Home

Achttiende jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht (2000)

Achttiende jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht (2000)

ACHTTIENDE JAARLIJKSE VERSLAG OVER DE CONTROLE OP DE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT (2000)

INHOUDSOPGAVE

1. VOORWOORD

1.1. Statistisch overzicht van het jaar 2000

1.2. Verbetering van de precontentieuze procedure

1.3. Stand van omzetting van de richtlijnen in 2000

1.4. Verzoeken om afwijking van de harmonisatiemaatregelen - artikel 95 EG

1.5. Grafische voorstelling van alle door de Commissie in 2000 ingeleide of behandelde inbreukprocedures

1.6. Toepassing door de Commissie van artikel 228 van het EG-Verdrag (ontwikkelingen in 2000)

2. Situatie in de verschillende sectoren

2.1. Economische en financiële zaken

2.2. Ondernemingen

2.2.1. Preventievoorschriften van Richtlijn 98/34/EG (ex 83/189/EEG)

2.2.2. Farmaceutische producten

2.2.3. Cosmetische producten

2.2.4. Chemische producten

2.2.5. Motorvoertuigen, trekkers en motorrijwielen

2.2.6. Voor de bouw bestemde producten

2.2.7. Duurzame verbruiksgoederen

2.2.8. Radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur

2.2.9. Toerisme

2.3. Mededinging

2.3.1. Telecommunicatie

2.3.2. Post

2.3.3. Vrije beroepen

2.3.4. Vervoer

2.3.5. Concentratiezaken

2.3.6. Overheidssteun

2.4. SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID

2.4.1. Vrij verkeer van werknemers

2.4.2. Gelijke behandeling van mannen en vrouwen

2.4.3. Arbeidsvoorwaarden

2.4.4. Veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

2.5. LANDBOUW

2.5.1. Vrij verkeer van landbouwproducten

2.5.2. Interne markt

2.6. Energie en vervoer

2.6.1. Interne markt van elektriciteit en aardgas

2.6.2. Energie-efficiëntie

2.6.3. Koolwaterstoffen

2.6.4. Vervoer

2.6.5. Wegvervoer

2.6.6. Gecombineerd vervoer

2.6.7. Vervoer over de binnenwateren

2.6.8. Vervoer per spoorweg

2.6.9. Vervoer over zee

2.6.10. Luchtvaart

2.7. Informatiemaatschappij

2.8. Milieu

2.8.1. Vrije toegang tot milieu-informatie

2.8.2. Milieueffectbeoordeling

2.8.3. Lucht

2.8.4. Water

2.8.5. Natuur

2.8.6. Geluidshinder

2.8.7. Chemie en biotechnologie

2.8.8. Afvalstoffen

2.8.9. Milieu en industrie

2.8.10. Stralingsbescherming

2.9. Visserij

2.9.1. Visbestanden

2.9.2. Toekenning van de vlag/verlening van visvergunningen

2.9.3. Markten

2.10. Interne markt

2.10.1. Algemene strategie voor de interne markt

2.10.2. Vrij verkeer van goederen

2.10.2.1. Artikelen 28 en volgende van het EG-Verdrag (ex -artikelen 30 en volgende)

2.10.2.2. Begeleidende maatregelen bij de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen op 01.01.93

2.10.2.3. Aansprakelijkheid voor producten met gebreken (Richtlijn 85/374/EEG gewijzigd)

2.10.3. Vrij verrichten van diensten en recht van vestiging

2.10.3.1. Artikelen 43 en volgende, alsmede artikelen 49 en volgende

2.10.3.2. Financiële diensten

2.10.3.3. Postdiensten

2.10.3.4. Commerciële mededelingen

2.10.3.5. Media

2.10.4. Ondernemingsklimaat

2.10.4.1. Overheidsopdrachten

2.10.4.2. Gegevensbescherming

2.10.4.3. Intellectuele eigendom

2.10.4.4. Vennootschapsrecht en financiële informatie

2.10.5. Gereglementeerde beroepen wat betreft de bekwaamheden

2.11. Regionaal beleid

2.11.1. Soorten inbreuken

2.11.2. Maatregelen van de Commissie

2.12. Belastingen en douane-unie

2.12.1. Douane-unie

2.12.2. Directe belastingen

2.12.3. Belasting over de toegevoegde waarde

2.12.4. Overige indirecte belastingen

2.13. onderwijs, audiovisuele sector en cultuur

2.13.1. Onderwijs en cultuur

2.13.2. Audiovisuele sector

2.13.2.1. Stand van omzetting van de herziene richtlijn

2.13.2.2. Toepassing van de richtlijn

2.13.2.3. Aspecten in verband met de uitbreiding

2.14. Gezondheid en consumentenbescherming

2.14.1. Wetgeving op veterinair gebied

2.14.2. Wetgeving op fytosanitair gebied

2.14.3. Wetgeving op het gebied van zaai- en plantgoed

2.14.4. Wetgeving op het gebied van levensmiddelen

2.14.5. Wetgeving op het gebied van diervoeding

2.14.6. Verontreinigingen

2.14.7. Mededeling van normen en technische voorschriften

2.14.8. Consumentenbescherming

2.15. Justitie en Binnenlandse Zaken

2.15.1. Communautarisering van het Schengen-acquis

2.15.2. Binnenkomst en verblijf

2.15.3. Actief en passief kiesrecht

2.16. Begroting

2.16.1. Algemeen

2.16.2. Onjuiste toepassing

2.16.2.1. Recentelijk ingeleide procedures

2.16.2.2. Nieuwe procedures

2.17. Personeelszaken en administratie

2.18. Communautaire statistieken

[Volume II] Bijlage I : Opsporing van inbreuken

Bijlage II : Inbreukprocedures - per stadium, rechtsgrondslag, lidstaat en sector

[Volume III] Bijlage III : Inbreuken op de verdragen, verordeningen en beschikkingen

[Volume IV] Bijlage IV - deel 1 : Stand van de toepassing van de richtlijnen

[Volume V] Bijlage IV - deel 1 : Samenvattende tabel

deel 2 : Non-conformiteit van de NUM met de richtlijnen

deel 3 : Onjuiste toepassing van de richtlijnen

[Volume VI] Bijlage V : Tot en met 31 december 2000 gewezen arresten van het Hof van Justitie waaraan nog geen uitvoering is gegeven

Bijlage VI : Overzicht van de toepassing van het Gemeenschapsrecht door de nationale rechterlijke instanties

Het verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht wordt elk jaar door de Europese Commissie opgesteld op verzoek van het Europees Parlement (resolutie van 9 februari 1983) alsook de lidstaten (Verklaring nr. 19, punt 2, gehecht aan het op 7 februari 1992 te Maastricht ondertekend Verdrag). Dit verslag vormt tevens een antwoord op verzoeken die binnen de Europese Raad of de Raad voor bepaalde sectoren worden gedaan.

1. VOORWOORD

De controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht is essentieel voor de naleving van de rechtsregels, maar zorgt er tevens voor dat de Europese burgers en de marktdeelnemers een concreter beeld krijgen van het beginsel van de rechtsgemeenschap.

De belangrijke rol die klachten spelen bij de ontdekking van inbreuken (tabel 1.1) geeft overigens duidelijk aan dat de burgers vertrouwen hebben in de uitoefening door de Commissie van die fundamentele taak.

Tevens blijkt daaruit de wil van de Commissie om klagers een bevoorrechte plaats te geven in de procedure volgens welke zij zaken wegens niet-nakoming aanhangig maakt. Aanvankelijk speelden klagers daarin geen rol wegens de aard van die procedure zoals opgezet in artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (en artikel 141 van het Euratom-Verdrag). Die plaats van de klager is geconcretiseerd door de volgende procedureregels: de registratie van de klacht, de vertrouwelijke behandeling, informatieverstrekking ten behoeve van de klager en de aan de klager verleende mogelijkheid opmerkingen te maken vóór elk besluit tot seponering van zijn dossier.

De Commissie is begonnen met de codificatie van de vigerende administratieve voorschriften teneinde de contacten tussen de klagers en de diensten van de Commissie te vergemakkelijken.

Deze ontwikkeling is echter niet van invloed op het hoofddoel van de procedure wegens niet-nakoming, namelijk bewerkstelligen dat de lidstaat die inbreuk maakt, zich aan het Gemeenschapsrecht conformeert. Zij wijzigt evenmin de in een vaste rechtspraak van het Hof van Justitie erkende discretionnaire beoordelingsbevoegdheid van de Commissie om de procedure wegens niet-nakoming in te stellen.

Dit moet te meer benadrukt worden daar de aard van die procedure soms tot ontevredenheid bij de klagers kan leiden, die uiteraard een ander doel nastreven, namelijk de behartiging van hun individuele belangen, die mogelijk door de inbreuk van de lidstaat in gevaar worden gebracht.

Daarom wijst de Commissie de klagers er voortdurend op dat zij vorderingen tot vergoeding van eventuele schade bij de nationale rechterlijke instanties moeten instellen. Bovendien is de nationale rechter de eerst aangewezen rechter in de communautaire rechtsorde, zodat het waarschijnlijk het meest doeltreffend en praktisch is geschillen inzake concrete en individuele gevallen van schending van het Gemeenschapsrecht op dit niveau aanhangig te maken. Hoewel dergelijke gevallen echte schendingen van het Gemeenschapsrecht kunnen zijn, kan maar moeilijk een bevredigende oplossing voor de klager worden gevonden in een door de Commissie aanhangig gemaakte procedure wegens niet-nakoming. Het zijn immers altijd de lidstaat en de nationale rechters die voor herstel van de inbreuk zullen moeten zorgen.

Hoewel de Commissie bijzondere aandacht blijft geven aan de klagers, wier procedurele rechten tijdens de precontentieuze fase zij nadrukkelijk heeft erkend, spant zij zich derhalve, in het belang van een uniforme controle op het Gemeenschapsrecht, ervoor in de procedures zoveel mogelijk te groeperen en prioriteit te geven aan de situaties waaruit blijkt dat de betrokken lidstaat zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan inbreuken. Op die wijze vervult zij de fundamentele taak van de verdediging van de communautaire rechtsorde die artikel 211 van het EG-Verdrag haar opdraagt.

Het Achttiende verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht is het eerste verslag ter zake sinds de reorganisatie van de diensten van de Commissie. Met die reorganisatie wordt volledig rekening gehouden in het verslag, wat moet leiden tot meer samenhang en meer zichtbaarheid van het optreden van de Commissie uit hoofde van de artikelen 226 en 228 van het EG-Verdrag (en 141/ 143 Euratom), overeenkomstig de wens die het Europees Parlement heeft geuit in zijn resolutie betreffende het Zestiende jaarlijkse verslag.

De Commissie spant zich ervoor in de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht - een essentiële taak - steeds doeltreffender uit te voeren, met gebruikmaking van moderne communicatie- en beheerstechnieken en ook door aan de vereenvoudiging van de inbreukprocedures te werken.

De wijze waarop de Commissie de gevallen van niet-nakoming aanpakt, wordt in algemene zin beschreven aan de hand van de volgende onderdelen:

- een statistisch overzicht van de diverse stadia van de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht en de statistische ontwikkeling daarvan in vergelijking met het voorafgaande jaar (punt 1.1);

- de verbetering van de precontentieuze procedure (punt 1.2);

- de stand van de omzetting van de communautaire richtlijnen door de lidstaten (punt 1.3);

- de verzoeken om afwijking van de harmonisatiemaatregelen - artikel 95 van het EG-Verdrag (punt 1.4);

- een grafische voorstelling - per lidstaat - van alle door de Commissie in de loop van 2000 ingeleide of behandelde inbreukprocedures (punt 1.5);

- een totaaloverzicht van de toepassing door de Commissie, sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht, van het sanctiemechanisme van artikel 228 EG (punt 1.6).

1.1. Statistisch overzicht van het jaar 2000

Uit de statistische gegevens over 2000 blijkt dat het aantal door de Commissie geregistreerde klachten is gestabiliseerd. Voor het eerst is zelfs een lichte daling vastgesteld. De klachten blijven echter het middel bij uitstek om inbreuken te ontdekken, terwijl de Commissie eveneens de doeltreffendheid van haar controle op de omzetting van de richtlijnen heeft versterkt en ernaar streeft haar capaciteit voor het ontdekken van inbreuken op te drijven via een toename van het aantal procedures dat wordt ingeleid naar aanleiding van onderzoek van de diensten van de Commissie.

Ook de proceduretermijnen worden verbeterd. De Commissie streeft er met name naar de bestaande uitvoeringstermijnen op het gebied van inbreuken te verkorten. Momenteel verlopen er 29 kalenderdagen tussen het nemen van besluiten tot ingebrekestelling en tot het uitbrengen van een met redenen omkleed advies en de uitvoering daarvan door kennisgeving aan de betrokken lidstaat. Het is veel moeilijker vast te stellen wat in het algemeen de termijn is tussen een besluit tot aanhangigmaking en de indiening van het verzoekschrift waarmee dat besluit wordt uitgevoerd, gezien het feit dat de contacten met de betrokken lidstaat in dit stadium in het algemeen intensiever worden. Aangezien de inbreukprocedure voornamelijk erop gericht is de lidstaat tot conformiteit te brengen, bevordert de Commissie in veel gevallen die contacten en stelt zij de tenuitvoerlegging van de aanhangigmaking uit. In die situaties heeft een langere tenuitvoerleggingstermijn derhalve statistisch geen enkele betekenis meer.

Tenslotte worden sinds januari 2001, ter bevordering van de transparantie, de besluiten tot ingebrekestelling, tot het uitbrengen van een met redenen omkleed advies, tot aanhangigmaking, alsook de besluiten tot seponering, zodra ze worden genomen, op de Internetsite "Europa" van de Commissie geplaatst. Mogelijk vormt dit een aansporing voor de betrokken lidstaten, die meteen op de hoogte zijn van het laatste besluit van de Commissie betreffende afzonderlijke dossiers.

Uit de statistische gegevens van het jaar 2000 blijkt het volgende:

- Het aantal door de diensten van de Commissie geregistreerde klachten is in 2000 met 6,13% licht gedaald ten opzichte van 1999.

De Commissie heeft, vergeleken met de voorafgaande jaren, bovendien een veel groter aantal zaken ingeleid op basis van door haar diensten verrichte onderzoeken ("ambtshalve ontdekte gevallen"). In 2000 bedroeg het aantal dossiers 896, een aantal dat sinds 1996 niet meer zo hoog is geweest. Op dit totaal van 896 is sprake van een lichte daling van het aantal dossiers dat naar aanleiding van parlementaire vragen (15, tegen 16 in 1999) en verzoekschriften (5, tegen 10 in 1999) zijn ingeleid. Dit wijst op een toegenomen onderzoeksactiviteit van de diensten van de Commissie wat betreft de controle op gevallen van onjuiste toepassing van het Gemeenschapsrecht en op de conformiteit van de nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijnen.

- In 2000 werden 1317 aanmaningsbrieven verzonden, een toename van 22,51% ten opzichte van 1999, toen 1075 aanmaningsbrieven werden verzonden. Er moet echter worden onderstreept dat de toename van het totale aantal ingebrekestellingen hoofdzakelijk het gevolg lijkt te zijn van de toename van het aantal ingebrekestellingen wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen (925 ingebrekestellingen in 2000, tegen 706 in 1999, dat wil zeggen een toename van 31%) en van het aantal ingebrekestellingen wegens non-conformiteit van die maatregelen of wegens onjuiste toepassing van het Gemeenschapsrecht (van 369 in 1999 naar 392 in 2000). Laatstgenoemde stijging is duidelijk het resultaat van een toegenomen inspanning van de diensten van de Commissie wat betreft de controle op de conformiteit (zie punt 1.2 hieronder over de versterking van de kwalitatieve benadering).

De ingebrekestelling wegens niet-mededeling, een machtigingsprocedure, heeft geheel en al baat gevonden bij de versterking van de automatisering en de modernisering. Door een geavanceerder gebruik van de computer en door de continue ontwikkeling van de richtlijnendatabank "Asmodée II" konden de ingebrekestellingstermijnen aanzienlijk worden verkort en voldoen deze nu aan de regel dat de ingebrekestelling moet plaats vinden binnen een maand nadat de richtlijnen omgezet moeten zijn, zoals voorzien in de interne regels van de Commissie betreffende de operationele procedures op het gebied van inbreuken.

Door deze modernisering van de ingebrekestelling wegens niet-mededeling is de in 1999 opgelopen achterstand weggewerkt, wat zeker heeft bijgedragen tot de toename van het aantal in 2000 gemelde ingebrekestellingen.

- Het aantal verzonden met redenen omklede adviezen bedroeg in 2000 460, net als in 1999. Hieruit blijkt een stabilisatie van de procedure na de wegwerking van de tot 1998 opgelopen achterstand in de uitvoering. Zoals hierboven is vermeld, is de termijn voor de kennisgeving van dit soort stukken momenteel 29 dagen. Nieuwe aanpassingen van de operationele procedures op het gebied van inbreuken worden momenteel onderzocht om die uitvoeringstermijnen substantieel te kunnen verkorten.

- Het aantal aanhangigmakingen bij het Hof van Justitie is in 2000 licht gedaald met 3,5%, met 172 besluiten, tegen 178 in 1999. Tegelijkertijd is het aantal aanhangigmakingen in procenten uitgedrukt in vergelijking met het aantal ingebrekestellingen ook gedaald, namelijk van 16,5% in 1999 tot 13,05% in 2000. Hieruit kan worden afgeleid dat de precontentieuze procedure doeltreffender is geworden.

- De snelheid waarmee de dossiers worden behandeld, is in 2000 nog meer toegenomen: 1083 van de 1317 in de loop van het jaar aan de lidstaten gerichte aanmaningsbrieven betroffen in 2000 ingeleide inbreukprocedures, ofwel meer dan 82%, tegen 73% in 1999. De snelheid van behandeling wat betreft de met redenen omklede adviezen is daarentegen afgenomen, daar slechts 14% van de in 2000 uitgebrachte met redenen omklede adviezen in 2000 ingeleide procedures betroffen, tegen 26% in 1999 en 19% in 1998, terwijl het aantal met redenen omklede adviezen stabiel is gebleven. Die tragere behandeling kan worden verklaard door het feit dat de diensten van de Commissie problemen ondervinden bij het verkrijgen van de noodzakelijke informatie voor de voorzetting van de procedure en met name door de te late reacties van een aantal lidstaten op de ingebrekestellingen.

- Tegelijkertijd wordt die doeltreffendheid van de precontentieuze procedure bevestigd door het aantal besluiten tot seponering, die zich in 2000 op 1899 hebben gestabiliseerd (1900 in 1999);

- Tenslotte heeft de Commissie zich in 2000 nog sterker ingezet om de transparantie van haar beleid te vergroten, hoofdzakelijk door intensivering van de verspreiding van informatie via Internet (zie hieronder). Sinds 17 januari 2001 worden alle recente besluiten inzake ingebrekestelling, het uitbrengen van een met redenen omkleed advies, aanhangigmaking en seponering door de Commissie op de "Europa"-site van het secretariaat-generaal op het volgende adres gepubliceerd:

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_fr.htm

infractions

Beklemtoond moet worden dat al die informatie voor iedereen toegankelijk is, terwijl die vroeger alleen bestemd was voor de betrokken lidstaat. De Commissie heeft overigens in 2000 178 persmededelingen verspreid.

1.2. Verbetering van de precontentieuze procedure

- De constante ontwikkeling van de databanken "inbreuken" en "Asmodée" (richtlijnen) is een belangrijke aspect van die verbetering.

De productiviteitswinst die door de modernisering en de verbetering van de procedures kan ontstaan, is essentieel voor een betere controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, waarbij een meer kwalitatieve benadering wordt gekozen en er minder wordt overgelaten aan het toeval, zoals het geval is bij de huidige methoden voor de ontdekking van inbreuken, die voornamelijk berusten op klachten van burgers en bedrijven.

Enerzijds kunnen door het ontwikkelingsniveau van de richtlijnendatabank "Asmodée II" de ingebrekestellingen van de lidstaten wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen gesystematiseerd worden, waardoor de betrouwbaarheid van het systeem kan worden vergroot.

Deze systematisering past goed bij de aard van de inbreuk wegens niet-mededeling, waar geen beoordelingsruimte mogelijk is: aangezien de lidstaat zijn omzettingsmaatregelen wel of niet volledig heeft meegedeeld.

Anderzijds kon de databank "inbreuken", dankzij het hoge betrouwbaarheidsniveau dat bij de ontwikkeling ervan is bereikt, een zeer belangrijk IT-hulpmiddel worden voor de precontentieuze procedure. De afwikkeling ervan kon worden vereenvoudigd en de transparantie en betrouwbaarheid ervan konden worden vergroot.

Gecombineerd met de reeds door de Commissie ingezette middelen ter waarborging van de follow-up van de uitvoering van haar besluiten op het gebied van inbreuken en met de inspanningen om tot een minimale standaardisatie van de aanmaningsbrieven en van haar met redenen omklede adviezen te komen, zou intensiever gebruik van de databank "inbreuken" het mogelijk moeten maken de uitvoeringstermijnen van de ingebrekestellingen en de met redenen omklede adviezen verder te verkorten.

- De exploitatie op Internet van de zowel door de databank "inbreuken" als door de databank "Asmodée II" geleverde gegevens zou tevens de frequentie kunnen verhogen van de informatie die momenteel op de "Europa"-server van de Europese Gemeenschappen wordt verspreid.

In 2000 is overigens een gedeelte van de gegevens van dit verslag over de omzetting van de richtlijnen al in de maandstatistieken via Internet verspreid.

Zoals vermeld, verspreidt de Commissie sinds 17 januari 2001 tevens al haar recente besluiten inzake ingebrekestelling, het uitbrengen van een met redenen omkleed advies, aanhangigmaking en seponering op de Europa-site. Omdat die gegevens voor iedereen toegankelijk zijn, kunnen klagers en het geïnteresseerde publiek beschikken over informatie die tot dan toe alleen aan de betrokken lidstaat werd verstrekt.

Ook al moet het lezen van deze informatie voor het grote publiek nog gemakkelijker worden gemaakt, de openbare verspreiding van dit soort informatie onmiddellijk na het nemen van het besluit door de Commissie zal de nationale autoriteiten zeker stimuleren sneller in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht te handelen, vooral wat betreft de dossiers waarover weinig verschil van mening bestaat, zoals de inbreuken wegens niet-mededeling.

De diensten van de Commissie beraden zich momenteel op optimalisering en uitbreiding van de informatie die op de Europa-server ter beschikking wordt gesteld van het publiek, met het oog op de totstandbrenging van een echt informatieplatform inzake het Gemeenschapsrecht.

1.3. Stand van omzetting van de richtlijnen in 2000

De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de stand van de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor alle op 31 december 2000 van toepassing zijnde richtlijnen.

Op 31 december 2000 hadden de lidstaten gemiddeld 96,59% van de voor de tenuitvoerlegging van de richtlijnen noodzakelijke nationale maatregelen meegedeeld. Uit dit aantal blijkt een netto verbetering van de stand van de omzetting, aangezien dit het hoogste geconstateerde percentage is sinds 1992.

Onderstreept moet worden dat die algehele verbetering het resultaat is van de verbetering van de situatie in elke lidstaat.

De versnelling van de ingebrekestellingen wegens niet-mededeling in 2000 (zie punt 1.2) heeft hieraan waarschijnlijk zeer veel bijgedragen.

De aandacht dient met name te worden gevestigd op de inspanningen van vier lidstaten:

- België en Luxemburg, waarvan het aantal omzettingen met bijna 3% is verbeterd; in termen van seponeringen is België nu van de 9de naar de 3de plaats gestegen. Deze verbetering is waarschijnlijk een teken dat het politieke streven van die lidstaat om het aantal communautaire geschillen te verminderen, nu concrete resultaten begint op te leveren, zoals de in het volgende punt (1.5) weergegeven statistieken ook aantonen.

- In mindere mate, maar even duidelijk zichtbaar, hebben Griekenland en Portugal hun aantal omzettingen verbeterd met ongeveer 2%, waarmee zij de in 1999 opgelopen achterstand hebben weggewerkt. Griekenland blijft echter de lidstaat met het kleinste aantal omzettingen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De aan het eind van Deel I van bijlage IV van dit verslag opgenomen tabel geeft een gedetailleerd overzicht per lidstaat en per sector van de stand van zaken betreffende de omzetting in 2000.

1.4. Verzoeken om afwijking van de harmonisatiemaatregelen - artikel 95 EG

In 2000 heeft één lidstaat een kennisgeving uit hoofde van artikel 95 doen toekomen. Bij brief van 21 februari 2000 heeft België uit hoofde van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag om goedkeuring gevraagd voor de toepassing vanaf 1 januari 2003 van nationale bepalingen die afwijken van de bepalingen van Richtlijn 1999/51/EG inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde organische tinverbindingen.

Volgens de bepalingen van artikel 95, lid 5 en 6, moet de Commissie die nationale bepalingen binnen een termijn van zes maanden goedkeuren of afwijzen, nadat zij is nagegaan of:

- zij gerechtvaardigd worden op grond van nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in de verzoekende lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen,

- zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

Het ontwerp van de nationale bepalingen wordt geacht te zijn goedgekeurd, indien de Commissie binnen die zes maanden geen besluit neemt. Wanneer de Commissie de gegrondheid onderzoekt van de maatregelen waarvan uit hoofde van artikel 95, lid 5, kennis is gegeven, moet zij zich baseren op "de redenen" die door de lidstaat zijn aangevoerd. Overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag berust de verantwoordelijkheid om te bewijzen dat die maatregelen gerechtvaardigd zijn, bij de verzoekende lidstaat. Op basis van de analyse van de door de Belgische autoriteiten aan de Commissie verstrekte gegevens kon niet geconcludeerd worden dat het door de Belgische autoriteiten ter kennis gebrachte verzoek aan de criteria van artikel 95, lid 5, voldeed. Derhalve heeft de Commissie in haar beschikking van 25 juli 2000 het ter kennis gebrachte ontwerp van de nationale bepalingen afgewezen.

1.5. Grafische voorstelling van alle door de Commissie in 2000 ingeleide of behandelde inbreukprocedures

De drie hierna volgende figuren laten zien hoeveel lopende inbreukdossiers zich op 31 december 2000 in de fase van de ingebrekestelling, het met redenen omklede advies of de aanhangigmaking bij het Hof bevonden. Frankrijk, Italië en Griekenland staan in 2000 net als in 1999 bovenaan, in alledrie de fasen van de procedure.

Hoewel Duitsland ook dit jaar in de fase van de ingebrekestelling weer de vierde plaats inneemt, stijgt die lidstaat in de fase van het met redenen omklede advies naar een aanzienlijk hogere plaats en komt in de plaats van België op de vierde plaats, die dat land in 1999 innam.

