Home

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 393/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit o.a. de Volksrepubliek China

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 393/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit o.a. de Volksrepubliek China

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 393/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit o.a. de Volksrepubliek China

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

De herziening die aanleiding was tot het hierna volgende voorstel voor een verordening werd ingeleid bij Verordening (EG) nr. 59/2000 die gepubliceerd werd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 7 van 12 januari 2000. Alle belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunten binnen de vastgestelde termijn in te dienen.

Er vonden onderzoeken plaats ten kantore van de betrokken exporteur/producent die een dumpingmarge van 18,5% aan het licht brachten.

Er wordt voorgesteld de verordening van de Raad dienovereenkomstig te wijzigen.

De lidstaten werd om advies gevraagd en de meerderheid was voor de instelling van individuele antidumpingrechten.

Derhalve wordt de Raad om goedkeuring verzocht van bijgevoegd voorstel voor een verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 393/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit o.a. de Volksrepubliek China.

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 393/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit o.a. de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [1], inzonderheid op artikel 11, leden 3 en 4,

[1] PB L 56 van 06.03.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité is ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. Voorafgaande procedure

(1) Bij Verordening (EG) nr. 393/98 [2] stelde de Raad een definitief antidumpingrecht van 74,7% in op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan (hierna "het betrokken product" genoemd) uit, onder andere de Volksrepubliek China. Het product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61, 7318 15 70 en 7318 16 30.

[2] PB L 50 van 20.02.1998, blz. 1.

B. Onderhavige procedure

(2) Vervolgens ontving de Commissie een verzoek van Bulten Fasteners (China) Co Ltd (hierna "de betrokken onderneming" genoemd) om een nieuw onderzoek naar de momenteel van kracht zijnde maatregelen; het betrof een verzoek om in het kader van Verordening (EG) nr. 393/98 een onderzoek in verband met "een nieuwe exporteur" te openen overeenkomstig artikel 11, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 ("de basisverordening"). Deze onderneming voerde aan dat zij onder marktvoorwaarden opereerde zoals is bepaald in artikel 2, lid 7, onder c) van de basisverordening en dat zij niet verbonden was met een van de exporteurs/producenten van de Volksrepubliek China waarvoor de antidumpingmaatregelen in verband met het betrokken product gelden. Bovendien voerde deze onderneming aan dat zij het betrokken product tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak (1 januari 1996 tot 30 november 1996) niet, maar sedertdien wél naar de Gemeenschap had uitgevoerd.

(3) Het product waarop onderhavig nieuw onderzoek betrekking heeft is hetzelfde product dat in het kader van Verordening (EG) nr. 393/98 werd onderzocht.

(4) De Commissie onderzocht de bewijzen die waren voorgelegd door de Chinese exporteur/producent en oordeelde deze toereikend om de inleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig het bepaalde van artikel 11, lid 3 en lid 4, van de basisverordening te rechtvaardigen. Na overleg met het Raadgevend Comité en nadat de betrokken bedrijfstak van de Gemeenschap in de gelegenheid was gesteld om een standpunt in te nemen opende de Commissie bij Verordening (EG) nr. 59/2000 [3] voor de betrokken onderneming een nieuw onderzoek naar Verordening (EG) nr. 393/98 en startte zij de werkzaamheden.

[3] PB L 7 van 12.01.2000, blz. 1.

(5) Met de verordening waarbij het nieuwe onderzoek werd ingeleid trok de Commissie ook het antidumpingrecht in dat was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 393/98 op de invoer van het betrokken product dat door de betrokken onderneming werd vervaardigd en naar de Gemeenschap werd uitgevoerd en gaf zij de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, de opdracht de nodige maatregelen te nemen om deze invoer te registreren.

(6) De diensten van de Commissie brachten de betrokken onderneming alsmede de vertegenwoordigers van het exporterende land hiervan officieel op de hoogte. Bovendien werden andere, rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord. Er werd evenwel bij de Commissie geen enkel verzoek ingediend.

