Home

Advies van het Comité van de Regio's over het Witboek over Europese governance

Advies van het Comité van de Regio's over het Witboek over Europese governance

Advies van het Comité van de Regio's over het Witboek over Europese governance

Publicatieblad Nr. 192 van 12/08/2002 blz. 0024 - 0031


Advies van het Comité van de Regio's over:

- het "Witboek over Europese governance", en

- de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende een nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie"

(2002/C 192/07)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het Witboek over Europese governance van 25 juli 2001 (COM(2001) 428 def.);

gezien de mededeling van de Europese Commissie over "Een nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie" van 27 juni 2001 (COM(2001) 354 def.);

gezien het "Protocol betreffende de wijze van samenwerking tussen de Europese Commissie en het Comité van de Regio's", dat op 20 september 2001 door beide voorzitters is ondertekend (DI CDR 81/2001 rev.);

gezien de mededeling van de voorzitter van de Commissie betreffende een Witboek over governance"Verdiepen van de democratie in de Europese Unie" van mei 2000 (SEC(2000) 901);

gezien het CvdR-advies van 11 maart 1999 "Naar een echte subsidiariteitscultuur - Een appel van het Comité van de Regio's" (CDR 302/98 fin)(1);

gezien het CvdR-advies van 14 december 2000 over "Nieuwe bestuursvormen: Europa, een kader voor burgerinitiatief" (CDR 182/2000 fin)(2);

gezien het CvdR-verslag van 20 september 2001 over "Burgerbetrokkenheid" (CDR 436/2000 fin) en de Verklaring van Salamanca van 22 juni 2001 (CDR 107/2001 fin);

gezien de resolutie van het Europees Parlement over het Witboek van de Commissie over Europese governance (A5-0399/2001);

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2002 over de mededeling van de Commissie betreffende "Een nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie" (C5-0465);

gezien het besluit van de Commissie van 29 juni 2001 om het CvdR overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over de mededeling betreffende "Een nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie";

gezien het besluit van het bureau van 12 juni 2001 om zowel over dit onderwerp als over het Witboek over Europese governance een advies op te stellen en de commissie "Institutionele aangelegenheden" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;

gezien het op 13 december 2001 door de commissie "Institutionele aangelegenheden" met meerderheid van stemmen goedgekeurde ontwerpadvies (rapporteur: de heer Delebarre, F-PSE, burgemeester van Duinkerken - CDR 103/2001 rev. 2);

overwegende dat de traditionele bestuursvormen niet meer blijken te passen bij de complexe hedendaagse samenleving en dat de politieke geloofwaardigheid en legitimiteit overal sterk in het gedrang zijn gekomen;

overwegende dat de discussie over nieuwe bestuursvormen door de lidstaten én de kandidaat-lidstaten moet worden gevoerd;

overwegende de bijdragen van verschillende organisaties zoals ARE, CEMR, CRPM en EURADA en de resultaten van een aantal door het CvdR zelf georganiseerde studiebijeenkomsten,

heeft tijdens zijn 43e zitting van 13 en 14 maart 2002 (vergadering van 13 maart) het volgende advies goedgekeurd.

STANDPUNTEN EN AANBEVELINGEN VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1. Algemene opmerkingen over de voorstellen in het Witboek en de rapporten van de werkgroepen

1.1. Met de organisatie van een reeks studiebijeenkomsten of conferenties over diverse aspecten van governance in Europa heeft het CvdR een bijdrage willen leveren aan het initiatief van de Commissie. Op deze manier kregen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de media, het internationale bedrijfsleven, de sociale partners, politieke partijen en nationale en Europese beleidsorganen de kans om zich samen met lokale en regionale overheden over dit onderwerp uit te spreken.

1.2. In zijn advies "Nieuwe bestuursvormen: Europa een kader voor burgerinitiatief" wijst het CvdR erop dat aan alle aspecten van governance aandacht moet worden geschonken en pleit het ervoor dat de discussie niet alleen gaat over institutionele hervormingen, maar over de hele politieke cultuur.

1.3. In dit opzicht is inmiddels, sinds meer dan een jaar, heel wat bereikt. Het Witboek van de Commissie vormt, wat de beginselen betreft, een goed, flexibel uitgangspunt voor een hernieuwde dialoog.

1.4. Het is eveneens een goede zaak dat de Commissie de betrekkingen met al haar partners - de andere EU-instellingen, de lidstaten, de lokale en regionale overheden en het maatschappelijk middenveld - wil verbeteren. In dit verband dringt zij er bij hen op aan duidelijk de politieke wil te tonen om zich binnen het kader van hun eigen bevoegdheden en al naar gelang hun omstandigheden verder te ontwikkelen.

1.5. De Commissie is terecht van plan om alle voorgestelde veranderingen te behandelen in het licht van een "nieuw pact" tussen de EU en de burgers van de lidstaten. Met dit doel voor ogen start zij een brede maatschappelijke discussie die tot 31 maart 2002 zal duren en de tweede fase vormt van dit initiatief tot hervorming van de "Europese governance". Vervolgens zouden er dan tijdens de volgende intergouvernementele conferentie wijzigingen moeten worden aangebracht in het EG-Verdrag om de kloof tussen Europa en de burgers te dichten en hen aan te moedigen verder te discussiëren over de waarden, de besluiten en de doelstellingen van de EU.

1.6. Het CvdR wil graag de interactie tussen de verschillende territoriale bestuurslagen verbeteren en zo een actieve bijdrage leveren aan de voorbereiding van en het toezicht op de uitvoering van de EU-regelgeving en het EU-beleid.

1.7. Het CvdR heeft met grote belangstelling kennis genomen van de vele punten in het Witboek van de Commissie die een sterke invloed zouden kunnen hebben op de territoriale dynamiek en het dagelijks leven van de bevolking(3).

1.8. De Commissie is terecht van plan om lokale en regionale overheden meer bij de besluitvorming te betrekken. In dit verband:

- wijst zij deze overheden aan als actoren die informatie over Europese vraagstukken op een actievere manier bij het publiek onder de aandacht moeten brengen;

- wil zij steeds in een vroeg stadium van de beleidsvorming met hen van gedachten wisselen;

- wil zij het EU-beleid flexibeler maken;

- kondigt zij aan proeven te nemen met overeenkomsten om te verzekeren dat bij de toepassing van wetgeving en de uitvoering van maatregelen met een territoriale impact meer rekening wordt gehouden met lokale en regionale kenmerken.

1.9. Hoewel de analyses in de rapporten van de werkgroepen niet het officiële standpunt van de Commissie weerspiegelen, zijn ze wel een bron van interessante voorstellen om de richtsnoeren uit het Witboek in praktijk te brengen en met name om:

- het Comité van de Regio's (als het gaat om vraagstukken van algemeen belang) en verenigingen of groepen van regio's (als het gaat om specifieke aangelegenheden) door middel van een rechtstreekse dialoog met de directoraten-generaal en de EU-commissarissen of tijdens discussieplatformen te betrekken bij het opstellen van de politieke agenda van de EU en te raadplegen over toekomstige politieke keuzes;

- voor beleidsmaatregelen met territoriale effecten partnerschap als bestuursmethode algemene ingang te doen vinden;

- de territoriale dimensie en duurzame ontwikkeling een vast onderdeel van alle EU-beleidsmaatregelen te laten worden, en daarbij in te haken op eventuele initiatieven van de Commissie, maar ook haar door middel van verkennende verslagen de nodige informatie te verschaffen;

- samen te werken en contracten te gebruiken als middel bij uitstek om doelstellingen en methoden te definiëren;

- de transnationale en interregionale samenwerking uit te bouwen door middel van op elk samenwerkingsgebied afgestemde systemen en een nieuw juridisch EU-instrument voor grensoverschrijdende samenwerking dat in de plaats moet komen van de niet goed functionerende nationale instrumenten.

1.10. Helaas is de Commissie weinig ambitieus als het aankomt op de manier waarop de beginselen uit het Witboek moeten worden toegepast. Hopelijk leiden de tot maart 2002 georganiseerde discussies snel tot een concrete toepassing van de voorgestelde hervormingen waarvoor geen Verdragswijziging nodig is.

1.11. Onder verwijzing naar het subsidiariteits-, nabijheids- en evenredigheidsbeginsel pleit het CvdR voor een democratischere vorm van samenwerking en een betere onderlinge afstemming van de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen.

1.12. Nu al passen lokale en regionale overheden de EU-wetgeving toe en voeren zij een groot gedeelte van het EU-beleid uit.

1.13. Voor de goedkeuring van nieuwe wetgeving zou de Commissie moeten nagaan wat de eventuele bestuurlijke, financiële en territoriale gevolgen hiervan zijn voor deze overheden.

1.14. Het CvdR is ingenomen met het voornemen van de Commissie om aan te geven op welke manier zij gevolg geeft aan de adviezen van het CvdR, waarbij zij zal uitleggen waarom zij deze eventueel niet kan verwerken in haar voorstellen.

2. Een nieuwe beleids- en bestuurscultuur

2.1. Het is toe te juichen dat de Commissie van plan is zich op de volgende taken te concentreren: beleidsinitiatieven nemen, uitvoering van het beleid, optreden als hoedster van de Verdragen en internationale vertegenwoordiging van de EG. Bijval verdient ook de oproep van de Commissie aan het Europees Parlement en alle nationale parlementen van de Unie en de kandidaat-lidstaten om actiever de publieke discussie over de toekomst van Europa en het EU-beleid te stimuleren.

2.2. De vergaderingen van de Raad zouden voortaan openbaar moeten zijn en de besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen dient aanzienlijk te worden uitgebreid. In ieder geval moet het Europees Parlement medebeslissingsrecht krijgen voor alle onderwerpen waarover bij gekwalificeerde meerderheid wordt gestemd.

2.3. Het CvdR is zeer verbaasd over het idee om het democratisch tekort weg te werken door een "tweede kamer" samen te stellen waarin alleen nationale parlementariërs zitting hebben.

2.4. Om dit tekort werkelijk weg te werken moet het Europees Parlement meer te zeggen krijgen. Aan de oproep om besluiten dichter bij de burger te nemen kan ook worden tegemoet gekomen door de samenhang tussen lokale en regionale overheden te versterken en hun bijdragen meer gewicht te geven. Voor hun vertegenwoordigende vergadering, het Comité van de Regio's, is hierbij een belangrijke rol weggelegd.

2.5. Er is een nieuwe politieke cultuur nodig om de complexe Europese samenleving van de 21e eeuw te kunnen besturen, waarbij het accent dient te liggen op zowel het proces als de procedures en zowel op de onderwerpen als de instellingen.

2.6. Wat transparantie en verantwoordelijkheid betreft, zijn in dit verband echter nieuwe definities nodig en duidelijke, op alle betrokken partijen van toepassing zijnde regels.

2.7. Een evenwichtige participatie van vrouwen en van andere ondervertegenwoordigde groepen in de besluitvorming is een kenmerk van governance. Bij de uitvoering van de maatregelen uit het Witboek moet hiermee rekening worden gehouden.

2.8. Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie om voor meer transparantie te zorgen en binnen de grenzen van de EU-bevoegdheden een grootschalig programma ter vereenvoudiging van de EU-wetgeving uit te werken, met behulp van de open methode van coördinatie. Gebruik van deze open coördinatiemethode mag er echter niet toe leiden dat de beslissingsbevoegheid van de lidstaten en van de lokale en regionale overheden wordt ingeperkt of dat de Europese instellingen via een omweg bevoegdheden krijgen op terreinen die niet in de Verdragen worden genoemd.

2.9. Gezien de impact van de EU-wetgeving op lokaal en regionaal niveau moeten Europese richtlijnen een algemene geldigheid behouden; de concrete toepassing van de EU-wetgeving zou overgelaten dienen te worden aan lokale en regionale overheden.

3. Nieuwe besluitvormingsmethoden in Europa

3.1. Het CvdR is ermee ingenomen dat de Commissie aandringt op meer interactie met lokale en regionale overheden en de civiele samenleving door middel van een structurele dialoog.

3.2. De civiele samenleving moet breed geraadpleegd worden, alhoewel het zaak is de democratische legitimiteit van, via algemene verkiezingen gekozen, volksvertegenwoordigers niet te verwarren met een sterkere participatie van NGO's en andere maatschappelijke organisaties die particuliere belangen vertegenwoordigen.

3.3. Hopelijk wordt hiermee in de door de Commissie voorgestelde raadplegingsregels rekening gehouden.

3.4. Jongeren zouden meer bij Europese projecten moeten worden betrokken.

3.5. Er is een goede transnationale coördinatie nodig om de manier waarop de regels in de hele Unie worden toegepast te verbeteren.

3.6. Het CvdR zou graag betrokken willen worden bij de ontwikkeling van methoden van "vroegtijdige raadpleging" en bij het gebruik van co-regulering, dat mogelijk een efficiënt middel is om de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. Het benadrukt evenwel dat de methode van co-regulering uitsluitend moet worden gehanteerd bij de vaststelling van technische normen, en dat deze methode omwille van de democratische controle in geen geval betrekking mag hebben op gebieden waarop de te respecteren belangen een wettelijke oplossing vereisen.

3.7. Het CvdR kan zich vinden in het voorstel van de Commissie om voor duidelijk afgebakende gebieden nieuwe autonome Europese regelgevende organen op te richten. Aangezien hieraan uit het oogpunt van democratische controle en transparantie bezwaren kleven en de bestuursrechtelijke bevoegdheid van de EU een uitzonderingskarakter heeft, dienen deze organen zich strikt binnen hun bevoegdheidsgebied te bewegen.

3.8. Om de EU-instellingen in staat te stellen beter en sneller te reageren en hierbij het democratische karakter van de besluiten te waarborgen, verdient het aanbeveling de besluitvormingsprocedures te vereenvoudigen en de wetgeving te herzien.

4. Het belang van voorlichting en communicatie

4.1. Het CvdR onderstreept het cruciale belang van toegang tot informatie in een maatschappij waar deelname aan de democratische besluitvorming steeds meer een zaak is van individuele keuzes en de vertegenwoordiging van collectieve belangen een ander karakter krijgt. Daarom moet er vaart worden gezet achter de uitwerking van een Europees "transparantiebeginsel".

4.2. Met behulp van een informatiebeleid is de Commissie terecht van plan om voor meer openheid te zorgen. Hiervoor wil zij gebruik maken van een aantal informatietechnologieën. Het is de bedoeling dat de informatie op de EU-website geregeld wordt ververst en dat een grote on-line-databank wordt opgezet. Meer informatie over deze databank staat in de mededeling over een "nieuw kader voor samenwerking bij het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie"(4).

4.3. Het CvdR wil het zogenoemde e-government tot stand helpen brengen om zo de bestuursstelsels te moderniseren en vooral in gemeenten en regio's de toegankelijkheid van openbare diensten te verbeteren. E-government is een uitgelezen methode om de interactie tussen de bevolking en de bestuurders te vergroten, de dienstverlening beter en efficiënter te maken en tegelijkertijd transparanter en meer in de geest van het nabijheidsbeginsel te werk te gaan en de toegang tot informatie te verbeteren.

4.4. Het CvdR benadrukt ook het cruciale belang voor een vitale democratie van toegang van alle burgers tot objectieve, volledige en betrouwbare informatie en wijst erop dat televisie, radio, kranten en in toenemende mate ook internet de belangrijkste bronnen zijn voor informatie over datgene wat zich in de wereld afspeelt.

4.5. De instellingen van de EU moeten efficiënt gebruik maken van de massamedia om de in de EU behandelde vraagstukken en genomen besluiten bij een breder publiek en op objectievere wijze bekend te maken.

4.6. Dit voorlichtingsbeleid zou niet alleen qua inhoud en verspreiding op een nieuwe leest moeten worden geschoeid. Wil de EU beter begrepen en dus meer gewaardeerd worden door de Europese bevolking, dan dient zij onderscheid te maken tussen technische documenten die niet direct voor het grote publiek zijn bedoeld en documenten die dat wél zijn en dus beslist geen technocratisch jargon mogen bevatten.

4.7. Lokale en regionale vertegenwoordigers zouden voor een betere communicatie samen moeten werken met het CvdR.

4.8. Het CvdR roept alle bestuursinstanties op méér programma's op te zetten om burgers van alle leeftijden en uit alle milieus de mogelijkheid te bieden te leren omgaan met een computer en talenkennis te verwerven, omdat dit twee essentiële voorwaarden zijn voor deelname aan de openbare discussie en aan de democratie in Europa.

4.9. Het CvdR spoort alle nationale, regionale en lokale overheden aan ervoor te zorgen dat Europees burgerschap en de Europese eenwording tot de huidige fase van uitbreiding toe, een onderdeel van het onderwijsprogramma op scholen worden en dat de leerkrachten daarvoor de nodige bijscholing krijgen.

4.10. Het CvdR wijst op de bijdrage die het heeft geleverd aan de in februari 2000 door de Commissie gestarte dialoog over Europa en herinnert eraan dat in "het debat over de toekomst van de Unie"(5) aan het Comité van de Regio's een "multiplicatorpotentieel" wordt toegeschreven. Het streeft naar een gedecentraliseerde, op de burger toegesneden informatievoorziening.

4.11. Het CvdR wijst op de rol die het volgens het protocol betreffende de wijze van samenwerking tussen de Europese Commissie en het CvdR zal krijgen in het kader van het voorlichtings- en communicatiebeleid van de EU. Vooral de punten 15 en 16 van dit protocol (waarin staat dat de Commissie zich zal inspannen om het werk van het CvdR onder de aandacht van het publiek te brengen) zijn in dit verband van belang.

4.12. In het kader van dit protocol zouden de diensten voorlichting van de Commissie en van het CvdR regelmatig moeten overleggen over eventueel samen te organiseren evenementen, waarbij zij vooral aandacht dienen te besteden aan zaken die de Europese bevolking direct aangaan en die geheel of gedeeltelijk tot de algemene bevoegdheden van lokale en regionale overheden behoren, zoals onderwijs, werkgelegenheid, vervoer en milieu.

4.13. Bij de herziening van het voorlichtings- en communicatiebeleid moet ervoor gezorgd worden dat het CvdR en lokale en regionale overheden aan de door de Commissie bepleite interinstitutionele samenwerking kunnen deelnemen en dat voor deze samenwerking de nodige financiële en andere middelen ter beschikking worden gesteld.

5. Deelname van lokale en regionale overheden aan de Europese governance

5.1. Het CvdR herhaalt zijn oproep om het beginsel van lokaal en regionaal zelfbestuur te erkennen en pleit ervoor dit beginsel op te nemen in de Verdragen.

5.2. Het CvdR staat achter het huidige proces van decentralisatie in Europa en dringt er bij gemeenten en regio's op aan om samen te werken, meer solidariteit aan de dag te leggen en informatie in te winnen over wat hen van andere gemeenten en regio's onderscheidt en over hoe zij zich ontwikkelen.

5.3. Het op een juiste manier op elkaar afstemmen van de beleidsmaatregelen én flexibiliteit zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling van de wetgeving en van de programma's die ingrijpende gevolgen hebben voor regio's en gemeenten.

5.4. De Commissie is wat dit betreft op de goede weg, al zouden haar voorstellen wel kritisch tegen het licht moeten worden gehouden als deze inhoudelijk worden aangescherpt.

5.5. Het CvdR zou graag zien dat de in het Witboek bepleite "trilaterale overeenkomsten op basis van streefdoelen" worden gebruikt om de lokale en regionale overheden te betrekken bij de uitvoering van communautaire beleidsmaatregelen die voor hen rechtstreeks van belang zijn. Wel moet rekening worden gehouden met de interne bevoegdheidsverdeling in elke lidstaat.

5.6. Het CvdR kan zich vinden in het voorstel om bij de coördinatie van het EU-beleid de volgende vier fasen te doorlopen:

- op gezette tijden publiceert de Commissie een document waarin strategische lijnen worden uitgezet om de EU-beleidsmaatregelen en de gevolgen hiervan beter te coördineren;

- de beleidseffecten worden geëvalueerd en de lokale en regionale overheden worden vóór de publicatie van bovengenoemde documenten geraadpleegd;

- de Commissie brengt haar voorstellen onder de aandacht van de andere instellingen, waarbij ze eventueel ook kan aangeven hoe zij tot haar keuzen is gekomen;

- de Commissie verzoekt Raad en Parlement interne organisatorische maatregelen te nemen en intern geschillen op te lossen en daarbij rekening te houden met de verwachte effecten en de mate waarin afstemming met diverse sectorale besluitvormingsorganen nodig is.

5.7. Om ervoor te zorgen dat lokale en regionale overheden van meet af aan meer betrokken worden bij projecten en de politieke agenda van Europa, zou het CvdR in de politieke besluitvorming een aanzienlijk grotere rol moeten krijgen.

5.8. Het CvdR kan zich vinden in de andere adviesfunctie die het volgens de Commissie zou moeten krijgen, maar wil zich eerst wel nauwkeurig over de voorstellen in kwestie buigen. Het Comité van de Regio's moet:

- een meer proactieve rol spelen bij het onderzoeken van beleid, b.v. door middel van de voorbereiding van verkennende verslagen voorafgaand aan voorstellen van de Commissie;

- de uitwisseling van beproefde methodes organiseren met betrekking tot de wijze waarop lokale en regionale overheden worden betrokken bij de voorbereidende fase van de Europese besluitvorming op nationaal niveau;

- de lokale en regionale gevolgen van bepaalde richtsnoeren onderzoeken en aan de Commissie uiterlijk eind 2002 verslag uitbrengen over de mogelijkheden van een flexibelere toepassing. De Commissie zal vervolgens een meer stelselmatige benadering overwegen om een dergelijke flexibiliteit voor bepaalde onderdelen van het EG-recht mogelijk te maken.

5.9. Het CvdR is het ermee eens dat het zijn interne structuur en werkmethoden moet aanpassen om efficiënt te kunnen optreden als vertegenwoordigend en adviesorgaan en zou graag de middelen krijgen die nodig zijn om in de beleidsvorming een meer proactieve rol te kunnen spelen en aldus meer invloed uit te kunnen oefenen.

5.10. Het CvdR moet dan ook van deze raadpleging gebruik maken om met de Commissie de formele uitwerking van deze voorstellen te regelen.

5.11. Het CvdR vraagt zich af hoe de Commissie "een meer stelselmatige dialoog wil voeren met vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden via nationale en Europese organisaties in een vroeg stadium van de beleidsvorming" en "een stelselmatige dialoog wil organiseren met Europese en nationale verenigingen van regionale en lokale overheden, waarbij nationale grondwettelijke en administratieve regels niet uit het oog mogen worden verloren".

5.12. Het CvdR wijst in dit verband op zijn voornemen om meer te overleggen met Europese en nationale instanties die lokale en regionale overheden vertegenwoordigen en waardeert het dat de Commissie steun toezegt aan dit initiatief.

5.13. Omwille van de duidelijkheid en de efficiëntie moet de gestructureerde dialoog die de Commissie met deze instanties wil voeren naadloos aansluiten bij het ook in het Witboek bepleite streven naar concretisering en versterking van de proactieve rol van het CvdR in de EU-besluitvorming. In dit verband dient de Commissie de toezegging na te komen die zij in de gemeenschappelijke verklaring van voorzitter Prodi en van de voorzitter van het CvdR heeft gedaan, namelijk ervoor te zorgen dat het CvdR een volwaardige schakel kan vormen tussen de EU-instellingen en de territoriale bestuurslagen.

5.14. De nieuwe bestuursvormen (governance) moeten de diverse bestuurslagen in staat stellen om substantiëler en efficiënter samen te werken.

5.15. Er moet meer overleg komen tussen de lokale actoren, wier taak het zal zijn om Europese besluiten met territoriale gevolgen in de praktijk ten uitvoer te leggen. Bovendien doet de Commissie er goed aan de kosten hiervan te evalueren en na te gaan met welke extra financiële lasten een en ander voor lokale en regionale overheden gepaard gaat.

5.16. De lokale en regionale overheden, wier taken en bevoegdheden op zeer vele verschillende manieren zijn geregeld, moeten vooral met het oog op de uitbreiding de kans krijgen om hun stem te laten horen tijdens de verschillende stadia van de EU-besluitvorming. Op die manier zouden zij de bevolking nog beter van de Europese gedachte kunnen overtuigen.

5.17. In zijn prioriteiten heeft het Belgische voorzitterschap zich duidelijk uitgesproken over de rol van de regio's, waarmee het tegemoet gekomen is aan hun wens om meer bij de besluitvorming te worden betrokken. Hopelijk gaat het Spaanse voorzitterschap op dezelfde voet verder. De dialoog met de regio's zou de raadpleging van alle lokale en regionale overheden ten goede moeten komen.

6. Institutionele hervormingen en herziening van de Verdragen

6.1. Met zijn voorstellen voor een nieuwe Europese governance zou het Witboek een rol moeten spelen bij de discussie over de toekomst van de EU.

6.2. De bevordering van de territoriale samenhang zou als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de EU, de lidstaten en de lokale en regionale overheden moeten worden opgenomen in de Verdragen. Wel moet ervoor worden gezorgd dat een zelfstandig regionaal beleid van de lidstaten en regio's niet onmogelijk wordt gemaakt. Het wegwerken van (sub)regionale ongelijkheden, gemeten aan de eigen regio en niet aan het gemiddelde van de EU, door middel van maatregelen van (inter)regionaal beleid die gericht zijn op het wegnemen van de hindernissen die de endogene ontwikkeling van de regionale gemeenschappen in de weg staan, moet mogelijk zijn.

6.3. Het Handvest van de grondrechten moet kracht van wet krijgen en in het kader van een constitutionaliseringsproces in de Verdragen worden opgenomen.

6.4. Hopelijk zal de juridische en institutionele erkenning van de grondrechten van individuen en gemeenschappen in een uitgebreid Europa de banden tussen de Europeanen helpen versterken en daadwerkelijk bijdragen aan de totstandbrenging van een Europees burgerschap.

6.5. Ook in het Verdrag van Nice is de wens van het CvdR gehonoreerd dat zijn leden in een regionaal of lokaal lichaam gekozen moeten zijn of politieke verantwoording schuldig dienen te zijn aan een gekozen vergadering.

6.6. Het CvdR is het dan ook met de voorzitter van de Commissie eens dat zijn legitimiteit vergroot moet worden, zodat zijn stem tijdens de discussie over de toekomst van de Unie werkelijk gewicht in de schaal kan leggen.

6.7. Het CvdR is ermee ingenomen dat de conventie die de volgende herziening van de Verdragen moet voorbereiden haar werkzaamheden is begonnen.

6.8. Het CvdR is verheugd dat het als waarnemer aan de conventie mag deelnemen en dat het als zodanig een rechtstreekse bijdrage aan de lopende werkzaamheden kan leveren.

6.9. De EU doet er goed aan om in de Verdragen duidelijk te maken dat een democratie vanuit de basis alleen mogelijk is als de status van lokale en regionale overheden ten opzichte van de EU wordt omschreven en erkend. Ook moet duidelijker worden aangegeven welke rol voor deze overheden in het geval van meer samenwerking is weggelegd.

6.10. Centraal in het communautaire hervormingsproces en het definiëren van governance staan precisering van de onderlinge verdeling der bevoegdheden en doeltreffender naleving van zowel het evenredigheids- als het subsidiariteitsbeginsel. In alle fasen van voorbereiding van de communautaire besluitvorming zou men zorgvuldig dienen af te wegen wanneer maatregelen op EU-niveau geboden zijn, welke taken door de Europese instellingen kunnen worden uitgevoerd en in hoeverre recht wordt gedaan aan het speciale karakter van de nationale, regionale en lokale overheden.

6.11. Het CvdR zou graag zien dat er naast een soepele verticale decentralisatie en samenwerking tussen verschillende territoriale niveaus ook nieuwe vormen van interregionale horizontale samenwerking komen en dat, eventueel met harde contractuele afspraken, wordt samengewerkt met andere lokale overheden of vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Daarnaast verdient het aanbeveling om van de expertise van interregionale organisaties gebruik te maken.

6.12. Het CvdR zou graag zien dat bij het sluiten van trilaterale of multilaterale overeenkomsten de interne bevoegdheidsverdeling in acht wordt genomen zodat de overheden die de overeenkomst met de Commissie ondertekenen ook degenen zijn die de (regelgevende of uitvoerende) bevoegdheden uitoefenen.

6.13. Het CvdR is van plan om het samenwerkingsprotocol dat het op 20 september 2001 met de Commissie ondertekend heeft in werking te laten treden, volop mee te werken aan de voorbereiding van de IGC 2004 en nog beter als spreekbuis van lokale en regionale overheden te fungeren.

6.14. Het CvdR zou wat dit betreft graag de nodige middelen ter beschikking gesteld krijgen om een meer proactieve rol te kunnen spelen bij het onderzoeken van het EU-beleid en de uitwisseling van beproefde methodes te kunnen organiseren met betrekking tot de wijze waarop lokale en regionale overheden worden betrokken bij de voorbereidende fase van het Europese besluitvormingsproces op nationaal niveau.

6.15. Het CvdR verzoekt nogmaals de bevoegdheid te krijgen om bij het Hof van Justitie in beroep te gaan tegen inbreuk op zijn rechten, en de status van "instelling" te krijgen.

6.16. Het CvdR zou graag zien dat zijn rol in het nieuwe Europees bestel wordt heroverwogen, dat zijn verantwoordelijkheden zich niet langer beperken tot die van een adviesorgaan, maar voortaan ook betrekking hebben op de voorbereiding van wetgeving en de daadwerkelijke follow-up van EU-maatregelen. Bovendien zou het graag een "recht van enquête" krijgen, om de naleving van het subsidiariteitsbeginsel te onderzoeken, en een mandaat om de invloed van richtlijnen en verordeningen op lokale en regionale overheden na te gaan.

Brussel, 13 maart 2002.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Albert Bore

(1) PB C 198 van 14.7.1999, blz. 68.

(2) PB C 144 van 16.5.2001, blz. 1.

(3) - De beleidsvorming van de EU moet met een grotere openheid plaatsvinden, zodat de bevolking en allerlei organisaties meer bij het ontwerpen en toepassen van het beleid betrokken kunnen worden;

- Het EU-beleid moet verbeterd en de regelgeving vereenvoudigd worden;

- De EU moet in internationaal verband de beginselen van goed bestuur toepassen,

- De EU moet de samenwerking tussen de instellingen verbeteren en meer samenhang brengen in haar beleidsmaatregelen.

(4) COM(2001) 354 van 27 juni 2001.

(5) COM(2001) 178 def.