Maar in het stadium van de aanhangigmaking bij het Hof zien we de meest spectaculaire verandering. Duitsland stijgt van de zevende naar de vierde plaats, terwijl België precies omgekeerd van de vierde naar de zevende plaats daalt en in 2000 met slechts 19 besluiten tot aanhangigmaking werd geconfronteerd, tegen 29 in 1999, dus een daling met 34,48%.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

1.6. Toepassing door de Commissie van artikel 228 van het EG-Verdrag (ontwikkelingen in 2000)

In 2000 heeft de Commissie drie besluiten genomen tot tweede aanhangigmaking met een verzoek tot oplegging van een dwangsom. Deze zaken waren gericht tegen Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk. Twee van die dossiers (D en VK) betroffen het milieu, het derde (I) het zeevervoer. De zaak tegen Duitsland is op 31 januari 2001 aanhangig gemaakt. De aanhangigmaking tegen het Verenigd Koninkrijk wordt momenteel voorbereid. Italië heeft uitvoeringsmaatregelen meegedeeld, die momenteel worden onderzocht.

In 2000 heeft het Hof van Justitie voor het eerst een lidstaat, namelijk Griekenland, veroordeeld tot betaling van een dwangsom in het kader van een tweede aanhangigmaking op basis van artikel 228 van het EG-Verdrag. In zijn arrest van 4 juli 2000 (zaak C-387/97, niet gepubliceerd), heeft het Hof van Justitie de Helleense Republiek veroordeeld tot betaling van een dwangsom ten bedrage van 20 000 EUR aan de Commissie op de rekening "Eigen inkomsten van de EG" voor elke dag die zij in gebreke blijft met het treffen van de noodzakelijke maatregelen om aan zijn arrest van 7 april 1992 te voldoen (Commissie / Griekenland, C-45/91).

In herinnering wordt gebracht dat in dit arrest werd erkend dat Griekenland niet de nodige maatregelen had genomen om ervoor te zorgen dat toxische en gevaarlijke afvalstoffen in het district Chania op Kreta werden verwijderd (met name de beëindiging van het gebruik van de illegale stortplaats in de monding van de rivier Kouroupitos), in strijd met de verplichtingen die zijn vastgelegd in de Richtlijnen van de Raad 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen en 78/319/EEG van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen.

Derhalve vordert de Commissie, ter uitvoering van dit tweede arrest, bij de Helleense Republiek, een maandelijkse betaling, corresponderend met de door het Hof opgelegde dwangsom ten bedrage van 20 000 EUR per dag vanaf de uitspraak van het arrest, dat wil zeggen vanaf 5 juli 2000.

Op 31 december 2000 had Griekenland nog steeds niet de maatregelen genomen die op grond van de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof van 7 april 1992 waren vereist.

Wat betreft de andere zaken die in 1999 aanhangig waren bij het Hof, konden de drie andere inbreukprocedures tegen Griekenland zonder verdere stappen worden beëindigd. Het Hof van Justitie heeft de opschorting van de tegen Frankrijk voorgenomen procedure betreffende "Nachtarbeid" tot 30 april 2001 goedgekeurd, om de Franse autoriteiten de mogelijkheid bieden hun wetgeving in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht te brengen.

De Commissie heeft tevens besloten tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de tweede aanhangigmaking bij het Hof tegen België, om de lopende contacten met die lidstaat te kunnen voortzetten met het oog op de regeling van de kwestie van de onterecht ontvangen inschrijvingsrechten, evenals die van de andere maatregelen van discriminerende aard tegen niet-Belgische studenten die onderdanen zijn van een andere lidstaat van de Gemeenschap.

Tenslotte kon de zaak tegen Luxemburg betreffende "Medische hulp aan boord van schepen" in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd, aangezien die lidstaat zich uiteindelijk aan het arrest van het Hof van 2 juli 1992 heeft geconformeerd.

Hoewel het arrest tegen Griekenland de doeltreffendheid van de procedure van artikel 228 van het EG-Verdrag aantoont, blijft het feit op zich dat de veroordeling van die lidstaat noodzakelijk bleek te zijn toch een zorgwekkende kwestie. Bovendien is er aan de inbreuksituatie nog geen einde gekomen op de datum van de opstelling van dit verslag, omdat de dwangsommen regelmatig door Griekenland overgemaakt worden op de rekening "Eigen inkomsten van de EG" van de Commissie, ter uitvoering van het arrest van 4 juli 2000. Op 22 december 2000 heeft Griekenland het bedrag van 1 760 000 EUR betaald, het totale bedrag van de dwangsom van 20 000 EUR per dag voor de periode van 5 juli tot en met 30 september 2000.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle besluiten (en de afloop ervan) inzake de tweede aanhangigmaking door de Commissie sinds de invoering van deze procedure door het Verdrag van Maastricht.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Situatie in de verschillende sectoren

2.1. Economische en financiële zaken

Over het algemeen wordt het vrije verkeer van kapitaal binnen de Europese Gemeenschap op bevredigende wijze toegepast. Hetzelfde geldt voor derde landen. Tijdens de verslagperiode waren er maar weinig klachten van marktdeelnemers, terwijl een aantal vastgestelde beperkingen is opgeheven Het aantal bestaande inbreukdossiers blijft alles bijeengenomen beperkt, hoewel sommige daarvan substantiële hinderpalen vormen voor de goede werking van de interne markt.

Er moet op worden gewezen dat het toezicht op de toepassing door de lidstaten van de beginselen van de Mededeling betreffende bepaalde juridische aspecten van de intracommunautaire investeringen (PB C 220/15 van 19.7.1997) aanleiding heeft gegeven tot de inleiding van nieuwe inbreukprocedure. Alle procedures die in het licht van de genoemde Mededeling zijn ingeleid, hebben betrekking op de toekenning aan de lidstaten van 'bijzondere rechten' inzake controle op ondernemingen die actief zijn in bepaalde sectoren van openbaar nut (energie, telecommunicatie, luchthavens, enz.). Het Europese Hof van Justitie heeft op 23 mei 2000 zijn eerste arrest [1] ter zake gewezen en heeft daarin de Italiaanse Republiek, die zichzelf dergelijke bijzondere bevoegdheden had toegekend op grond van de wetgeving inzake privatisering van openbare bedrijven, veroordeeld. De Commissie heeft tevens een aantal soortgelijke inbreukgevallen aanhangig gemaakt bij het Hof, terwijl de inbreukprocedure voor andere zaken wordt voortgezet. Bij deze inbreuken op het gebied van 'bijzondere rechten' zijn verschillende lidstaten betrokken.

[1] Zaak C-58/99 - 'Privatisering van openbare bedrijven - Toekenning van bijzondere bevoegdheden' - arrest van 23 mei 2000

Bepaalde beperkingen voor de investeringsactiviteiten van de pensioenfondsen (België, Finland) zijn opgeheven, maar er is een nieuwe inbreukprocedure ingeleid inzake de investeringsregels van de pensioenspaarfondsen in België.

Op het gebied van de verwerving van effecten is België veroordeeld door een arrest van het Hof [2] van 26 september 2000 wegens het verbod tot het verwerven door Belgische ingezetenen van schuldbewijzen van een door het Koninkrijk België in het buitenland uitgegeven lening.

[2] Zaak C-478/98 - 'In het buitenland uitgegeven leningen - Verbod van inschrijving voor Belgische ingezetenen - arrest van 26 september 2000

In zijn prejudiciële arrest [3] van 6 juni 2000 heeft het Hof bepaald dat enkele bepalingen van de belastingwetgeving van Nederland, die de verlening van een vrijstelling van de heffing van inkomstenbelasting waaraan de dividenduitkeringen zijn onderworpen aan aandeelhouders die natuurlijke personen zijn, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat die dividenden worden betaald door in die lidstaat gevestigde vennootschappen, hinderpalen voor het vrije verkeer van kapitaal vormen.

[3] Zaak C-35/98 - 'Vrij verkeer van kapitaal - Directe belastingheffing van dividend op aandelen - Vrijstelling - Beperking tot dividend op aandelen van op nationaal grondgebied gevestigde vennootschappen' - arrest van 6 juni 2000

Hoewel van beperkte draagwijdte, hebben de meeste in de loop van het jaar geregistreerde klachten betrekking gehad op de verwerving van onroerende zaken, hoofdzakelijk in Denemarken en Oostenrijk gelegen, door niet-ingezetenen. De Commissie verricht aanvullend onderzoek naar die verschillende gevallen. In zijn arrest van 13 juli 2000 [4] heeft het Hof van Justitie beslist dat een nationale wet die de onderdanen van de betrokken lidstaat exclusief vrijstelt van de toepasselijke vergunningsprocedure voor de verkrijging van in een zone van militair belang gelegen onroerende zaken, onverenigbaar is met het vrije verkeer van kapitaal.

[4] Zaak C-423/98 - 'Vergunningsprocedure voor verkrijging van onroerende zaken' - arrest van 13 juli 2000

2.2. Ondernemingen

2.2.1. Preventievoorschriften van Richtlijn 98/34/EG (ex 83/189/EEG)

De informatieprocedure die werd ingevoerd bij Richtlijn 98/34/EG vormt een essentieel instrument ter voorkoming van handelsbelemmeringen en voor wederzijdse informatie. Krachtens deze richtlijn zijn de lidstaten verplicht de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte te stellen van ontwerpen voor technische voorschriften, zodat voor hun definitieve goedkeuring gecontroleerd kan worden of zij in overeenstemming zijn met de regels voor de interne markt.

Deze procedure, die eerst alleen gold voor producten, is sinds 5 augustus 1998 ook van toepassing op de diensten van de informatiemaatschappij [5]. Het betreft een sector waarin de technologische en juridische vooruitgang eveneens de invoering van een doeltreffend mechanisme voor voorafgaande informatie, administratief partnerschap en controle rechtvaardigen, met name met het oog op de waarborging van de uitoefening van de fundamentele vrijheden en grondrechten.

[5] Richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 die de informatieprocedure uitbreidt tot de regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 217 van 5/8/1998, blz. 18).

In 2000 heeft de Commissie 751 ontwerpen van technische voorschriften ontvangen, (waarvan 23 betrekking hadden op de bepalingen inzake diensten van de informatiemaatschappij, terwijl de andere betrekking hadden op producten), die door de betrokken diensten van de Commissie zijn onderzocht. Dit aantal bedroeg 604 in 1998 en 591 in 1999. Uit deze aantallen blijkt dat, ondanks de voltooiing van de interne markt, de lidstaten veel technische voorschriften blijven aannemen en zelfs weer met regelgeving gaan beginnen, met name wegens de technologische vooruitgang en de wens de controle op het gebied van de gezondheid en vooral van de voeding te versterken. Deze initiatieven moeten worden gecontroleerd, om te voorkomen dat ze de goede werking van de interne markt in gevaar brengen en om vast te stellen in welke sectoren communautaire maatregelen noodzakelijk zijn.

Van de in 2000 ontvangen kennisgevingen hebben er 45 [6] aanleiding gegeven tot een uitvoerig gemotiveerde mening van de zijde van de Commissie, volgens welke de beoogde maatregel moet worden gewijzigd teneinde de belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten van de informatiemaatschappij die er eventueel uit voort kunnen vloeien, op te heffen. De lidstaten hebben hunnerzijds 92 [7] uitvoerig gemotiveerde meningen uitgebracht. Over het algemeen wordt geconstateerd dat de tendens tot vermindering van het aantal uitvoerig gemotiveerde meningen aanhoudt, waaruit kan worden afgeleid dat de didactische inspanningen in het kader van de procedure een positief resultaat opleveren en dat de kwaliteit van de nationale regelgeving verbetert.

[6] Op 31 december 2000. De periode voor het uitbrengen van uitvoerig gemotiveerde meningen tegen in 2000 aangemelde ontwerpen verstrijkt op 31 maart 2000. Dit getal bevat dus ook bepaalde in 1999 gemelde ontwerpmaatregelen waarvoor de termijn op 31 maart 2000 verstreek.

[7] Op 31 december 2000. De periode voor het uitbrengen van uitvoerig gemotiveerde meningen tegen in 2000 aangemelde ontwerpen verstrijkt op 31 maart 2000. Dit getal bevat dus ook bepaalde in 1999 gemelde ontwerpmaatregelen waarvoor de periode op 31 maart 2000 verstreek.

De richtlijn heeft in een tiental gevallen tevens de harmonisatieactiviteiten op communautair niveau vergemakkelijkt, door te voorkomen dat nationale maatregelen worden aangenomen die tot verstarring van de standpunten van een aantal lidstaten zouden kunnen leiden, terwijl gezocht werd naar gemeenschappelijke oplossingen. Zo is ten aanzien van vijf [8] kennisgevingen uitstel van een jaar verleend vanwege het feit dat zij betrekking hadden op een onderwerp dat onder een aan de Raad voorgelegd voorstel voor een richtlijn viel, en vier [9] hebben uitstel van een jaar gekregen omdat de Commissie had aangekondigd wetgeving ter zake te willen opstellen.

[8] Op 31 december 2000. De termijn voor verzending aan de lidstaten van verzoeken om uitstel wat betreft de kennisgevingen 1999 verstrijkt op 31 maart 2000. Dit getal bevat geen in 1999 gemelde ontwerpmaatregelen waarvoor de periode op 31 maart 2000 verstreek, want met betrekking tot dergelijke kennisgevingen is geen verzoek om uitstel gedaan.

[9] Op 31 december 2000. De termijn voor verzending aan de lidstaten van verzoeken om uitstel wat betreft de kennisgevingen 1999 verstrijkt op 31 maart 2000. Dit getal bevat geen in 1999 gemelde ontwerpmaatregelen waarvoor de periode op 31 maart 2000 verstreek, want met betrekking tot dergelijke kennisgevingen is geen verzoek om uitstel gedaan.

Het door het Europese Hof van Justitie in 1996 [10] gewezen arrest CIA Security heeft de lidstaten ertoe gebracht hun verplichtingen in het kader van Richtlijn 98/34/EG beter te vervullen. In deze zaak had het Hof van Justitie geconcludeerd dat niet-naleving van de kennisgevingsplicht meebrengt dat het technische voorschrift nietig is. Op 26 september 2000 heeft het Hof van Justitie in zaak C-443/98 (Unilever) nieuwe verduidelijkingen ter zake aangebracht door te concluderen dat het aannemen van een maatregel die is aangemeld, maar ten aanzien waarvan de in Richtlijn 98/34/EG vastgelegde termijnen niet in acht zijn genomen, eveneens meebrengt dat de technische voorschriften die die maatregel bevat, nietig zijn.

[10] Arrest van 30 april 1996, CIA Security, zaak C-194/94, Jur. I, p. 2201.

In bepaalde gevallen echter treedt de Commissie, wanneer zij een schending van Richtlijn 98/34/EG vaststelt, in overleg met de betrokken lidstaat om de situatie te corrigeren, of wordt een inbreukprocedure ingeleid overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. Eind 2000 werden ongeveer 10 van dergelijke procedures voorbereid.

Tot de andere belangrijke arresten van het Hof in 2000, behoort in elk geval het op 16 november 2000 in de zaak C-37/99 (Donkersteeg) gewezen arrest, waarin het Hof van Justitie een nadere toelichting op het begrip technische specificatie op het gebied van de landbouw heeft gegeven en op het verplichte karakter van het begrip technisch voorschrift.

Ter versterking van de dialoog met de begunstigden van de procedure, de bedrijven, staat hun een website met de aangemelde ontwerpen ter beschikking op het adres http://europa.eu.int/comm/entreprise/tris

2.2.2. Farmaceutische producten

In de loop van 2000 zijn bijna alle omzettingsmaatregelen van in de sector farmaceutische producten toepasselijke richtlijnen aan de Commissie medegedeeld. Alleen Frankrijk moet de omzetting van Richtlijn 93/41/EG in de veterinaire sector nog voltooien. Wat betreft de in 1999 door de Commissie aangenomen richtlijnen waarvan de omzettingstermijn was verstreken, hebben de meeste lidstaten al nationale omzettingsmaatregelen gemeld: Italië moet de omzetting van de Richtlijnen 1999/82/EG en 1999/83/EG nog voltooien en Portugal die van Richtlijn 1999/104/EG.

Evenals in de voorgaande jaren doen zich nog steeds enkele algemene problemen voor in verband met de uitlegging en de toepassing van de richtlijnen inzake geneesmiddelen door de lidstaten. Deze inbreukgevallen betreffen hoofdzakelijk de uiteenlopende interpretaties die de lidstaten aan het begrip "geneesmiddel" geven (en die soms leiden tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen), evenals klachten in verband met beweerde niet-inachtneming van de bepalingen in de "doorzichtigheidsrichtlijn" 89/105/EEG door de bevoegde nationale autoriteiten. Tevens lopen inbreukprocedures in verband met de omzetting en de toepassing van artikel 4, lid 8, onder a), i)-iii) van Richtlijn 65/65/EEG door de lidstaten en het opnieuw verlenen van vergunningen voor "oude" geneesmiddelen. De Commissie onderzoekt deze problemen en klachten grondig.

2.2.3. Cosmetische producten

In de loop van 2000 heeft de Commissie duidelijke vooruitgang kunnen constateren op het gebied van de toepassing van de communautaire regelgeving betreffende cosmetische producten en heeft zij slechts weinig inbreukgevallen wegens onjuiste toepassing moeten onderzoeken.

Een groot aantal inbreukprocedures die tegen lidstaten waren ingeleid wegens niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van de communautaire richtlijnen, kon zonder verdere stappen worden beëindigd. Alleen Frankrijk moet de publicatie van de ministeriële besluiten houdende omzetting van Richtlijn 93/35/EEG van de Raad tot zesde wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad en Drieëntwintigste Richtlijn 98/62/EG van de Commissie tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/768/EEG, nog afronden.

De nationale omzettingsmaatregelen voor de Richtlijnen 2000/6/EG en 2000/11/EG tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/768/EEG zijn al door respectievelijk 12 en 11 lidstaten gemeld, terwijl de overige staten al vergevorderde ontwerpen hebben gezonden. Enkele lidstaten hebben de Richtlijnen 97/18/EG en 2000/41/EG tot uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten nog niet omgezet, om de marktdeelnemers een zekere mate van rechtszekerheid te garanderen. Opgemerkt wordt dat het feit dat de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement een voorstel voor een richtlijn tot zevende wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad heeft voorgelegd, met het oog op het verbieden van dierproeven voor het testen van cosmetische eindproducten en de ingrediënten daarvan, de lidstaten niet van hun verplichting tot omzetting van de richtlijnen kan ontslaan.

2.2.4. Chemische producten

In de sector chemische producten is in 2000 van verdere stappen afgezien in 27 inbreukprocedures wegens niet-mededeling van maatregelen. Deze procedures hadden betrekking op meststoffen (Richtlijnen 97/63 en 98/3), beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (Richtlijnen 94/27 en 99/43) en goede laboratoriumpraktijken (GLP) (Richtlijnen 99/11 en 99/12). Na toezending van vijf met redenen omklede adviezen met betrekking tot de richtlijnen waarvan de omzettingstermijn eind 1999 was verstreken (Richtlijnen 99/11 en 99/12), zijn deze richtlijnen door de meeste lidstaten omgezet.

Op het ogenblik lopen nog twaalf inbreukprocedures wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen. Enkele van deze zaken zijn voor het Hof van Justitie gebracht en hebben betrekking op goede laboratoriumpraktijken (GLP) (Richtlijnen 99/11 en 99/12).

Drie richtlijnen inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (Richtlijnen 94/27, 99/51, 99/43) hadden uiterlijk in de eerste helft van het jaar 2000 moeten zijn omgezet. Acht lidstaten hadden de eerste twee richtlijnen niet op tijd omgezet, terwijl twaalf lidstaten de termijn voor omzetting van Richtlijn 99/43 niet hebben gehaald.

Twee inbreukprocedures wegens onjuiste omzetting van Richtlijn 93/15/EEG inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik zijn hangende.

2.2.5. Motorvoertuigen, trekkers en motorrijwielen

De omzetting van de talrijke richtlijnen met betrekking tot typegoedkeuring van motorvoertuigen, componenten of technische systemen op het gebied van personenauto's, lichte en zware bedrijfsvoertuigen, motorvoertuigen op twee of drie wielen en landbouw- en bosbouwtrekkers vindt in een bevredigend tempo plaats. Het relatief grote aantal richtlijnen dat op deze gebieden is aangenomen, heeft voor bepaalde lidstaten desalniettemin duidelijk tot problemen bij de tijdige omzetting geleid. Het inleiden van inbreukprocedures is in zulke gevallen, zoals in het verleden is gemeld, doorgaans voldoende om de omzetting binnen korte tijd te bewerkstelligen.

Op het punt van de richtlijnen inzake verontreinigende emissies is Richtlijn 98/69/EG, die betrekking heeft op de personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen, nu door alle lidstaten omgezet. Een vergelijkbaar resultaat is echter nog niet bereikt voor Richtlijn 1999/96/EG inzake verontreinigende emissies van zware bedrijfsvoertuigen, die op 30 november 2000 door zeven lidstaten nog niet was omgezet.

De omzetting in nationaal recht van Richtlijn 97/54/EG wat betreft de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van landbouw- en bosbouwtrekkers is door alle lidstaten voltooid. Met betrekking tot de andere richtlijnen die in het Zeventiende jaarlijkse verslag specifiek zijn genoemd voor landbouw- of bosbouwtrekkers, zijn de Richtlijnen 98/38/EG, 98/39/EG en 98/40/EG door alle lidstaten omgezet. Slechts één lidstaat heeft Richtlijn 98/89/EG niet omgezet.

Het aantal lidstaten dat richtlijnen op het gebied van motorvoertuigen nog niet heeft omgezet, is als volgt (het aantal wordt tussen haakjes vermeld): 98/77/EG (0), 98/90/EG (1) en 1999/0007/EG (1). De overeenkomstige aantallen voor de richtlijnen 1999/0023/EG, 1999/0024/EG, 1999/0025/EG en 1999/0026/EG betreffende voertuigen op twee of drie wielen zijn respectievelijk 2, 0, 1 en 3.

De richtlijnen die in het jaar 2000 in werking zijn getreden, waren voor het merendeel richtlijnen van de Commissie tot aanpassing van eerdere richtlijnen van de Raad aan de technische ontwikkelingen. Bepaalde lidstaten hebben uiterst efficiënte mechanismen ingevoerd die een snelle omzetting van zulke richtlijnen in nationaal recht mogelijk maken. In andere gevallen lijken vertragingen vooral het gevolg te zijn van de relatief lange tijd die nodig is voor de voorbereiding, goedkeuring en publicatie van gedelegeerde wetgevingsinstrumenten, en niet zozeer van moeilijkheden in de teksten van de richtlijnen in kwestie.

Met betrekking tot de richtlijnen die tijdens het verslagjaar moesten worden omgezet, is het aantal lidstaten dat de desbetreffende richtlijn niet heeft omgezet, als volgt (het aantal wordt tussen haakjes vermeld):

1998/0091/EG: (5) / Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

1999/0040/EG: (3) / Richtlijn van de Commissie

1999/0055/EG: (2) / Richtlijn van de Commissie

1999/0056/EG: (1) / Richtlijn van de Commissie

1999/0057/EG: (1) / Richtlijn van de Commissie

1999/0058/EG: (1) / Richtlijn van de Commissie

1999/0086/EG: (9) / Richtlijn van de Raad

1999/0096/EG: (7) / Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

1999/0098/EG: (2) / Richtlijn van de Commissie

1999/0101/EG: (3) / Richtlijn van de Commissie

2000/0001/EG: (6) / Richtlijn van de Commissie

2000/0002/EG: (7) / Richtlijn van de Commissie

2000/0003/EG: (4) / Richtlijn van de Commissie

Met uitzondering van de richtlijnen 1999/86/EG en 2000/0002/EG hebben de diensten van de Commissie de vereiste maatregel ingeleid uit hoofde van artikel 226.

2.2.6. Voor de bouw bestemde producten

De tegen Oostenrijk ingeleide inbreukprocedure wegens non-conformiteit van de omzetting van Richtlijn 98/106/EEG is in de loop van 2000 zonder verdere stappen beëindigd, als gevolg van door de Oostenrijkse autoriteiten verstrekte verduidelijking op de punten die door de Commissie in het kader van de procedure waren aangehouden.

In het kader van de inbreukprocedure tegen Griekenland in verband met de kwaliteitscontrole van bepaalde soorten ingevoerd staal, hebben de Griekse autoriteiten in oktober 2000 een nieuw ontwerp meegedeeld, dat de inbreuk zou beëindigen en zo snel mogelijk zou worden goedgekeurd en gepubliceerd. Derhalve heeft de Commissie bij haar laatste verslag A 2/2000 besloten de aanhangigmaking bij het Hof op te schorten tot het moment van goedkeuring van die tekst.

2.2.7. Duurzame verbruiksgoederen

(machines, elektrotechniek, persoonlijke beschermingsmiddelen, gastoestellen, voorverpakking, wettelijke metrologie, medische hulpmiddelen en pleziervaartuigen)

Wat betreft de gevallen van niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen, is de situatie als volgt:

Wat betreft Richtlijn 97/23/EG betreffende drukapparatuur hebben alle lidstaten de nationale omzettingsmaatregelen medegedeeld, behalve Duitsland, dat de omzetting in 2001 moet kunnen afronden.

Wat betreft Richtlijn 95/16/EG betreffende liften was Frankrijk in 2000 de laatste lidstaat die zijn nationale omzettingsmaatregelen mededeelde.

Wat betreft Richtlijn 98/79/EG betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek hebben de volgende lidstaten de nationale omzettingsmaatregelen medegedeeld: Italië, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Portugal en Spanje. Ook Oostenrijk en Finland hebben nationale omzettingsmaatregelen medegedeeld, maar moeten nog aanvullende teksten mededelen. Aan de omzetting van de richtlijn in Frankrijk, Luxemburg, België, Nederland, Duitsland en Griekenland wordt momenteel de laatste hand gelegd. Ierland heeft geen informatie verstrekt; besloten is een met redenen omkleed advies toe te zenden.

Wat de gevallen van onjuiste toepassing van de richtlijnen of de onverenigbaarheid van het nationale recht met de richtlijnen betreft, is de situatie als volgt.

5 gevallen van onjuiste toepassing van Richtlijn 98/37/EG betreffende machines konden in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd. Daarentegen is een aantal klachten betreffende deze Richtlijn 98/37/EG, inzake de verplichting tot toezicht op de markt, nog altijd in behandeling.

Over ditzelfde onderwerp zijn er klachten in het kader van Richtlijn 73/23/EEG betreffende laagspanning. In de loop van 2000 is een zaak tegen Italië wegens een geval van onjuiste toepassing van deze richtlijn bij het Hof [11] aanhangig gemaakt.

[11] Zaak C2000/100

Een zaak tegen Frankrijk betreffende Richtlijn 89/686/EEG betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen is geseponeerd. Wegens een geval van onjuiste toepassing van deze richtlijn is besloten tot aanhangigmaking bij het Hof tegen Duitsland.

Een aanvullende aanmaningsbrief is ter kennis gebracht van Italië inzake de onverenigbaarheid van de nationale wetgeving met Richtlijn 89/336/EEG betreffende elektromagnetische compatibiliteit wat betreft de aspecten die in Richtlijn 1999/5 betreffende radioapparatuur zijn opgenomen.

In 2000 is besloten een aanvullende ingebrekestelling op basis van artikel 228 en een met redenen omkleed advies te doen toekomen aan respectievelijk Italië en Duitsland, wegens de onverenigbaarheid van de nationale wetgeving met Richtlijn 90/396/EEG betreffende gastoestellen.

2.2.8. Radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur

Richtlijn 99/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, die op 7 april 1999 in werking is getreden, moest door de lidstaten voor 7 april 2000 worden omgezet in nationale wetgeving. Verscheidene lidstaten hadden echter problemen de nationale wetgeving op tijd aangenomen te krijgen om aan de door de Richtlijn gestelde termijn voor omzetting te voldoen.

Tot nu toe hebben slechts tien lidstaten de Commissie mededeling gedaan van hun nationale omzettingsbesluiten, zodat de Commissie zes inbreukprocedures wegens niet-mededeling zonder verdere stappen kon beëindigen. Frankrijk, Duitsland, Ierland en Italië, die de richtlijn nog niet hebben omgezet, hebben echter voorlopige maatregelen genomen die het mogelijk maken de richtlijn toe te passen in afwachting van de goedkeuring van de wetgeving. Griekenland heeft voor begin 2001 de goedkeuring van voorlopige maatregelen aangekondigd. Als gevolg hiervan zet de Commissie de inbreukprocedures wegens niet-mededeling voort tegen alle vijf hierboven genoemde lidstaten die de richtlijn nog niet volledig hebben omgezet. Naast deze procedures wegens niet-mededeling lopen er nog twee andere inbreukprocedures uit hoofde van de richtlijn.

2.2.9. Toerisme

De inbreukprocedure tegen Italië betreffende voorkeurstarieven voor de toegang tot Italiaanse musea en monumenten die alleen gelden voor Italiaanse staatsburgers, is in 2000 voortgezet (zie Zeventiende jaarlijkse verslag). De Commissie heeft in 2000 één met redenen omkleed advies uitgebracht. Verder onderzoek van de zaak vindt momenteel plaats.

2.3. Mededinging

Het aantal in 2000 tegen de lidstaten op het gebied van mededinging ingeleide nieuwe procedures wegens inbreuken, zowel vermeende als vastgestelde, is ten opzichte van 1999 niet wezenlijk veranderd (36). Op 31 december 2000 had het directoraat-generaal Concurrentie 67 inbreukprocedures in behandeling.

Wat de sectoren betreft is het aantal nieuwe gevallen in de sector telecommunicatie niet ingrijpend veranderd (1999: 11 nieuwe gevallen; 2000: 10 gevallen). De in 1999 geconstateerde tendens tot een aanzienlijke daling van nieuwe zaken op het gebied van vervoer en, omgekeerd, tot de inleiding van nieuwe gevallen in de sector sociale verzekeringen heeft zich in 2000 doorgezet

2.3.1. Telecommunicatie

De omzetting en doeltreffende toepassing van de richtlijnen inzake mededinging op het terrein van de telecommunicatie werden opnieuw in samenwerking met iedere lidstaat nauwgezet onder de loep genomen door het "gemeenschappelijk team" in verband met de voorbereiding van het op 7 december 2000 door de Commissie goedgekeurde Zesde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving. [12] Parallel hieraan heeft de Commissie de reeds tegen bepaalde lidstaten ingeleide procedures uit hoofde van artikel 226 van het Verdrag voortgezet en nieuwe procedures ingeleid.

[12] COM(2000)814 def.

In deze sector is in drie procedures van verdere stappen afgezien na de verzending van een met redenen omkleed advies: zij hebben allemaal betrekking op Griekenland. De gesloten dossiers betreffen de omzetting van Richtlijn 94/46/EG (liberalisatie van de satellietdiensten) en van Richtlijn 96/19/EG (alternatieve infrastructuur) [13].

[13] Twee inbreuken: de autoriteiten hebben een vergunning verleend voor de aanleg van alternatieve infrastructuur (maatregelen genomen naar aanleiding van een op 21 december 1998 toegezonden met redenen omkleed advies); er is geen staatsmaatregel meer die de grensoverschrijdende interconnectie van de mobiele netwerken beperkt (op 22 december 1998 toegezonden met redenen omkleed advies).

Niet-mededeling binnen de gestelde termijnen door Oostenrijk, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg en Portugal van de uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 1999/64/EG [14] heeft de Commissie ertoe gebracht inbreukprocedures tegen die lidstaten in te leiden. Daar die maatregelen vervolgens door de Oostenrijkse, Finse, Franse en Luxemburgse autoriteiten zijn medegedeeld, kon de procedure tegen hen zonder verdere stappen worden beëindigd.

[14] Richtlijn van de Commissie van 23 juni 1999 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG teneinde ervoor te zorgen dat telecommunicatie- en kabeltelevisienetten die eigendom van een zelfde exploitant zijn, gescheiden juridische eenheden vormen (PB nr. L 175 van 10 juli 1999, p.39)

In 2000 heeft de Commissie 3 met redenen omklede adviezen uitgebracht wegens non-conformiteit van de nationale regelgeving met de richtlijnen betreffende mededinging op het gebied van telecommunicatie of wegens onjuiste toepassing van deze richtlijnen.

In de loop van 2000 is de kwestie van de tariefaanpassing, die door Richtlijn 96/19/EG [15] is voorgeschreven, van zeer groot belang geworden. Zo heeft de Commissie op 1 september 2000 een met redenen omkleed advies gezonden naar Italië, om aanpassing van zijn tarieven voor de gevestigde onderneming door de sinds augustus 1999 geldende "price cap"-regeling te voorkomen. De door de Italiaanse autoriteiten op 11 december 2000 genomen besluiten tot aanpassing van de "price-cap"-regeling hebben de Commissie echter op 14 december 2000 doen besluiten tot uitstel van de zaak, in afwachting van de bevestiging, in de tweede helft van 2002, van de voltooiing van de tariefaanpassing overeenkomstig de verplichtingen die de autoriteiten van die lidstaat zijn aangegaan. Ook op het gebied van de tariefaanpassing, maar deze keer in verband met Spanje, heeft de Commissie de in 1998 ingeleide procedure voortgezet, door op 21 december 2000 een aanvullend met redenen omkleed advies uit te brengen. Bovendien heeft de Commissie op 3 augustus 2000 een met redenen omkleed advies gezonden naar Luxemburg in verband met het feit dat de bepalingen inzake de niet-discriminerende verlening van doorgangsrechten voor de telecommunicatie-exploitanten van Richtlijn 96/19/EG niet doeltreffend zijn omgezet.

[15] Richtlijn 96/19/EG van de Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie (PB nr. L 074 van 22.3.1996, blz. 0013-0024).

De Commissie heeft tevens op 17 april 2000 het Hof van Justitie [16] ingeschakeld, in verband met de financiering van de universele dienst in Frankrijk. De Commissie verwijt die lidstaat dat hij met name aan de mobilofoonexploitanten in 1997 bijdragen in de nettokosten van de universele dienst van France Télécom heeft opgelegd, terwijl laatstgenoemde nog een monopolie op spraaktelefonie had. Zij bekritiseert tevens de berekeningswijze van de verschillende onderdelen van de kosten van de universele dienst, waardoor deze mogelijk te hoog werden geschat. Tenslotte verwijt zij Frankrijk dat het geen zekerheid heeft gegeven over de realiteit van de voltooiing van het proces van tariefaanpassing. De schriftelijke fase van de procedure is in november afgesloten.

[16] Zaak C-146/00;

Op 30 november 2000 heeft het Hof van Justitie België [17] veroordeeld, omdat de Belgische regelgeving voorzag in de financiering, in het kader van de universele dienst op het gebied van de telefonie, van preferentiële tarieven ten gunste van de schrijvende pers met schending van Richtlijn 97/33/EG [18]. De Commissie heeft haar klacht ingetrokken wat betreft de andere punten van bezwaar het ontbreken van een berekeningswijze voor de bijdragen van de exploitanten aan de financiering van de universele dienst (UD) en van een voorlopige berekeningswijze voor de nettokosten van deze dienst - na kennisgeving van een koninklijk besluit over deze twee aspecten.

[17] Zaak C-384/99;

[18] Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP).

2.3.2. Post

In de postsector heeft de Commissie op 21 december 2000 een beschikking gegeven met betrekking tot de levering in Italië van nieuwe postdiensten die een aantal diensten met toegevoegde waarde bieden, met name de garantie dat de elektronisch tot stand gebrachte postzending op een zekere datum of zeker uur wordt bezorgd [19]. Deze beschikking geeft gevolg aan een klacht over het feit dat de bestelfase van de hybride post (post waarin de postzendingen tot stand worden gebracht door elektronische middelen) wordt voorbehouden aan de bestaande onderneming. Daardoor kunnen private leveranciers de hybride post niet in totaliteit afleveren. De Commissie was van mening dat het Italiaanse wetsbesluit nr. 261, van 22 juli 1999, waarmee dit systeem is ingevoerd, in strijd was met artikel 86, lid 1, van het EG-Verdrag in samenhang met artikel 82 EG. De bezorging op een zekere datum of zeker uur vormt een afzonderlijke markt die aanzienlijk verschilt van de traditionele leveringsdiensten (universele dienst). Daarom is er geen reden om die bezorging voor te behouden aan de leverancier van de universele dienst, die deze dienst niet levert. Bovendien biedt die onderneming geen enkele gegarandeerde bezorging op een vooraf vastgestelde datum of tijd. De beschikking verplicht de Italiaanse regering te verduidelijken dat de besteldienst op een zekere datum of zeker uur geen deel uitmaakt van de diensten die voorbehouden kunnen worden. De beschikking beoogt de nodige rechtszekerheid te scheppen voor de particuliere ondernemingen wat betreft de bestelfase op een zekere datum of zeker uur.

[19] PB nr. L 63 van 03.03.2001, blz. 59.

2.3.3. Vrije beroepen

Op het gebied van de vrije beroepen heeft de Commissie de tegen Italië ingeleide inbreukprocedure wegens schending door wet nr. 1612 van 22 december 1960, van de artikelen 5 en 85 van het EG-Verdrag (thans respectievelijk artikelen 10 EG en 81 EG) kunnen sluiten. Bij arrest van 18 juni 1998 [20] heeft het Hof van Justitie beslist dat de Italiaanse Republiek, door een wet aan te nemen en te handhaven die de Nationale raad van douane-expediteurs ("Consiglio nazionale degli spedizionieri doganali" - CNSD) via de toekenning van de overeenkomstige beslissingsbevoegdheid verplicht als ondernemersvereniging een besluit te nemen dat in strijd is met artikel 85 van het EG-Verdrag (thans artikel 81 EG) omdat daarbij een voor alle douane-expediteurs verplichte tariefregeling wordt vastgesteld, de ingevolge de genoemde artikelen op haar rustende verplichtingen niet was nagekomen. Omdat de gelegde contacten tussen de diensten van de Commissie en de Italiaanse autoriteiten om tot conformiteit van de wetgeving in kwestie te komen geen resultaat opleverden, heeft de Commissie Italië uit hoofde van artikel 228 van het EG-Verdrag in februari 2000 een schriftelijke aanmaning moeten zenden en daarna, op 3 augustus, een met redenen omkleed advies. Op 13 september heeft Italië echter de tekst van wet nr. 213 van 25 juli 2000 medegedeeld, die in de "Gazzetta Ufficiale" van 1 augustus is gepubliceerd en waarin de regelgeving inzake de activiteiten van de douane-expediteurs wordt bijgesteld. Die wet, waarin de bepalingen van de wet van 1960 die in strijd waren met de genoemde artikelen van het Verdrag werden herroepen, heeft namelijk een einde gemaakt aan de door het Hof geconstateerde inbreuk.

[20] Zaak C-35/96, Jurisprudentie blz. I-3851.

2.3.4. Vervoer

Inzake vervoer heeft de Commissie de inbreukprocedure voortgezet tegen Portugal, naar aanleiding van de weigering van dit land om zich te voegen naar de beschikking van 10 februari 1999 waarin wordt geconstateerd dat het stelsel van kortingen op de landingsvergoedingen en variabele tarieven naar gelang van de herkomst van de vlucht een discriminerende maatregel vormt die onverenigbaar is met artikel 86, lid 1, in samenhang met artikel 82 van het Verdrag. De Commissie heeft echter de tenuitvoerlegging van haar besluit om het Hof van Justitie in te schakelen opgeschort, aangezien het door Portugal in mei 1999 tegen de beschikking van de Commissie ingestelde beroep, dat nog wordt onderzocht, eveneens de rechtmatigheid van het onderhavige stelsel betreft.

De kwestie van de landingsvergoedingen heeft aanleiding gegeven tot een tweede beschikking uit hoofde van artikel 86, lid 3, van het Verdrag. Op 26 juli 2000 heeft de Commissie vastgesteld dat het in Spanje geldende stelsel van kortingen en van variabele vergoedingen naar gelang van de herkomst van de vlucht de luchtvaartmaatschappijen van die lidstaat bevoordeelde. Het Spaanse stelsel voorziet voor alle categorieën vliegtuigen in hogere vergoedingen voor intracommunautaire vluchten dan voor interne vluchten. Bovendien voorziet het in kortingen van 9% tot 35%, naar gelang van het aantal landingen per maand. Dit stelsel begunstigt in de praktijk de Spaanse maatschappijen, die gemiddeld kortingen van 20 tot 25% ontvangen. Deze discriminatie kan door geen enkele objectieve reden gerechtvaardigd worden. De Spaanse regering heeft aangekondigd dat zij tijdig de nodige corrigerende maatregelen zal nemen.

2.3.5. Concentratiezaken

De tegen Portugal in 1999 ingeleide inbreukprocedure als gevolg van het besluit van de Portugese autoriteiten zich te verzetten tegen de concentratie tussen de Spaanse bank BSCH en het Portugese concern Champalimaud kon worden gesloten. Een nieuwe operatie, waardoor de Spaanse bank twee banken van het Portugese concern verwierf is namelijk op 29 november 1999 aangemeld en op 11 januari 2000 goedgekeurd. De Portugese autoriteiten hebben verklaard dat zij zich niet hebben verzet tegen die nieuwe operatie, die de concentratie heeft opgeheven die aanleiding had gegeven tot de tegen hen ingeleide inbreukprocedure.

2.3.6. Overheidssteun

Op het gebied van overheidssteun heeft de Commissie tenslotte een zeer oud dossier zonder verdere stappen kunnen beëindigen. Bij arrest van 20 september 1990 [21] had het Hof van Justitie de negatieve eindbeschikking van de Commissie van 17 november 1987 [22] bevestigd, waarbij terugbetaling werd gelast van een subsidie van 2 miljoen DEM, in 1985, van de deelstaat Baden-Württemberg aan het bedrijf BUG-Alutechnik, een fabrikant van aluminiumproducten en -halffabrikaten. Omdat de steun niet was terugbetaald ondanks verzoeken van de Commissie, heeft deze in 1991 een inbreukprocedure tegen Duitsland ingeleid, wegens schending van artikel 171 van het EG-Verdrag (thans artikel 228 EG). In 1992 heeft de "Staatsschuldenverwaltung Baden-Württemberg" het bedrijf gelast de steun terug te betalen. Maar BUG-Alutechnik heeft tegen deze beschikking beroep met schorsende werking ingesteld bij het "Verwaltungsgericht Sigmaringen". Omdat dit Verwaltungsgericht het beroep in 1994 heeft verworpen, heeft het bedrijf hoger beroep ingesteld bij het "Verwaltungsgerichtshof Mannheim", eveneens met schorsende werking. Daar het "Verwaltungsgerichtshof Mannheim" het vonnis van de eerste instantie in 1996 heeft bevestigd, is het bedrijf, thans Hoogovens Aluminium Profiltechnik, toegelaten tot de cassatieprocedure bij het "Bundesverwaltungsgericht". Dit gerecht heeft op 26 augustus 1999 het beroep in cassatie verworpen. De steun is uiteindelijk op 14 oktober 1999 terugbetaald. Toen de Commissie daarvan officieel in kennis was gesteld, kon zij de zaak begin 2000 sluiten.

[21] Zaak C-5/89, Jurisprudentie blz. I-3437.

[22] PB 1998, L 79, p. 29

2.4. SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID

2.4.1. Vrij verkeer van werknemers

De Commissie heeft tegen verscheidene lidstaten een aantal procedures ingeleid en/of voortgezet betreffende de toepassing van Verordeningen (EEG) nr. 1612/68 en 1408/71.

De inbreukprocedure tegen België wegens niet-uitvoering van het arrest van het Hof van 3 mei 1994 in zaak C-47/93 betreffende de financiering van Belgische universiteiten voor de inschrijving van studenten uit andere lidstaten die in dat land uitsluitend verblijven met het doel er een universitaire opleiding te volgen, wordt voortgezet.

De tegen Duitsland lopende inbreukprocedures betreffende enerzijds de toekenning van sociale bijstand aan migrerende werknemers bij gezinshereniging, en anderzijds het feit dat de toekenning van sociale uitkeringen van de voorlegging van een verblijfsvergunning afhankelijk wordt gesteld, konden zonder verdere stappen worden beëindigd. Wat het eerstgenoemde geval betreft is een verklarende circulaire opgesteld, waarin de bevoegde autoriteiten werd gevraagd toe te zien op de naleving van het Gemeenschapsrecht. Wat het tweede geval betreft is de situatie geregulariseerd na een wijziging van de desbetreffende wet.

De inbreukprocedure betreffende de Deense regelgeving en praktijk die het gebruik in Denemarken door in dat land wonende grensarbeiders beperken van in een andere lidstaat geregistreerde voertuigen die eigendom zijn van hun daar gevestigde werkgever wordt voortgezet. Omdat Denemarken intussen zijn regelgeving op een volgens de Commissie niet geheel bevredigende wijze heeft gewijzigd, is een aanvullend met redenen omkleed advies naar dat land verzonden.

Een met redenen omkleed advies is ter kennis gebracht van Griekenland vanwege het feit dat de Griekse wetgeving voor de gezinsleden van burgers van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben en een economische activiteit in Griekenland willen uitoefenen, een arbeidsvergunning verplicht stelt

Een met redenen omkleed advies is ook gericht aan Oostenrijk vanwege het feit dat de Oostenrijkse wetgeving burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer van werknemers willen uitoefenen, alsmede onderdanen van niet-lidstaten waarmee de gemeenschap samenwerkings- of associatieovereenkomsten heeft gesloten (bijvoorbeeld Marokko, Turkije, Polen, enz.), discrimineert. Aan de ene kant zijn de Oostenrijkse bepalingen inzake verkiezingen voor Arbeiterkammern namelijk dusdanig dat buitenlandse werknemers niet kunnen worden gekozen voor deze lichamen, aan de andere kant sluiten de bepalingen van het Arbeitsverfassungsgesetz de onderdanen van niet-lidstaten waarmee de Gemeenschap een samenwerkings- of associatieovereenkomst heeft gesloten, uit van verkiezingen voor posities in ondernemingsraden.

De inbreukprocedures tegen Griekenland, op basis van artikel 228 van het EG-Verdrag, en tegen Spanje, op basis van artikel 226 van het EG-Verdrag, betreffende het nationaliteitsvereiste voor de toegang tot de overheidsdienst konden zonder verdere stappen worden beëindigd, nadat door de betrokken landen maatregelen zijn genomen om zich te voegen naar de communautaire regels.

Wat betreft het in aanmerking nemen van de anciënniteit van een in overheidsdienst aangenomen werknemer in de overheidsdienst van een andere lidstaat heeft de Commissie met redenen omklede adviezen verzonden naar Oostenrijk en België. De op hetzelfde gebied in 1999 tegen Duitsland en Ierland ingeleide inbreukprocedures lopen nog.

Op het gebied van de coördinatie van nationale socialezekerheidsstelsels oordeelde het Europese Hof van Justitie in de zaken tegen Frankrijk over de betaling van de "Contribution sociale généralisée" [23] en "Cotisation pour le remboursement de la dette sociale" [24] dat deze bijdragen, die volgens de Franse autoriteiten als belastingen dienen te worden aangemerkt, binnen de werkingssfeer van Verordening 1408/71 vallen. Ze mogen daarom niet worden opgelegd aan personen die in Frankrijk wonen maar in een andere lidstaat werken, zoals bijvoorbeeld Franse grensarbeiders die in België werken, aangezien deze niet onderworpen zijn aan de Franse socialezekerheidswetten. Aangezien geen bevredigende informatie is ontvangen met betrekking tot de nodige maatregelen die moesten worden genomen om te voldoen aan deze uitspraken, worden deze procedures op grond van artikel 228 van het EG-Verdrag voortgezet.

[23] Zaak C-169/98

[24] Zaak C-34/98

In de zaak tegen Duitsland die de Commissie in 1999 voor het Hof van Justitie heeft gebracht met betrekking tot de heffing van bijdragen krachtens een speciale wet inzake socialezekerheidsuitkeringen voor artiesten (Künstlersozialversicherungsgesetz) [25], heeft de advocaat-generaal zijn conclusies genomen (24 oktober 2000).

[25] Zaak C-68/99

De zaak tegen België [26] met betrekking tot de aftrek van een persoonlijke bijdrage van 13,07 % wanneer de ontvanger in een andere lidstaat woont, is nog hangende voor het Europese Hof van Justitie. De advocaat-generaal heeft op 23 januari 2001 zijn conclusies genomen.

[26] Zaak C-347/98

De Commissie heeft besloten een zaak tegen Nederland voort te zetten door Nederland voor het Hof van Justitie te dagen. Volgens de Commissie is de weigering van de Nederlandse overheden de werkloosheidsuitkering van een voormalige grensarbeider gedurende een maximumperiode van drie maanden naar een andere lidstaat uit te voeren in strijd met artikel 69 van Verordening 1408/71, aangezien dit artikel geen onderscheid maakt tussen grensarbeiders en andere werknemers.

Tot Frankrijk is een met redenen omkleed advies gericht betreffende de weigering door de Franse ziekteverzekering volgens de Franse tarieven de kosten te vergoeden voor een bril die een verzekerde in Duitsland had gekocht. De Commissie is van mening dat dit standpunt in strijd is met de bepalingen van het EG-Verdrag inzake het vrije verkeer van goederen, met name de artikelen 28 en 30, zoals deze door het Hof van Justitie zijn geïnterpreteerd in de zaak C-120/95 Decker [27], waarin het Hof personen voor dit soort medische producten recht heeft gegeven op een vergoeding volgens de tarieven van de lidstaat waar de persoon verzekerd is, zonder dat voorafgaande toestemming nodig is.

[27] Arrest van het Hof van Justitie van 28.4.98

De Nederlandse overheid heeft ingestemd met een met redenen omkleed advies dat de Commissie aan Nederland had gericht betreffende de berekening van een Nederlands ouderdomspensioen in situaties waar, terwijl men verplicht verzekerd was, tegelijkertijd in een andere lidstaat vrijwillige bijdragen zijn betaald. De Nederlandse overheid is momenteel bezig de desbetreffende administratieve beleidsregels te herzien. Ondanks artikel 15, lid 1, onder b, van Verordening 574/72, dat duidelijk stelt dat tijdvakken van verplichte verzekering vóór tijdvakken van vrijwillige bijdragen gaan, hadden de Nederlandse overheden geweigerd rekening te houden met een bepaald tijdvak van arbeid in Nederland, omdat tegelijkertijd vrijwillige bijdragen waren betaald in het stelsel van een andere lidstaat onder verwijzing naar bijlage VI, deel J, sub 2, onder h, van de Verordening. Deze interpretatie door de overheid werd door de nationale rechter gedeeld.

In een inbreukprocedure tegen Frankrijk wegens de berekening van de werkloosheidsuitkering voor iemand wiens laatste dienstverband niet in Frankrijk was geweest, heeft de Franse overheid, nadat de Commissie de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig had gemaakt, de desbetreffende circulaire gewijzigd om aan de communautaire wetgeving te voldoen. De zaak is geseponeerd.

Na een met redenen omkleed advies dat door de Commissie is verzonden betreffende de weigering door Denemarken de Deense socialezekerheidswetten toe te passen op werknemers uit andere lidstaten die op booreilanden op het Deense continentaal plat werken, heeft de Deense overheid haar wetgeving aangepast en is de inbreukprocedure zonder verdere stappen beëindigd.

2.4.2. Gelijke behandeling van mannen en vrouwen

De tegen Frankrijk [28] bij het Hof van Justitie ingestelde procedure uit hoofde van artikel 228 van het EG-Verdrag, omdat Frankrijk niet de nodige maatregelen had genomen om zich te voegen naar het arrest van 13 maart 1997 [29], waarin Frankrijk werd veroordeeld omdat het een verbod op nachtarbeid voor vrouwen in de industrie had gehandhaafd, terwijl dit verbod niet gold voor mannen, is nog aanhangig.

[28] Zaak C-224/99

[29] Zaak C-197/96, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen de Franse Republiek, Jur. 1997 blz. I-1489.

Wat betreft Richtlijn 92/85/EEG betreffende de bescherming van zwangere vrouwen hebben de Ierse autoriteiten naar aanleiding van een tot hen gericht met redenen omkleed advies hun wetgeving gewijzigd om zich te voegen naar de communautaire regels, en nieuwe nationale maatregelen genomen. De procedure tegen Ierland is daarom zonder verdere stappen beëindigd. Ingevolge een tot hen gericht met redenen omkleed advies hebben de Zweedse en Luxemburgse autoriteiten eveneens nieuw wetteksten medegedeeld, die momenteel worden onderzocht. Die procedures worden dus voortgezet. De Commissie heeft bovendien besloten de zaak betreffende Frankrijk wegens niet-conforme [30] omzetting aanhangig te maken bij het Hof van Justitie, terwijl in de zaak tegen Italië het onderzoek van de procedure wordt voortgezet.

[30] De Franse wetgeving biedt zwangere vrouwen immers niet specifiek de mogelijkheid van werk vrijgesteld te worden indien dat nodig is om hun gezondheid te beschermen.

Na de kennisgeving van nationale omzettingsmaatregelen door de Italiaanse autoriteiten is de procedure voor het Hof van Justitie wegens niet-mededeling van de omzetting van Richtlijn 96/34/EEG over ouderschapsverlof [31] ingetrokken.

[31] Zaak C-445/99;

De Commissie heeft de procedure op basis van artikel 228 van het EG-Verdrag tegen de Franse Republiek ingeleid wegens niet-toepassing van het arrest van 8 juli 1999 [32], waarbij het Hof van Justitie Frankrijk had veroordeeld wegens niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 96/97/EG tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid. Overeenkomstig die richtlijn hadden de lidstaten op 1 juli 1997 omzettingsmaatregelen moeten goedkeuren. Opgemerkt wordt dat Griekenland op 14 december 2000 [33] door het Hof van Justitie ook vanwege dezelfde kwestie is veroordeeld. Na de kennisgeving van nationale omzettingsmaatregelen door de Luxemburgse autoriteiten is de inschakeling van het Hof van Justitie wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 96/97/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid [34], ingetrokken.

[32] Zaak C-354/98;

[33] Zaak C-457/98;

[34] Zaak C-438/98; advocaat-generaal La Pergola heeft op 24 juni 1999 conclusie genomen.

De Commissie heeft tevens een nieuwe procedure op basis van artikel 228 van het Verdrag ingeleid tegen Griekenland wegens niet-toepassing van het arrest van 28 oktober 1999 [35], waarbij het Hof Griekenland heeft veroordeeld wegens non-conformiteit met Richtlijn 79/7/EEG, artikel 141 van het Verdrag en Richtlijn 75/117/EEG van de Griekse wetgeving inzake de toekenning van een huwelijkstoelage en de inaanmerkingneming daarvan bij de berekening van het ouderdoms- of rustpensioen. Deze regelgeving heeft geen terugwerkende kracht tot 1 januari 1981 (datum van inwerkingtreding in Griekenland van artikel 141 van het Verdrag en van Richtlijn 75/117EEG) wat betreft de huwelijkstoelage en tot 23 december 1984 (datum van inwerkingtreding van Richtlijn 79/7/EEG) wat betreft de berekening van het ouderdoms- of rustpensioen.

[35] Zaak C-187/98;

2.4.3. Arbeidsvoorwaarden

Wat betreft Richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, zijn Italië en Frankrijk na de aanhangigmaking bij het Hof van Justitie veroordeeld wegens het niet nemen van maatregelen voor de toepassing van deze richtlijn [36]. Omdat geen maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Hof zijn gemeld, worden deze inbreukprocedures voortgezet op basis van artikel 228 van het EG-Verdrag. Na de vertraagde melding van nationale omzettingsmaatregelen is de aanhangigmaking tegen Luxemburg [37] wegens niet-mededeling van de omzetting van Richtlijn 93/104/EG ingetrokken.

[36] Zaak C-386/98, Commissie tegen de Republiek Italië, arrest van 9 maart 2000 en zaak C-46/99, Commissie tegen Frankrijk, arrest van 8 juni 2000

[37] Zaak C-48/99; advocaat-generaal Alber heeft op 16 november 1999 geconcludeerd.

In een arrest van 18 mei 2000 heeft het Hof Frankrijk [38] veroordeeld wegens niet-mededeling van de omzetting van Richtlijn 94/33/EG betreffende de bescherming van jongeren op het werk. Omdat er nog geen mededeling ontvangen is over genomen maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Hof, wordt deze procedure voortgezet op basis van artikel 228 van het EG-Verdrag.

[38] Zaak C-45/99;

Naar aanleiding van de arresten van het Hof waarbij Luxemburg werd veroordeeld wegens niet-mededeling van eventuele omzettingsmaatregelen van Richtlijn 94/33/EG betreffende de bescherming van jongeren op het werk [39] en wegens niet-omzetting van Richtlijn 94/45/EG inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad [40], hebben de Luxemburgse autoriteiten omzettingsmaatregelen gemeld, die momenteel onderzocht worden.

[39] Zaak C-430/98, arrest van 21 oktober 1999.

[40] Zaak C-47/99, arrest van 16 december 1999.

Gezien het niet bevredigende antwoord van de Italiaanse autoriteiten op het met redenen omkleed advies van de Commissie wegens onjuiste omzetting van Richtlijn 77/187/EEG betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen. In tegenstelling tot de eerdere zaak heeft de Commissie besloten de inbreukprocedure inzake collectief ontslag wegens niet-conforme omzetting door Griekenland van Richtlijn 98/59/EG uit te stellen, om het antwoord van de nationale autoriteiten gedetailleerd te analyseren, alvorens een inhoudelijke beslissing te nemen.

Een met redenen omkleed advies is naar Portugal en Italië gezonden wegens een niet-conforme omzetting van Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag.

De Commissie heeft besloten Ierland voor het Hof te dagen wegens een niet-conforme omzetting van de Richtlijnen 98/59/EG, inzake collectief ontslag en 77/187/EEG betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen. Eind december 2000 hebben de Ierse autoriteiten omzettingsmaatregelen meegedeeld en hebben ze zich ertoe verplicht er nog meer te nemen. Daarom is het niet meer nodig het Hof in te schakelen.

2.4.4. Veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats

Na de melding door Luxemburg van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 92/29/EEG betreffende de medische hulpverlening aan boord van schepen, hebben alle lidstaten kaderrichtlijn 89/391/EEG van de Raad en de bijzondere richtlijnen [41], alsmede de zogenaamde "onafhankelijke" Richtlijn 92/29/EEG omgezet.

[41] Richtlijnen 89/654/EEG, 89/655/EEG, 89/656/EEG, 90/269/EEG, 90/270/EEG, 90/394/EEG, 90/679/EEG, 92/57/EEG, 92/58/EEG, 92/91/EEG, 92/104/EEG en 93/103/EG.

Wat betreft de richtlijnen die de bijzondere richtlijnen [42] wijzigen of aanpassen aan de technische vooruitgang, is het mededelingspercentage van de nationale uitvoeringsmaatregelen in de loop van 2000 nog meer gestegen (met name door de melding door Italië van de uitvoeringsmaatregelen voor de Richtlijnen 95/30/EG [43], 97/59/EG en 97/65/EG [44]), maar nog niet geheel bevredigend. Daarom lopen er inbreukprocedures tegen lidstaten die hun nationale uitvoeringsmaatregelen nog niet aan de Commissie hebben meegedeeld. Sommige van die procedures zijn al bij het Hof aanhangig gemaakt; dat is het geval met Oostenrijk, dat de Richtlijnen 95/30/EG [45], 97/59/EG en 97/65/EG [46] niet heeft omgezet. Bovendien is een met redenen omkleed advies wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 95/63/EG ook naar Ierland gestuurd. Wat betreft Richtlijn 97/42/EG, waarvan de omzettingstermijn op 27 juni 2000 is verstreken, is besloten met redenen omklede adviezen te zenden naar Frankrijk en Ierland, wegens niet-mededeling van hun nationale uitvoeringsmaatregelen.

[42] Richtlijnen 93/88/EG, 95/30/EG, 97/59/EG, 97/65/EG en 95/63/EG, en 97/42/EG.

[43] Zaak C-439/98; arrest van 16 maart 2000.

[44] Zaak C-312/99; na deze mededeling is de procedure bij het Hof van Justitie ingetrokken.

[45] Zaak C-473/99;

[46] Zaken C-110/00 en C-111/00

Wat betreft de conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen van kaderrichtlijn 89/391/EEG heeft de Commissie met redenen omklede adviezen gezonden naar Portugal en Zweden wegens niet-conforme omzetting. De Commissie heeft bovendien het Hof van Justitie ingeschakeld tegen Duitsland [47] en Italië [48] wegens niet-conforme omzetting en zij heeft besloten hetzelfde te doen in verband met de omzetting van de kaderrichtlijn door België.

[47] Zaak C-5/00;

[48] Zaak C-49/00;

Wat betreft de conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen van de bijzondere richtlijnen [49] is de procedure tegen Zweden zonder verdere stappen beëindigd, naar aanleiding van de mededeling door die lidstaat van nieuwe uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 90/269/EEG, en is een met redenen omkleed advies gezonden naar Denemarken in verband met de non-conformiteit van de omzettingsmaatregelen van Richtlijn 89/654/EEG. Bovendien heeft de Commissie besloten het Hof van Justitie in te schakelen in twee gevallen betreffende Italië wegens non-conformiteit van zijn omzetting van de Richtlijnen 89/655/EEG en 90/270/EEG.

[49] Richtlijnen 89/654/EEG, 89/655/EEG, 89/656/EEG, 90/269/EEG, 90/270/EEG, 90/394/EEG, 90/679/EEG, 92/57/EEG, 92/58/EEG, 92/91/EEG, 92/104/EEG en 93/103/EG.

2.5. LANDBOUW

2.5.1. Vrij verkeer van landbouwproducten [50]

[50] In het kader van de reorganisatie van de diensten van de Commissie zijn de wetgeving en de kwesties in verband met de volksgezondheid en de gezondheid van dieren en planten toevertrouwd aan het Directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming. Met ingang van het laatste trimester van 1999 is dit Directoraat-generaal belast met de instructie en het beheer van de dossiers van inbreuken op deze terreinen, met inbegrip van belemmeringen van het vrije verkeer van landbouwproducten op grond van redenen in verband met gezondheidsbescherming.

Zorgen voor het vrije verkeer van landbouwproducten in de interne markt is een van de grondbeginselen van de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de gemeenschappelijke marktordeningen in het kader ervan.

Het Hof van Justitie heeft er herhaaldelijk op gewezen dat de artikelen 28 en 29 van het Verdrag integrerend deel uitmaken van de gemeenschappelijke marktordeningen, ook al is de uitdrukkelijke vermelding ervan in deze gemeenschappelijke marktordeningen vanaf 1 januari 1970 overbodig geworden.

De Commissie heeft er permanent op toegezien dat de hinderpalen voor de handel in landbouwproducten in de Gemeenschap snel worden weggenomen.

Over het algemeen kan gesteld worden dat de in de afgelopen jaren geconstateerde tendens tot vermindering van het aantal nieuwe gevallen van klassieke belemmering van het vrije verkeer van landbouwproducten, zoals stelselmatige controles bij de invoer of het vereisen van certificaten, zich ook dit jaar heeft doorgezet.

De aanhoudende gewoonte om "kwaliteitskeurmerken" alleen toe te kennen aan producten uit de eigen lidstaat of de eigen regio was voor de Commissie aanleiding om de inbreukprocedures tegen Frankrijk, Spanje en Duitsland voort te zetten. De Commissie meent dat ingevolge artikel 28 van het EG-Verdrag, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie in de zaken 13/78, Eggers [51] en C-321/94, Montagne [52], een kwaliteitsaanduiding of -keurmerk niet gereserveerd mag worden voor producten uit een bepaald gebied, maar uitsluitend op grond van de intrinsieke kenmerken van een product moet worden toegekend. Zij meent dus dat iedere nationale kwaliteitsaanduiding of nationaal keurmerk krachtens de artikelen 12 en 34 van het EG-Verdrag ook moet kunnen worden toegekend aan iedere producent of potentiële gebruiker uit de Gemeenschap wiens producten voldoen aan de vastgestelde objectieve en controleerbare criteria.

[51] Arrest van 12.10.1978, Jurispr. 1978, blz.1935.

[52] Arrest van 07.05.1997, Jurispr. 1997, blz. I-2343.

In het geval van Frankrijk betreffen de inbreukprocedures de volgende regionale kwaliteitskeurmerken: "Normandie", "Nord-Pas-de-Calais", "Ardennes de France", "Limousin", "Languedoc-Roussillon", "Lorraine", "Savoie", "Franche-Comté", "Corse", "Midi-Pyrénées", "Salaisons d'Auvergne", en ook "Qualité France". Aangezien deze keurmerken niet zijn afgeschaft, zijn met redenen omklede adviezen verzonden. De Franse autoriteiten zijn nu bereid de wettelijke regelingen betreffende deze keurmerken aan te passen.

Wat Spanje betreft zijn de volgende regionale kwaliteitskeurmerken onderwerp geweest van een met redenen omkleed advies: "La Conca de Barbera", "El Valles Occidental", "El Ripolles", "Alimentos de Andalucia", "Alimentos de Extremadura", "Calidad Cantabria". Na de verzending van deze met redenen omklede adviezen hebben de ter zake bevoegde regionale autoriteiten de betwiste benamingen afgeschaft.

De Duitse autoriteiten weigeren nog steeds het nationale kwaliteitskeurmerk CMA toe te kennen aan producten van andere lidstaten. Op dit keurmerk staat vermeld: "Markenqualität aus deutschen Landen" en het wordt alleen toegekend aan producten die in Duitsland zijn verwerkt, zonder dat specifieke eisen worden gesteld inzake de geografische oorsprong. De Commissie heeft besloten het Hof in te schakelen, aangezien zij van mening is dat dit inhoudt dat producenten genoodzaakt worden om het productieproces althans gedeeltelijk in Duitsland te laten plaatsvinden.

Met betrekking tot minder "klassieke" belemmeringen, zoals de herhaalde gewelddadige acties van particulieren in Frankrijk tegen de invoer van groenten en fruit uit andere lidstaten, met name Spanje, en het nalaten van de openbare autoriteiten om passende maatregelen tegen deze acties te treffen, is het goed eraan te herinneren dat het Hof van Justitie in zijn arrest van 9/11/1997 in de zaak C-265/95 [53], rechtdoende, het volgende heeft bepaald: "Door niet alle noodzakelijke adequate maatregelen te nemen om te verhinderen dat acties van particulieren het vrije verkeer van groenten en fruit belemmerden, is de Franse Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 30 EG-Verdrag (thans artikel 28) in samenhang met artikel 5 van het Verdrag (thans artikel 10) en krachtens de gemeenschappelijke marktordeningen voor landbouwproducten." Het vreedzame verloop van het verkoopseizoen van groenten en fruit uit met name Spanje in 1998 toont aan dat de maatregelen op het gebied van de openbare orde die de Franse overheid heeft getroffen ingevolge het arrest van het Hof van Justitie doeltreffend hebben gewerkt, in vergelijking met de situatie uit het verleden. Dit geldt ook voor 1999 en 2000, afgezien van enkele losse incidenten. De Commissie hoopt dat ook de komende verkoopseizoenen normaal zullen verlopen.

[53] Arrest van 6.11.1997, Jurispr. 1997, blz. I-6959.

2.5.2. Interne markt

Naast haar activiteiten met het oog op de afschaffing van de belemmeringen voor het vrije verkeer van landbouwproducten is de Commissie zich blijven inzetten om een daadwerkelijke en juiste toepassing van de andere bepalingen van de communautaire landbouwwetgeving te bewerkstelligen.

Bij de controle op de toepassing van de bijzondere voorzieningen van de gemeenschappelijke marktordeningen is de Commissie nauwlettend aandacht blijven besteden aan de toepassing van de regelingen voor de beheersing van de productie, in het bijzonder in de zuivelsector, waar de nationale maatregelen die werden aangenomen om de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 3952/92 en nr. 563/93 te garanderen, aan een systematische analyse zijn onderworpen.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gezonden aan Italië en Spanje wegens de gebrekkige tenuitvoerlegging van de melkquotaregeling. Het voornaamste probleem is daarbij dat de betrokken autoriteiten de extra heffing nog steeds niet definitief hebben geïnd bij de producenten die verantwoordelijk zijn voor de overproductie.

In Italië heeft de regering in februari 1997 een onderzoekscommissie belast met een buitengewone controle van de melkproductie gedurende de periodes 1995-96 en 1996-97. In afwachting van de conclusies van dit onderzoek, en onder voorbehoud van terugbetaling van bedragen die de feitelijk verschuldigde heffing duidelijk te boven gaan, zijn de rekeningen waar de voorschotten op de heffingen die de kopers voor de betreffende perioden geïnd hebben zich bevinden, geblokkeerd. Gezien de talrijke beschuldigingen van fraude en onregelmatigheden hebben de Italiaanse autoriteiten gemeend dat voordat de geïnde bedragen aan de bevoegde autoriteiten worden overgedragen, eerst een nieuwe grondige controle van de omvang van de feitelijke productie en van de individuele referentiehoeveelheden van iedere producent dient plaats te vinden. Deze feiten waren onderwerp van de inbreukprocedure.

De Commissie is voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van de controles en heeft ook zelf een aantal controlebezoeken verricht bij alle betrokken instanties.

In dit stadium kan men concluderen dat deze buitengewone operatie meer duidelijkheid zal brengen in een situatie die voorheen gekenmerkt werd door onzekerheid betreffende de productiecapaciteiten in Italië. De oorspronkelijk door de kopers aangegeven omvang van de productie is bevestigd, met een afwijking van waarschijnlijk minder dan 1%. De onderzoeken hebben ook meer duidelijkheid verschaft over de individuele situatie van alle producenten, afgezien van een aantal gevallen waarover nog rechtszaken lopen. In november 1999 zijn de resultaten van de nieuwe compensatieregeling voor leveringen aan de betrokkenen medegedeeld. De Commissie volgt de ontwikkeling van de feitelijke inning van de verschuldigde bedragen van nabij. Er heeft onlangs een controlebezoek plaatsgevonden om de bedragen die niet onmiddellijk ingevorderd kunnen worden, met name vanwege beroepen bij de regionale rechtbanken die bevoegd zijn tot het uitspreken van schorsende werking, precies te berekenen. Momenteel wordt gewerkt aan een grondige verificatie van deze gevallen. De Commissie zal niet aarzelen de inbreukprocedure voort te zetten voor elk bedrag dat niet geïnd wordt zonder adequate motivering.

In Spanje is slechts een klein deel van de verschuldigde heffing voor de periodes 1993-94, 1995-96 en 1996-97 werkelijk betaald door de producenten. Zowel producenten als kopers hebben massaal bezwaar aangetekend tegen de besluiten die hen betreffen.

Naar aanleiding van de begonnen inbreukprocedure hebben de Spaanse autoriteiten nieuwe maatregelen genomen voor het beheer van de regeling, die vooral tot doel hebben te voorkomen dat in de toekomst massaal een beroep op de rechter wordt gedaan. De voornaamste aspecten zijn een regeling voor de verplichte inning van voorschotten bij producenten die tijdens de betreffende periode een overschot produceren, en de invoering van beperkende voorwaarden voor de erkenning van kopers. Bij de uitvoering van de regeling in de periode 1998-99 hebben de problemen die voorheen algemeen waren zich niet meer voorgedaan.

Wat de eerder aangespannen rechtszaken betreft, hebben de Spaanse autoriteiten in veel gevallen waar dat eerder verzuimd was borgen laten stellen voor de betwiste bedragen. Deze autoriteiten menen nu dat de nog verschuldigde heffingen volledig gedekt zijn, hetzij door deze borgsommen, hetzij door terugvorderingen.

Voorts heeft de Commissie haar aandacht moeten richten op de niet-naleving van de communautaire regelgeving ter bescherming van de benaming van landbouwproducten.

In de sector gedistilleerde dranken heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot Frankrijk gericht, omdat dit land toelaat dat op zijn grondgebied gedistilleerde dranken die zijn vervaardigd door aan whisky een bepaalde hoeveelheid water toe te voegen, in de handel worden gebracht onder de verkoopbenaming "whisky". Een van de eisen waaraan whisky volgens Verordening (EEG) nr. 1576/89 moet voldoen, is een minimaal alcoholvolumegehalte van 40%. Voorts is het verboden water aan een alcoholische drank toe te voegen, om te vermijden dat hierdoor de aard van het product verandert.

Er zij op gewezen dat de Tribunal de Grande Instance ("arrondissementsrechtbank") van Parijs een prejudiciële vraag heeft gesteld over dit onderwerp (zaak C-136/96). In zijn arrest van 16/7/1998 [54] heeft het Hof geoordeeld dat de communautaire regelgeving de betwiste benaming verbiedt.

[54] Arrest van 16.07.1998, Jurispr. 1998, blz. I-4571.

Omdat de Franse autoriteiten in hun antwoord op het met redenen omkleed advies bij hun eerdere standpunt blijven waarin zij het in de handel brengen van de betrokken drank onder de door de Commissie betwiste verkoopbenaming verdedigen, heeft de Commissie besloten zich tot het Hof van Justitie te wenden.

De Commissie heeft zich tevens ingespannen de Griekse autoriteiten te stimuleren het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen volledig toe te passen zoals is vastgesteld in verordening (EEG) nr. 3508/92, die de beheers- en controlemaatregelen van communautaire steunregelingen, met name in de sector akkerbouw en de sector rundvlees, schapen- en geitenvlees beoogt te harmoniseren en rationaliseren om deze doeltreffender en rendabeler te maken, via een preventief en repressief beleid inzake onregelmatigheden die zich kunnen voordoen in het kader van door het EOGFL gefinancierde maatregelen. Artikel 2 van verordening (EEG) nr. 3508/92, zoals gewijzigd, eist dat elke lidstaat vóór 1 januari 1997 een geïntegreerd systeem invoert, dat de volgende onderdelen omvat: een databank, een alfanumeriek systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond, een alfanumeriek systeem voor de identificatie en de registratie van dieren, steunaanvragen en, tenslotte, een geïntegreerd controlesysteem. De Griekse autoriteiten hebben evenwel niet op volledig bevredigende wijze aan de genoemde eisen voldaan, die bedoeld zijn om de rechtmatigheid en regelmatigheid van de door de communautaire instanties verrichte betalingen te garanderen. In het onderhavige geval is zelfs nog niet begonnen met de identificatie en nummering van de percelen landbouwgrond, terwijl de registratie- en identificatieprocedure van dieren nog maar in een embryonaal stadium verkeert. Daaruit volgt dat er geen hoogwaardige databanken zijn. In de gegeven omstandigheden heeft de Commissie een met redenen omkleed advies verzonden.

Toepassing van Richtlijn 98/34/EG (normen en technische voorschriften) in de landbouw

Ook 2000 was weer een vruchtbaar jaar op het gebied van de ontwerpmaatregelen die bij de Commissie werden aangemeld in het kader van Richtlijn 98/34/EG, die de lidstaten en de EVA-landen verplicht alle ontwerpmaatregelen waarin normen en technische voorschriften zijn vervat die de intracommunautaire handel kunnen belemmeren, aan de Commissie te melden voordat ze worden goedgekeurd.

In de landbouwsector zijn in de loop van 2000 135 door de lidstaten en de EVA-landen gemelde ontwerpmaatregelen getoetst aan artikel 28 van het EG-Verdrag en aan de secundaire wetgeving..

2.6. Energie en vervoer

Het toezicht van de Commissie op de toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake energie heeft betrekking op drie aspecten: het toezicht op de mededeling van de nationale toepassingsmaatregelen, het onderzoek van de conformiteit daarvan en het toezicht op de toepassing van de richtlijnen, verordeningen en bepalingen van het Verdrag in de praktijk.

2.6.1. Interne markt van elektriciteit en aardgas

Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit is door alle lidstaten omgezet in intern recht. De inbreukprocedure tegen Luxemburg kon zonder verdere stappen worden beëindigd. Opgemerkt zij echter dat België, dat uiterlijk 19 februari 1999 de richtlijn moest omzetten, deze nog niet helemaal heeft omgezet en dat uitvoeringsbesluiten nog worden verwacht. Op dezelfde wijze loopt tegen Frankrijk een inbreukprocedure wegens onvolledige omzetting en non-conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor deze richtlijn, maar ten gevolge van recentelijk aangenomen bepalingen is er waarschijnlijk geen belemmering meer voor de openstelling van de elektriciteitsmarkt en voor de mededinging in Frankrijk.

Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas moest uiterlijk op 10 augustus 2000 zijn omgezet. Frankrijk, Luxemburg en Portugal hebben de richtlijn niet omgezet. In verband daarmee heeft de Commissie op 20 december 2000 besloten een met redenen omkleed advies naar Frankrijk en Luxemburg te zenden. Overigens heeft Duitsland de richtlijn slechts gedeeltelijk omgezet en daarom is tegen dat land een inbreukprocedure ingeleid.

De diensten van de Commissie blijven de conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen van deze twee richtlijnen voor alle lidstaten analyseren.

2.6.2. Energie-efficiëntie

Richtlijn 96/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan is uiteindelijk omgezet door Italië. Derhalve hebben alle lidstaten nu deze richtlijn omgezet.

Alle richtlijnen ter uitvoering van Richtlijn 92/75/EEG van 22 september 1992 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie [55] zijn nu door alle lidstaten omgezet (met uitzondering van Italië wat betreft Richtlijn 98/11/EG betreffende de vermelding van het energieverbruik van lampen voor huishoudelijk gebruik).

[55] -Richtlijn 94/2/EG betreffende de vermelding van het energieverbruik van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan;

Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de Commissie onlangs inbreukprocedures heeft ingeleid tegen 8 lidstaten in verband met de onjuiste toepassing van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad, van 13 september 1993, tot beperking van kooldioxide-emissies door verbetering van de energie-efficiëntie (SAVE).

2.6.3. Koolwaterstoffen

Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging van Richtlijn 68/414/EEG houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, die uiterlijk op 31 december 1999 moest zijn omgezet, is door alle lidstaten omgezet, behalve door Italië en Portugal, waartegen de inbreukprocedure wordt voortgezet.

2.6.4. Vervoer

Het toezicht van de Commissie op de toepassing van het communautaire vervoersrecht heeft betrekking op drie aspecten: het toezicht op de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen, het onderzoek van de conformiteit daarvan en het toezicht op de toepassing van de richtlijnen, verordeningen en bepalingen van het Verdrag in de praktijk.

Op het gebied van de communautaire wetgeving inzake vervoer is in 2000 de omzettingstermijn van acht nieuwe richtlijnen verstreken. Zoals voor de voorbije jaren moet jammer genoeg worden opgemerkt dat de meeste lidstaten hun nationale omzettingsmaatregelen met grote vertraging nemen. Het gevolg hiervan is dat slechts voor een zeer gering percentage van de richtlijnen waarvan de omzettingstermijn in de tweede helft van 2000 verstreek, nationale omzettingsmaatregelen zijn medegedeeld. Het gemiddelde omzettingspercentage van de vervoersrichtlijnen stijgt dus maar in zeer geringe mate en is eind 2000 op ruim 88% uitgekomen (tegenover 86% eind 1999).

Zodra inbreukprocedures worden ingeleid, kan evenwel worden vastgesteld dat de omzettingsmaatregelen sneller worden medegedeeld. Dit verklaart waarom meer dan drievierde van de 111 inbreukdossiers die de Commissie in 2000 zonder verdere stappen heeft beëindigd betrekking had op gevallen van niet-mededeling.

Tenslotte is het aantal ontvangen klachten en ambtshalve door de diensten vastgestelde gevallen sinds het jaar daarvoor stabiel gebleven.

Het aantal inbreukprocedures waarvoor de Commissie om een uitspraak van het Hof van Justitie vraagt blijft daarentegen stijgen (39 in 2000, tegen 30 in 1999), waarbij een flink aantal zaken gevallen van niet-mededeling van nationale omzettingsmaatregelen voor de richtlijnen betreft (30 zaken), hetgeen het totale aantal zaken waarvoor de Commissie heeft besloten het Hof van Justitie in te schakelen op 69 brengt. Gewezen wordt op de tweede aanhangigmaking wegens niet-tenuitvoerlegging van een arrest inzake niet-nakoming (11/11/1999) met verzoek om een dwangsom in de zaak van de niet-omzetting van Richtlijn 95/21/EG (havenstaatcontrole) door Italië.

2.6.5. Wegvervoer

De omzetting van Richtlijn 98/76/EG, die de uitoefening van het recht van vrije vestiging voor wegvervoerders op het gebied van het nationaal en internationaal vervoer beoogt te vergemakkelijken door wijziging van Richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen- respectievelijk personenvervoer over de weg, is nog steeds zorgwekkend, omdat zeven procedures wegens niet-mededeling aanhangig zijn, en de Commissie heeft besloten het Hof in te schakelen tegen Luxemburg, België, Italië en Griekenland. In herinnering wordt gebracht dat de Finse autoriteiten de bepalingen inzake de omzetting van Richtlijn 96/26/EG voor de Ålandeilanden nog moeten melden.

Er is echter wel vooruitgang geboekt wat betreft de mededeling van de wetgeving inzake de in het nationale en internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen en de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten van wegvoertuigen (Richtlijn 96/53/EG) en wat betreft de technische controle van voertuigen (Richtlijn 96/96/EG), omdat alle lopende procedures zonder verdere stappen konden worden beëindigd.

Wat betreft de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg heeft het Hof twee arresten gewezen tegen Ierland [56], dat de nationale maatregelen tot omzetting van de Richtlijnen 94/55/EG en 96/86/EG, die de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten inzake vervoer over de weg van gevaarlijke verpakte en bulkgoederen mogelijk maken, niet heeft medegedeeld aan de Commissie, noch de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 95/50/EG betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Daarbij dient te worden opgemerkt dat Ierland geen enkele van de richtlijnen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg of per spoor heeft omgezet (zie hieronder, punt 2.8.4.). Wel konden de procedures tegen Griekenland in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd.

[56] Zaak C-1999/408 - Arrest van het Hof van 26 september 2000 - Commissie tegen Ierland - Jurisprudentie 2000, blz. 0000.

Op hetzelfde terrein is de regelgeving inzake de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG) niet omgezet door Griekenland en Ierland (en door Portugal wat betreft de wijzigingsrichtlijn).

Opgemerkt zij dat Griekenland geen van de richtlijnen op het gebied van het vervoer over land heeft omgezet die sinds 1998 zijn goedgekeurd en die in de periode 1998/2000 moesten worden omgezet. Voor Ierland geldt min of meer hetzelfde.

Wat betreft verkeersbelasting verkeert de tegen België ingeleide inbreukprocedure wegens non-conformiteit van de maatregelen tot uitvoering van Richtlijn 93/89/EEG (betreffende de belastingen, tolgelden en gebruiksrechten) nog steeds in de onderzoekfase, en het Hof heeft een arrest gewezen in de zaak betreffende het toltarief voor de Brennerautobahn tegen Oostenrijk [57]. Richtlijn 99/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999, betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, is niet omgezet in 13 lidstaten; tegen hen is een procedure wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen ingeleid.

[57] Zaak C-1998/205 - Arrest van het Hof van 26 september 2000 - Commissie tegen Oostenrijk - Jurisprudentie 2000, blz. 0000.

Wat betreft het dossier rijbewijzen blijft de conformiteit van de omzetting van Richtlijn 91/439/EEG nog steeds veel zorgen baren. Want ook al kon de procedure tegen Italië in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd, uit het onderzoek van de nationale omzettingsmaatregelen is gebleken dat deze in acht andere lidstaten op vele punten niet conform zijn, zoals de minimumleeftijd voor een categorie voertuigen, de verlenging van het rijbewijs van burgers die niet meer verblijven in de lidstaat waar het is afgegeven, de criteria voor de examenvoertuigen, de duur van het praktische examen en de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid. Bovendien zijn procedures voor het systematisch registreren van de rijbewijzen wanneer de houders zich in een andere lidstaat vestigen, in strijd met het beginsel van de onderlinge erkenning van rijbewijzen.

2.6.6. Gecombineerd vervoer

De procedure tegen Finland wegens non-conformiteit van de nationale maatregelen tot uitvoering van Richtlijn 92/106/EEG houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen lidstaten kon in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd na de kennisgeving van wet nr. 440/2000 van 19 mei 2000, die Richtlijn 92/106 correct omzet. De tegen Italië ingeleide procedure wegens onjuiste toepassing van de richtlijn wordt daarentegen voortgezet en het dossier is nog steeds aanhangig bij het Hof van Justitie.

2.6.7. Vervoer over de binnenwateren

De omzetting van Richtlijn 96/50/EG betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen, waarvan de omzettingstermijn in 1998 is verstreken, heeft aanleiding gegeven tot inbreukprocedures wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen. De Commissie heeft besloten het Hof in te schakelen betreffende Frankrijk en Nederland, die nog altijd de nationale maatregelen inzake de omzetting van deze richtlijn niet hebben aangenomen en gepubliceerd, ook al hebben deze twee lidstaten ontwerpteksten kunnen mededelen die op zeer korte termijn moeten worden aangenomen.

Overigens worden de procedures die zijn ingeleid tegen Duitsland en Luxemburg, die bilaterale overeenkomsten over binnenvaart hebben afgesloten met derde landen, voortgezet met het besluit van de Commissie om het Hof van Justitie in te schakelen, omdat deze materie uitsluitend onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt.

2.6.8. Vervoer per spoorweg

Inzake de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen per spoorweg zorgt Richtlijn 96/49/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 96/87/EG, voor de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake goederenvervoer door voor deze sector dezelfde veiligheidsnormen vast te stellen om zo de veiligheid en het vrije verkeer van treinen in de hele Gemeenschap te bevorderen. Deze richtlijnen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over het spoor binnen of tussen de lidstaten zijn nog steeds niet omgezet in Ierland en in Griekenland, tegen welke landen de Commissie besloten heeft het Hof van Justitie in te schakelen. Richtlijn 99/48, houdende tweede aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/49/EG inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, is niet omgezet door Italië, Ierland en Griekenland; de Commissie heeft derhalve besloten deze drie landen een met redenen omkleed advies toe te sturen wegens niet-mededeling van nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn.

Tenslotte blijft de situatie van Richtlijn 96/48/EG betreffende de interoperabiliteit van het Trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem, waarvan het doel is de onderlinge koppeling en de interoperabiliteit van de nationale netten voor hogesnelheidstreinen te bevorderen in de verscheidene fasen zoals het ontwerp, de aanleg, de ingebruikneming, maar ook de exploitatie en de toegang tot de netten, uiterst zorgwekkend. Zeven lidstaten hebben namelijk de omzettingsmaatregelen nog steeds niet medegedeeld en de Commissie heeft het Hof moeten inschakelen met betrekking tot al deze dossiers (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Ierland, Oostenrijk, Zweden en Finland).

2.6.9. Vervoer over zee

Inzake zeevervoer hebben de diensten van de Commissie een duidelijke verbetering bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht vastgesteld wat betreft alle veiligheidsaspecten, maar wat betreft de vrije dienstverlening op het gebied van het zeevervoer is de situatie niet overal gelijk

In 1999 betreurde de Commissie de algemene vertraging van de lidstaten bij de correcte omzetting van de richtlijnen op het gebied van het vervoer over zee en de voorkoming van verontreiniging van de zee. In 2000 is er aanzienlijke verbetering van de situatie inzake de omzetting van de richtlijnen opgetreden, ook al moet, wederom, worden geconstateerd dat de meest recente richtlijnen nog steeds niet volledig in de nationale rechtsordes zijn opgenomen. Met name geldt dit voor Richtlijn 99/35/EG (stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersveerboten) en Richtlijn 99/97/EG (havenstaatcontrole) waarvan de omzettingstermijn in december 2000 was verstreken, die door de meeste lidstaten niet zijn omgezet.

De vooruitgang die door de lidstaten is geboekt bij de omzetting van de veiligheidsrichtlijnen wordt echter volmaakt geïllustreerd door het voorbeeld van Richtlijn 96/98/EG inzake uitrusting van zeeschepen en de wijziging ervan door Richtlijn 98/85/EG, want de wegens niet-mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van deze twee richtlijnen ingeleide procedures konden in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd. Ook de richtlijnen betreffende de minimumvoorwaarden voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren zijn nu door alle lidstaten omgezet (Richtlijn 93/75/EEG en de wijziging daarvan door Richtlijnen 96/39/EG, 97/34/EG, 98/55/EG en 98/74/EG).

De veiligheid van passagiersvervoer over zee; de Richtlijnen 98/18/EG en 98/41/EG hebben tot doel de veiligheid en de reddingsmogelijkheden te verbeteren van de passagiers en bemanningsleden van passagiersschepen die naar of vanuit havens van lidstaten van de Gemeenschap varen, en voor een efficiënter beheer van de gevolgen van een eventueel ongeval te zorgen. De achterstand bij de mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van deze twee richtlijnen, die tot de inleiding van 20 nieuwe inbreukprocedures in 1999 had geleid, is weggewerkt, en er lopen nu nog maar 4 procedures, waarvan 3 bij het Hof aanhangig zijn (Luxemburg en Portugal wegens Richtlijn 98/18/EG en Nederland wegens Richtlijn 98/41/EG). Er zijn echter procedures wegens niet-conforme omzetting tegen drie lidstaten ingeleid, waarvan het Belgische dossier bij het Hof aanhangig is gemaakt.

Van de vier inbreukprocedures wegens niet-conforme omzetting van Richtlijn 94/57/EG, die voorschriften bevat die moeten worden toegepast door de lidstaten en de organisaties die belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, zijn er daarentegen drie nog hangende. De inbreukprocedure tegen Frankrijk kon zonder verdere stappen worden beëindigd, maar de dossiers inzake Italië, Ierland en Portugal worden voortgezet, met een besluit tot aanhangigmaking bij het Hof voor laatstgenoemd land.

In verband met Richtlijn 95/21/EG (havenstaatcontrole), die de criteria voor de inspectie van schepen, alsmede de voorwaarden voor de aanhouding en/of de weigering van de toegang tot de havens in de Gemeenschap harmoniseert, heeft het Hof van Justitie in 1999 een arrest [58] gewezen tegen Italië. Omdat de maatregelen tot tenuitvoerlegging van het arrest niet aan de Commissie zijn meegedeeld, heeft laatstgenoemde besloten uit hoofde van artikel 228 van het Verdrag zich tot het Hof te wenden en te verzoeken Italië een dwangsom op te leggen. Overigens is Italië de laatste lidstaat die de wijzigingsrichtlijnen 98/25/EG en 98/42/EG (havenstaatcontrole) nog niet heeft omgezet, en de Commissie heeft derhalve besloten deze twee dossiers bij het Hof aanhangig te maken.

[58] Zaak C-1998/315 - Arrest van het Hof (vijfde kamer) van 11 november 1999 - Commissie tegen Italië - Jurisprudentie 1999, blz. I-8001.

Opgemerkt zij dat de Commissie onlangs 4 zaken heeft ingeleid in verband met de onjuiste toepassing van Richtlijn 95/21/EG tegen lidstaten die niet hebben voldaan aan de verplichting, in het kader van de inspectie, om ten minste 25% van het aantal schepen die onder een vreemde vlag varen en die gebruik maken van hun havens of die in de onder hun jurisdictie vallende wateren varen, te controleren.

Wat de menselijke factor betreft heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen inzake de vijf lidstaten die nog geen mededeling hebben gedaan van alle maatregelen tot omzetting van Richtlijn 98/35/EG tot wijziging van Richtlijn 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (Luxemburg, Nederland, Italië, Portugal en Oostenrijk).

Tenslotte moet worden opgemerkt dat de omzetting van Richtlijn 97/70/EG betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 meter of meer bedraagt, gewijzigd door Richtlijn 99/19/EG, voor veel problemen blijft zorgen in Nederland, dat deze twee richtlijnen nog steeds niet heeft omgezet; het dossier betreffende Richtlijn 97/70/EG is aanhangig gemaakt bij het Hof. Tegen Frankrijk en Italië is een procedure wegens non-conformiteit ingesteld en België heeft nog geen mededeling gedaan van de omzettingsmaatregelen voor de wijzigingsrichtlijn.

Er blijven problemen bestaan met de naleving van de communautaire wetgeving inzake de inschrijving van schepen en de toekenning van de vlag. In de procedures tegen Griekenland en Finland kon uiteindelijk van verdere stappen worden afgezien, maar de voorwaarden voor de inschrijving van schepen in de scheepsregisters en de toekenning van de nationale vlag blijven discriminerend in Frankrijk en Nederland; de inbreukprocedures tegen deze landen worden voortgezet. Frankrijk heeft een conform wetsvoorstel medegedeeld, dat nog door de paritaire gemengde Commissie moet worden goedgekeurd, uitgevaardigd en in het Staatsblad gepubliceerd; niettemin wordt de procedure bij het Hof van Justitie voortgezet.

Inzake vestigingsrecht heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen tegen Italië wegens non-conformiteit van de nationale wetgeving waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waaronder scheepvaartondernemingen die wettelijk in een andere lidstaat zijn gevestigd op dezelfde wijze als Italiaanse scheepvaartondernemingen tot het Italiaanse quotum voor rederijverkeer worden toegelaten, met de artikelen 43 en 48 van het Verdrag.

Inzake cabotage in het zeevervoer loopt tegen verscheidene lidstaten (Frankrijk, Spanje, Denemarken, Portugal, Duitsland en Griekenland) een inbreukprocedure wegens de handhaving of de goedkeuring van nationale regelgevingen die in strijd zijn met Verordening (EEG) nr. 3577/92, die cabotage in het zeevervoer vanaf 1 juli 1993 liberaliseerde voor reders uit de Gemeenschap die met in een lidstaat geregistreerde schepen en onder de vlag van deze lidstaat varen. Opgemerkt zij dat het Hof een arrest tegen Frankrijk heeft gewezen [59] wegens non-conformiteit van de wettelijke regeling van de cabotage in het zeevervoer, maar dat de aanpassing van de Franse wetgeving ter zake nog hangende is.

[59] Zaak C-1999/160 - Arrest van het Hof (vijfde kamer) van 13 juli 2000 - Commissie tegen de Franse Republiek - Jurisprudentie 2000, blz. 0000.

Tenslotte wordt het door verordening (EEG) nr. 4055/86 gewaarborgde beginsel van vrije dienstverlening op het gebied van vrachtverdeling tussen lidstaten en derde landen nog niet door alle lidstaten nageleefd. In 2000 moest een nieuwe procedure wegens onjuiste toepassing worden ingeleid. De procedures worden voortgezet tegen België [60] (de inbreuken kunnen echter in 2001 worden geseponeerd bij de inwerkingtreding van de publicatie van de protocollen die met de betrokken derde landen zijn gesloten), Luxemburg [61] en Portugal [62] na de arresten van het Hof die in 1999 en in 2000 zijn gewezen.

[60] Zaken C-1998/170 en C-1998/171 - Arrest van het Hof (eerste kamer) van 14 september 1999 - Commissie tegen Koninkrijk België - Jurisprudentie 1999, blz. I-5493.

[61] Zaak C-1998/202 - Arrest van het Hof (eerste kamer) van 14 september 1999 - Commissie tegen Groothertogdom Luxemburg - Jurisprudentie 1999, blz. I-5493.

[62] Zaken C-1998/062 en C-1998/084 - Arrest van het Hof van 4 juli 2000 - Commissie tegen de Portugese Republiek - Jurisprudentie 2000, blz. 0000

Ook wat betreft de toepassing van verordening (EEG) nr. 4055/86 schenken de diensten van de Commissie speciale aandacht aan mogelijke discriminatie op grond van de nationaliteit van de bedrijven of van het soort verrichte vervoer en de belemmeringen die daaruit voort kunnen vloeien. Er lopen twee inbreukprocedures wegens onjuiste toepassing wegens in Italië en Griekenland geheven discriminerende havenbelastingen. Deze belastingen lopen uiteen al naar gelang van de haven van bestemming van de schepen. De belastingbedragen zijn lager voor het vervoer tussen twee havens van het nationale grondgebied dan wanneer het gaat om internationaal vervoer. De Commissie heeft Italië voor het Hof van Justitie gedaagd in verband met in de havens van Genua, Napels en Triëst toegepaste belastingen. Verscheidene andere dossiers op dit gebied worden onderzocht.

2.6.10. Luchtvaart

In de luchtvaartsector is het omzettingspercentage van de richtlijnen zeer bevredigend (bijna 98% eind 2000). Aan deze verbetering ten opzichte van het jaar daarvoor liggen twee factoren ten grondslag; enerzijds het feit dat voor geen enkele richtlijn de omzettingstermijn in 2000 is verstreken en anderzijds het feit dat de lidstaten die bij de omzetting van de richtlijnen een achterstand hadden opgelopen zich uiteindelijk naar het Gemeenschapsrecht hebben gevoegd.

Het omzettingspercentage is zelfs 100% voor alle lidstaten, behalve Griekenland, Luxemburg en Ierland. Laatstgenoemd land heeft nog steeds de Richtlijnen 98/20/EG en 1999/28/EG niet omgezet, die ten doel hebben de exploitatie van bepaalde soorten civiele subsonische straalvliegtuigen te beperken; volgens de Ierse autoriteiten zullen deze twee richtlijnen de komende weken echter worden omgezet.

Richtlijn 94/56/EG houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart is nog steeds niet omgezet door Griekenland en Luxemburg. Aan laatstgenoemde lidstaat is een aanmaningsbrief gezonden uit hoofde van artikel 228 van het Verdrag naar aanleiding van het arrest van 16 december 1999 [63]. De procedure bij het Hof van Justitie wegens niet-omzetting van deze richtlijn wordt eveneens tegen Griekenland voortgezet.

[63] Zaak C-1999/138 - Arrest van het Hof (derde kamer) van 16 december 1999 - Commissie tegen Groothertogdom Luxemburg - Jurisprudentie 1999, blz. I-9021.

Wat betreft de luchtverkeersafhandeling kon de enige procedure wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 97/15/EG (aanpassing aan de nieuwe Eurocontrol-normen) tenslotte zonder verdere stappen worden beëindigd. Deze richtlijn is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2082/2000 van de Commissie van 6 september 2000.

De laatste jaren zijn tegen enkele lidstaten verscheidene inbreukprocedures ingeleid wegens onjuiste toepassing van Richtlijn 91/670/EEG inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel. Uiteindelijk kon de procedure tegen België zonder verdere stappen worden beëindigd, maar de procedure tegen Frankrijk loopt nog steeds.

Richtlijn 96/67/EG betreffende de grondafhandeling is door alle lidstaten omgezet. Maar klachten over de onjuiste toepassing van Richtlijn 96/67/EG in twee lidstaten hebben aanleiding gegeven tot de inleiding van inbreukprocedures.

Anderzijds blijven de inbreuken met betrekking tot luchthavenrechten voortduren. Het gaat om rechten waarbij sommige lidstaten een verschillend bedrag aanrekenen naar gelang van de bestemming van de passagiers (binnenlandse vluchten/intracommunautaire of internationale vluchten), wat onverenigbaar is met het beginsel van vrije dienstverlening dat in de luchtvaartsector van toepassing is uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2408/92, en in strijd met het recht op vrij verkeer dat artikel 18 van het Verdrag aan de burgers van de Unie toekent. De procedures wegens onjuiste toepassing van de verordening bij het Hof van Justitie worden voortgezet tegen Italië, Portugal en Griekenland. Hoewel in de procedures tegen Ierland en het Verenigd Koninkrijk uiteindelijk van verdere stappen kon worden afgezien, is ten aanzien van Nederland en Spanje besloten tot indiening van een vordering bij het Hof van Justitie.

De inbreukprocedures in verband met de bilaterale zogenaamde "open sky" -overeenkomsten met de Verenigde Staten tegen acht lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Luxemburg, Oostenrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) worden voortgezet bij het Hof van Justitie. Bovendien lopen de tegen Frankrijk en Nederland ingeleide precontentieuze procedures nog steeds.

Tenslotte is wegens de onjuiste toepassing van verordening 3922/1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart een inbreukprocedure tegen een lidstaat ingeleid.

2.7. Informatiemaatschappij

In maart 2000 heeft de Europese Raad een nieuw doel voor de Unie voor het komende decennium gesteld: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden. Dat houdt onder andere in het beschikken over een volledig geïntegreerde en geliberaliseerde telecommunicatiemarkt.

In dit verband heeft de Commissie de noodzaak voor Europa beklemtoond om zijn sterke kanten ten volle te benutten en voortvarend zijn zwakke kanten te verhelpen. Een van die sterke kanten is evident het regelgevingskader voor de liberalisering van de telecommunicatiediensten en het definiëren van de voorwaarden voor het scheppen van één Europese markt in de sector.

Om de markten open te stellen voor doeltreffende mededinging, legt het regelgevingskader van de EU de lidstaten op in hun nationale recht een geheel van beginselen op te nemen die beogen niet alle marktdeelnemers dezelfde rechten en plichten te verlenen, omdat degenen met de grootste machtspositie op de markt de zwaarste verplichtingen moeten hebben. Het EU-kader is veel ruimer, maar omvat het volledige referentiekader bij de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (AGCS).

Op 7 december 2000 heeft de Commissie haar zesde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving goedgekeurd. [64] De voornaamste conclusie, wat betreft de regelgeving, is dat het huidige stadium van de tenuitvoerlegging een stevige basis biedt voor de verdere ontplooiing van de Europese industrie op het gebied van elektronische telecommunicatiediensten en het realiseren van de ruimere doelstellingen van het initiatief eEuropa. Het kader is over het geheel genomen globaal in de lidstaten aanwezig; er zijn echter nog wat zwakke plekken, die verholpen moeten worden.

[64] COM(2000) 814 def.

Parallel aan het monitoren via het verslag begint de Commissie met inbreukprocedures wanneer zij van mening is dat lidstaten hun uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen niet nakomen door de in de richtlijnen neergelegde beginselen die het regelgevingskader vormen, niet om te zetten, te melden of toe te passen.

De methode van de Commissie, namelijk het gedetailleerd onderzoeken van de tenuitvoerlegging van het regelgevingskader van de EU, waarborgt de absolute naleving van de meest algemene beginselen van de AGCS.

Sinds de invoering van de volledige liberalisering op 1 januari 1998 heeft een groot aantal inbreukprocedures nu de laatste fase, het Hof van Justitie, bereikt. Van de in totaal 53 procedures eind 2000 zijn er 17 in de fase van het met redenen omkleed advies (12 wegens non-conformiteit, 5 wegens onjuiste toepassing), en heeft de Commissie al besloten 9 zaken (6 wegens niet-mededeling, 3 wegens non-conformiteit) voor het Hof te brengen. In de loop van 2000 heeft het Hof in 4 zaken betreffende het regelgevingskader al uitspraak gedaan. Daarentegen zijn 22 zaken (8 wegens niet-mededeling, 8 wegens non-conformiteit en 6 wegens onjuiste toepassing) in 2000 geseponeerd omdat de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om zich naar het geharmoniseerde regelgevingskader voor telecommunicatie te schikken. Om dezelfde reden heeft de Commissie afstand van instantie gedaan wat betreft twee gevallen die reeds naar het Hof waren verwezen (1 wegens niet-mededeling, 1 wegens non-conformiteit).

Wat betreft de stand van de tenuitvoerlegging van de verschillende richtlijnen, besluiten en beschikkingen, evenals de uit hoofde van artikel 226 van het EG-Verdrag ingeleide procedures, is de toestand als volgt.

De ONP-kaderrichtlijn (90/387/EEG) betreffende de beginselen die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van Open Network Provision, is al in 1998 door alle lidstaten omgezet.

Met betrekking tot Richtlijn 92/44/EEG (huurlijnen) hebben alle lidstaten de Commissie nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld. Een met redenen omkleed advies is gezonden naar Portugal, omdat de gemelde nationale bepalingen niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de richtlijn. Bovendien heeft de Commissie in december 2000 besloten bij het Hof een vordering tegen Luxemburg in te dienen.

De twee voorgaande richtlijnen zijn gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie. Alle lidstaten op twee na hebben nationale omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld. Wat Frankrijk en Italië betreft had de Commissie al in 1999 besloten bij het Hof een vordering wegens niet-mededeling in te dienen. Op 30 november 2000 heeft het Hof van Justitie in de zaak C-422/99 besloten dat Italië, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen, de verplichtingen krachtens de genoemde richtlijn niet was nagekomen. In 2000 zijn drie wegens non-conformiteit van de nationale wetgeving ingeleide procedures zonder verdere stappen beëindigd.

Met betrekking tot Richtlijn 95/62/EG inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie hebben alle lidstaten omzettingsmaatregelen meegedeeld. De tegen België ingeleide procedure wegens niet-mededeling is in maart 2000 zonder verdere stappen beëindigd.

Voor de nieuwe richtlijn "spraaktelefonie" (98/10/EG), die met ingang van 30 juni 1998 Richtlijn 95/62/EG heeft vervangen, hebben alle lidstaten behalve Frankrijk en Italië omzettingsmaatregelen medegedeeld. De Commissie had al in 1999 besloten Frankrijk wegens niet-mededeling voor het Hof te dagen. Op 7 december 2000 heeft het Hof in de zaak C-423/99 besloten dat Italië de verplichtingen krachtens deze richtlijn niet is nagekomen. Overigens heeft de Commissie met redenen omklede adviezen gezonden aan België, Oostenrijk en Luxemburg, omdat zij van mening is dat de meegedeelde nationale normen niet conform zijn met de bepalingen van de richtlijn. Een wegens non-conformiteit van de nationale wetgeving ingeleide procedure is in 2000 zonder verdere stappen beëindigd.

Met betrekking tot de richtlijn 'vergunningen' (97/13/EG) hebben alle lidstaten de Commissie nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld. Omdat zij van mening is dat de meegedeelde nationale voorschriften niet conform zijn met de bepalingen van de richtlijn heeft de Commissie in 2000 een met redenen omkleed advies gezonden naar Duitsland en Italië; het met redenen omkleed advies tegen Frankrijk is aangevuld. Bovendien waren Luxemburg en Oostenrijk al in 1999 voor het Hof gedaagd. In de zaak tegen Luxemburg (C-448/99) heeft de advocaat-generaal op 21 september 2000 conclusie genomen; na wijziging van de nationale wetgeving is de procedure tegen Oostenrijk (C-446/99) ingetrokken. In de procedures tegen België en Spanje is om dezelfde reden van verdere stappen afgezien.

Alle lidstaten hebben hun maatregelen tot uitvoering van de richtlijn "interconnectie" (97/33/EG) meegedeeld. Omdat zij van mening is dat de meegedeelde nationale voorschriften niet conform zijn met de bepalingen van de richtlijn heeft de Commissie in 1999 besloten België, Frankrijk en Luxemburg voor het Hof te dagen; om dezelfde reden is een met redenen omkleed advies toegezonden aan Duitsland. De procedure tegen Frankrijk is in 2000 opgeschort; daarentegen is een aanvullend met redenen omkleed advies gezonden naar Luxemburg. Op 30 november 2000 heeft het Hof van Justitie in de zaak C-384/99 besloten dat België, door de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen niet binnen de gestelde termijn in werking te stellen om zich te voegen naar artikel 5 van de richtlijn betreffende de universele dienst, zijn verplichtingen krachtens die richtlijn niet was nagekomen. In 2000 zijn twee procedures wegens onjuiste toepassing zonder verdere stappen beëindigd.

Eind 2000 hebben alle lidstaten hun maatregelen meegedeeld tot uitvoering van de richtlijn "nummering" (98/61/EG) tot wijziging van Richtlijn 97/33/EG wat betreft nummerportabiliteit en carriervoorkeuze. In de tegen België en Italië ingeleide procedures wegens niet-mededeling is in maart 2000 van verdere stappen afgezien. Omdat zij van mening is dat de meegedeelde nationale voorschriften niet conform zijn met de bepalingen van de richtlijn heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gezonden naar Frankrijk en Finland. Twee procedures wegens non-conformiteit van de nationale wetgeving zijn in 2000 zonder verdere stappen beëindigd. Wegens onjuiste toepassing van de genoemde richtlijn zijn met redenen omklede adviezen gezonden naar België, Duitsland, Nederland en Oostenrijk. Voorts heeft de Commissie in december 2000 besloten een met redenen omkleed advies toe te zenden aan het Verenigd Koninkrijk.

Alle lidstaten, op drie na, hebben maatregelen tot uitvoering van de richtlijn "bescherming van persoonsgegevens" (97/66/EG) meegedeeld. Daarom zijn de procedures tegen België, Denemarken, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk in 2000 zonder verdere stappen beëindigd; de Commissie is bezig de meegedeelde uitvoeringsmaatregelen te onderzoeken. De Commissie heeft daarentegen in juli 2000 besloten Ierland voor het Hof te dagen, omdat dit land de nationale uitvoeringsmaatregelen niet volledig heeft meegedeeld; dezelfde besluiten waren al in 1999 genomen ten aanzien van Frankrijk en Luxemburg. Wat Frankrijk betreft heeft de advocaat-generaal in zaak C-151/00 op 26 oktober 2000 conclusie genomen. Wat betreft artikel 5 van de richtlijn, dat op 24 oktober 2000 moest zijn omgezet, zijn naar Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk aanmaningsbrieven gezonden omdat aan de Commissie geen nationale uitvoeringsmaatregelen waren meegedeeld. Elf lidstaten hebben eind 2000 uitvoeringsmaatregelen gemeld.

Met betrekking tot de drie richtlijnen inzake frequentiebanden, 87/372/EEG (GSM), 90/544/EEG (Ermes) en 91/287/EEG (DECT), hebben alle lidstaten hun nationale omzettingsmaatregelen al meegedeeld.

Tenslotte hebben alle lidstaten, behalve Frankrijk en Nederland, nationale maatregelen meegedeeld ter omzetting van Richtlijn 95/47/EG inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen. Na de kennisgeving van de nationale bepalingen door België is de procedure wegens niet-mededeling in 2000 zonder verdere stappen beëindigd. Om dezelfde reden heeft de Commissie afstand van instantie gedaan wat betreft de procedure tegen Oostenrijk (C-411/99). De Commissie heeft daarentegen in juni 2000 Nederland voor het Hof gedaagd, wegens niet-mededeling. Op 23 november 2000 heeft het Hof in zaak C-319/99 besloten dat Frankrijk, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen, de verplichtingen krachtens deze richtlijn niet is nagekomen. Een met redenen omkleed advies is gezonden naar Portugal, wegens non-conformiteit van de nationale wetgeving.

Ten aanzien van Beschikking "nummering" 91/396/EEG inzake de invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten ("112") hebben alle lidstaten maatregelen ter uitvoering van deze beschikking genomen. De tegen Griekenland ingeleide procedure wegens onjuiste toepassing is in juli 2000 zonder verdere stappen beëindigd.

Beschikking 92/264/EEG inzake de invoering van een gemeenschappelijk toegangsnummer ("00") voor het internationaal telefoonverkeer in de Gemeenschap is door alle lidstaten al omgezet.

Wat betreft beschikking 710/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 1997 betreffende een gecoördineerde aanpak op het gebied van persoonlijke satellietcommunicatiediensten in de Europese Gemeenschap, zijn drie tegen lidstaten ingeleide procedures wegens het niet nemen van maatregelen ter uitvoering van deze beschikking in 2000 zonder verdere stappen beëindigd.

2.8. Milieu

In de loop van het jaar 2000 bleef het aantal nieuwe zaken (klachten, ambtshalve vastgestelde gevallen en inbreuken) in de milieusector een stijgende lijn vertonen (755 in 2000, vergeleken met 612 in 1999). De Commissie heeft 39 zaken tegen lidstaten bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt (waarvan geen op grond van artikel 228) en zij heeft 122 met redenen omklede adviezen en aanvullende met redenen omklede adviezen aan de lidstaten gericht (waarvan 8 op grond van artikel 228 van het Verdrag). In dit opzicht moet in gedachten worden gehouden dat de Commissie ernaar streeft vermeende inbreuken op te lossen zodra ze worden geconstateerd, zonder dat het nodig is formele inbreukprocedures in te leiden.

De procedure op grond van artikel 228 (ex artikel 171) blijkt nog steeds een doeltreffend laatste redmiddel om lidstaten te dwingen de arresten na te komen die door het Europese Hof van Justitie zijn gewezen. In de loop van 2000 heeft de Commissie besloten twee zaken bij het Hof aanhangig te maken en zijn verschillende schriftelijke aanmaningen of met redenen omklede adviezen verzonden wegens niet-mededeling, non-conformiteit of onjuiste toepassing. Deze verschillende zaken worden nader behandeld in het gedeelte betreffende de sectoren.

Voor het eerst sinds in 1993 de mogelijkheid van kracht is geworden een lidstaat te beboeten voor niet-nakoming van de arresten van het Europese Hof van Justitie, heeft het Hof een besluit genomen op grond van artikel 228. Het gaat om zaak C-387/97, Commissie tegen Griekenland, betreffende afvalverwijdering op Kreta (zie hierna, afdeling "Afvalstoffen").

De Commissie zet haar werkwijze voort artikel 10 van het Verdrag, dat eist dat lidstaten in goed vertrouwen samenwerken met de instellingen van de Gemeenschap, te gebruiken indien brieven van de Commissie met verzoeken om informatie consequent niet worden beantwoord. Dit gebrek aan samenwerking belet de Commissie effectief op te treden als hoedster van het Verdrag.

De Commissie heeft in 2000 de follow-up van de in oktober 1996 goedgekeurde mededeling ("De tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving") voortgezet, met name met betrekking tot milieu-inspecties. Ten aanzien hiervan heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties op grond van artikel 175 van het Verdrag. In het laatste stadium van de bemiddelingsprocedure die in september 2000 in gang is gezet vanwege de uiteenlopende standpunten van het Europees Parlement en de Raad over de vorm van de wet, is begin januari 2001 overeenstemming bereikt over een aanbeveling voor milieu-inspecties in de lidstaten. Deze overeenstemming is grotendeels gebaseerd op een compromis dat door het Zweedse voorzitterschap is voorgesteld, en op enkele aanvullende amendementen die door het Europees Parlement zijn aangenomen.

Op basis van verslagen die door de lidstaten moeten worden aangeleverd, kan de Commissie mogelijk in 2003 een voorstel voor een richtlijn doen in het licht van de ervaring die is opgedaan met de aanbeveling en van aanvullende werkzaamheden die zullen worden uitgevoerd door het IMPEL-netwerk ("Implementation and Enforcement of EU Environmental Law") met betrekking tot de minimumcriteria voor de kwalificaties van inspecteurs en voor opleidingsprogramma's. IMPEL zal ook, als bijdrage, een systeem uitwerken waaronder lidstaten rapporteren en advies geven over inspectoraten en inspectieprocedures, die als een beoordeling door vakgenoten kunnen worden gezien.

Het IMPEL-netwerk heeft zijn activiteiten voortgezet. Vooral vermeldenswaard was het IMPEL-congres dat in oktober 2000 in Villach in Oostenrijk is gehouden en waar onder andere diepgaand is gediscussieerd over de gedachte om onder de paraplu van IMPEL nationale netwerken te ontwikkelen.

In 2000 heeft de Commissie ook een aantal initiatieven genomen om de beginselen van het communautaire milieubeleid te ontwikkelen. Op 9 februari 2000 heeft de Commissie een Witboek betreffende milieuaansprakelijkheid aangenomen [65]. Het doel van het witboek is verschillende manieren te verkennen waarop een EG-breed milieuaansprakelijkheidssysteem zou kunnen worden vormgegeven. Het doel van zo'n systeem is: (a) de toepassing van de milieubeginselen in het EG-Verdrag te verbeteren (d.w.z. het beginsel dat de vervuiler betaalt, het preventiebeginsel en het voorzorgsbeginsel), (b) de tenuitvoerlegging van het milieurecht van de EG te verbeteren, en (c) een adequaat herstel van het milieu te verzekeren. Het Witboek concludeert dat de meest geëigende vorm voor een regeling een EG-kaderrichtlijn inzake milieuaansprakelijkheid is. De Commissie is van plan in de loop van 2001 een voorstel goed te keuren. Op 2 februari 2000 heeft de Commissie een mededeling over het voorzorgsbeginsel goedgekeurd [66]. Het doel van de mededeling is alle betrokken partijen te informeren over de manier waarop de Commissie van plan is het beginsel toe te passen en richtlijnen vast te stellen voor de toepassing ervan.

[65] COM (2000) 66 def.

[66] COM (2000) 1 def.

Wat de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen op milieugebied door de lidstaten betreft hebben zich geen belangrijke ontwikkelingen voorgedaan in vergelijking met het vorige verslag. Opgemerkt zij dat voor verscheidene richtlijnen de termijn voor omzetting in 2000 is verstreken. Net zoals in vorige jaren heeft de Commissie in verscheidene zaken inbreukprocedures wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen moeten inleiden, die vaak alle lidstaten betroffen. Nadere gegevens over deze zaken zijn te vinden in de punten hierna met betrekking tot de afzonderlijke sectoren en richtlijnen.

Wat de conformiteit van de nationale omzettingsmaatregelen betreft, lopen in alle sectoren van de milieuwetgeving en tegen alle lidstaten procedures wegens non-conformiteit. Het toezicht op de conformiteit van de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten aan de verplichtingen die uit de milieurichtlijnen voortvloeien, is voor de Commissie een prioriteit. In verband met de omzetting van de communautaire bepalingen in overeenkomstige nationale bepalingen is er enige verbetering voor wat betreft de verstrekking, tezamen met de wettelijk vereiste instrumenten die de richtlijnen omzetten, van gedetailleerde uitleg en concordantietabellen. Dit is gedaan door Duitsland, Finland, Zweden, Nederland, Frankrijk en soms Denemarken en Ierland.

De Commissie moet ook de correcte toepassing van het communautaire milieurecht (richtlijnen en verordeningen) controleren; dit vormt een belangrijk deel van haar taak. Deze controle heeft zowel betrekking op de praktische uitvoering door de lidstaten van bepaalde algemene verplichtingen (aanwijzing van zones, uitvoering van programma's, beheerplannen e.d.) als op specifieke gevallen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen een gegeven administratieve handelwijze of beslissing als strijdig met het Gemeenschapsrecht. De klachten en verzoekschriften die door privé-personen en niet-gouvernementele organisaties aan het Parlement worden gezonden, en schriftelijke en mondelinge parlementaire vragen en verzoekschriften gaan meestal over onjuiste toepassing.

Het aantal klachten is in het jaar 2000 verder gestegen, waarmee de trend werd voortgezet die in eerdere jaren al zichtbaar werd (1998: 432, 1999: 453 : 2000: 543). Tegen Spanje, Frankrijk, Italië en Duitsland waren er het meeste klachten. Ingedeeld naar grote categorieën en rekening houdend met het feit dat de klachten vaak over verschillende problemen tegelijk gaan, gingen de in 2000 geregistreerde klachten in een derde van de gevallen over natuurbescherming, in een vierde van de gevallen over milieueffecten, terwijl een zesde van de gevallen over afvalstoffenproblemen ging en een tiende over waterverontreiniging. De overige sectoren dragen tussen de 1% en 4% bij.

Zoals in het voorgaande verslag werd aangegeven, moet de Commissie bij het onderzoek van afzonderlijke gevallen overgaan tot analyse van de meest concrete en de burgers het nauwst rakende feitelijke en juridische situaties, hetgeen echter bepaalde praktische moeilijkheden oplevert. Daarom richt de Commissie zich vooral op de behandeling van aangelegenheden in verband met mededeling en conformiteit, zonder het onderzoek te verwaarlozen van de gevallen van onjuiste toepassing, met name die waarbij vraagstukken van principiële aard of van algemeen belang of administratieve praktijken die strijdig zijn met de richtlijnen, naar voren komen.

2.8.1. Vrije toegang tot milieu-informatie

Richtlijn 90/313/EEG inzake de vrije toegang tot milieu-informatie is een bijzonder belangrijke wettelijke regeling met algemene strekking aangezien de verspreiding van informatie onder de burgers het mogelijk maakt alle milieuproblemen in aanmerking te nemen, met kennis van zaken daadwerkelijk collectieve keuzen te maken en een democratische controle uit te oefenen. De Commissie is van mening dat de burgers dankzij dit instrument op nuttige wijze kunnen bijdragen tot de milieubescherming.

Hoewel alle lidstaten nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn hebben medegedeeld, is het nationale recht in vele gevallen nog niet in overeenstemming gebracht met de vereisten van deze richtlijn.

De Commissie heeft op grond van artikel 228 van het Verdrag een met redenen omkleed advies gericht tot Duitsland wegens het niet uitvoeren van het arrest in Zaak C-217/97, waarin werd geconstateerd dat Duitsland tijdens een administratieve procedure had nagelaten toegang te geven tot informatie waar de overheidslichamen in de loop van die procedure informatie hadden ontvangen, in het Umweltinformationsgesetz te bepalen dat informatie gedeeltelijk moet worden verstrekt wanneer het mogelijk is vertrouwelijke informatie te scheiden, en te bepalen dat alleen een vergoeding mag worden geëist wanneer er ook daadwerkelijk informatie wordt verstrekt. De Commissie heeft dezelfde lidstaat tevens voor het Hof gedaagd wegens het niet binnen een termijn van twee maanden antwoorden op een verzoek om informatie (Zaak C-29/00).

Verschillende zaken wegens non-conformiteit konden in het jaar 2000 worden geseponeerd. In een zaak die in 1999 tegen België werd aangespannen (Zaak C-402/99) met betrekking tot verschillende aspecten waarin de omzetting onjuist was, zowel op federaal als op regionaal niveau, is van verdere stappen afgezien aangezien België de relevante nationale maatregelen heeft gecorrigeerd. De Commissie heeft ook in een andere zaak voor het Hof tegen België besloten van verdere stappen af te zien omdat het land maatregelen heeft goedgekeurd tot omzetting van de verplichting om een weigering van toegang tot informatie formeel te motiveren, zoals bepaald in artikel 3, lid 4, van de richtlijn. Na mededeling van nieuwe maatregelen van Spanje te hebben ontvangen kon de Commissie de zaak die eerder tegen deze lidstaat was aangespannen over verschillende punten waarop het Spaanse recht niet in overeenstemming was met de richtlijn (Zaak C-189/99), intrekken. Ook een procedure wegens non-conformiteit van de Portugese wetten ter omzetting van de richtlijn werd in de loop van 2000 zonder verdere stappen beëindigd na onderzoek van de maatregelen waarvan Portugal mededeling had gedaan.

De Commissie heeft Frankrijk voor het Hof gedaagd (Zaak C-233/00) omdat de Franse maatregelen geen formele, expliciete en juiste omzetting inhouden van verscheidene elementen van de richtlijn, waaronder de verplichting een weigering van toegang tot informatie formeel te motiveren.

De Commissie heeft besloten Oostenrijk voor het Hof te dagen wegens onvolledige omzetting van Richtlijn 90/313/EEG (verzuim van zes Oostenrijkse deelstaten de bepalingen betreffende de vrije toegang tot informatie en de uitzonderingen daarop alsmede die betreffende de definities van overheidsinstanties en -lichamen juist om te zetten).

De meeste klachten die de Commissie ontvangt, gaan over kwesties zoals weigering van de nationale instanties gevolg te geven aan verzoeken om inlichtingen, de termijnen waarbinnen wordt geantwoord, de te ruime uitlegging door de nationale autoriteiten van de uitzonderingen op het beginsel van mededeling of de eis tot betaling van vergoedingen die redelijke bedragen te boven gaan. Richtlijn 90/313/EEG is een van de weinige richtlijnen die bepaalt dat de lidstaten voor nationale rechtsmiddelen moeten zorgen wanneer een verzoek om toegang tot informatie zonder goede redenen is afgewezen of genegeerd of door een overheidsinstantie ontoereikend is beantwoord. Wanneer de Commissie klachten ontvangt over dit soort situaties, beveelt zij de aanklagende partij aan om van de nationale rechtsmiddelen gebruik te maken om de doelstellingen van de richtlijn effectief ten uitvoer te doen leggen. Daarom leidt de Commissie bij dit soort individuele klachten meestal geen inbreukprocedure in, tenzij er sprake is van een algemeen verbreide administratieve praktijk in de lidstaat in kwestie.

In juni 1998 hebben de Gemeenschap en de lidstaten het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties inzake toegang tot informatie, inspraak voor de bevolking en mogelijkheid van verhaal in milieuzaken ondertekend ("het Aarhus-Verdrag"). Overeenkomstig de communautaire praktijk zal de Gemeenschap dit verdrag slechts kunnen ratificeren wanneer de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht, waaronder die van Richtlijn 90/313/EEG, aan deze internationale verplichtingen zijn aangepast.

De Commissie heeft op 29 juni 2000 een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie [67]. Het voorstel is bedoeld als vervanging van Richtlijn 90/313/EEG inzake de vrije toegang tot milieu-informatie en is gebaseerd op de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van die richtlijn. Het voorstel bevat de verplichtingen met betrekking tot de toegang tot milieu-informatie die voortvloeien uit het Aarhus-Verdrag. Het voorstel zal daarom ook de weg banen voor de ratificatie van dit verdrag door de Gemeenschap. Het derde doel van dit voorstel is de richtlijn uit 1990 aan te passen aan de zogenoemde elektronische revolutie, zodat zij de veranderingen weerspiegelt in de manier waarop informatie wordt gemaakt, verzameld, opgeslagen en voor het publiek beschikbaar wordt gemaakt. Het voorstel van de Commissie gaat vergezeld van een verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad [68].

[67] COM (2000) 402 def.

[68] COM (2000) 400 def.

2.8.2. Milieueffectbeoordeling

Richtlijn 85/337/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG, betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten blijft op milieugebied het algemene juridische instrument bij uitstek. Deze richtlijn schrijft namelijk voor dat bij talrijke beslissingen met een collectieve draagwijdte rekening moet worden gehouden met milieufactoren.

De omzettingstermijn van Richtlijn 97/11/EG tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG is op 14 maart 1999 verstreken. Aan het einde van het jaar 2000 hadden zes lidstaten (België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Luxemburg en Spanje) de Commissie nog geen omzettingsmaatregelen medegedeeld en daarom heeft de Commissie besloten deze lidstaten voor het Hof te dagen. Inbreukprocedures wegens niet-mededeling die eerder tegen Oostenrijk, Finland, Denemarken, Portugal en het Verenigd Koninkrijk waren ingeleid, konden in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd.

Naar aanleiding van het advies van het Europees Parlement van 20 oktober 1998 over het voorstel van de Commissie van december 1996 voor een richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's [69] heeft de Commissie in februari 1999 een gewijzigd voorstel goedgekeurd [70]. Dit voorstel beoogt het milieuaspect te integreren in de fase van voorbereiding en goedkeuring van plannen en programma's die het kader vormen waarin toekomstige projecten plaatsvinden. Op 30 maart 2000 is een gemeenschappelijk standpunt inzake dit voorstel voor een richtlijn goedgekeurd. Het Europees Parlement heeft zijn tweede lezing over het gemeenschappelijk standpunt op 6 september 2000 afgerond en 17 amendementen aangenomen. De Raad is in de tweede helft van het jaar 2000 begonnen aan zijn tweede lezing aan de hand van het standpunt van het Europees Parlement. De richtlijn zal naar verwachting in de eerste helft van 2001 definitief worden.

[69] COM (96) 511 def.

[70] COM (1999) 73 def.

Zoals reeds vermeld in de vorige verslagen over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, blijkt uit veel door de Commissie ontvangen klachten en bij het Europees Parlement ingediende verzoekschriften de op zijn minst incidenteel onjuiste toepassing van de gewijzigde Richtlijn 85/337/EEG door de nationale overheden. Deze klachten over de kwaliteit van effectbeoordelingen en het feit dat er onvoldoende rekening mee wordt gehouden, vormen een groot probleem voor de Commissie. De controle op de naleving van deze bepalingen door de nationale overheden is immers bijzonder moeilijk en wegens het hoofdzakelijk formele karakter van de richtlijn is het slechts beperkt mogelijk de merites van door de bevoegde nationale instanties gemaakte keuzen te betwisten wanneer de door de richtlijn voorgeschreven procedure is nageleefd. De Commissie wijst er nogmaals op dat de gevallen van onjuiste omzetting van deze richtlijn die haar worden voorgelegd, meestal betrekking hebben op concrete feiten (bestaan en beoordeling). De meest doeltreffende controle op eventuele inbreuken is daarom zeer waarschijnlijk gedecentraliseerde controle, vooral door de nationale rechters.

Het Hof heeft op 22 oktober 1998 een arrest tegen Duitsland (Zaak C-301/95) gewezen waarin verscheidene inbreuken door deze lidstaat werden vastgesteld. Bij gebrek aan uitvoeringsmaatregelen bij dit arrest heeft de Commissie de procedure van artikel 228 tegen Duitsland moeten inleiden. Het betreft een onvolledige omzetting van de richtlijn met betrekking tot de projecten die in bijlage II worden genoemd. Het Hof was van mening dat Duitsland had nagelaten aan zijn verplichtingen te voldoen door hele klassen van zo vermelde projecten uit te sluiten van de eis van een milieueffectbeoordeling. Duitsland had tijdens de procedure verscheidene wetsvoorstellen met tijdsbestekken doorgegeven, maar verzuimde toch de vereiste wetten aan te nemen en deze aan de Commissie mede te delen.

Op 21 januari 1999 had het Hof in Zaak C-150/97 bepaald dat het verzuim van Portugal de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan te nemen die nodig zijn voor volledige naleving van Richtlijn 85/337/EEG, een geval van niet-nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 12, lid 1, van de richtlijn vormde. Overeenkomstig de conclusies van advocaat-generaal Mischo heeft het Hof niet alleen vastgesteld dat Portugal de omzettingsdatum niet heeft nageleefd, maar ook dat de Portugese wetgeving waardoor de richtlijn te laat werd omgezet [71], niet van toepassing is op de projecten waarvoor de goedkeuringsprocedure gaande was op de datum van inwerkingtreding ervan, namelijk 7 juni 1990.

[71] Wetsbesluit 278/97 van 8 oktober 1997.

De Commissie heeft de Portugese overheid daarom gevraagd haar in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om de arresten na te leven. Aangezien de maatregelen die door Portugal zijn genomen, onvoldoende waren, heeft zij de procedure uit hoofde van artikel 228 van het Verdrag tegen Portugal voortgezet.

Het Hof heeft geoordeeld dat Ierland, door niet alle nodige maatregelen te treffen om artikel 4, lid 2, op juiste wijze in nationaal recht om te zetten wat betreft de projecten bedoeld in de punten 1 d) en 2 a) van bijlage II bij Richtlijn 85/337, en door artikel 2, lid 3, en de artikelen 5 en 7 slechts gedeeltelijk in nationaal recht om te zetten, niet aan de krachtens artikel 12 van de richtlijn op hem rustende verplichtingen heeft voldaan. De zaak had voornamelijk betrekking op de vaststelling door Ierland van drempels voor bepaalde soorten projecten, te weten eerste herbebossing wanneer deze mogelijk negatieve ecologische gevolgen heeft, rooiing en turfwinning. De drempels waren dermate hoog dat veel projecten met aanmerkelijke gevolgen voor het milieu in de praktijk ontsnapten aan de beoordelingsprocedure die de richtlijn voorschrijft. De niet-omzetting van artikel 2, lid 3, en de artikelen 5 en 7 van de richtlijn werd door Ierland niet betwist. Aangezien Ierland echter niet de nodige maatregelen nam om aan het arrest gehoor te geven, heeft de Commissie Ierland een schriftelijke aanmaning uit hoofde van artikel 228 van het Verdrag gezonden.

De Commissie heeft een zaak tegen België voor het Hof gebracht (C-230/00) in verband met de mogelijkheid stilzwijgende goedkeuring te verlenen aan allerlei soorten plannen en projecten die onder de richtlijn vallen. De Commissie heeft tevens een met redenen omkleed advies gericht tot Italië, waar in sommige regio's de projecten waarvoor al een verzoek om ontwikkelingsgoedkeuring was ingediend voordat bepaalde recente regionale effectbeoordelingswetten in werking waren getreden, van de effectbeoordelingsprocedures zijn uitgesloten, alhoewel de richtlijn in de lidstaten sinds 3 juli 1988 van toepassing is, wat voor de lidstaten de uiterste datum was voor de omzetting van de richtlijn in hun interne rechtssystemen.

De Commissie zet de procedure tegen Italië wegens onvoldoende regionale wetgeving tot omzetting van bijlage II van de richtlijn voort en zij bestudeert de nieuwe informatie die Italië in 2000 heeft verstrekt.

In verband met onjuiste toepassing lopen ook enkele inbreukprocedures. De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gericht tot Luxemburg wegens het niet volgen van de door de richtlijn voorgeschreven effectbeoordelingsprocedure bij het verlenen van goedkeuring voor een autosnelwegproject in Luxemburg, tot Portugal wegens onvoldoende publieke raadpleging met betrekking tot bepaalde snelwegprojecten en tot Spanje wegens inbreuk op de richtlijn in de context van het snelwegproject Oviedo-Llanera (Asturië) alsmede het project tot aanpassing van de spoorlijn Valencia-Tarragona.

In zijn prejudiciële beslissing van 19 september 2000 waarom was verzocht door een gerecht in Luxemburg (Zaak C-287/98), heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een nationale rechtbank waarop een beroep wordt gedaan om de wettigheid te beoordelen van een procedure voor de onteigening in het openbaar belang, in verband met de aanleg van een autosnelweg, van onroerend goed toebehorend aan een privé-persoon, mag beoordelen of de nationale wetgevende macht binnen de beoordelingsmarge is gebleven die door Richtlijn 85/337/EEG is vastgelegd, met name wanneer geen voorafgaande milieueffectbeoordeling van het project heeft plaatsgevonden, de verzamelde informatie niet voor het publiek ter beschikking is gesteld en het betrokken publiek niet in de gelegenheid is gesteld zijn mening te geven voordat met het project een aanvang is gemaakt, wat in strijd is met de eisen van artikel 6, lid 2, van de richtlijn.

2.8.3. Lucht

Richtlijn 96/62/EG inzake de luchtkwaliteit moest uiterlijk op 21 mei 1998 zijn omgezet. Deze richtlijn vormt de grondslag voor een reeks communautaire instrumenten tot vaststelling van nieuwe grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen, in de eerste plaats voor die stoffen waarop al bestaande richtlijnen van toepassing zijn, en tot vaststelling van informatie- en alarmdrempels, tot harmonisering van de methoden voor de beoordeling van de luchtkwaliteit en tot een beter beheer van de luchtkwaliteit met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en de ecosystemen. Aan het einde van het jaar 2000 hadden alle lidstaten behalve Spanje volledig voldaan aan hun verplichting omzettingsmaatregelen mede te delen. In de loop van 2000 kon de Commissie de niet-mededelingsprocedure tegen België beëindigen na een met redenen omkleed advies dat in 2000 werd verzonden, en kon zij ook de inbreukprocedure wegens niet-mededeling tegen Griekenland beëindigen nadat de zaak in 1999 voor het Hof was gebracht (Zaak C-463/99). Aan de andere kant moest de zaak tegen Spanje (Zaak C-417/99) worden voortgezet.

Voor Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines moesten uiterlijk op 30 juni 1998 omzettingsmaatregelen worden genomen. Aan het einde van het jaar 2000 hadden alle lidstaten behalve Frankrijk de omzettingsmaatregelen voor deze richtlijn medegedeeld en konden zaken tegen Italië (Zaak C-418/99) en Ierland (Zaak C-355/99) worden geseponeerd. Een zaak tegen Frankrijk (Zaak C-320/99) moest worden voortgezet.

Voor Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad [72] moesten uiterlijk op 1 juli 1999 omzettingsmaatregelen worden genomen. Na ontvangst van mededelingen van omzettingsmaatregelen konden procedures die in 1999 waren ingeleid tegen Luxemburg, België, Nederland, Duitsland, Ierland, Denemarken, Griekenland, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Zweden en Finland in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd. Ook Italië heeft de omzettingsmaatregel goedgekeurd, maar heeft deze nog niet gepubliceerd. Aan de andere kant heeft de Commissie besloten een zaak wegens niet-mededeling tegen het Verenigd Koninkrijk bij het Hof aanhangig te maken (voor zover het Gibraltar betreft).

[72] PB L 350, 28.12.1998, blz. 58

Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG [73] moest uiterlijk op 1 juli 2000 zijn omgezet. Zweden, Denemarken, Finland en Nederland hebben de omzettingsmaatregelen medegedeeld, terwijl de omzetting van het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk niet hun hele grondgebied bestrijkt. Andere lidstaten hadden hun omzettingsmaatregelen aan het einde van het jaar 2000 nog niet medegedeeld.

[73] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

De volgende richtlijnen op het terrein van de luchtkwaliteit die in 1999 zijn vastgesteld, moeten in de loop van 2001 worden omgezet, maar eerdere omzetting is natuurlijk ook mogelijk:

- Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties [74];

[74] PB L 85, 29.3.1999, blz. 1

- Richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht [75];

[75] PB L 163, 29.6.1999, blz. 41

- Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's [76].

[76] PB L 12, 18.1.2000, blz. 16.

De Commissie heeft tevens verscheidene maatregelen getroffen wegens onjuiste toepassing van richtlijnen op het terrein van de luchtkwaliteit, maar aangezien deze maatregelen hoofdzakelijk betrekking hebben op andere milieurichtlijnen, worden ze genoemd in de context van andere sectoren (zie punt 10.8. Afvalstoffen en punt 10.9. Milieu en industrie).

2.8.4. Water

De controle op de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving met betrekking tot de waterkwaliteit blijft een belangrijk deel van het werk van de Commissie. Dit is een gevolg van zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve omvang van de verplichtingen die op dit gebied voor de lidstaten voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht, en van de groeiende waakzaamheid van de burgers ten aanzien van de kwaliteit van het water.

Verschillende inbreukprocedures zijn gaande met betrekking tot Richtlijn 75/440/EEG betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de productie van drinkwater. Het gaat onder meer om de opstelling van systematische actieprogramma's (artikel 4, lid 2, van de richtlijn) als een essentieel instrument voor de bescherming van de waterkwaliteit (nitraten, pesticiden, enz.), alsmede om de voorwaarden voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde afwijkingen.

In het arrest van 17 juni 1998 (Zaak C-214/97) tegen Portugal heeft het Hof geoordeeld dat de door de Portugese autoriteiten verstrekte documenten, ondanks de titels ervan en de beschreven projecten, geen systematisch actieprogramma vormden, omdat een tijdschema voor de verbetering van de waterkwaliteit ontbrak, de verstrekte documenten niet alle waterlopen bestreken en evenmin een passend kader vormden dat een verbetering van de kwaliteit van het water kan waarborgen. Na een met redenen omkleed advies tot Portugal wegens het zelfs na het arrest van het Hof niet indienen van een passend organisch actieplan kon de Commissie de zaak sluiten nadat Portugal eindelijk in 2000 een organisch actieplan had ingediend dat volledig aan de eisen van de richtlijn voldeed.

De Commissie heeft Italië voor het Hof gedaagd (Zaak C-375/00) wegens het ontbreken van een organisch actieplan voor Lombardia.

Wat betreft Richtlijn 76/160/EEG inzake de kwaliteit van zwemwater wordt toezicht op de badzones steeds gangbaarder en neemt de kwaliteit van het water over het algemeen toe. Ondanks deze vooruitgang zijn er echter tegen de meeste lidstaten nog inbreukprocedures gaande, omdat de uitvoering nog lang niet voldoet aan de eisen van de richtlijn.

De Commissie heeft besloten op grond van artikel 228 een procedure in te leiden tegen het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het zwemwater aan de Fylde-kust in het noordwesten van Engeland, waar enkele van de aangewezen stranden niet aan de normen van de richtlijn voldoen. De Commissie is daarom van mening dat het Verenigd Koninkrijk het arrest van het Hof van 14 juli 1993 (Zaak C-56/90) niet volledig heeft uitgevoerd.

De Commissie heeft een procedure op basis van artikel 228 tegen Spanje, naar aanleiding van het arrest van het Hof van 12 februari 1998 (Zaak C-92/96) waarin werd vastgesteld dat die lidstaat niet de nodige maatregelen had getroffen om de kwaliteit van de zwembinnenwateren in overeenstemming te brengen met de in de richtlijn aangegeven bindende grenswaarden, voortgezet. Het antwoord van Spanje op het met redenen omkleed advies van de Commissie dat in de loop van 2000 werd uitgebracht, wordt thans bestudeerd.

Op 8 juni 1999 stelde het Hof in zijn arrest in Zaak C-198/97 vast dat Duitsland had verzuimd te voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot de waterkwaliteit en de bemonsteringsfrequentie. Gezien het feit dat nog steeds niet aan het arrest van het Hof is voldaan, heeft de Commissie besloten een procedure op grond van artikel 228 van het Verdrag in te leiden tegen Duitsland.

Op 25 mei 2000 heeft het Hof in zijn arrest in Zaak C-307/98 vastgesteld dat België de op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen door zonder rechtvaardiging talrijke zwembinnenwateren van de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten en niet binnen tien jaar na de kennisgeving van de richtlijn de maatregelen aan te nemen die nodig zijn om te voldoen aan de grenswaarden die bij de richtlijn zijn vastgesteld. De Commissie heeft besloten België een schriftelijke aanmaning op grond van artikel 228 van het Verdrag te sturen wegens niet-uitvoering van het bovenstaande arrest.

De Commissie heeft bij het Hof zaken over waterkwaliteit en/of bemonsteringsfrequentie aanhangig gemaakt tegen Frankrijk (Zaak C-147/00), Nederland (Zaak C-268/00), het Verenigd Koninkrijk (Zaak C-427/00) en Zweden (Zaak C-368/00). Zij heeft tevens besloten een zaak bij het Hof aanhangig te maken tegen Denemarken en om dezelfde reden een met redenen omkleed advies te richten tot Finland. Daarnaast is een procedure tegen Portugal voortgezet. Het antwoord van Italië op het met redenen omkleed advies dat in 1999 is uitgegaan, wordt thans bestudeerd. De zaak tegen Frankrijk waartoe in 1999 werd besloten wegens zijn verzuim de parameter "colibacteriën totaal", die verplicht is volgens de richtlijn, te meten, werd gecombineerd met de hierboven genoemde zaak tegen Frankrijk.

In verband met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 76/464/EEG betreffende gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu worden geloosd, en van de richtlijnen tot vaststelling van specifieke normen per stof, zijn tegen de meeste lidstaten inbreukprocedures ingeleid.

Het ontbreken van programma's met kwaliteitsdoelstellingen met het oog op het verminderen van de verontreiniging door op lijst II van de bijlage bij de richtlijn voorkomende stoffen heeft tot een groot aantal nieuwe procedures geleid en heeft ook in 2000 weer tot nieuwe arresten geleid waarin werd vastgesteld dat lidstaten in gebreke waren gebleven.

Na de arresten van het Hof van 11 juni 1998 tegen Luxemburg (Zaak C-206/96), van 25 november 1998 tegen Spanje (Zaak C-214/96) en van 1 oktober 1998 tegen Italië (Zaak C-285/96), waarin werd vastgesteld dat die lidstaten hadden verzuimd programma's met kwaliteitsdoelstellingen met het oog op het verminderen van de verontreiniging door deze stoffen op te stellen, hebben deze lidstaten maatregelen medegedeeld om aan artikel 7 van de richtlijn te voldoen. Deze complexe maatregelen worden momenteel bestudeerd.

De Commissie is van plan de goedkeuring door de lidstaten van programma's als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 76/464/EEG te vergemakkelijken door een leidraad over dit onderwerp op te stellen. Door middel van dit document wil de Commissie lidstaten steunen bij de tenuitvoerlegging van zowel de bestaande richtlijn (artikel 7 van Richtlijn 76/464/EEG) en de nieuwe kaderrichtlijn 2000/60/EG betreffende het waterbeleid. In het document zullen acht elementen worden aangegeven die in de programma's voor vermindering van de verontreiniging moeten worden opgenomen.

De arresten van het Hof tegen België op 21 januari 1999 (Zaak C-207/97) en tegen de Bondsrepubliek Duitsland (Zaak C-184/97) op 11 november 1999 over hetzelfde onderwerp werden in 2000 gevolgd door twee nieuwe arresten: het arrest van 25 mei 2000 tegen Griekenland (Zaak C-384/98) en het arrest van 13 juli 2000 tegen Portugal (Zaak C-261/98). De vergelijkbare zaak tegen Nederland is nog hangende (Zaak C-152/98). De Commissie heeft besloten ook tegen Frankrijk en Ierland een zaak bij het Hof aanhangig te maken.

Nadat het Hof van Justitie in 1998 in twee zaken (C-208/97 en C-213/97) had geconstateerd dat Portugal in gebreke was gebleven met betrekking tot de toepassing van de van Richtlijn 76/464/EEG afgeleide richtlijnen betreffende bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu worden geloosd, heeft Portugal adequate maatregelen om de arresten na te komen medegedeeld en konden beide zaken derhalve worden geseponeerd.

De ontoereikendheid van de reductieprogramma's leidt tot een groot aantal gevallen van slechte toepassing van deze richtlijn (vervuiling van specifieke waterlopen door afvalwater van landbouwbedrijven of industrie). Deze lokale moeilijkheden kunnen slechts worden opgelost door een globale aanpak van het probleem. Bovendien bestaan in verschillende lidstaten nog steeds problemen in verband met het ontbreken van systematische voorafgaande vergunningen voor lozingen.

De procedure op grond van artikel 228 tegen Griekenland naar aanleiding van het arrest van 11 juni 1998 (gevoegde zaken C-232/95 en C-233/95) wordt voortgezet, aangezien Griekenland nog steeds geen programma's ten uitvoer heeft gelegd tot vermindering van de verontreiniging van het Vegoritismeer en de Golf van Pagasitikos door stoffen van lijst II van Richtlijn 76/464/EEG. De maatregelen waarvan Griekenland mededeling heeft gedaan, zijn onvoldoende bevonden en daarom is een met redenen omkleed advies op grond van artikel 228 van het Verdrag uitgebracht.

De procedure op grond van artikel 226 tegen Portugal in verband met de lozingen door een voedingsmiddelenfabriek in Santo Tirso wordt eveneens voortgezet; de Commissie bestudeert de door de Portugese autoriteiten genomen maatregelen. Nadat de Commissie een met redenen omkleed advies tot Portugal had gericht met de strekking dat de bedrijfssituatie van een herbicidenfabriek die onbehandeld afvalwater in de Capa Rota-rivier loost, een geval van onjuiste toepassing van Richtlijn 76/464/EEG zou kunnen vormen, kon de Commissie in de loop van 2000 van verdere stappen afzien in die zaak.

De Commissie heeft besloten het Verenigd Koninkrijk voor het Hof te dagen wegens onvoldoende aanduiding van de wateren vallende onder Richtlijn 79/923/EEG betreffende schelpdierwater alsmede wegens verzuim verbeterprogramma's op te stellen en de wateren in kwestie adequaat te controleren. Het beroep bij het Hof in deze zaak is nog hangende na de mededeling door de Britse overheden van een aanzienlijk aantal nieuw aangewezen schelpdierwateren en bijbehorende verbeterprogramma's die thans door de Commissie worden onderzocht.

Na mededeling door Finland van maatregelen met betrekking tot de aanduiding van de desbetreffende wateren, het bepalen van kwaliteitsdoelstellingen, het opstellen van programma's ter vermindering van de verontreiniging en de bemonstering kon de Commissie van verdere stappen afzien in een zaak die tegen Finland was ingeleid wegens onjuiste toepassing van Richtlijn 78/659/EEG betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen.

De Commissie kon ook een procedure op grond van artikel 228 tegen Portugal sluiten na het arrest van 18 juni 1998 (Zaak C-183/97) over non-conformiteit van de Portugese wetgeving met Richtlijn 80/68/EEG betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen.

Met betrekking tot Richtlijn 80/778/EEG betreffende de kwaliteit van water voor menselijke consumptie heeft het Hof op 22 april 1999 arrest gewezen in Zaak C-340/96 en geconstateerd dat het Verenigd Koninkrijk, door niet-bindende toezeggingen van waterdistributeurs te accepteren, niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit Richtlijn 80/778/EEG. In 2000 kon de Commissie van verdere stappen afzien in een procedure op grond van artikel 228 van het Verdrag, aangezien het Verenigd Koninkrijk de nodige aangenomen maatregelen aan de Commissie had medegedeeld.

De Commissie heeft bij het Hof een zaak tegen Ierland aanhangig gemaakt wegens onjuiste toepassing van Richtlijn 80/778/EEG, aangezien de Ierse dienst voor milieubescherming microbiologische contaminanten heeft aangetroffen in drinkwater, met name in de waterleveringen op het platteland.

De Commissie heeft besloten een zaak tegen Portugal aanhangig te maken wegens het niet vaststellen, voor zover het de Azoren betreft, van grenswaarden voor de parameters die in bijlage I van Richtlijn 80/778/EEG worden genoemd.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies tot Spanje gericht wegens de slechte kwaliteit van het drinkwater in verscheidene steden in de provincie Alicante (Javea, Denia, Teulada-Moraira, Benitachell, Muchamiel, Bussot en Aigues). Het antwoord van de Spaanse overheden wordt momenteel beoordeeld.

Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, die met ingang van 2003 Richtlijn 80/778/EEG [77] zal vervangen, had uiterlijk op 25 december 2000 in nationaal recht moeten zijn omgezet. Lidstaten moeten mogelijk onverwijld maatregelen nemen om aan de nieuwe grenswaarden krachtens de richtlijn te voldoen. Helaas moet worden opgemerkt dat op 25 december 2000 geen enkele lidstaat mededeling had gedaan van volledige omzettingsmaatregelen. De Commissie heeft mededelingen van omzettingsmaatregelen ontvangen van Finland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, maar deze bestrijken ofwel niet het hele grondgebied van de lidstaat in kwestie en/of zetten niet alle delen van de richtlijn om.

[77] PB L 330, 5.12.1998, blz. 32

Het Europees Parlement en de Raad hebben op 23 oktober 2000 een nieuwe richtlijn (2000/60/EG) goedgekeurd die een kader vaststelt voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid [78]. De lidstaten hebben drie jaar de tijd de bepalingen in deze richtlijn om te zetten in nationaal recht.

[78] PB L 327, 22.12.2000, blz. 1.

De communautaire wetgeving omvat twee instrumenten om het specifieke probleem van vervuiling door fosfaten en nitraten en de eutrofiëring als gevolg daarvan te bestrijden.

Het eerste instrument is Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. Zij verplicht de lidstaten vanaf 1998, 2000 of 2005, naar gelang van de grootte van de agglomeraties, ervoor te zorgen dat deze beschikken over een systeem voor de opvang en behandeling van afvalwater. De Commissie dient nu dus naast de mededeling van de genomen omzettingsmaatregelen en de conformiteit daarvan ook gevallen van onjuiste toepassing te controleren. Deze richtlijn is van essentieel belang voor de waterzuivering en de bestrijding van de eutrofiëring, zodat de Commissie bijzonder veel belang hecht aan de spoedige tenuitvoerlegging ervan.

In een arrest van 6 juni 2000 (Zaak C-236/99) heeft het Hof geoordeeld dat België zijn verplichtingen voortvloeiend uit artikel 17 van de richtlijn niet is nagekomen door de Commissie een programma voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn toe te zenden dat niet aan de richtlijn voldoet voor wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Commissie heeft een inbreukprocedure tegen Spanje wegens onvoldoende en onjuiste aanduiding van kwetsbare gebieden zoals bedoeld in artikel 5 van de richtlijn voortgezet.

De Commissie heeft een zaak tegen Italië (Zaak C-396/00) aanhangig gemaakt wegens het niet behandelen van stedelijk afvalwater in de agglomeratie Milaan en tegen Oostenrijk wegens non-conformiteit van de omzetting van de richtlijn voor wat betreft de termijnen voor de instelling van zowel de opvang als de behandeling van stedelijk afvalwater. De procedure met betrekking tot het verzuim van Duitsland te voldoen aan verscheidene eisen krachtens de richtlijn werd in 2000 voortgezet. De Commissie heeft tevens een met redenen omkleed advies tot België gericht wegens verscheidene inbreuken op de richtlijn.

Het tweede instrument voor de bestrijding van de eutrofiëring is Richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. De Commissie heeft ook dit verslagjaar weer groot belang gehecht aan de handhaving van deze richtlijn.

Na het arrest van 1 oktober 1998 in Zaak C-71/97, waarin het Hof vaststelde dat Spanje had verzuimd praktijkcodes op te stellen en kwetsbare zones aan te duiden, kon de Commissie van verdere stappen afzien in procedures op grond van artikel 228 van het Verdrag nadat Spanje de nodige maatregelen had medegedeeld. Aan de andere kant veroordeelde het Hof Spanje in een arrest van 13 april 2000 (C-274/98) voor het niet opstellen van actieprogramma's waarnaar in artikel 5 van de richtlijn wordt verwezen.

De Commissie heeft een zaak tegen Italië over actieprogramma's en rapportage-eisen die hangende was bij het Hof (Zaak C-127/99), voortgezet.

De Commissie heeft tevens bij het Hof een zaak tegen Frankrijk aanhangig gemaakt (Zaak C-258/00) wegens onvoldoende aanduiding van kwetsbare zones en een zaak tegen Duitsland (Zaak C-161/00) wegens non-conformiteit van de actieprogramma's die worden uitgevoerd. Een rechtszaak tegen Griekenland waartoe in 1999 werd besloten wegens het niet opstellen van actieprogramma's, het niet aannemen van codes van goede landbouwpraktijken en bepaalde controlemaatregelen, werd voortgezet maar nog niet uitgevoerd in het licht van bepaalde maatregelen die Griekenland aan de Commissie heeft medegedeeld. Tegen Nederland is een zaak aanhangig gemaakt (Zaak C-322/00) wegens verscheidene gebreken in actieprogramma's. Aan de andere kant kon de Commissie van verdere stappen afzien in de zaak tegen Oostenrijk wegens het vrijwillige karakter van actieprogramma's nadat de lidstaat het nationale recht op dit punt had gewijzigd en dit aan de Commissie had medegedeeld. De Commissie heeft tevens een procedure tegen het Verenigd Koninkrijk zonder verdere stappen beëindigd nadat het Verenigd Koninkrijk het estuarium van de Ythan na het met redenen omkleed advies van de Commissie had aangeduid als een zone die kwetsbaar is voor verontreiniging door nitraten.

Twee procedures tegen België, de ene wegens non-conformiteit van de omzetting met betrekking tot de nationale uitvoeringsmaatregelen, het opstellen van praktijkcodes en de aanduiding van kwetsbare zones, en de andere wegens onjuiste toepassing van de richtlijn, lopen nog. De Commissie heeft besloten beide zaken bij het Hof aanhangig te maken.

In zijn arrest van 7 december 2000 (Zaak C-69/99) heeft het Hof het Verenigd Koninkrijk veroordeeld wegens verzuim alle maatregelen aan te nemen die nodig zijn om te voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 3, lid 1 en lid 2, (aanduiding van kwetsbare zones) en artikel 5 (opstellen van actieprogramma's) van de richtlijn.

De Commissie heeft een zaak tegen Luxemburg (Zaak C-266/00) betreffende praktijkcodes, programma's en rapportage voor het Hof gebracht.

De Commissie heeft tevens een met redenen omkleed advies verzonden aan Finland met betrekking tot onvolkomenheden in actieprogramma's betreffende verbodsperiodes, de capaciteit van opslagtanks en regels voor het op of in de bodem brengen van mest. Nieuwe maatregelen die na het met redenen omkleed advies door Finland zijn aangenomen, worden thans door de Commissie bestudeerd.

De Commissie heeft ook inbreukprocedures tegen diverse lidstaten ingeleid op grond van Richtlijn 91/692/EEG tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van de richtlijnen in de sector water. Enkele lidstaten hadden verzuimd de verslagen die zij over de tenuitvoerlegging van bepaalde richtlijnen moesten opstellen, in te zenden of hadden deze te laat of op onvolledige wijze ingediend. Bijgevolg was de Commissie op haar beurt niet in staat op passende wijze te voldoen aan haar verplichting om communautaire verslagen op te stellen. De Commissie heeft daarom een zaak aanhangig gemaakt tegen Portugal (Zaak C-435/99). Een procedure tegen België wordt voortgezet terwijl de Commissie het antwoord beoordeeld dat zij eind 2000 heeft ontvangen. Aan de andere kant kon de Commissie in de loop van het jaar 2000 van verdere stappen afzien in de procedures tegen Spanje, Italië en Ierland, aangezien deze de Commissie eerder verslagen hadden verstrekt in antwoord op de met redenen omklede adviezen die zij hadden ontvangen. Ook een procedure tegen Frankrijk werd zonder verdere stappen beëindigd na beoordeling van het Franse antwoord op het eerdere met redenen omkleed advies van de Commissie.

2.8.5. Natuur

De twee belangrijkste juridische instrumenten voor de bescherming van de natuur zijn Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Wat de omzetting van Richtlijn 79/409/EEG betreft, zijn verscheidene conformiteitproblemen nog steeds niet opgelost, met name met betrekking tot de jacht en afwijkingen (artikel 7, lid 4, en artikel 9). Het Hof heeft daarom in een arrest op 7 december 2000 tegen Frankrijk met betrekking tot de openings- en sluitingsdatum van het jachtseizoen voor trekvogels (Zaak C-38/99) geoordeeld dat Frankrijk heeft verzuimd artikel 7, lid 4, van de richtlijn correct om te zetten omdat het niet alle omzettingsmaatregelen met betrekking tot zijn hele grondgebied heeft medegedeeld en de hierboven genoemde bepaling niet juist ten uitvoer heeft gelegd. De Commissie heeft ook de bij het Hof aanhangige zaak tegen Italië (Zaak C-159/99) wegens niet-omzetting van artikel 9 (afwijkingen van de beschermingsmaatregelen voortvloeiend uit de artikelen 5, 6, 7 en 8) voortgezet. De Commissie heeft tevens besloten Griekenland voor het Hof te dagen in verband met de lengte van het jachtseizoen. Voorts heeft de Commissie besloten een zaak tegen Zweden aanhangig te maken omdat deze lidstaat bepaalde bepalingen van Richtlijn 79/409/EEG, waaronder artikel 9, niet juist heeft omgezet. Deze zaak betreft ook artikel 4 (als vervangen door artikelen 6, lid 2, 3 en 4 van Richtlijn 92/43/EEG) en artikel 6, lid 3, van Richtlijn 79/409/EEG.