(7) De diensten van de Commissie zonden de betrokken onderneming en haar twee verbonden ondernemingen in Zweden (Bulten Micro Fasteners AB en Bulten Stainless Industry AB), die het product van de betrokken onderneming verkochten, een vragenlijst en ontvingen volledige antwoorden binnen de vastgestelde termijn. De diensten van de Commissie verzamelden en verifieerden alle gegevens die zij voor het onderzoek nodig achtten en verrichtten verificaties ten kantore van de betrokken ondernemingen.

(8) Het onderzoek naar de dumping besloeg de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 ("het onderzoektijdvak").

(9) Bij onderhavig onderzoek werd dezelfde methode toegepast als bij het oorspronkelijke onderzoek.

C. Draagwijdte van het nieuwe onderzoek

(10) Omdat geen verzoek werd ingediend om een nieuw onderzoek naar de bevindingen i.v.m. de schade werd onderhavig nieuw onderzoek beperkt tot het aspect dumping.

D. Resultaten van het onderzoek

1. Nieuwe exporteur

(11) Het onderzoek bevestigde dat de betrokken onderneming het betrokken product tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet had uitgevoerd en dat zij met de uitvoer naar de Gemeenschap na deze periode was gestart.

Bovendien kon de onderneming aan de hand van voorgelegde bewijzen ten genoegen van de Commissie aantonen dat zij geen rechtstreekse of onrechtstreekse banden had met één van de Chinese exporteurs/producenten waarvan de antidumpingmaatregelen in verband met het betrokken product gelden.

Bijgevolgd wordt bevestigd dat de betrokken onderneming beschouwd moet worden als een "nieuwe exporteur" overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening en dat dus een afzonderlijke dumpingmarge voor deze exporteur moet worden vastgesteld.

2. Dumping

a) Status van producent die op marktvoorwaarden opereert

(12) Omdat de betrokken onderneming verzocht om te worden behandeld als een producent die op marktvoorwaarden opereert werden gedetailleerde vragen gesteld naar de eigenaar van de onderneming, de controle op het beheer en de bepaling van het handelsbeleid en het bedrijfsbeleid.

(13) Uit de verificatie ten kantore van de onderneming bleek dat was voldaan aan de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, die vervuld moeten zijn opdat de status van producent die op marktvoorwaarden opereert wordt toegekend.

(14) Een gedetailleerd resultaat van dit onderzoek werd voorgelegd aan de leden van het Raadgevend Comité op 23 maart 2000. De lidstaten werden in de gelegenheid gesteld om een standpunt ten aanzien van het voorstel in te nemen maar hadden geen bezwaren tegen de conclusies van de diensten van de Commissie.

b) Normale waarde

(15) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd nagegaan of de door de betrokken onderneming op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden van het betrokken product, over het geheel genomen, tenminste 5% vertegenwoordigden van de van het soortgelijke product naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden. Er werd aangetoond dat de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden van het soortgelijk product aanmerkelijk boven de hierboven vermelde 5%-drempel lagen. Voor iedere soort naar de Gemeenschap uitgevoerd bevestigingsmiddel, werd vervolgens nagegaan of de binnenlandse verkoop van een identieke of sterk vergelijkbare soort representatief was. Er werd vastgesteld dat dit niet het geval was en dat de soorten bevestigingsmiddelen die op de binnenlandse markt verkocht werden eigenlijk totaal niet vergelijkbaar waren met de soorten bevestigingsmiddelen die naar de Gemeenschap uitgevoerd werden en dat het verschil lag in het feit dat de staalsoorten die gebruikt werden voor de bevestigingsmiddelen die in het binnenland verkocht werden - hoewel het ook in alle gevallen om roestvrijstaal ging - verschilden van de staalsoorten die gebruikt werden voor de uitgevoerde producten.

(16) Ten gevolge hiervan werd de normale waarde voor iedere soort bevestigingsmiddel die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd samengesteld op basis van de productiekosten van de betrokken onderneming vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede winst, overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 2, lid 6, van de basisverordening; er kon immers geen gebruik worden gemaakt van de prijzen van een andere exporteur/producent. De in aanmerking genomen verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven en winst, bij verkoop op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties, waren die van de betrokken onderneming.

c) Uitvoerprijs

(17) Alle uitvoer van de betrokken onderneming vond plaats aan een verbonden onderneming die in de EU gevestigd was. Deze verbonden onderneming verkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap en ook ten dele van een andere, eveneens in de EU gevestigde verbonden onderneming; laatstgenoemde onderneming verkocht het betrokken product op haar beurt, samen met andere producten die ze bij andere exporteurs betrok, aan onafhankelijke afnemers.

(18) Om een correcte uitvoerprijs vast te stellen voor het betrokken product van uitsluitend de exporterende onderneming, werd de uitvoerprijs samengesteld overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening op basis van de prijs waartegen het uitgevoerde product door de allereerst verbonden onderneming voor het eerst werd wederverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Deze prijs werd gecorrigeerd voor alle kosten die waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop alsmede voor winst.

(19) Er werd gebruik gemaakt van een winstmarge van 5% overeenkomstig hetgeen tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak voor niet-verbonden importeurs werd vastgesteld.

d) Vergelijking

(20) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort product, af-fabriek, vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs in hetzelfde handelsstadium.

(21) Met het oog op een billijke vergelijking werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij de prijzen en de vergelijkbaarheid van deze prijzen beïnvloeden. Deze correcties vonden plaats overeenkomstig het bepaalde van artikel 2, lid 10, van de basisverordening voor verschillen in invoerheffingen, kortingen en rabatten, vervoerkosten, verzekeringskosten, kosten voor lossen, laden, overladen en aanverwante activiteiten, verpakkingskosten en kredietkosten.

e) Dumpingmarge

(22) De vergelijking bracht dumping aan het licht bij uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak.

(23) De gewogen gemiddelde dumpingmarge die werd vastgesteld voor de betrokken onderneming, uitgedrukt als een percentage van de prijs franco-grens Gemeenschap, bedraagt 18,5%.

E. Wijziging van de maatregelen die aan een nieuw onderzoek werden onderworpen

(24) Op basis van de bevindingen van dit onderzoek wordt geoordeeld dat de invoer in de Gemeenschap van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, die vervaardigd en uitgevoerd worden door Bulten Fasteners (China) Co Ltd, moeten worden onderworpen aan een antidumpingrecht dat overeenstemt met de dumpingmarge die voor deze onderneming werd vastgesteld. Derhalve wordt voorgesteld Verordening (EG) nr. 393/98 van de Raad dienovereenkomstig te wijzigen.

F. Het heffen van het antidumpingrecht met terugwerkende kracht

(25) Omdat het nieuwe onderzoek resulteerde in een vaststelling van dumping voor Bulten Fasteners (China) Co Ltd wordt het antidumpingrecht dat van toepassing is op deze onderneming ingesteld met terugwerkende kracht namelijk met ingang van de datum van inleiding van dit nieuwe onderzoek en is het ook van toepassing op de invoer die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 59/2000 werd geregistreerd.

G. Bekendmaking en duur van de maatregelen

(26) De betrokken onderneming werd op de hoogte gebracht van de gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was een definitief antidumpingrecht op haar invoer in de Gemeenschap in te stellen.

(27) Dit nieuwe onderzoek heeft geen gevolgen voor de datum waarop Verordening (EG) nr. 393/98 zal vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De tabel van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 393/98 wordt, wat China betreft, vervangen door onderstaande tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Het recht dat wordt ingesteld wordt ook, met terugwerkende kracht, ingesteld op de invoer van het betrokken product die ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 59/2000 werd geregistreerd.

3. Tenzij anders gespecificeerd zijn de voor douanerechten geldende bepalingen op dit recht van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter