voor de evaluatie van het aandeel van deze producten in de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

(26) Bij gebrek aan nieuwe informatie worden de voorlopige bevindingen als omschreven in de overwegingen (46) tot (61) van de voorlopige verordening bevestigd.

F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(27) Een leverancier waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap de belangrijkste grondstof van glycine, monochloorazijnzuur, betreft, merkte op dat deze bedrijfstak een zeer belangrijke afnemer was. Indien deze tak van industrie de glycineproductie zou stopzetten dan zou deze leverancier zijn verkoop en productie van monochloorazijnzuur moeten beperken, waardoor zijn productiekosten per eenheid sterk zouden stijgen. Het concurrentievermogen van deze producent zou hierdoor verminderen en zijn positie in de monochloorazijnzuursector zou worden bedreigd.

(28) Een verwerkend bedrijf dat chemicaliën voor de fotografische industrie vervaardigt, merkte op dat zijn concurrentiepositie ernstig in het gedrang zou komen indien glycine uit de VRC aan definitieve rechten zou worden onderworpen. Dit bedrijf verwerkte glycine met een hoge zuiverheidsgraad en betrok te dien einde een zogenaamde "medische" kwaliteit van een Chinese onderneming. Deze onderneming voerde aan dat het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde glycine van farmaceutische kwaliteit voor haar te duur was omdat dit het equivalente product van oorsprong uit de Gemeenschap zou zijn. Zij verklaarde evenwel dat het product dat zij op basis van glycine vervaardigde geen enkel verband hield met de gezondheid van mensen of dieren. Geconcludeerd werd derhalve dat dit verzoek niet gerechtvaardigd was. Aangezien de betrokken activiteit slechts een minimaal gedeelte van de totale activiteit vertegenwoordigde, zullen de gevolgen van de beoogde maatregelen voor deze gebruiker beperkt zijn.

(29) Bij gebrek aan andere nieuwe informatie met betrekking tot het belang van de Gemeenschap worden de voorlopige bevindingen als omschreven in de overweging (62) tot (93) van de voorlopige verordening bevestigd.

G. DEFINITIEVE MAATREGELEN

1. Hoogte van het recht

(30) Overeenkomstig de regel van het lagere recht werd onderzocht of het recht lager mocht zijn dan het equivalent van de dumpingmarge, aangezien een dergelijk lager recht toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen. Bevestigd wordt wat dit betreft dat de prijzen van de met dumping ingevoerde producten (cif grens Gemeenschap voor inklaring) met de niet-schadeveroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden vergeleken. Deze prijs werd vastgesteld op basis van de productiekosten af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap, vermeerderd met een redelijke winstmarge. Bij deze vergelijking werd door middel van een passende weging rekening gehouden met de farmaceutische en de gewone kwaliteit glycine.

(31) De voor de vaststelling van het recht gebruikte methode, als omschreven in de overwegingen (95) tot (97) van de voorlopige verordening, en het recht van 39,7 % worden derhalve bevestigd.

2. Definitieve maatregelen

(32) Gezien de bovenstaande conclusies ten aanzien van de dumping, de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap zijn definitieve maatregelen noodzakelijk.

(33) Het recht is overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening gebaseerd op de schademarge, die lager is dan de dumpingmarge. Aangezien de glycineprijzen in China duidelijk een neergaande tendens vertonen is er gevaar voor absorptie van een ad valorem recht. Een recht in de vorm van een specifiek bedrag van 910 EUR/ton wordt derhalve als de meest passende maatregel beschouwd.

3. Invordering van het voorlopige recht

(34) Gezien de bovenstaande bevindingen ten aanzien van de dumping, de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap wordt het noodzakelijk geacht het bedrag waarvoor krachtens de voorlopige verordening zekerheid is gesteld door middel van het voorlopige antidumpingrecht, definitief in te vorderen ten bedrage van het definitief opgelegde recht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van glycine, vallende onder GN-code 2922 49 10, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2. Het recht bedraagt 910 EUR per ton.

3. Wanneer de goederen voor het in het vrije verkeer brengen werden beschadigd en de werkelijk betaalde of te betalen prijs overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie [4] verhoudingsgewijs wordt verminderd met het oog op de vaststelling van de douanewaarde, wordt het bedrag van het antidumpingrecht, berekend aan de hand van de hierboven vermelde vaste bedragen, verminderd met een percentage dat overeenstemt met de verhoudingsgewijze vermindering van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

[4] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/1999 (PB L 65 van 12.3.1999, blz. 1).

4. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen waarvoor krachtens de voorlopige antidumpingverordening zekerheid is gesteld door middel van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van glycine uit de Volksrepubliek China worden definitief ingevorderd ten bedrage van het bij deze verordening ingestelde definitieve recht.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter