Home

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de definitieve evaluaties van het meerjarenprogramma ter bevordering van de ontwikkeling van een Europese multimedia-inhoudindustrie en ter aanmoediging van het gebruik van multimedia-inhoud in de opkomende informatiemaatschappij (INFO 2000) en het meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap in de informatiemaatschappij (MLIS)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de definitieve evaluaties van het meerjarenprogramma ter bevordering van de ontwikkeling van een Europese multimedia-inhoudindustrie en ter aanmoediging van het gebruik van multimedia-inhoud in de opkomende informatiemaatschappij (INFO 2000) en het meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap in de informatiemaatschappij (MLIS)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de definitieve evaluaties van het meerjarenprogramma ter bevordering van de ontwikkeling van een Europese multimedia-inhoudindustrie en ter aanmoediging van het gebruik van multimedia-inhoud in de opkomende informatiemaatschappij (INFO 2000) en het meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap in de informatiemaatschappij (MLIS)

Inleiding

Deze mededeling betreft de definitieve evaluaties van de meerjarenprogramma's INFO 2000 en MLIS. Elk van deze evaluaties werd door een verschillend bedrijf [1] verricht, met wie contracten werden aangegaan op basis van de openbare aanbestedingen die door de DG Informatiemaatschappij in de herfst van 1999 werden gepubliceerd. De evaluaties werden uitgevoerd in de periode januari tot juni 2000. De evaluatieverslagen zijn als bijlage aan deze mededeling toegevoegd [2] De Commissie heeft gebruik gemaakt van tussentijdse verslagen die gedurende de twee evaluaties werden opgesteld, bij het opstellen van haar voorstel voor een follow-up-programma, e-Content [3].

[1] Voor INFO 2000 was dit Technopolis Ltd (hoofdcontractant), met Databank Consulting SpA, IDATE, en LENTIC; voor MLIS was dit ECOTEC Research & Consulting Ltd.

[2] Definitieve evaluatie van het INFO 2000-programma: eindverslag, juni 2000. Technopolis Ltd, Databank Consulting SpA, IDATE, LENTIC. . http://europa.eu.int/comm/information_society/evaluation/index_en.htm

info2000

[3] COM(2000) 323 van 24.5.2000, Voorstel voor een beschikking van de Raad tot goedkeuring van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taaldiversiteit in de informatiemaatschappij.

INFO 2000: een programma ter bevordering van de ontwikkeling en het gebruik van multimedia-inhoud

Achtergrond

De doelstellingen van INFO 2000, zoals aangegeven in de beschikking van de Raad [4], waren:

[4] Beschikking 96/339/EG van de Raad van 20.5.1996 (PB L 129 van 30.5.1996, blz. 24).

- Gunstige voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de Europese industrie van multimedia-inhoud.

- Stimuleren van de vraag naar en het gebruik van multimedia-inhoud.

- Bijdragen aan de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers.

- Bevorderen van de uitwisseling van kennis tussen gebruikers en leveranciers.

INFO 2000 besloeg een periode van vier jaren, van januari 1996 tot december 1999, met een budget van 65 miljoen euro. Het programma werd uitgevoerd door de medefinanciering van zo'n 200 projecten, waarbij meer dan 700 organisaties waren betrokken, en via vier programmapunten:

- Stimuleren van de vraag en verhogen van de bekendheid.

- Benutten van overheidsinformatie.

- De ontwikkeling van Europa's potentieel op multimediagebied op gang brengen.

- Ondersteunende maatregelen.

Doelstellingen van de evaluatie

Bij de beoordeling van INFO 2000 werd nagegaan in welke mate het programma doeltreffend is gebleken in het voldoen aan de doelstellingen zoals die waren vastgelegd in de beschikking van de Raad; de doelmatigheid van de theorie achter de actie van het programma (de "Interventie-logica"); de efficiency van organisatie en beheer van het programma; kwesties met betrekking tot de rechtvaardiging van het programma, synergie en duurzaamheid; de mate waarin het programma tegemoet komt aan de behoeften van het doelpubliek; en de vraag of de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie ten uitvoer zijn gelegd. Bij het beoordelen van de effecten is gebruik gemaakt van een gelijktijdig lopende studie [5].

[5] Impact Assessment Review of INFO 2000 Programme, BIPE voor DG INFSO, april 2000.

Belangrijkste resultaten van de evaluatie

De beoordelaars vonden dat het programma in het algemeen significante resultaten heeft opgeleverd en dat het via een netwerk van organisaties in alle lidstaten (vooral in het MKB) de bekendheid heeft verhoogd met de kansen die multimedia kan bieden; een katalysatorrol heeft vervuld in de Europese multimedia-industrie door het financieren van projecten op een brede verscheidenheid van gebieden; en het debat heeft gestimuleerd over het benutten van de Europese overheidsinformatie, leidend tot het opstellen en goedkeuren van een Groenboek [6].

[6] COM(1998) 585 van 20.1.1999, Overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa - Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij.

De beoordelaars stelden ook vast dat het programma een stimulerende omgeving heeft geboden voor actoren uit de particuliere en openbare sector om effectief met elkaar samen te werken en heeft bijgedragen aan de vooruitgang op kwesties met betrekking tot de handel in Europese multimediarechten en andere juridische en andere regelgevingskwesties. In het evaluatieverslag wordt met nadruk gewezen op het positieve effect dat extra financiering had kunnen hebben bij de ondersteuning van multimediaprojecten en wordt erop gewezen dat de vermindering van het budget (van de oorspronkelijk door de Commissie gevraagde 100 miljoen euro tot de door de Raad toegewezen 65 miljoen euro) heeft geleid tot een aanzienlijke vermindering van activiteiten en een overeenkomstige vermindering van het effect op de markt. De beoordelaars constateerden echter wel dat, in overeenstemming met de expliciete doelstellingen, het programma erin was geslaagd de doelgroep van het MKB te bereiken [7].

[7] Zo'n 43% van de deelnemers aan de programmapunten 2 en 3 van INFO 2000 waren bedrijven uit het MKB.

De beoordelaars waren van mening dat de bij de uitvoering van het programma ontmoete problemen relatief onbetekenend waren: er was sprake van enige vertraging bij het toekennen van contracten en uitvoeren van betalingen, en het netwerken en de uitwisseling van informatie binnen en tussen projecten had doeltreffender kunnen plaatsvinden.

Belangrijkste aanbevelingen en opmerkingen van de Commissie

Het INFO 2000-evaluatieverslag bevat drie hoofdaanbevelingen [8]:

[8] Bladzijde 12 (met argumentatie op blz. 10-11) van het verslag over de definitieve evaluatie van INFO 2000 (bijlage).

1. De selectie en de hoofdrichtingen van de thema's voor het follow-up-programma, e-Content, zouden moeten worden aanvaard.

Commentaar: De Commissie verwelkomt deze aanbeveling en wijst erop dat zij is gebaseerd op een uitvoerige evaluatie van INFO 2000, waaronder een sectoriële analyse [9], case-studies [10], een enquête onder de deelnemers, en door er de resultaten van een aanvullende effecten-studie [11] in op te nemen.

[9] Apart als bijlage aan het verslag over de definitieve evaluatie van INFO 2000 toegevoegd.

[10] Apart als bijlage aan het verslag over de definitieve evaluatie van INFO 2000 toegevoegd.

[11] Impact Assessment Review of INFO 2000 Programme, BIPE voor DG INFSO, april 2000.

2. In het follow-up-programma zou moeten worden ingegaan op wetgeving, regelgeving en normalisatie.

Commentaar: De Commissie deelt het standpunt van het evaluatieverslag dat deze kwesties aanzienlijke belemmeringen blijven inhouden voor de totstandkoming van de interne markt in deze sector. In het voorstel voor het follow-up-programma, e-Content, is een programmapunt voorzien om deze kwesties te behandelen en normalisatie te ondersteunen. De belangrijkste programmapunten van het programma voorzien in maatregelen om normalisatie te bevorderen (bv. metagegevens bij het gebruik van overheidsinformatie en taalinfrastructuur voor het onderdeel taalkundige en culturele aanpassing). Daarnaast zijn er een aantal horizontale en ondersteunende maatregelen die op deze probleemgebieden ingaan, waaronder de totstandbrenging van een aantal "clearing centres" voor de rechten op digitale inhoud, de financiering van strategische studies voor het toezien op en analyseren van de ontwikkelingen, en de totstandbrenging van een groep industriëlen teneinde het debat over met inhoud verband houdende kwesties te vergemakkelijken, die ertoe zullen bijdragen dat de activiteiten van het programma dicht bij de behoeften van de markt zullen aanleunen. Wetgevende en regelgevende aangelegenheden vallen niet onder het werkingsgebied van het e-Content-programma. Zij kunnen zo echter nodig op gang worden gebracht wanneer uit in het kader van e-Content ondernomen activiteiten zou blijken dat dit nodig is.

3. Het toekomstige programma dient, voldoende gefinancierd, in te gaan op kwesties van de overdracht van informatie, kennis en vaardigheden tussen projecten en tussen programma's.

Commentaar: In haar voorstel voor e-Content, het follow-up-programma, heeft de Commissie rekening gehouden met de noodzaak te voorzien in een omgeving die gunstig is voor het clusteren van projecten en voor de uitwisseling van beste praktijken tussen projecten. Er zullen daartoe specifieke maatregelen worden voorgesteld op het niveau van het werkprogramma, met betrekking tot zowel de contractregelingen als de omvang van de individuele projecten. Daarnaast zal de Commissie - vanwege het te verwachten hoge aandeel van het MKB bij de deelnemers, zoals reeds vastgesteld bij de voorbereidende maatregelen voor het jaar 2000 [12] - specifieke maatregelen voorstellen om de administratieve last te verlichten die is verbonden met het deelnemen aan en het uitvoeren van het programma. Voorts neemt de Commissie goed nota van de behoefte een pro-actief en doeltreffend informatie-, verspreidings- en communicatiebeleid op te stellen en uit te voeren als een hoofdmiddel om de doelgroepen te bereiken die worden aangegeven in het voorstel voor het e-Content-programma.

[12] Begrotingspost B5-334, Begroting van de Europese Gemeenschappen, jaar 2000.

MLIS: Programma voor de meertalige informatiemaatschappij (Multilingual Information Society Programme)

Achtergrond

De doelstellingen van MLIS, zoals aangegeven in de beschikking van de Raad [13], waren:

[13] Beschikking 96/664/EG van de Raad van 21 november 1996 (PB L306 van 28.11.1996, blz. 40).

- De bekendheid verhogen en de levering stimuleren van meertalige diensten in de Gemeenschap die gebruik maken van taaltechnologieën, -hulpbronnen en -normen.

- Gunstige voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de taalindustrieën.

- De kosten van informatieoverdracht tussen talen verminderen, met name voor het MKB, en bijdragen aan de bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap.

MLIS besloeg een periode van drie jaren, van november 1996 tot november 1999, met een budget van 15 miljoen euro. Het programma werd uitgevoerd door de medefinanciering van 35 projecten, waarbij zo'n 190 organisaties waren betrokken, en via drie programmapunten:

- Ondersteuning van de totstandbrenging van een dienstenkader voor Europese taalhulpbronnen.

- Aanmoediging van het gebruik van taaltechnologieën, -hulpbronnen en -normen.

- Bevordering van het gebruik van geavanceerde taalhulpmiddelen in de openbare sector in de Gemeenschap en in de lidstaten.

MLIS omvatte ook verscheidene verspreidings- en bijkomende maatregelen.

Doelstellingen van de evaluatie

De evaluatie van MLIS hield een beoordeling in van de effecten en de doelmatigheid van het programma bij het bereiken van de doelstellingen zoals die zijn uiteengezet in de beschikking van de Raad en het daarna opgestelde werkprogramma; de doelmatigheid van de theorie achter de actie van het programma (de "Interventie-logica"); de efficiency van organisatie en beheer van het programma; en kwesties met betrekking tot synergie, complementariteit en duurzaamheid.

Belangrijkste resultaten van de evaluatie

Bij het analyseren van de interventielogica van het programma en van het proces waarbij het beleid werd opgesteld en dat uiteindelijk leidde tot een beschikking van de Raad, merkten de beoordelaars op dat de poging om een groot aantal uiteenlopende sociaal-economische doelstellingen in één enkel programma, op te nemen heeft geleid tot problemen bij het bereiken van de ambitieuze doelstellingen die men met het beperkte beschikbare budget wilde realiseren. Bij het beoordelen van organisatie-beheerskwesties merkten de beoordelaars op dat de tenuitvoerlegging trager was dan verwacht, waarbij een aantal zwakke punten waren gelegen in procedurele en structurele factoren. De belangrijkste daarvan waren de betrekkelijke rigiditeit van de programmamechanismen, die voor een groot deel waren overgenomen uit de OTO-programma's, en het gebrek aan voldoende mankracht. In het evaluatieverslag wordt gesteld dat de uiteindelijke effecten van MLIS, gemeten aan de doelstellingen op communautair niveau, bescheiden en tot nog toe onvolledig zijn, omdat veel projecten nog steeds lopen. In het verslag wordt echter opgemerkt dat de meeste in het kader van dit programma gefinancierde activiteiten zeer pertinent waren en dat er vooruitgang is geboekt met betrekking tot alle doelstellingen van het programma.

Belangrijkste aanbevelingen en opmerkingen van de Commissie

Het MLIS-evaluatieverslag bevat negen hoofdaanbevelingen [14]:

[14] Te vinden op blz. 25 van het verslag over de definitieve evaluatie van MLIS (bijlage). De aanbevelingen zij hier enigszins gehergroepeerd om de opmerkingen per thema bij elkaar te kunnen plaatsen.

1. Opstellen van een EU-beleidskader inzake taalaangelegenheden.

2. De Commissie zou een dienstenoverschrijdende groep inzake informatie- en communicatietechnologie (ICT) en taalkwesties moeten instellen en via een alomvattende website een gids publiceren over door de EU op dit gebied gesteunde activiteiten.

Commentaar: De Commissie zal deze twee aanbevelingen actief bestuderen bij het verder ontwerpen en plannen van het voorgestelde e-Content-programma en bij het voorbereiden van haar bijdrage aan het "Europees jaar van de talen", 2001. Alle op taal betrekking hebbende EU-projecten die door het DG Informatiemaatschappij worden beheerd, worden reeds via één enkele website [15] gepresenteerd.

[15] http://www.hltcentral.org

3. Bij het opstellen van toekomstige programma's dient de nadruk te worden gelegd op het stimuleren van de vraag naar en de invoering van taaldiensten.

Commentaar: De Commissie aanvaardt deze aanbeveling. Het voorstel van een follow-up-programma voor MLIS en INFO 2000, e-Content, omvat als een van de vier specifieke objectieven de "Bevordering van de meertaligheid in digitale inhoud op mondiale netwerken en het verhogen van de exportkansen voor de Europese inhoudsbedrijven (met name uit het MKB) door middel van de invoering van taalkundige en culturele aanpassingen". Daartoe wordt overwogen samenwerkingsverbanden te bevorderen tussen betrokkenen uit de digitale inhouds- en de taalindustrie om de goedkeuring op brede schaal van meertalige productontwikkelingsstrategieën en -oplossingen te bevorderen, via het ondersteunen van in samenwerking plaatsvindende en met gedeelde kosten uitgevoerde projecten.

4. Grotere nadruk moet worden gelegd op maatregelen betreffende de verspreiding, het verhogen van de bekendheid, goede praktijken, het stimuleren van de vraag en het vervullen van een katalysatorrol door de EU.

Commentaar: De Commissie aanvaardt deze aanbeveling en zal ze ten uitvoer leggen via de begeleidende maatregelen die worden gepland als onderdeel van de ondersteunende maatregelen van het voorgestelde e-Content-programma. Er zijn reeds stappen in deze richting ondernomen, met inbegrip van elektronische en traditionele publicaties, gedurende het laatste jaar van de uitvoering van het MLIS-programma. De positieve gevolgen daarvan kunnen worden gezien in de mobilisatie van een veel bredere reeks marktdeelnemers die hebben geantwoord op de oproep voor de in april gelanceerde voorbereidende acties voor e-Content.

5. Een eventueel follow-up-programma dient bij de voorbereidende werkzaamheden onder andere in te gaan op de beoordeling ex ante van de problematiek en de redenen voor interventie door de EU, gekoppeld aan duidelijker gedefinieerde en meetbare doelstellingen en geschikte vooruitgangsindicatoren.

6. Alvorens enige toekomstige beschikking van de Raad wordt opgesteld dient de beschikbare financiering te worden vastgesteld, zodat de ambities in overeenstemming zijn met de beschikbare middelen.

Commentaar: De Commissie zal bijzondere aandacht schenken aan deze aanbevelingen, waarin belangrijke aspecten terug te vinden zijn van de onlangs verschenen mededeling van de Commissie over het versterken van de evaluatie van activiteiten van de Commissie [16] en die in lijn zijn met de geleidelijke invoering bij de Commissie van ABB (activity-based budgeting) als onderdeel van de huidige hervorming van de Commissie. In het bijzondere geval van het e-Content-voorstel, werden verscheidene studies ondernomen [17] teneinde tot een duidelijke probleemstelling te komen en een daarbij passende interventielogica op te stellen, en op basis van deze analyse werden een aantal kwantificeerbare doelstellingen en daarmee overeenkomende indicatoren afgeleid [18].

[16] SEC(2000) 1051 van 26.7.2000, Focus op resultaten: Het versterken van de evaluatie van activiteiten van de Commissie.

[17] Zie met name "Multilingual Digital Content: Export Potential and Linguistic Customisation of Digital Products and Services", Equipe Consortium, juli 2000, en "Evaluation of the Economic and Social Impact of Multilinguality in Europe", Bureau van Dijk Ingénieurs Conseils, juli 2000.

[18] Zie deel 9, "Elementen voor een kosten-batenanalyse", van het voorstel van de Commissie voor een beschikking van de Raad betreffende e-Content.

7. Aangezien veel MLIS-projecten nog niet zijn voltooid en waarschijnlijk nog tot interessante resultaten zullen leiden, moet worden gezorgd voor mechanismen om daaruit lering te trekken en de resultaten te verspreiden.

Commentaar: Op deze projecten zal zorgvuldig worden toegezien als onderdeel van de voorbereidingen voor het voorgestelde e-Content-programma. Als verspreidingsmechanisme zal onder andere gebruik worden gemaakt van: HLTCentral, het op het web gebaseerde observatorium van de technologieën voor menselijke taal; presentaties en demonstraties bij relevante evenementen; en regelmatige workshops en sessies voor informatie-uitwisseling met andere relevante projecten.

8. Het zou nuttig zijn gebruik te maken van een flexibeler projectfinancieringsmodel, dat is georiënteerd op de invoering van taaldiensten (vraag) en waarin meer nadruk zou kunnen worden gelegd op outputs in plaats van inputs op projectniveau.

Commentaar: De Commissie verwelkomt deze aanbeveling. In de context van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte, wordt terdege overwogen de thans in EU-programma's gebruikte financieringsmodellen open te stellen en over te gaan op vormen van contracten die zijn gebaseerd op de indiening en aanvaarding van deliverables.

9. Er moeten benchmarks worden vastgesteld om op projectniveau te kunnen beoordelen of men "waar voor zijn geld" krijgt.

Commentaar: Alle voorstellen in het voorgestelde follow-up-programma, e-Content, zullen specifieke doelstellingen moeten afleiden uit het doel van dit programma en dat dan ook op een meetbare en controleerbare wijze specificeren. De projecten zullen ook benchmarks moeten voorstellen door de huidige situatie op het gebied van hun interventie te beschrijven, met een aantal basisgegevens betreffende de uitgangssituatie. Verder zullen lopende projecten verder worden onderworpen aan regelmatige peer reviews totdat zij voltooid zijn.

CONCLUSIE

De Commissie neemt goed nota van de resultaten en aanbevelingen van de definitieve evaluatieverslagen van de INFO 2000- en MLIS-programma's. In het licht van de antwoorden van de Commissie op deze verslagen, nodigt zij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's uit om:

(1) De Commissie te ondersteunen in haar aanpak digitale inhoud op te nemen als onderdeel van het eEurope 2002-actieplan in het licht van de sleutelrol van digitale inhoud bij het ondersteunen van de economische en sociale ontwikkeling van Europese bedrijven en burgers.

(2) Steun te verlenen aan de Commissie om het e-Content-programma als sleutelelement te plaatsen van het eEurope 2002-actieplan [19], waarvoor op de Europese Raad van Feira steun was betuigd.

[19] http://europa.eu.int/comm/information_society/eeurope/actionplan/index_nl.htm

(3) De Commissie te ondersteunen in haar streven de projectbeheerprocedures te vereenvoudigen en daarmee de deelneming van het MKB aan het voorgestelde e-Content-programma te bevorderen.

BIJLAGE

Definitieve Evaluatie van het INFO 2000- programma

Uitgevoerd voor de Europese Commissie

Samenvatting

Technopolis Ltd, VK

Databank Consulting SpA, Italië

IDATE, Frankrijk

LENTIC, België

17 juli 2000

Inhoud

Samenvatting

1. Kort overzicht

2. Inleiding en methode

3. INFO 2000 in Context

3.1 Stimuleren van de vraag en verhogen van de bekendheid

3.2 Benutten van overheidsinformatie

3.3 De ontwikkeling van Europa's potentieel op multimediagebied op gang brengen

3.4 Ondersteunende maatregelen

4. Evaluatievragen

4.1 Heeft INFO 2000 aan de doelstellingen voldaan-

4.2 Was de "interventielogica" van het programma effectief-

4.3 Is het programma efficiënt beheerd en georganiseerd-

4.4 Bestaansreden, synergie en duurzaamheid

4.5 Kwam het programma tegemoet aan de behoeften van het doelpubliek-

4.6 Werden de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie ten uitvoer gelegd-

5. De toekomst en het e-Content-programma

6. Aanbevelingen

Samenvatting

Deze samenvatting bevat zowel een kort overzicht voor de lezers die heel snel een overzicht van de evaluatie willen krijgen als een volledigere samenvatting. Deze laatste bevat een beschrijving van het programma, gevolgd door de antwoorden op de bij de evaluatie gestelde vragen.

1. Kort overzicht

INFO 2000 was een breed opgezet Europees programma van activiteiten voor het stimuleren van het aanbod en het gebruik van multimedia. Het beschikte over een budget van 65 miljoen euro en had een looptijd van vier jaren, van 1996 tot 1999.

Het programma telde vier programmapunten:

- Stimuleren van de vraag en verhogen van de bekendheid

- Benutten van overheidsinformatie in Europa

- De ontwikkeling van Europa's potentieel op multimediagebied op gang brengen

- Ondersteunende maatregelen

Er werd een netwerk van centra opgezet voor de verspreiding van informatie en het coördineren van activiteiten en evenementen. Dit netwerk, bekend onder de naam MIDAS-NET, was actief in 17 landen en voerde bij elkaar meer dan 2.500 activiteiten uit. De knooppunten van het netwerk waren in verschillende mate effectief, waarbij sommige een uitstekende dienstverlening boden en andere minder effect hadden. De Commissie ondersteunde de werkzaamheden van de knooppunten met het ter beschikking stellen van een specifiek voor dat doel ingerichte multimedia-webserver: I*M EUROPE. Daarnaast werd een wedstrijd - EuroPrix - georganiseerd om een tentoonstellingsforum te bieden voor het werk van kwalitatief hoogwaardige multimediabedrijven. Dit bleek een populair en goed opgemerkt evenement te zijn, waarop dan ook door velen werd ingeschreven.

Een sleutelelement van het programma was het bereiken van een verbeterde benutting van de thans onderbenutte overheidsinformatie. Als pan-Europese instelling was de Commissie goed geplaatst om het debat over deze kwestie te bevorderen en een Europese strategie te ontwikkelen. De formele resultaten van het proces bestonden in de publicatie en goedkeuring van het Groenboek "Overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa" in 1999. De uitvoering van een aantal projecten om "eigenaars van inhoud" uit de openbare sector en "ontwikkelaars van inhoud" uit de particuliere sector bij elkaar te brengen behelsde de omzetting in de praktijk van een aantal van de conceptuele kaders uit dat Groenboek. In veel gevallen waren deze samenwerkingsverbanden echt opmerkelijke evenementen, gezien de combinatie van niet duidelijk aanwezige vraag, op historische gronden gebaseerde antipathie tussen sommige betrokkenen en de gefragmenteerde aard van de markt.

Het programmapunt "ontwikkeling van Europa's potentieel op multimediagebied" zorgde voor een milieu waarin multimediabedrijven - met name uit het MKB - konden beginnen met de ontwikkeling van producten en diensten, alsmede van hun interne en via netwerken lopende kennisoverdrachtcapaciteit. De deelneming aan het programma werd duidelijk gezien als een stap in het ontwikkelingsproces, meer nog dan als een mogelijkheid voor de rechtstreekse totstandbrenging van een bepaald eindproduct. Het is echter ook duidelijk dat het grootste deel van de projecten voor de deelnemende organisaties van significant belang waren en dat zij zonder het programma helemaal niet hadden kunnen worden ontwikkeld. De algemene projectkwaliteit was goed, waarbij het indieningsproces in twee fasen het mogelijk maakte de zwakkere projecten te elimineren. Een begeleidende activiteit was het lanceren van projecten die waren ontworpen als experimentele testomgevingen, waarin verschillende vormen van aanpak van het probleem van de handel in multimediarechten-verrekening (ervoor zorgen dat houders van copyright worden geïdentificeerd en dat bij hergebruik van hun materiaal voor de nodige beloning wordt gezorgd) konden worden uitgetest.

Er was sprake van een verscheidenheid van ondersteunende maatregelen. Hieronder vielen een reeks vergelijkende studies op het gebied van multimedia in alle lidstaten, een aantal algemene referentiestudies naar multimedia, en een aantal proefprojecten op het gebied van opleiding en onderwijs. Er werd ook aanzienlijke steun verleend aan activiteiten zoals "Open Information Interchange", dat toeziet op wereldwijde normen, de "Legal Advisory Board", die inging op juridische kwesties. Deze activiteiten - ingaan op de kaderkwesties die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van een Europese multimediamarkt - waren essentieel.

Het programma heeft algemeen gesproken aanzienlijke resultaten opgeleverd. Het heeft de bekendheid met multimedia verhoogd via een netwerk dat in alle lidstaten vertegenwoordigd was. Het heeft een katalysatorrol vervuld in de Europese multimedia-industrie door het financieren van projecten in een brede verscheidenheid van sectoren. Het heeft het debat gestimuleerd over het benutten van de Europese overheidsinformatie, leidend tot het opstellen en goedkeuren van een Groenboek "Overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa". Het programma heeft ook een omgeving geboden voor actoren uit de particuliere en openbare sector om effectief met elkaar samen te werken en heeft bijgedragen aan de vooruitgang met betrekking tot de handel in Europese multimediarechten en andere juridische en regelgevingskwesties.

Er traden tijdens het programma slechts relatief kleine problemen op. Deze problemen hadden betrekking op vertragingen bij de betalingen en bij de toekenning van contracten. Het netwerken en de uitwisseling van informatie tussen en binnen de projecten had wat doeltreffender mogen zijn.

Ondanks de in het kader van INFO 2000 geboekte vooruitgang dient verdere programmasteun te worden gegeven aan het ontwikkelen van Europese capaciteiten op multimediagebied, met name bij het benutten van overheidsinformatie en om bedrijven te helpen kapitaalmarktbelemmeringen te overwinnen.

2. Inleiding en methode

INFO 2000 was het programma van de Europese Commissie (lopend van januari 1996 tot december 1999 [20]), dat was ontworpen om het gebruik van multimedia in Europa te stimuleren en om de ontwikkeling te ondersteunen van een Europese multimedia-industrie die in staat zou zijn op de wereldschaal de concurrentie aan te gaan. Het programma wilde ertoe bijdragen een multimedia-industrie tot stand te laten komen die zou kunnen voldoen aan de behoeften van de bedrijven en burgers van Europa inzake digitale inhoud die wordt aangesproken over elektronische netwerken. De schepping en de levering van dit soort inhoud zou leiden tot economische groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid en tot individuele professionele, sociale en culturele ontwikkeling. Er waren vier hoofdprogrammapunten:

[20] Hoewel sommige projecten in 1999 van start gingen en nog steeds lopen. Het programma is derhalve nog steeds "levend", hetgeen een aantal problemen oplevert wanneer men de eindkwaliteit van alle outputs probeert te analyseren. Aangezien echter de meeste projecten voltooid zijn, kan nu toch al een representatief beeld worden geschetst.

- Stimuleren van de vraag en verhogen van de bekendheid

- Benutten van overheidsinformatie in Europa

- De ontwikkeling van Europa's potentieel op multimediagebied op gang brengen

- Ondersteunende maatregelen

Deze evaluatie werd uitgevoerd omdat dit zo was bepaald in de Beschikking 96/339/EG van de Raad waarmee het programma was vastgesteld. De opdracht bestond erin na te gaan in welke mate:

- INFO 2000 effectief was in het voldoen aan de doelstellingen zoals uiteengezet in Beschikking 96/339/EG van de Raad

- de "interventielogica" van het programma effectief was

- het programma efficiënt werd beheerd en was georganiseerd

- de rechtvaardiging van het programma, de synergie en de duurzaamheid alle in dezelfde richting werkten

- het programma tegemoet kwam aan de behoeften van het doelpubliek

- de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie ten uitvoer waren gelegd.

De evaluatie werd uitgevoerd gedurende een periode van zes maanden (januari 2000 tot juni 2000) door een transnationaal consortium onder leiding van Technopolis. Daarbij werd een analyse uitgevoerd van de tijdens de looptijd van het programma geproduceerde documentatie, werden gestructureerde interviews gehouden met personeel van de Commissie, projectdeelnemers en waarnemers uit de industrie, en werd een vragenlijst naar meer dan 500 projectdeelnemers verstuurd.

3. INFO 2000 in Context

Toen INFO 2000 van start ging, waren er slechts weinig vergelijkbare nationale programma's voor het stimuleren van het gebruik van multimedia. De VS was wereldleider bij de schepping, het gebruik en de distributie van elektronische inhoud, en het internet bevond zich nog in de kinderschoenen. Op Europees niveau waren reeds maatregelen genomen om te proberen de technologische kloof tussen de VS en Europa te verkleinen - in de vorm van een aantal politieke maatregelen en mededelingen [21], gedeeltelijk omgezet in activiteiten via het voorloperprogramma van INFO 2000, IMPACT II. Aangezien echter de kloof tussen de VS en Europa niet kleiner werd, was meer activiteit nodig om de markt te ontwikkelen.

[21] Voorbeelden hiervan zijn de publicatie 1994 van "Europa op weg naar de informatiemaatschappij - een actieplan" van de Europese Commissie en de resolutie van de Raad van 4 april 1995 over cultuur en de media, waarin werd gewezen op het belang van multimedia voor het bevorderen van de ontwikkeling van de inhoudsindustrie. Er vonden ook verschillende besprekingen op hoog niveau plaats over dit onderwerp op de Top van Brussel in 1993 en die in Korfoe en Essen in 1994.

De doelstellingen van INFO 2000 waren derhalve:

- Gunstige voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de Europese industrie van multimedia-inhoud

- Stimuleren van de vraag naar en het gebruik van multimedia-inhoud

- Bijdragen aan de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers

- Bevorderen van de uitwisseling van kennis tussen gebruikers en leveranciers

INFO 2000 had een zeer brede taakstelling. Om de doelstellingen ervan te bereiken, moesten zeer verschillende vormen van aanpak worden toegepast, vandaar de keuze voor vier verschillende programmapunten.

3.1 Stimuleren van de vraag en verhogen van de bekendheid

Het belangrijkste doelpubliek voor de INFO 2000-activiteiten ter verhoging van de bekendheid waren de industrie (met name het midden- en kleinbedrijf, MKB) en de burgers via bibliotheken. Het belangrijkste mechanisme dat daarvoor werd gebruikt was een netwerk dat bekend staat onder de naam MIDAS-NET (Multimedia Information Demonstration and Support Nodes); elk van de knooppunten omvatte een consortium van organisaties, die een cluster van multimedia-specifieke kennis en deskundigheid vertegenwoordigden. Hun taak bestond erin een reeks activiteiten op gang te brengen en te onderhouden - websites, informatiedagen, seminars, tentoonstellingen, nieuwsbrieven, roadshows - om het doelpubliek de mogelijkheden van multimedia te laten zien. Er werden meer dan 2.500 activiteiten gelanceerd. Daarnaast werd een wedstrijd onder de naam EuroPrix gelanceerd om het werk van kwalitatief hoogwaardige multimediabedrijven te kunnen tonen.

De reden voor het inrichten van een netwerk van de bekendheid verhogende organisaties was zeer gegrond, maar de prestaties van de MIDAS-NET-knooppunten liepen te sterk uiteen; sommige waren uitstekend, andere waren zwak. Het EuroPrix-evenement was goed georganiseerd en doeltreffend.

3.2 Benutten van overheidsinformatie

Houders van overheidsinformatie waren gefragmenteerd van aard en er was slechts sprake van een zwak uitgedrukte vraag naar die informatie. De Commissie bevond zich in een unieke sterke positie doordat zij een pan-Europese organisatie is met als opdracht de sociale en economische cohesie te stimuleren, en kon dit falen van de markt dus aanpakken door het ontwikkelen van beleid voor het op systematische wijze opvragen en benutten van overheidsinformatie.

Derhalve werd onder de auspiciën van INFO 2000 een Groenboek met de titel Overheidsinformatie: eenessentiële hulpbron voor Europa [22] goedgekeurd. In dit document werden de uitdagingen voor Europa uiteengezet: het overwinnen van de gefragmenteerde aard van de markt, waarbij informatie in verschillende formaten, en door verschillende organisaties wordt bijgehouden, en is onderworpen aan verschillende nationale wetgevingen met betrekking tot de benutting en het gebruik, en met behoud van de vertrouwelijkheid. Het gecombineerde effect daarvan was dat de gebruikers niet het best mogelijke gebruik konden maken van overheidsinformatie en dat overheden werden verhinderd op optimale wijze beleid op te stellen en daarover te communiceren.

[22] COM(1998) 585. Overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa. Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij.

Om te demonstreren hoe overheidsinformatie zou kunnen worden gebruikt, verstrekte INFO 2000 financiering aan 26 projecten. Hieronder vielen het digitaliseren van fotoarchieven, het bevorderen van de toegang tot informatie over belastingwetgeving inzake bedrijfsbelastingen, het voorzien in multimedia-informatie over luchtvervuiling en waterregulering, het bevorderen van de volksgezondheid en het voorzien in hulpmiddelen die ertoe bijdragen Europa geografisch in kaart te brengen. Bij deze projecten werden houders van inhoud (overheidsinstellingen) in contact gebracht met ontwikkelaars van inhoud (meestal in de particuliere sector of in de academische wereld) om samen te werken bij de ontwikkeling van oplossingen voor gemeenschappelijke problemen van interoperabiliteit, het harmoniseren van beleid inzake de toegang tot gegevens, het in netwerken uitwisselen van hulpmiddelen, rekening houdende met de culturele, taalkundige en regelgevende verschillen en met het oog op de vraag op de markt.

Ondanks opgelopen vertragingen zorgde dit programmapunt voor tastbare resultaten ter ondersteuning van de beleidsvorming - het Groenboek - en zorgde ook voor de financiering van een aantal projecten waarmee de erin vervatte concepten konden worden omgezet in praktische toepassingen. Het bij elkaar brengen van tot dan toe gescheiden, opererende betrokkenen was een significant resultaat van dit programmapunt, evenals de totstandbrenging van een brede bekendheid bij het publiek van de mogelijkheden van overheidsinformatie.

3.3 De ontwikkeling van Europa's potentieel op multimediagebied op gang brengen

Een succesvolle Europese multimedia-industrie kan alleen tot stand worden gebracht door het scheppen van een omgeving waarmee duurzame creativiteit en technologische ontwikkeling binnen de bedrijven kan worden gestimuleerd. Daartoe moedigde INFO 2000 de deelnemende organisaties aan om transnationale samenwerking aan te gaan, waarbij de academische wereld, het zakenleven en de overheidssector werden betrokken, over de hele keten, gaande van informatieleveranciers tot de verdelers daarvan. Het was van wezenlijk belang om het MKB, als de drijvende kracht van de Europese economie, daarbij te betrekken - iets waarin het programma zeer succesvol was.

Budgettaire beperkingen leiden ertoe dat slechts vier sectoren konden worden gekozen als focus voor het programma - cultureel erfgoed, zakelijke informatie, geografische informatie, en wetenschappelijke, medische of technologische informatie. De resultaten van de projecten concentreerden zich op de CD-ROM als leveringsplatform - dit was in die tijd dan ook het belangrijkste medium. De meeste projecten zouden vandaag eerder gebruik maken van het internet, en e-commerce-oplossingen zouden ook vaak worden ingezet.

Daarnaast werd ook vooruitgang geboekt bij het aanmoedigen van bedrijven en andere organisaties om samen te werken voor het vinden van mogelijke oplossingen voor één van de typische regelgevingsproblemen op multimediagebied: de handel in multimediarechten.

De belangrijkste activiteiten van dit programmapunt concentreerden zich op het stimuleren van multimedia-ontwikkelingen. Het werd duidelijk uit de reacties van de deelnemers dat het programma in dit opzicht belangrijk was: zonder INFO 2000 zouden de meeste projecten (ondanks hun strategisch belang) geen vooruitgang hebben geboekt. De deskundige ondersteuning van de Commissie werd zeer gewaardeerd en de effecten op de eigen technologische, werkgelegenheids- en concurrentiepositie van de deelnemers was duidelijk. Het was echter ook duidelijk dat de betalingsprocedures en de vertragingen onaanvaardbaar waren.

Wat betreft de handel in multimediarechten verrekening, bereikte het programma haar doelstelling om bij te dragen tot een verlichting van het probleem, door verschillende vormen van aanpak in een aantal verschillende sectoren te kunnen testen, waaronder muziek, de audiovisuele sector en het publiceren van boeken.

3.4 Ondersteunende maatregelen

De laatste activiteit van het programma was het voortzetten van de ontwikkeling van het ondersteunende kader voor de multimedia-industrie. Er werden gedetailleerde studies uitgevoerd naar de stand van zaken van de Europese multimedia-industrie in termen van technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het OII (Open Information Interchange) werd ingericht om gegevens te vergaren over wereldwijde activiteiten inzake normen en interoperabiliteit en organisaties. De activiteiten van de Legal Advisory Board droegen bij aan de regelgevingskwesties, met name het internetactieplan. Dit was ontworpen om een veilige omgeving te bieden voor bedrijfsleven en burgers en werd formeel goedgekeurd op 25 januari 1999. Er werden ook werkzaamheden uitgevoerd op het gebied van computercriminaliteit, ter voorbereiding van een toekomstige mededeling van de Commissie. Er waren ook projecten gericht op het ontwikkelen van programma's op het gebied van onderwijs en opleiding, die zouden kunnen worden overgedragen naar een bredere omgeving via andere communautaire programma's zoals SOCRATES en LEONARDO.

Deze "kaderkwesties" die ten grondslag lagen aan de ontwikkeling van de Europese multimedia-industrie gedurende een zeer bewogen tijd, waren van groot belang - en zij zijn dat eigenlijk nog steeds. De uiteenlopende en gevarieerde doelstellingen van deze activiteiten werden voor het grootste deel bereikt - met de gedeeltelijke uitzondering van de vertraagde studies over multimedia-ontwikkelingen in de lidstaten.

4. Evaluatievragen

4.1 Heeft INFO 2000 aan de doelstellingen voldaan-

Het programma heeft voor het grootste deel zijn doelstellingen bereikt en heeft een bijdrage geleverd aan de algemene doelstelling een competitieve Europese multimedia-industrie te bevorderen.

De opzet van het programma heeft gunstige voorwaarden geschapen voor de ontwikkeling van de Europese multimedia-industrie. Door het beslaan van een brede reeks van kwesties, van het opbouwen van technologische capaciteiten en van vaardigheden binnen bedrijven tot aan het lanceren van een Europees debat over de toekomst van overheidsinformatie, en door in te gaan op de complexe aangelegenheden in verband met de handel in multimediarechten, heeft het programma alle belangrijke structurele elementen van de industrie weten te belichten. De enige kwestie die niet werd bestreken was het eeuwige probleem van de toegang tot financiële middelen - en er wordt dan ook voorgesteld in het follow-up-programma op INFO 2000 daarop in te gaan.

Het programma stimuleerde de vraag door een brede reeks betrokkenen te informeren. Door gebruik te maken van een multiplier-aanpak (de MIDAS-NET-knooppunten) heeft INFO 2000 een groot publiek weten te bereiken - en daarbij een "netwerk van netwerken" tot stand gebracht. Het is niet mogelijk een oorzakelijk verband aan te tonen tussen het bestaan van het MIDAS-NET-netwerk en de verhoogde vraag naar en gebruik van multimedia. Het feit dat meer dan 2.500 acties werden ondernomen ten gevolge van het netwerk, wijst er echter op dat veel betrokkenen hierdoor op de mogelijkheden van multimedia werden gewezen. De EuroPrix-evenementen bereikten ook een groot publiek, en boden de mogelijkheid de beste multimediaproducten die Europa kan bieden te vertonen.

Inziende dat de vraag in de minder begunstigde regio's waarschijnlijk zwak zou zijn, bood de Commissie meer financiering aan voor projecten in regio's van Doelstelling 1. De effecten hiervan zijn niet duidelijk zichtbaar en men kan in het algemeen niet concluderen dat het programma de vraag in de minder begunstigde regio's van Europa bijzonder zou hebben gestimuleerd.

De Commissie probeerde door middel van een sterkere financiële bijdrage ook de deelneming van het MKB aan het programma te bevorderen, aangezien het MKB de drijvende kracht vormt van de multimedia-expansie in Europa. Op dit gebied was het programma effectief en succesvol, met een hoge participatiegraad uit het MKB - 43% van de deelnemers in de programmapunten 2 en 3 waren afkomstig uit het MKB.

Het programma heeft bijgedragen aan de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers. Op deze behoeften werd door individuele projecten ingegaan, maar er zal nog meer invloed uitgaan van de publicatie van het Groenboek Overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa. Dit heeft het potentieel de kwaliteit van het leven van een veel groter deel van de Europese bevolking te beïnvloeden.

Het programma ging ook in op de behoeften van de professionals van de nieuwe media, met een reeks van projecten gericht op het ontwikkelen van de multimediadeskundigen van de toekomst. Door de inspanningen specifiek te richten op scholen, hogescholen en universiteiten, wilde het programma de beschikbare pool van intellectueel kapitaal van de toekomst verdere vorm geven en verdiepen. Door een mechanisme tot stand te brengen waarbij proefactiviteiten konden worden overgedragen naar grotere kaderprogramma's zoals LEONARDO of SOCRATES, zullen de effecten zich laten voelen bij een groter aantal werknemers en ondernemers. Dit zal ertoe helpen bijdragen aan een inherente structurele zwakte van de markt, namelijk een gebrek aan vaardigheden, te verhelpen.

Het programma heeft de uitwisseling van kennis tussen gebruikers en leveranciers bevorderd. De deelneming aan projecten bracht betrokkenen uit de openbare en uit de particuliere sector bij elkaar, moedigde hen aan samen te werken en kennis uit te wisselen. Doelstellingen op het gebied van networking waren heel belangrijk voor de deelnemers, en de voordelen daarvan werden op brede schaal erkend. De deelnemers stelden ook dat INFO 2000 hen uitstekende kansen had geboden om hun kennisbasis te verbeteren, nieuwe technologieën te onderzoeken en om hun gereedschappen en technieken te ontwikkelen, evalueren en verbeteren. Nieuwe samenwerkingsverbanden kwamen tot stand en bestaande werden versterkt. Daarnaast was INFO 2000 succesvol in het bij elkaar brengen van uiteenlopende groepen binnen dezelfde sector, door hen aan te moedigen om samen te werken in plaats van elkaar tegen te werken - dit was vooral merkbaar in projecten die gebruik maakten van GIS (geografische informatiesystemen).

4.2 Was de "interventielogica" van het programma effectief-

"Interventielogica" is een term die wordt gebruikt om de verhouding te beschrijven tussen het programma en de hulpbronnen waarvan het gebruik maakt, en de output en effecten die ermee worden bereikt.

INFO 2000 had te lijden onder sterke bezuinigingen, meteen bij de start van het programma, en verloor ongeveer eenderde van zijn budget - het oorspronkelijk aangevraagde budget was immers 100 miljoen euro, maar het uiteindelijk toegewezen budget bedroeg 65 miljoen euro. Het was altijd al een ambitieus programma geweest, dat een brede reeks van kwesties en problemen wilde beslaan; de vermindering van de financiering maakte het echter nog moeilijker om aan deze verwachtingen te kunnen voldoen.

Het is duidelijk dat met een groter budget de effecten van delen van het programma - met name programmapunt 3 - groter zouden zijn geweest. Hoewel de projecten output van een hoge kwaliteit hebben geproduceerd, was de omvang ervan te klein om te leiden tot een kritieke massa of om duidelijk een katalysatorrol te spelen bij de ontwikkeling van de markt, voornamelijk omdat de projecten waren verspreid over heterogene marktsegmenten. Een sterkere financiering voor de projecten uit de overheidssector, met name die betreffende geografische informatiesystemen, waarvan is bekend welke diep geneste problemen zij omvatten in termen van metadata-vergaring, zou mogelijk hebben geleid tot een aantal grote Europese demonstratieprojecten - het soort resultaten dat niet door nationale instanties alleen kan worden bereikt.

Het is minder duidelijk of meer financiering in dezelfde mate ten goede zou zijn gekomen aan de verhoging van de bekendheid of aan ondersteunende activiteiten, zondere een sterkere specialisatie of zonder de activiteiten sterker te richten.

Algemeen lijkt de keuze van de vier programmapunten zinvol te zijn geweest in de tijd waarin de keuze werd gemaakt, gezien de brede waaier van kwesties waarop elk inhoudsspecifiek programma moet ingaan - de nieuwe, opkomende aard van de markt, de technologieën, de regelgevingskwesties, de nieuwigheid van de concepten, en zelfs de betrokkenen zelf. Het was een goede keus de meeste middelen te besteden aan projecten voor het op gang brengen van het multimediapotentieel van Europa, ondanks de problemen die werden veroorzaakt door de heterogeniteit van de markt. Dit was het programmapunt dat de meeste effecten zou brengen voor de betrokkenen uit de industrie, die een katalysatorrol vervullen voor een versterkte opname in en vraag van de markt.

4.3 Werd het programma efficiënt beheerd en georganiseerd-

In het algemeen kan worden gesteld dat het programma efficiënt werd uitgevoerd. De projectdeelnemers spraken hun lof uit over het kennisniveau en de deskundige steun van de ervaren project officers en ander personeel. De procedures voor de selectie van voorstellen, evaluatie, projectbeheer en verspreiding van de informatie waren transparant, rigoureus, werden uniform toegepast en werden in het algemeen goed aanvaard. Er was echter één gebied van inefficiëntie, en wel met betrekking tot de betalingsprocedures van de Commissie. Dit moet worden verbeterd, vooral voor een op de markt georiënteerd programma dat voor zijn succes ervan afhangt dat bedrijven van een goede kwaliteit worden aangetrokken.

Het projectfinancieringsmechanisme in twee fasen, dat werd gebruikt bij de selectie van een groot deel van de projecten, was niet de efficiëntste manier om projecten te financieren (er was sprake van hogere kosten wat betreft de aan evaluatie bestede tijd en vergoedingen), maar het was wel doeltreffend. Het maakte het mogelijk in eerste instantie veel meer projecten te financieren (omdat het financieringsplafon vrij laag was, kwamen 80 projecten voor financiering in aanmerking), en voorzag daarna in een mechanisme om extra middelen toe te kennen aan een kleinere groep (29) van de projecten met de hoogste kwaliteit. Dit maakte het mogelijk experimentele en proefprojectfase-ideeën eerst op de markt te testen en alleen door te gaan met de ontwikkeling van de projecten met de goede mix van technologische haalbaarheid en aantrekkelijkheid voor de markt.

4.4 Rechtvaardiging, synergie en duurzaamheid

De rechtvaardiging van het programma was duidelijk - er bestonden ten tijde van de oprichting van INFO 2000 maar weinig vergelijkbare programma's en de technologische kloof tussen de VS en Europa leek niet kleiner te worden.

Gedurende de looptijd van INFO 2000 was er ook een "zusterprogramma", namelijk MLIS (Multi-Lingual Information Society) en een aantal andere, minder nauw verwante, maar eveneens aanvullende programma's. Hoewel er geen sprake was van overlappende gebieden of dubbel geleverde inspanningen, toch heeft er ook geen zinvolle interactie plaatsgevonden tussen deze programma's, met name niet op projectniveau. Er heeft dus geen maximale synergie kunnen plaatsvinden.

Het is nodig door te gaan met het door INFO 2000 begonnen werk. Veel van de onderliggende aspecten van de beschikking van de Raad waarin de doelstellingen voor INFO 2000 werden uiteengezet, zijn niet veranderd. Er bestaat nog steeds behoefte aan een stuwende kracht voor de schepping en benutting van de industrie van elektronische inhoud als belangrijkste schepper van werkgelegenheid en economische welvaart en als een middel om de doelstellingen van cohesie en maatschappelijke integratie te ondersteunen.

Daartoe is het nog steeds nodig tijd, deskundigheid en middelen te investeren in het ontwikkelen van kaders om in te gaan op kwesties betreffende IPR en de handel in rechten, problemen die moeilijk op Europees niveau kunnen worden opgelost, aangezien de nationale prioriteiten niet dezelfde zijn.

Het is ook nog steeds nodig de openbare sector te stimuleren, die eigenlijk nu pas begint een reactie op een verhoogde vraag van de markt te vertonen. Deze reactie wordt vaak ingegeven door nationale prioriteiten inzake sociale integratie en cohesie (soms gebruik makend van structuurfondsen) die inhouden dat men probeert een gemakkelijke toegang tot overheidsdiensten te bevorderen. Vaak hebben deze een demonstratie- of multiplier-effect voor andere gebieden van het openbare leven, zoals onderwijs, bibliotheken of diensten op het gebied van de recreatie.

Op andere aandachtsgebieden zijn de prioriteiten veranderd. Bedrijven die actief zijn op het gebied van de nieuwe media hebben behalve werknemers met de nodige vaardigheden behoefte aan goede financiering - voor de aankoop van investeringsgoederen van professionele kwaliteit, locaties, en voor marketing- en opstartkosten. Ondanks de recente toename van interesse voor op de nieuwe technologie gebaseerde bedrijven door verstrekkers van risicokapitaal, fondsen op het gebied van de nieuwe media en zogeheten "business angels" (in navolging van het voorbeeld van de VS en de NASDAQ-markt), blijven sommige institutionele investeerders en traditionele kapitaalverstrekkers sceptisch. Het is nog steeds moeilijk zijn hen te overtuigen deel te nemen aan wat een riskante markt blijft.

4.5 Kwam het programma tegemoet aan de behoeften van het doelpubliek-

Aangezien het doelpubliek uitzonderlijk breed was - de openbare sector, de burgers, het MKB en beleidsmakers - is het alleen maar realistisch te zeggen dat het programma slechts ten dele heeft voldaan aan de behoeften van dit doelpubliek. Er moet nog veel werk worden verricht en er bestaat behoefte aan een follow-up-programma.

Het succes van het verhogen van de bekendheid varieerde tussen de verschillende MIDAS-NET-knooppunten, hoewel EuroPrix een zeer duidelijk gericht evenement was, met een duidelijke opdracht. Het werd op grote schaal bekendgemaakt en men kan stellen dat het heeft voldaan aan de behoeften van de deelnemende organisaties en de sponsoren. De publicatie van het Groenboek leidde tot een brede waaier van commentaren en verhoogde de bekendheid bij alle doelgroepen, met name de openbare sector en de beleidsmakers. De ondersteunende activiteiten droegen er in de eerste plaats toe bij de beleidsmakers te informeren, hoewel ook het bedrijfsleven hiervan baat heeft gehad. De projecten hebben de bekendheid verhoogd en hebben de vaardigheden van hun deelnemers verder ontwikkeld. In een aantal gevallen hebben zij ook een gemeenschappelijke aanpak voor sommige deelnemende groepen weten te ontwikkelen - dit is het duidelijkst het geval voor de betrokkenen in de GIS-sector.

De verspreiding van de resultaten en van de informatie was op één bepaald gebied duidelijk een lichtend voorbeeld - de publicatie van de INFO 2000-gegevens op de I*M-webserver was volledig en transparant, met inbegrip van de resultaten van de evaluaties. Ook een groot aantal publiciteitsdocumenten en studiematerialen werden gepubliceerd. Er heeft echter een minder doeltreffende verspreiding plaatsgevonden van de projectresultaten en er was sprake van slechts zeer weinig gedeeld gebruik van resultaten, methoden en oplossingen voor gemeenschappelijke problemen tussen de projecten.

4.6 Werden de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie ten uitvoer gelegd-

Er waren zes strategische aanbevelingen en zij werden alle ten uitvoer gelegd, op bevredigende of zelfs goede wijze:

- Tot stand brengen van een toekomstvisie

De Commissie heeft blijk gegeven van leiderschap op het tot nu toe onderontwikkelde gebied van de benutting van overheidsinformatie en is begonnen een visie op te bouwen als belangrijkste supporter van de ontwikkeling van een Europese multimediamarkt door sommige van de betrokkenen op die markt bij elkaar te brengen. Zij heeft ook leiding gegeven aan de discussie en aan de experimenten met betrekking tot de kadervoorwaarden - normen, regelgeving, interoperabiliteit en vaardigheden - die nodig zijn om de markt op de langere termijn te stimuleren.

- Ingaan op de convergentie (op technologisch en programmaniveau)

Er was sprake van enige kritiek van de projectevaluatoren dat de projecten geen gebruik wisten te maken van de mogelijkheden die worden geboden door het internet en e-commerce. Deze platforms en toepassingen waren echter pas aan het ontstaan gedurende de looptijd van INFO 2000. Met het oog op de complexiteit van de andere kwesties waarvoor de projecten kwamen te staan, is dit dan ook misschien een onterechte kritiek. In de volgende programmaperiode zullen andere platforms voor de levering van de resultaten de norm zijn, zullen de betrokkenen uit de multimediasector "rijper" zijn, en e-commerce zal op bredere schaal worden ingezet. Op voorwaarde dat de eis om gebruik te maken van geavanceerde toepassingen duidelijk wordt neergelegd in de taakomschrijving voor nieuwe projecten, is de waarschijnlijkheid dat zij met succes worden ingevoerd veel groter.

Ten behoeve van een betere convergentie en synergie met andere programma's van de Commissie wordt voorgesteld dat het follow-up-programma de twee meest op elkaar afgestemde programma's - MLIS en INFO 2000 - bij elkaar brengt.

- Tot stand brengen van de op kennis gebaseerde digitale maatschappij

Wat betreft het tot stand brengen van "evenwichtige netwerken" van deelnemers in projecten, was INFO 2000 een succes. Het heeft nieuwe deelnemers kunnen aantrekken, maar eveneens meer ervaren deelnemers. Er zijn samenwerkingsverbanden tussen de openbare en particuliere sector tot stand gekomen en de overdracht van kennis en technologie waren sleutelkenmerken van het programma.

- Gemakkelijkere toegang tot beginkapitaal en verdere financiering

Bij de evaluatie wezen de multimediabedrijven op een moeilijke toegang tot kapitaal als een grote belemmering bij de ontwikkeling van hun activiteiten. INFO 2000 heeft geprobeerd hieraan te verhelpen - dit was één van de bestaansredenen van het programma - maar de deelnemers hebben ook allianties en relaties opgebouwd die het hen mogelijk zullen maken in de toekomst andere financieringsbronnen aan te boren. Het follow-up-programma zal proberen dit duidelijker en gerichter te doen - aangezien wordt voorgesteld de toegang tot kapitaal één van de centrale thema's ervan te maken.

- Zich beter richten op de gebruiker en op het verhogen van de bekendheid

Een verhoogde aandacht voor gebruikersgemeenschappen maakte wel deel uit van het programma, maar dit bleef met problemen behept. Hoewel de MIDAS-NET-knooppunten van betere kwaliteit probeerden te netwerken met bestaande informatieleveranciers (met name organisaties ter ondersteuning van het zakenleven) en poogden bijzonder belangrijke groepen te identificeren, bleek het vaak moeilijk de verschillende boodschappen prioriteiten toe te kennen of te bundelen in overeenstemming met de behoeften van de gebruiker.

Aangezien er in het follow-up-programma geen programmapunt voor het verhogen van de bekendheid wordt voorgesteld, zal deze activiteit daarin niet worden voortgezet. De reden daarvoor is dat de meeste mensen reeds "bekend zijn met multimedia". Hoewel dit strikt genomen niet helemaal waar is - minder begunstigde groepen zoals ouderen of werklozen en ook schoolkinderen zijn niet bijzonder goed bekend met multimedia, bijvoorbeeld - kunnen wij aanvaarden dat de Commissie prioriteiten wil stellen bij het toekennen van haar middelen aan de ontwikkeling van de multimedia-industrie.

5. De toekomst en het e-Content-programma

Het onlangs aangekondigde initiatief van de Commissie e-Europe: een informatiemaatschappij voor iedereen stelt de huidige en toekomstige Europese agenda vast voor de verdere stimulering en groei van de informatiemaatschappij. De belangrijkste programmapunten zijn gericht op snelle, goedkope en veilige internettoegang, meer investeringen in mensen en vaardigheden, alsmede maatregelen voor het stimuleren van internetgebruik, met inbegrip van digitale inhoud, e-commerce, toegang tot elektronische regering online en overheidsdiensten, met inbegrip van gezondheidszorg en vervoer. Er bestaat derhalve geen twijfel over dat er verder een enorme behoefte zal blijven bestaan aan inhoud van hoge kwaliteit en het is dan ook volledig terecht dat de Commissie doorgaat met het steunen van een programma voor het ondersteunen en stimuleren van de productie daarvan.

Nu het concept van elektronische inhoud en het gebruik van multimediagereedschappen echter steeds meer wordt aanvaard en benut, is het niet langer gerechtvaardigd dat de Commissie in feite een klein aantal projecten in vier bijzondere domeinen blijft "subsidiëren". Het is echter wel terecht dat de Commissie een leidende rol blijft vervullen bij ondersteunende kwesties van significant belang op Europees niveau of kwesties waarvoor het niet duidelijk is dat er een door de markt gestuurde oplossing zal bestaan.

Voor het follow-up-programma op INFO 2000, e-Content, werden drie programmapunten voorgesteld:

1. Benutten van overheidsinformatie

2. Verbeteren van de taalkundige en culturele aanpassing

3. Ondersteunen van "marktbevorderende krachten" (market enablers)

Het voortzetten van de benutting van overheidsinformatie is een volledig gerechtvaardigde en zelfs essentiële activiteit. Dit is een duidelijk voorbeeld van een soort van falen van de markt, want hoewel er sprake is een latente vraag voor overheidsdiensten, is de huidige actieve vraag nog steeds relatief zwak. Dit wordt versterkt door het feit dat de informatie in verschillende formaten bij verschillende instellingen opgeslagen ligt, die verschillende beleidsagenda's hebben en verschillende regelgevende omstandigheden. De sleutel tot het vrijmaken van deze weelde aan informatie zal ten dele worden bepaald door de culturele attitudes van de houders van overheidsinformatie en ten dele door de bekendheid op de markt en de vaardigheden van de particuliere sector. De openbare sector moet rekening houden met privacy- en veiligheidskwesties, de particuliere sector moet geld kunnen verdienen met het benutten van de gegevens.

Een homogene en op samenwerking gebaseerde aanpak voor de oplossing van deze problemen begint op Europees niveau nog maar net tot stand te komen. Hoewel deze culturele en grensoverschrijdende kwesties niet volledig worden opgelost door het follow-up-programma van INFO 2000, zal zelfs een gedeeltelijke oplossing ervan een vooruitgang inhouden en zal de Europese bedrijven en burgers hoe dan ook.

Het tweede voorgestelde programmapunt - het stimuleren van de productie van meertalige inhoud - valt enigszins buiten het bereik van deze evaluatie. Er zijn echter duidelijk kwesties die moeten worden opgelost (zowel technisch als cultureel) teneinde Europese burgers en bedrijven toegang te geven tot een voldoende volume van meertalige gegevens van goede kwaliteit, zodanig dat zij ten volle voordeel kunnen hebben van de door de informatiemaatschappij geboden kansen.

Wat betreft de in deze context voorgestelde marktbevorderende krachten, zal het gaan om de toegang tot financiering en de handel in rechten. Waarnemers van de industrie, die zelf programmadeelnemers zijn, en onze eigen evaluatiewerkzaamheden op multimediaclusters wijzen allen erop dat de toegang tot financiering een belangrijke belemmering is voor de ontwikkeling van bedrijven. Het is ook duidelijk dat het nodig is door te gaan met het ontwikkelen van oplossingen inzake de handel in multimediarechten.

De Commissie moet echter niet uit het oog verliezen dat een even belangrijke overweging de capaciteiten van de multimediabedrijven zelf betreft. Dit betreft niet alleen de technische capaciteiten van de bedrijven, maar ook marketing, management en financiële capaciteiten. Gezien het feit dat de meeste multimediabedrijven zeer klein zijn (met minder dan 10 man personeel of niet veel groter), zullen slechts weinige ervan de nodige breedte en diepte van vaardigheden of capaciteiten bezitten en zij zullen het dan ook moeilijk hebben om op potentiële investoren indruk te maken.

6. Aanbevelingen

Wij steunen de selectie en de hoofdrichtingen van de thema's voor het follow-up-programma en bevelen aan deze te aanvaarden. Daarnaast zijn er twee andere gebieden die kunnen worden overwogen. Eén ervan kan wereldwijde gevolgen hebben. De tweede is een kwestie waaraan in EU-programma's steeds vaker onvoldoende aandacht wordt geschonken.

Het eerste gebied waarop in het follow-up-programma zou moeten worden ingegaan, is wetgeving, regelgeving en normalisatie. Deze problemen zijn niet alleen beperkt tot Europa en zullen ook niet snel of volledig worden opgelost door een follow-up-programma voor INFO 2000. Zij blijven echter een grote belemmering voor de totstandkoming van een interne Europese markt en zijn nog steeds niet duidelijk verminderd. De Commissie kan nog veel nuttig werk verrichten om dit debat te bevorderen door het financieren van studies of het organiseren van Groepen op hoog niveau of andere netwerken. Het is ook nuttig als zij blijft doorgaan met het bieden van bijstand voor experimenten en het uitvoeren van proefprojecten met verschillende vormen van aanpak en met het toezien op de ontwikkelingen. Er moet dus worden gezorgd voor een voortzetting en ontwikkeling van de huidige programma-activiteiten op dit gebied.

Tot slot zou het toekomstige programma, voldoende gefinancierd, in dienen te gaan op kwesties van de overdracht van informatie, kennis en vaardigheden tussen projecten en tussen programma's. Deelnemers van projecten zien zich vaak geplaatst voor gemeenschappelijke onderwerpen en problemen, maar er zijn te weinig mechanismen waardoor zij van elkaar kunnen leren en om ervoor te zorgen dat geen dubbele inspanningen worden geleverd.

Definitieve evaluatie van het MLIS-programma (Multi-Lingual Information Society)

Eindverslag, juni 2000

// ECOTEC

Research & Consulting Limited

Tervurenlaan13B

B-1040 Brussel

BELGIË

Tel: +32 (02) 743 89 49

Fax: +44 (02) 732 71 11

Webadres www.ecotec.com

Samenvatting

Evaluatie

Dit verslag bevat de conclusies van de definitieve evaluatie van het MLIS-programma (Multilingual Information Society). De evaluatie werd uitgevoerd tussen december 1999 en juni 2000 door ECOTEC Research and Consulting Ltd namens de Europese Commissie en onder toezicht van een door de Commissie ingesteld beheercomité.

Bij de evaluatie werd ingegaan op:

- de effecten en de doelmatigheid van MLIS bij het bereiken van de doelstellingen zoals die zijn uiteengezet in de beschikking van de Raad van 1996 en het daarna opgestelde werkprogramma;

- de doelmatigheid van de "Interventie-logica" van het programma;

- de efficiency van organisatie en beheer van het programma;

- kwesties met betrekking tot synergie, complementariteit en duurzaamheid.

De evaluatie omvatte een beoordeling van de programmadocumentatie, contact met alle door het programma gefinancierde projecten, case-studies van voltooide projecten en interviews met betrokkenen uit de Europese instellingen, de Europese Commissie, de taalindustrie, nationale organisaties en ICT-bedrijven (informatie- en communicatietechnologie). In deel 2 van het verslag wordt gedetailleerd op de methode ingegaan.

Het MLIS-programma

De doelstellingen van MLIS, zoals aangegeven in de beschikking van de Raad van 1996, waren:

- De bekendheid verhogen en de levering stimuleren van meertalige diensten in de Gemeenschap die gebruik maken van taaltechnologieën, -hulpbronnen en -normen.

- Gunstige voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de taalindustrieën.

- De kosten van informatieoverdracht tussen talen verminderen, met name ten behoeve van het MKB, en bijdragen aan de bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap.

MLIS werd ten uitvoer gelegd door middel van de medefinanciering van proefprojecten en het stimuleren van overleg, alsmede het uitvoeren van studies om beter inzicht te krijgen in de kwesties die voor de betrokkenen van belang zijn. Het budget voor MLIS bedroeg 15 miljoen euro. Het programma werd uitgevoerd in de periode 1996-1999. In de praktijk was er sprake van een versnelde vooruitgang naar het einde van deze periode toe.

MLIS had drie programmapunten:

Programmapunt 1: ondersteuning van de totstandbrenging van een dienstenkader voor Europese taalhulpbronnen:

- Ontwikkelen van een elektronische markt voor taalhulpbronnen

- Ontwikkelen van een forum/netwerk voor terminologie

In het kader van programmapunt 1 ontvingen 15 projecten financiële steun van de EU voor een totaal van 3,9 miljoen euro.

Programmapunt 2: aanmoediging van het gebruik van taaltechnologieën, -hulpbronnen en -normen, door middel van twee sub-programmapunten:

- Bevorderen van meertalige diensten in het bedrijfsleven

- Demonstreren van optimale praktijken op het gebied van vertalen en tolken

In het kader van programmapunt 2 ontvingen 14 projecten financiële steun van de EU voor een totaal van 4,4 miljoen euro.

Programmapunt 3: bevordering van het gebruik van geavanceerde taalhulpmiddelen in de openbare sector in de Gemeenschap en in de lidstaten, door middel van twee sub-programmapunten:

- Demonstratiemodel voor geavanceerde taalhulpmiddelen

- Meertalige projecten in samenwerkingsverband voor overheidsdiensten.

In het kader van programmapunt 3 ontvingen vijf projecten financiële steun van de EU voor een totaal van 3,8 miljoen euro.

Daarnaast omvatte het programma een aantal begeleidende maatregelen, met name:

- Studies ter beoordeling van de economische en sociale effecten van de meertaligheid in Europa

- Productie van demonstratiemateriaal, publicaties en de bekendheid verhogende evenementen

- Internationale samenwerking

Voor deze activiteiten werd financiële steun van de EU ten bedrage van 1,5 miljoen euro verstrekt.

In totaal ontvingen 35 projecten financiële steun van MLIS. Daarvan waren 13 projecten voltooid bij het begin van de evaluatie. In totaal namen 189 organisaties deel aan MLIS-projecten. Daarvan waren 37% particuliere ondernemingen, 26% onderzoeks-/academische organisaties in de openbare sector, 20% non-profit organisaties in de particuliere sector en 9% overheidsinstellingen. De deelneming van particuliere bedrijven was het grootst bij programmapunt 2, waarin in de eerste plaats werd ingegaan op de behoeften van de taalindustrie. De gemiddelde financiële steun van de EU bedroeg 300.000 euro per project. De gemiddelde EU-bijdrage voor elk van de partners bedroeg ongeveer 50.000 euro.

Effecten en doelmatigheid van MLIS

Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat bijna alle projecten van mening zijn dat zij hebben gewerkt (of nog werken) aan het ondersteunen van de meertaligheid, het bevorderen van netwerken en samenwerking en het verminderen van de kosten van informatieoverdracht tussen talen. Gezien de brede doelstellingen, het kleine aantal voltooide projecten en de voor elk van de programmapunten beschikbare middelen, zijn de uiteindelijke effecten van MLIS, gemeten aan de doelstellingen, op Europese schaal bescheiden en tot nu toe onvolledig. Bovendien waren veel van de belangrijkste betrokkenen bij ICT-ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de taalindustrie, niet rechtstreeks betrokken bij MLIS. De effecten werden bestudeerd voor elk van de programmapunten afzonderlijk.

Programmapunt 1: Ondersteuning van de totstandbrenging van een dienstenkader voor Europese taalhulpbronnen

Dit programmapunt heeft geleid tot resultaten die de beschikbaarheid hebben verhoogd van taalhulpbronnen en die het houders van taalhulpbronnen heeft mogelijk gemaakt die te verbeteren en in digitale vorm te brengen. Deze resultaten omvatten woordenboeken en andere taalhulpbronnen die over het internet beschikbaar worden gemaakt. Er zijn echter twee zaken die de resultaten en effecten hebben beperkt. Ten eerste waren de technische aspecten van de tenuitvoerlegging vaak complexer en tijdrovender dan oorspronkelijk voorzien. Ten tweede waren, in verband met zorgen ten aanzien van intellectuele eigendomsrechten (IPR), commerciële partners zoals uitgevers die deelnamen aan MLIS-projecten huiverig om de stap te zetten van een omzetting in digitale vorm naar online-toegang. In zekere mate blijft de toegang beperkt tot de projectdeelnemers.

Programmapunt 1 maakt een samenwerking op Europees niveau inzake normalisatie mogelijk, zowel voor de productie als voor de levering van terminologie. Dit is tot stand gekomen doordat de relevante projecten terminologieproducenten en -gebruikers bijeen hebben gebracht om een gebruikersvriendelijkere aanpak te ontwikkelen, zowel voor de productie als voor de levering. De effecten van het programma wegen echter niet zeer zwaar in vergelijking met de mate van activiteit op dit gebied. Er bestaat behoefte aan terminologienormen die compatibel zijn met en kunnen worden toegepast in taaltechnologische oplossingen en andere ICT-ontwikkelingen. Een consensus tussen terminologie-experts zou bijdragen tot de succesvolle invoering van dergelijke normen door de ICT-industrie in heel de wereld. Een dergelijke consensus was aan het eind van het MLIS-programma nog niet bereikt, hoewel het programma de samenwerking tussen terminologen had bevorderd.

Programmapunt 1 gaf ook steun aan projecten die betrekking hadden op kleinere talen, en zij werden met succes ten uitvoer gelegd. Dergelijke projecten die eerder cultuur- en openbaar beleid betreffen dan dat zij door commerciële overwegingen zijn ingegeven, ondervonden minder belemmeringen ten gevolge van IPR-overwegingen.

Programmapunt 2: Aanmoediging van het gebruik van taaltechnologieën, -hulpbronnen en -normen

Het MLIS-werkprogramma voorzag in proefprojecten waarin "...succesvolle praktijken worden gedemonstreerd bij het wegnemen van taalbarrières in handel en bedrijfsleven". Hoewel er op projectniveau positieve resultaten werden geboekt, heeft programmapunt 2 tot weinig resultaten geleid en heeft slechts in geringe mate aan de relevante doelstellingen bijgedragen. Het programmapunt heeft weinig effecten gehad op zakelijke strategieën voor meertalige markten in Europa en had slechts weinig gevolgen voor het MKB in het bijzonder. Dit programmapunt werd gehinderd door een aantal factoren:

- Gebrek aan duidelijkheid over wie de eindgebruikers van de demonstratieproducten zouden zijn, en in welke mate zij bij de projecten zouden worden betrokken.

- Een aantal projecten was niet duidelijk gericht op meertaligheid op zich, maar eerder op bredere culturele verschillen, hetgeen niet goed overeenstemt met de algemene doelstellingen van MLIS.

- Een groot aantal projecten was eerder gericht op het ontwikkelen dan op het bevorderen van meertalige diensten.

- Bij de projecten waren onvoldoende gebruikers betrokken uit bedrijven met succesvolle ervaring op het gebied van taaloverschrijdende zakelijke praktijken.

- In sommige projecten was er sprake van een tekort aan technische vaardigheden. De projecten die sterke technische partners hadden en een goed begrip van de eindgebruikers vertoonden, bleken vaker te leiden tot een succesvol demonstratieproject en potentiële commercialisering.

- Slechts weinig projecten speelden in voldoende mate een "katalysatorrol", en de ingezette middelen waren onvoldoende om ervoor te zorgen dat de demonstratie-effecten konden worden verspreid.

Achteraf gezien kan worden gesteld dat een specifieke sectoriële gerichtheid de algemene doeltreffendheid van dit programmapunt waarschijnlijk zou hebben verhoogd.

Programmapunt 3: Bevordering van het gebruik van geavanceerde taalhulpmiddelen in de openbare sector in de Gemeenschap en in de lidstaten

Dit programmapunt vormde gedeeltelijk een bijdrage aan de ontwikkeling van het systeem dat door de vertaaldienst van de Commissie als vertaalhulpmiddel wordt gebruikt. Dit werd gedaan om ervoor te zorgen dat de voordelen van het systeem op bredere schaal beschikbaar zouden worden. Het systeem heeft het potentieel, indien het op grotere schaal zou worden gebruikt, om de kosten van vertalingen sterk te verlagen en daarmee het volume van teksten die in talen van de EU worden vertaald, te verhogen. De mogelijkheid tot het inzetten van vertaalgeheugens en de gebruikersvriendelijkheid zijn van bijzonder belang op dit gebied.

De bredere toepassing van het systeem moet in de vier andere projecten van dit programmapunt, waarmee in 2000 werd begonnen, verder tot ontwikkeling worden gebracht. Het gevolgde projectmodel bestaat in het bijeenbrengen van overheden en een technologieleverancier. De nadruk ligt op talen waarvoor de ondersteunende hulpmiddelen niet zeer sterk ontwikkeld zijn. Deze projecten hebben tot nu toe geen effecten gehad, maar zij zullen waarschijnlijk bijdragen tot het uitbreiden van de mogelijkheden van de openbare sector om voor lagere kosten dan voorheen informatieoverdracht tussen talen tot stand te brengen.

Er zijn vertragingen ontstaan bij de tenuitvoerlegging van programmapunt 3 vanwege het gebrek aan projectvoorstellen vanuit de lidstaten. Daarvoor zijn twee redenen: ten eerste dienden de indieners nationale overheden te zijn; en ten tweede traden er vertragingen op bij het vinden van technische partners voor de projecten, aangezien bij dit proces rekening moest worden gehouden met de procedures voor overheidsaankopen.

Verspreidings- en bijkomende maatregelen

Het MIDAS-NET-netwerk van knooppunten werd in elk van de lidstaten ingesteld om dienst te doen als verspreidingspunt voor het INFO 2000-programma, en dit werd gedeeld met MLIS teneinde te kunnen genieten van eventuele schaalvoordelen en synergie. Een aantal knooppunten produceerde verspreidingsmaterialen, organiseerde evenementen en plaatste taalhulpbronnen op het internet. Ten gevolge daarvan wisten zij de bekendheid met taalkwesties te verhogen en het bedrijfsleven aan te moedigen om taalstrategieën op stellen. Het MIDAS-NET ging niet specifiek in op de taalindustrie, en er blijft behoefte bestaan aan het verhogen van de bekendheid in de delen van de industrie waar de belangrijkste ICT-ontwikkelingen plaatsvinden, en met de activiteiten van de belangrijkste berokkenen in deze sector.

De transnationale samenwerking tussen de knooppunten was beperkt en de beperkte beschikbare middelen hielden eveneens een beperking in van de effecten van MIDAS-NET met betrekking tot taalkwesties.

De begeleidende maatregelen omvatten een beoordeling van de economische en sociale effecten van meertaligheid. Er werd opdracht verstrekt tot een studie (genaamd ASSIM). Deze zal gegevens en inzichten opleveren over de hoofdlijnen van de dynamica van de taalindustrie. De werkzaamheden dienen in oktober 2000 te zijn voltooid.

Tegen het eind van de programmaperiode werd een website voor MLIS ingericht. Ongeveer 10% van de programmamiddelen werden aan deze activiteit besteed. Gezien de sterke nadruk op bekendmaking in de doelstellingen van MLIS, zou het misschien nuttig zijn geweest een groter deel van de beschikbare middelen hieraan te besteden en het aantal projecten of de daaraan toegewezen middelen te verminderen.

De interventielogica van MLIS

Uit het onderzoek kwam naar voren dat verschillende sterke en zeer uiteenlopende onderstromen invloed hebben uitgeoefend op het proces van beleidsformulering in de periode voorafgaand aan de beschikking van de Raad betreffende MLIS in november 1996:

- De ontwikkelingen en grote investeringen die de Europese Commissie heeft gedaan in automatisch vertalen hadden niet tot de verwachte resultaten geleid.

- Er bleken economische kosten te zijn verbonden met een meertalige EU, maar er waren duidelijke aanwijzingen dat een goede toepassing van ICT deze zou kunnen verminderen.

- Men was bezorgd over de bedreiging die ICT voor de taalindustrie kon inhouden, maar terzelfder tijd leek ICT ook een bron van werkgelegenheid te kunnen worden.

- Men was bezorgd dat het steeds toenemend gebruik van Engels bij de internationale communicatie de integriteit van andere grote talen van de EU zou ondermijnen en gevolgen zou hebben voor het gebruik en de beschikbaarheid van informatie in de kleinere talen.

- De toepassing van ICT werd gezien als een mogelijkheid om de toegang tot informatie van de openbare sector te verbeteren in andere talen dan die waarin zij reeds bestond.

- Men was van mening dat het goed zou zijn voor de EU om betrokken te raken bij de toepassing (eerder dan de ontwikkeling) van ICT op dit gebied, teneinde rechtstreekse effecten op de gebruikers te kunnen hebben.

- Er bestond behoefte aan middelen om de voordelen van eerdere investeringen van de EU in de toepassing van ICT op taalkwesties tot stand te brengen en te verspreiden.

Er was dus sprake van een hele reeks redenen (economisch, sociale samenhang, openbare diensten / aandacht voor de burger / cultureel en politiek). Deze redenen blijven geldig, maar sedert de beschikking van de Raad hebben er inzake de toepassing van ICT op taalgebied aanzienlijke ontwikkelingen plaatsgevonden. De belangrijkste grondslag voor de interventie op het niveau van de EU bestond in het "bereiken van aanzienlijke schaalvoordelen en samenhang tussen de verschillende taalgebieden".

Het opnemen van dergelijke sterk uiteenlopende problemen en belangen in één enkel programma was een complex proces. Er werd over gedebatteerd of de geschikte juridische grondslag economisch van aard zou zijn, dan wel cultureel en met politieke betrokkenheid op hoog niveau. Achteraf gezien zou het waarschijnlijk beter zijn geweest het budget vast te stellen en daarna de tekst van de beschikking op te stellen met het oog op het daadwerkelijk beschikbare (zeer beperkte) budget. Daarmee zou het mogelijk zijn geweest met meer precisie (en wellicht beperkter) de rechtvaardiging van het programma vast te leggen, en zich beter te richten op wat het best op het niveau van de EU kon worden gedaan en doelstellingen vast te stellen die konden worden geoperationaliseerd. Een diepgaande analyse van de basisvoorwaarden zou een gedegen beoordeling ex ante en het vaststellen van indicatoren enz. hebben mogelijk gemaakt.

Efficiency van organisatie en beheer van MLIS

Het MLIS-programma heeft een pionierrol vervuld en was visionair van aard, met ambitieuze doelstellingen. De meeste in het kader van dit programma gefinancierde activiteiten waren hoogst relevant en er is vooruitgang geboekt met betrekking tot alle doelstellingen van het programma. De tenuitvoerlegging was echter trager dan verwacht en er was sprake van een aantal structurele en procedurele zwakke punten.

Ten eerste vormden de voor MLIS beschikbare tijd en middelen een beperking voor het programma om haar eigen goede praktijken en demonstratieprojecten te genereren. De meeste programmamiddelen werden echter toegekend aan projecten in de verwachting dat zij effecten zouden genereren die verder zouden gaan dan alleen het bereiken van de doelstellingen op het niveau van het project zelf.

Ten tweede werd slechts een klein deel van de programmamiddelen rechtstreeks toegewezen aan activiteiten voor verspreiding en verhoging van de bekendheid. Slechts tegen het eind van de programmaperiode werd basisinformatie over het programma en de ondersteunde projecten, bijvoorbeeld via de MLIS-brochure, beschikbaar gemaakt. De doeltreffendheid van de MIDAS-NET-middelen was beperkt en het zou goed zijn geweest te beschikken over een alomvattende communicatiestrategie en voldoende middelen in de Commissie om deze ten uitvoer te leggen.

Ten derde werden de projecten medegefinancierd door de EU na open aanbestedingen. De gebruikte procedures en contracten waren vergelijkbaar met die voor de ondersteuning van OTO-projecten (Onderzoek en technologische ontwikkeling). Dit zijn complexe regelingen en zij zijn niet geschikt voor een aantal van de MLIS-doelgroepen. Bij de beoordeling worden voorstellen beoordeeld op hun inhoud, maar bij de daaropvolgende onderhandelingen over budgetten en projectdeelnemers werden sommige projectvoorstellen "verdund". Terzelfder tijd kunnen procedures een beperking inhouden voor de Commissie om op pro-actieve wijze activiteiten te definiëren en op gang te brengen die goed overeenstemmen met de eisen van de programmadoelstellingen. De bestaande regelingen legden ook een zware last op verslaglegging en coördinatie, hetgeen de tijd beperkte voor zowel ambtenaren van de Commissie als deelnemers aan de projecten om lering te trekken uit deze projecten. De diverse aard van de projecten maakte het nodig verschillende niveaus van medefinanciering in te zetten. Het niet-routinematige karakter van de projecten en de problemen die waren verbonden met het voorspellen van de technische kosten, suggereren dat er steeds behoefte bestaat aan goede benchmark-gegevens, bijvoorbeeld over de kosteneffectiviteit van methoden voor het digitaal beschikbaar maken van taalhulpbronnen. Het programmabeheer van MLIS heeft geen steun kunnen ontvangen van een TAO (Technical Assistance Office).

Ten vierde vond de tussentijdse evaluatie plaats snel nadat met de eerste reeks projecten was begonnen.

Ten vijfde bestond de neiging MLIS lagere prioriteit toe te kennen dan het grotere INFO 2000, en het programma beschikte niet over een eigen beheercomité.

Gezien deze opmerkingen lijkt het nuttig te kunnen beschikken over een flexibeler model voor projectfinanciering, specifiek georiënteerd op de invoering van taaldiensten (vraag), waarin meer nadruk zou kunnen worden gelegd op de outputs dan op de inputs op projectniveau.

Synergie, complementariteit en duurzaamheid

In alle projecten werd melding gemaakt van een hoge mate van ondersteuning door en belangstelling van ambtenaren van de Commissie. Men was het er echter op brede schaal over eens dat er te weinig overleg had plaatsgevonden. Terzelfder tijd waren zij die bij dit overleg waren betrokken van mening dat gezien het kleine aantal en de gevarieerde aard van de projecten deze activiteiten niet zo belangrijk waren.

Er was sprake van enige overeenkomst tussen MLIS en de inhoud van andere EU-programma's. Daarover kan het volgende worden opgemerkt:

- MLIS en INFO 2000 zijn nauw met elkaar verbonden. De programma's delen hetzelfde beheercomité en een groot deel van de verspreidings- en bekendmakingswerkzaamheden van MLIS vinden plaats via de MIDAS-NET-knooppunten die binnen INFO 2000 zijn ingericht. Er zijn bijzondere overeenkomsten tussen programmapunt 3 van INFO 2000 en programmapunt 2.1 van MLIS. INFO 2000 is echter veel groter dan MLIS (65 miljoen euro, in vergelijking met 15 miljoen euro).

- Er zijn ook overeenkomsten tussen MLIS en het vierde OTO-kaderprogramma op het gebied van taaltechnologie (78 miljoen euro tussen 1994 en 1998) en het vijfde kaderprogramma inzake technologieën voor de menselijke taal (1999-2002). De bedoeling van MLIS was echter meer op de gebruiker georiënteerd te zijn en meer "stroomafwaarts" plaats te vinden dan het OTO-programma op hetzelfde gebied.

- Er zijn verschillende EU-programma's die van toepassing zijn op de bredere culturele rechtvaardiging voor MLIS en die betrekking hebben op nieuwe en innoverende vormen van aanpak van het taalonderwijs.

- De EU heeft steun verleend aan een groot aantal initiatieven om bedrijven uit de EU, met name uit het MKB bij te staan, om belemmeringen bij de internationale handel te overwinnen. Het is niet duidelijk dat de potentiële synergieën met MLIS werden benut.

- Er bestaat een groot aantal door de EU gesteunde programma's die sommige doelstellingen delen met MLIS. Hoewel deze programma's voor het grootste deel aanvullend van aard zijn, hadden sommige door MLIS gesteunde activiteiten misschien steun kunnen krijgen van andere programma's en hadden sommige activiteiten in die programma's steun van MLIS kunnen krijgen. Hoe dan ook, de onderlinge banden tussen MLIS en die programma's zijn complex van aard en het is moeilijk uit de openbaar beschikbare informatie een helder algemeen beeld te krijgen van de EU-activiteiten met betrekking tot taal en ICT.

Gezien deze opmerkingen zou het nuttig zijn dat de Commissie een dienstenoverschrijdende groep over ICT en taalkwesties inricht en via een alle informatie bij elkaar brengende website een gids publiceert voor alle door de EU gesteunde activiteiten op dit gebied. Deze werkzaamheden zouden kunnen leiden tot de totstandbrenging van een EU-beleidskader inzake taalaangelegenheden.

Aanwijzingen voor toekomstig beleid

Alle doelstellingen van MLIS blijven relevant. De juiste mate van nadruk op elk daarvan wordt echter beïnvloed door een aantal veranderingen die sedert 1996 hebben plaatsgevonden. Er zijn drie belangrijke potentiële beleidsbeginselen:

- De toepassing van ICT heeft een vergaande invloed op het gebied van de meertaligheid. ICT kan de kosten verminderen van vertalingen en van de toegang tot de informatie. Voor beide aspecten geldt dat de tijdens de periode van het MLIS-programma geboekte vooruitgang groter is geweest dan in de voorafgaande decennia en dat deze in bepaalde mate onvoorzien is geweest. De kosten van vertalingen zijn omlaag gebracht door de toepassing van automatische vertalingen, vertaalgeheugens en gecontroleerd taalgebruik; met name het internet heeft een bredere en snellere toegang tot de informatie mogelijk gemaakt. Wanneer de economische actoren in de EU, zowel op de vraagzijde als op de aanbodzijde van meertalige diensten verzuimen om deze ontwikkelingen nauw op de voet te volgen, zal dit nadelig zijn voor de EU.

- Een optimale toepassing van ICT ten behoeve van meertaligheid leidt tot nieuwe technische, juridische en coördinatiekwesties. Een groot aantal daarvan moet worden opgelost door middel van transnationale activiteiten en samenwerking. Sommige kwesties kunnen het best op het niveau van de EU worden behandeld.

- De toepassing van ICT heeft het potentieel in zich de toegang in één lidstaat tot overheidsinformatie uit een andere lidstaat te verbeteren en de daarmee verbonden kosten te verlagen. Dit kan op zijn beurt economische, culturele en politieke voordelen bieden, en uiteindelijk leiden tot een versterking van de EU.

Er wordt reeds gewerkt aan plannen voor een follow-up van sommige aspecten van MLIS. Er zijn bijvoorbeeld studies in opdracht gegeven over de ontwikkelingen in de sectoren digitale inhoud en taalindustrie, en de voorbereidende fase van een programma inzake elektronische inhoud (e-Content) is van start gegaan. Het is een goed idee de kwesties met betrekking tot taal en ICT te verbinden met de algemenere kwestie van de ontwikkeling van digitale inhoud en ICT. Meertalige inhoud is één aspect van digitale inhoud. De meertaligheid in de EU heeft echter bijzondere betekenis vanwege de sterke invloed van economische, culturele en politieke kwesties die daarmee verband houden. Gezien de conclusies van deze evaluatie moet met klem worden aanbevolen de volgende prioriteiten in toekomstige programma's op te nemen:

- Prioriteit 1: De noodzaak de vraag voor taaldiensten die ICT toepassen te stimuleren. Het is met name van belang na te gaan hoe men het MKB kan ondersteunen bij het vaststellen en ten uitvoer leggen van taalstrategieën. Hieraan kan worden bijgedragen door het opsporen van goede praktijken en het stimuleren van een wisselwerking tussen houders van hulpbronnen, gebruikers en ontwikkelaars van gereedschappen.

- Prioriteit 2: De noodzaak dat Trans-Europese infrastructuren ingaan op juridische en technische kwesties, bijvoorbeeld IPR, normen, terminologie enz.

- Prioriteit 3: De noodzaak om de lokalisatie (aanpassing aan lokale omstandigheden) van het internet te bevorderen.

- Prioriteit 4: De noodzaak de meertalige toegang tot overheidsinformatie te verbeteren.

Belangrijkste aanbevelingen

Beleidskader

* Aanbeveling: Opstellen van een EU-beleidskader inzake taalaangelegenheden.

* Aanbeveling: Bij het opstellen van toekomstige programma's dient de nadruk te worden gelegd op het stimuleren van de vraag naar en de invoering van taaldiensten.

Beleidsmaatregelen

* Aanbeveling: Grotere nadruk moet worden gelegd op maatregelen betreffende de verspreiding, het verhogen van de bekendheid, goede praktijken, het stimuleren van de vraag en het vervullen van een katalysatorrol door de EU.

Banden met andere EU- programma's

* Aanbeveling: De Commissie dient een dienstenoverschrijdende groep inzake ICT en taalkwesties in te stellen en via een alomvattende website een gids te publiceren over door de EU gesteunde activiteiten op dit gebied.

Ontwerp van het programma

* Aanbeveling: Een eventueel follow-up-programma dient bij de voorbereidende werkzaamheden onder andere in te gaan op de beoordeling ex-ante van de problematiek en de redenen voor interventie door de EU, en op duidelijker gedefinieerde en meetbare doelstellingen en geschikte vooruitgangsindicatoren.

* Aanbeveling: Aangezien veel MLIS-projecten nog niet zijn voltooid en waarschijnlijk nog tot interessante resultaten zullen leiden, moet worden gezorgd voor mechanismen om daaruit lering te trekken en de resultaten te verspreiden.

Procedures

* Aanbeveling: Het zou nuttig zijn gebruik te maken van een flexibeler projectfinancieringsmodel, dat is georiënteerd op de invoering van taaldiensten (vraag) en waarin meer nadruk zou kunnen worden gelegd op outputs in plaats van inputs op projectniveau.

Financiering en middelen

* Aanbeveling: Alvorens enige toekomstige beschikking van de Raad wordt opgesteld dient de beschikbare financiering te worden vastgesteld, zodat de ambities in overeenstemming zijn met de beschikbare middelen.

* Aanbeveling: Er moeten benchmarks worden vastgesteld om op projectniveau te kunnen beoordelen of men "waar voor zijn geld krijgt".