De Commissie heeft besloten tegen Finland een zaak voor het Hof te brengen met betrekking tot de non-conformiteit van de Finse jachtwetten met de richtlijn (jacht op bepaalde soorten watervogels in het voorjaar, jachtseizoen voor bepaalde andere vogelsoorten). Na het met redenen omkleed advies betreffende de jacht op bepaalde soorten trekvogels dat aan het begin van het jaar 2000 tot Spanje is gericht, bestudeert de Commissie thans het Spaanse antwoord. Wat betreft de inbreukprocedures in verband met de jachtpraktijken in twee speciale beschermingszones (Baie de Canche en Platier d'Oye) in Frankrijk is het onderzoek door de Commissie thans nog aan de gang.

In de loop van het jaar 2000 zijn ook andere non-conformiteitszaken met betrekking tot Richtlijn 79/409/EEG behandeld. De Commissie heeft besloten een zaak tegen België aanhangig te maken wegens niet-omzetting van artikel 5, onder c en e, en artikel 6, lid 1, van Richtlijn 79/409/EEG. Een andere zaak tegen België betreffende de onjuiste omzetting van artikel 4, lid 1, 2, 4, en bijlage I van Richtlijn 79/409/EEG is bij het Hof aanhangig gemaakt.

Aan het einde van het jaar 2000, dat wil zeggen zes en een half jaar na de termijn van juni 1994, hebben eindelijk de laatste lidstaten de Commissie hun omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 92/43/EEG medegedeeld. In veel gevallen is de omzetting echter onvoldoende, vooral met betrekking tot artikel 6 over de bescherming van de habitats in de speciale beschermingszones die moeten worden ingesteld, en de artikelen 12 tot en met 16 over de bescherming van de soorten. In zijn arrest van 6 juni 2000 (Zaak C-256/98) heeft het Hof Frankrijk daarom veroordeeld omdat Frankrijk niet binnen de voorgeschreven termijn alle wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen heeft aangenomen die nodig zijn om aan artikel 6, lid 3 en 4, van de richtlijn te voldoen. Aangezien Frankrijk niet de nodige maatregelen had aangenomen om het arrest na te komen, heeft de Commissie een schriftelijke aanmaning gezonden en daarna besloten Frankrijk ook een met redenen omkleed advies op grond van artikel 228 van het Verdrag te zenden. De Commissie heeft tevens besloten Luxemburg en België voor het Hof te dagen wegens het niet juist uitvoeren van een aantal bepalingen van de richtlijn. Tegen Zweden is ook een zaak voor het Hof aanhangig gemaakt wegens het niet juist omzetten van artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 4, artikel 6, lid 2 tot en met 4, artikel 15 en artikel 16 van Richtlijn 92/43/EEG.

Wat de toepassing van de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG betreft, hebben de voornaamste problemen evenals in het verleden betrekking op de aanwijzing en bescherming van de locaties en de habitats; daarbij kan het gaan om de aanwijzing van de speciale beschermingszones voor vogels, om de selectie van andere gebieden voor opneming in het netwerk Natura 2000, alsmede om de bescherming van zulke gebieden.

Zoals in het vorige verslag is aangegeven, blijft de aanwijzing - overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG - van speciale beschermingszones voor wilde vogels, waar aan de objectieve ornithologische criteria is voldaan, voor diverse lidstaten problemen opleveren.

De Commissie zet inbreukprocedures voort die betrekking hebben op verschillende specifieke gevallen van significant belang.

Het Hof heeft in 1999 twee arresten gewezen tegen Frankrijk. In zijn eerste arrest (Zaak C-166/97) stelde het Hof vast dat Frankrijk een ontoereikend oppervlak van het estuarium van de Seine had aangeduid als speciale beschermingszone (SBZ) en had verzuimd een toereikende juridische beschermingsstatus voor de SBZ in te stellen, gelet op artikel 4, lid 1 en 2, van de richtlijn. Het Hof verwierp echter het beroep tegen de bouw van een industriële installatie midden in de SBZ, overwegende dat de Commissie niet genoegzaam had aangetoond dat de Franse autoriteiten onzorgvuldig hadden gehandeld. In de loop van het jaar 2000 heeft een procedure op grond van artikel 228 tegen Frankrijk opengestaan, om de Franse autoriteiten ertoe te bewegen alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor de tenuitvoerlegging van het arrest.

In het tweede arrest (Zaak C-96/98) constateerde het Hof dat Frankrijk niet binnen de gestelde termijn een toereikende oppervlakte van het Marais Poitevin als SBZ had aangewezen, geen maatregelen had genomen om de SBZ's in het Marais Poitevin een afdoende juridische beschermingsstatus te verlenen, en evenmin passende maatregelen had genomen om de achteruitgang te voorkomen van zowel de SBZ's in het Marais Poitevin als van de zones die als zodanig hadden moeten worden aangeduid. Aangezien Frankrijk niet de nodige maatregelen heeft genomen om aan dit arrest te voldoen, heeft de Commissie in 2000 besloten Frankrijk een schriftelijke aanmaning op grond van artikel 228 van het Verdrag te zenden.

Op 7 december 2000 heeft het Hof met betrekking tot vergelijkbare klachten nog een arrest tegen Frankrijk gewezen (Zaak C-374/98), waarin werd geconstateerd dat Frankrijk zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, van de richtlijn niet was nagekomen door geen deel van de zone Basses Corbières als een speciale beschermingszone aan te wijzen en door geen speciale beschermingsmaatregelen van voldoende geografische omvang voor die zone aan te nemen.

De Commissie kon van verdere stappen afzien in een procedure tegen Oostenrijk, aangezien deze lidstaat de Commissie maatregelen heeft medegedeeld betreffende de aanduiding van het dal van de Lech in Tirol als SBZ.

Alhoewel gebieden als SBZ hadden moeten zijn aangewezen op het moment dat de richtlijn in 1981 in werking trad, is het aantal bestaande zones in een aantal lidstaten nog te gering of bestrijken deze zones een te klein oppervlak. De huidige strategie van de Commissie concentreert zich momenteel op algemene inbreukprocedures, en niet zozeer op inbreukprocedures voor iedere zone afzonderlijk.

De Commissie heeft derhalve besloten een zaak voor het Hof te brengen tegen Frankrijk wegens onvoldoende aanduiding van speciale beschermingszones als bedoeld in artikel 4, lid 1, en artikel 4, lid 2, van de richtlijn. In deze zaak zijn procedures gecombineerd die eerder waren ingeleid met betrekking tot twee afzonderlijke zones (de Plaine des Maures en de Basses Vallées de l'Aude).

Om dezelfde reden zet de Commissie tevens procedures tegen andere lidstaten voort. Zij zet procedures voort tegen Duitsland, Italië, Luxemburg, Portugal en Finland. De Commissie heeft de zaak tegen Finland bij het Hof aanhangig gemaakt (Zaak C-240/00), maar zij bestudeert nog de maatregelen die door Duitsland en Portugal zijn medegedeeld, voordat zij besluit in hoeverre zij doorgaat met stappen tegen deze twee lidstaten. De Commissie heeft voorts een zaak tegen Spanje aanhangig gemaakt wegens het niet aanwijzen van een voldoende aantal SBZ's in de regio Murcia. De Commissie heeft tevens besloten tot Spanje een met redenen omkleed advies te richten wegens onvoldoende aanduiding van SBZ's in het hele land.

De Commissie bestudeert een aanmerkelijk aantal nieuwe speciale beschermingszones die door Nederland zijn aangewezen na het met redenen omkleed advies van de Commissie uit hoofde van artikel 228 om het arrest van het Hof van 19 mei 1998 (Zaak C-3/96) uit te voeren.

Lidstaten zijn doorgegaan beschermingszones voor te stellen in de zin van Richtlijn 92/43/EEG. Het Verenigd Koninkrijk heeft beloofd extra zones uit hoofde van de richtlijn aan te wijzen en is begonnen nieuw aangewezen zones bij de Commissie in te dienen. Deze nieuwe zones worden momenteel beoordeeld en de Commissie heeft besloten de uitvoering van de zaak tegen het Verenigd Koninkrijk waartoe in 1999 was besloten, op te schorten totdat de beoordeling van de nieuwe medegedeelde zones is afgerond. In 2000 heeft de Commissie ook besloten de opschorting van de inbreukprocedures tegen Nederland te verlengen, aangezien zij van die lidstaat een substantiële lijst heeft ontvangen. Deze lijst zal worden beoordeeld in het kader van de Atlantische biogeografische regio, tezamen met de lijsten met zones die door andere lidstaten in die regio worden aangeleverd. De situatie rond de lijst die door Oostenrijk is ingediend, is nog steeds niet helemaal bevredigend, maar een verdere procedure zal afhangen van de biogeografische seminars die voor 2001 zijn gepland. Ook de aanvullende lijst die in 2000 door Portugal is ingediend naar aanleiding van de inbreukprocedure die door de Commissie is ingeleid, wordt momenteel bestudeerd. De Commissie heeft met betrekking tot de substantiële lijst die in 1998 door Finland is ingediend, besloten de zaak tegen Finland die in 1998 aanhangig is gemaakt, op te schorten om de maatregelen te bestuderen die Finland in de loop van het jaar 2000 heeft genomen.

De Commissie heeft evenwel zaken tegen Ierland (Zaak C-67/99), Duitsland (Zaak C-71/99) en Frankrijk (Zaak C-220/99) voortgezet.

Na te hebben besloten de uitvoering van de zaak tegen Zweden die voor het Hof aanhangig was gemaakt, aan te houden teneinde de 'indicatieve lijst' die door Zweden was ingediend, te beoordelen, heeft de Commissie aan het einde van het jaar 2000 besloten deze zaak voort te zetten vanwege de onvolkomenheden in de 'indicatieve lijst'. Tenslotte heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies tot België te richten, aangezien de ingediende nationale lijst voor talrijke typen habitats op Belgisch grondgebied, waaronder prioritaire habitats, geen enkele representatieve zone bevat. Na de nieuwe lijst met zones die door België in 2000 is ingediend, te hebben bestudeerd, heeft de Commissie besloten de procedure tegen België voort te zetten.

Op 7 november 2000 heeft het Hof van Justitie op verzoek van een Britse rechtbank krachtens artikel 234 een belangrijke prejudiciële beslissing genomen in de zaak Bristol-Haven (Zaak C-371/98). Het Hof was van mening dat een lidstaat bij de selectie van zones en de vaststelling van de grenzen daarvan die aan de Commissie zullen worden voorgesteld als in aanmerking komend voor aanduiding als gebied van communautair belang geen rekening mag houden met economische, sociale en culturele eisen of regionale en lokale kenmerken.

Zoals al in het vorige verslag werd opgemerkt, komt het vaak voor dat bij indiening van de lijsten de informatie van de kant van de lidstaten betreffende zones en de soorten die deze herbergen onvolledig of onjuist is, waardoor het moeilijk is voort te gaan met de volgende fasen van het plan waarin Richtlijn 92/43/EEG voorziet, en met het opzetten van het netwerk Natura 2000.

De Commissie blijft een strikt beleid voeren ten aanzien van de communautaire financiële steun die uit hoofde van de LIFE-verordening wordt toegekend voor de bescherming van de gebieden die in het netwerk Natura 2000 zijn of zullen worden opgenomen. Voorts bekijkt zij de verzoeken tot medefinanciering uit het Cohesiefonds zeer kritisch op overeenstemming met de milieuverordeningen. In juni 1999 hebben de bevoegde Commissarissen voor milieu en regionaal beleid de lidstaten een brief gezonden waarin zij de lidstaten herinneren aan hun verplichtingen uit hoofde van de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG. De lidstaten die nog geen bevredigende lijst met het oog op het opzetten van het netwerk Natura 2000 hadden ingediend, zijn gewaarschuwd dat de Commissie mogelijk niet in staat zal zijn de ingediende plannen en programma's voor medefinanciering voldoende te evalueren. In de loop van 2000 zijn voorwaarden toegevoegd voor de plannen en programma's van de Structuurfondsen en de programma's voor de ontwikkeling van het platteland die bepalen dat lidstaten voortreffelijke lijsten met gebieden voor Natura 2000 dienen in te dienen.

Er blijven problemen bestaan met betrekking tot onbevredigende toepassing van het speciale beschermingssysteem krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 79/409/EEG en artikel 6, lid 2 tot en met 4, van Richtlijn 92/43/EEG, d.w.z. verzuim gebieden als speciale beschermde zones aan te wijzen die voldoen aan de objectieve ornithologische criteria en/of naast zich neerleggen van het speciale beschermingssysteem voor projecten die gevolgen hebben voor zones. In april 2000 heeft de Commissie een interpretatiegids gepubliceerd teneinde de lidstaten richtsnoeren te verschaffen voor de interpretatie van bepaalde belangrijke begrippen die in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG worden gebruikt.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gericht tot Oostenrijk wegens inbreuk op artikel 6, lid 3 en 4, van Richtlijn 92/43EEG in de context van de uitbreiding van een golfterrein in het dal van de Enns en zij heeft besloten een zaak bij het Hof aanhangig te maken tegen België wegens het niet beschermen van de SBZ in het dal van de Zwarte Beek. De Commissie heeft ook besloten een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken tegen Ierland wegens het niet aannemen van beschermingsmaatregelen tegen overbeweiding van de habitats van onder Richtlijn 79/409/EEG vallende soorten wilde vogels in het westen van Ierland (Zaak C-117/00).

Tot slot heeft de Commissie besloten Portugal voor het Hof te dagen wegens het "Abrilongo"-stuwdamproject, dat van invloed is op de SBZ van Campo Maior en op soorten die volgens Richtlijn 79/409/EEG dienen te worden beschermd, en heeft zij tot dezelfde lidstaat een met redenen omkleed advies gericht wegens het zonder passende effectbeoordelingen verlenen van toestemming voor een snelwegproject.

Er kunnen zich ook toepassingproblemen in het kader van Richtlijn 92/43/EEG voordoen die geen betrekking hebben op de bescherming van aangewezen of voorgedragen gebieden, maar op de bescherming van soorten. Zo heeft de Commissie bijvoorbeeld een zaak tegen Griekenland bij het Hof aanhangig gemaakt wegens de bedreigde positie van de schildpadsoort Caretta caretta op het eiland Zakynthos (Zaak C-103/00). Zij heeft tevens besloten een met redenen omkleed advies te richten tot Duitsland wegens het niet goed beschermen van de habitats van een bedreigde hamsterpopulatie (Cricetus cricetus) bij Horbacher Börde in de buurt van Aken dicht bij de grens met Nederland, een van de belangrijkste gebieden voor deze soort in het noordwesten van Duitsland. Tot een ander met redenen omkleed advies is besloten tegen het Verenigd Koninkrijk wegens het niet verzekeren van een juiste bescherming van de kamsalamander (Triturus cristatus).

Met betrekking tot de toepassing van Verordening (EG) nr. 338/97 betreffende de toepassing in de Gemeenschap van de Overeenkomst van Washington van 1973 inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dieren- en plantensoorten (ook "CITES-Overeenkomst" genoemd) heeft de inbreukprocedure tegen Griekenland die lidstaat ertoe bewogen om in 1999 diverse maatregelen en ministeriële besluiten mede te delen in aanvulling op Wet nr. 2637 van 27 augustus 1998. Het onderzoek van de conformiteit van de Griekse wetgeving loopt nog en de inschakeling van het Hof is daarom opgeschort.

2.8.6. Geluidshinder

Net als in het verleden levert de tenuitvoerlegging van de richtlijnen op het terrein van de geluidshinder weinig problemen op. Deze richtlijnen geven namelijk normen voor nieuwe producten die op de markt worden gebracht. De door de Commissie ontvangen klachten hebben echter betrekking op omgevingslawaai en kunnen derhalve niet op communautair niveau worden behandeld.

Op 8 mei 2000 hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2000/14/EG inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis [79] aangenomen.

[79] PB L 162, 3.7.2000, blz. 1.

2.8.7. Chemie en biotechnologie

De communautaire wetgeving op het gebied van de chemie en de biotechnologie bestaat uit diverse rechtsinstrumenten die betrekking hebben op producten of activiteiten met gemeenschappelijke kenmerken: een ingewikkeld technisch karakter, voortdurende aanpassing aan de wetenschappelijke vooruitgang, toepassing zowel op wetenschappelijk als op industrieel gebied, bijzondere risico's voor het milieu.

Een van de opvallende kenmerken van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen is de frequentie waarmee zij moet worden gewijzigd gezien de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. De omzettingstermijn van Richtlijn 98/98/EG van 15 december 1998 [80] tot vijfentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG verliep in juli 2000. Daarnaast verliep op 30 juli 2000 voor Oostenrijk en Zweden de omzettingstermijn van Richtlijn 99/33/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 10 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG voor wat betreft de etikettering van bepaalde gevaarlijke stoffen in Oostenrijk en Zweden.

[80] PB L 355, 30.12.1998, blz. 1.

Het komt in deze context nog steeds vaak voor dat lidstaten hun omzettingsmaatregelen met vertraging mededelen, maar de Commissie leidt automatisch procedures in om nakoming van deze verplichting af te dwingen.

In 2000 heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies te richten tot Duitsland met betrekking tot de definitie en afhandeling van kunstmatige (silicaat)glasvezels (MMMF, "man-made mineral fibres") die in strijd is met Richtlijn 67/548/EEG. De Commissie heeft tevens besloten een met redenen omkleed advies te richten tot het Verenigd Koninkrijk en daarna die lidstaat voor het Hof te dagen wegens uitsluiting van het grondgebied Gibraltar van de werkingssfeer van de omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 67/548/EEG en de daaropvolgende richtlijnen tot wijziging daarvan.

Op grond van Richtlijn 96/56/EG diende uiterlijk op 1 juni 1998 bij het kenmerken van gevaarlijke stoffen de afkorting EEG te worden vervangen door EG. Wegens het ontbreken van omzettingsmaatregelen voor de richtlijn heeft de Commissie in 1998 een met redenen omkleed advies gericht tot België, Duitsland, Griekenland en Portugal. Alle lidstaten hebben deze richtlijn nu omgezet, zodat de enige overgebleven zaak tegen Duitsland (Zaak C-406/99) in 2000 kon worden ingetrokken en geseponeerd.

Met betrekking tot Richtlijn 97/69/EG (drieëntwintigste aanpassing aan de richtlijn) inzake gevaarlijke stoffen zijn onlangs door Oostenrijk en Nederland maatregelen aan de Commissie medegedeeld, zodat in de procedures tegen deze lidstaten van verdere stappen kon worden afgezien.

Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden [81] moest uiterlijk op 14 mei 2000 door de lidstaten zijn omgezet. Tegen twaalf lidstaten moest een inbreukprocedure wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen worden ingeleid, meer bepaald tegen Oostenrijk, België, Finland (voor zover het de provincie Åland betreft), Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Luxemburg, Portugal, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. In de procedure tegen Oostenrijk kon in de loop van 2000 evenwel van verdere stappen worden afgezien.

[81] PB L 123, 24.4.1998, blz. 1.

Met betrekking tot Richtlijn 86/609/EEG betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt kon de Commissie van verdere stappen afzien in een procedure tegen België op basis van artikel 228 van het Verdrag nadat België het arrest van het Hof van 15 oktober 1998 (Zaak C-268/97), waarin werd vastgesteld dat deze lidstaat de richtlijn niet volledig had omgezet, had uitgevoerd. De Commissie heeft echter besloten een met redenen omkleed advies tot België te richten wegens een te groot aantal uitzonderingen voor het gebruik van niet speciaal voor proeven gefokte katten en honden in experimenten.

De Commissie heeft bij het Hof ook een zaak tegen Ierland voortgezet (Zaak C-354/99), een zaak tegen Frankrijk aanhangig gemaakt (Zaak C-152/00) en besloten Nederland voor het Hof te dagen wegens de onjuiste omzetting van de richtlijn. De zaak tegen Oostenrijk werd ingetrokken nadat Oostenrijk de Commissie de vereiste maatregelen had medegedeeld.

Het gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGM's) is geregeld bij Richtlijn 90/219/EEG (inzake het ingeperkte gebruik ervan). Het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) is geregeld bij Richtlijn 90/220/EEG (inzake hun doelbewuste introductie in het milieu). Het bestaande wetgevingskader (Richtlijn 90/220/EEG van 23 april 1990) wordt thans herzien. Het Europees Parlement en de Raad hebben op 20 december 2000 overeenstemming bereikt over een gezamenlijke tekst. De uiteindelijke goedkeuring van het nieuwe systeem wordt in februari 2001 verwacht. Het doel van de gewijzigde richtlijn is een transparanter en efficiënter kader voor de goedkeuringsprocedure voor het op de markt brengen van GGO's in te voeren, gemeenschappelijke beginselen voor risicobeoordelingen en een verplicht toezichtplan vast te stellen en administratieve procedures aan te passen aan de betrokken risico's, met inbegrip van indirecte risico's.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gericht tot Frankrijk met betrekking tot de onjuiste omzetting van verscheidene bepalingen van Richtlijn 90/219/EEG in zijn nationaal recht.

Richtlijn 90/219/EEG is gewijzigd bij Richtlijn 98/81/EG van de Raad van 26 oktober 1998 (inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen) [82], die uiterlijk op 5 juni 2000 moest zijn omgezet. Aan het einde van het jaar 2000 waren procedures wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen voor deze richtlijn ingeleid tegen alle lidstaten behalve Zweden, Finland en Denemarken.

[82] PB L 330, 5.12.1998, blz. 13.

Er blijven, tot slot, twee zaken van onjuiste toepassing van Richtlijn 90/220/EEG tegen Frankrijk openstaan.

De eerste niet-nakoming van Frankrijk betreft de opeenvolgende stappen van de procedure voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die uit GGO's bestaan of deze bevatten. Volgens de richtlijn dient, wanneer besloten is het op de markt brengen van een dergelijk product toe te staan, de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, daar schriftelijk mee in te stemmen opdat het product op de markt gebracht kan worden. Frankrijk heeft echter nog steeds niet ingestemd met twee positieve beslissingen uit 1997. Er zij echter op gewezen dat de Franse Conseil d'Etat in een vergelijkbare zaak betreffende maïs het Hof van Justitie om een prejudiciële beslissing heeft gevraagd (Zaak C-6/99), betreffende het bestaan van een beoordelingsmarge voor de nationale autoriteiten na een positieve beslissing van de Commissie in de zin van artikel 13, lid 4, van Richtlijn 90/220/EEG. In zijn arrest van 21 maart 2000 heeft het Hof geoordeeld dat, nadat een aanvraag voor het op de markt brengen van een GGO naar de Commissie is doorgestuurd en geen enkele lidstaat bezwaar heeft aangetekend, of indien de Commissie een 'positieve beslissing' heeft genomen, de bevoegde instantie die de aanvraag heeft ingediend, de instemming schriftelijk dient te verlenen opdat het product op de markt kan worden gebracht. Als de betrokken lidstaat in de tussentijd echter over nieuwe informatie komt te beschikken waaruit blijkt dat het product gevaar voor de volksgezondheid en het milieu zou kunnen opleveren, is de lidstaat niet verplicht toestemming te verlenen, mits de lidstaat de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze nieuwe informatie in kennis stelt. In een recent arrest van 4 november 2000 heeft de Franse Conseil d'Etat het besluit van het Hof van Justitie gevolgd en gemeend dat het Franse Ministerie zonder nieuwe informatie over de risico's de beslissing van de Commissie op basis van het oordeel van drie wetenschappelijke commissies niet in twijfel mocht trekken. De procedure tegen Frankrijk staat nog open (in het stadium van een met redenen omkleed advies), terwijl de Commissie de mogelijke toepassing van de beschermingsclausule in artikel 16 van Richtlijn 90/220/EEG overweegt.

De Commissie heeft ook besloten een zaak aanhangig te maken tegen Frankrijk wegens niet-omzetting en onjuiste omzetting van verscheidene bepalingen van Richtlijn 90/220/EEG.

2.8.8. Afvalstoffen

Het aantal inbreukprocedures met betrekking tot afvalstoffen blijft hoog; de procedures hebben zowel betrekking op de formele omzetting als op de praktische toepassing. Zoals al in het vorige verslag is aangegeven, zijn de problemen bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht in deze sector waarschijnlijk terug te voeren op de daartoe noodzakelijke wijziging van het gedrag van particulieren, overheden en ondernemingen enerzijds, alsmede op de daarmee verband houdende kosten anderzijds.

Wat betreft de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen (Richtlijn 75/442/EEG, gewijzigd door Richtlijn 91/156/EEG) hebben de problemen bij de tenuitvoerlegging voornamelijk betrekking op de toepassing op specifieke installaties. Deze zijn onderwerp van talrijke klachten, voornamelijk over afvalstortingen (illegale stortingen, omstreden locatie van geplande gecontroleerde stortplaatsen, slecht beheerde legale stortplaatsen, watervervuiling door direct geloosd afval, enz.). De richtlijn stelt voorafgaande vergunning verplicht voor het in gebruik nemen van installaties voor afvalverwijdering en -verwerking; met betrekking tot afvalverwijdering moet de vergunning de exploitatievoorwaarden vaststellen teneinde de gevolgen voor het milieu te beperken.

De door de Raad op 26 april 1999 goedgekeurde Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen [83] zou moeten bijdragen aan verduidelijking van het juridisch kader waarin in de lidstaten installaties voor deze wijze van verwijdering worden toegestaan.

[83] PB L 182, 16.7.1999, blz. 1.

Zoals al eerder is aangegeven, tracht de Commissie uit dit soort specifieke gevallen eventuele problemen van meer algemene aard met betrekking tot de onjuiste toepassing van het Gemeenschapsrecht af te leiden, zoals het ontbreken van afvalbeheersprogramma's of de ontoereikendheid van dergelijke programma's - illegale stortingen kunnen er immers op duiden dat het afvalbeheer gebrekkig is.

Dit was de motivatie voor de Commissie om Griekenland in 1998 voor de tweede keer voor het Hof van Justitie te dagen (C-387/97) en het Hof te vragen Griekenland op grond van artikel 228 van het Verdrag een dwangsom van 24.600 euro per dag op te leggen wegens het niet uitvoeren van het arrest van het Hof in Zaak C-45/91 (7 april 1992). Deze zaak betreft het bestaan en het functioneren van een illegale stortplaats voor vast afval in Kouroupitos in de regio Chania waar huishoudelijk afval, beperkte hoeveelheden gevaarlijk afval (bijvoorbeeld afgewerkte olie en batterijen) en verscheidene soorten commercieel en industrieel afval illegaal werden gedumpt. In overeenstemming met de conclusies van de advocaat-generaal van 28 september 1999 heeft het Hof in zijn arrest van 4 juli 2000 verklaard dat Griekenland, door na te laten de nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat afval in de regio Chania zonder gevaar voor de volksgezondheid en zonder het milieu schaden wordt verwijderd in overeenstemming met de artikelen 4 en 6 van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen en artikel 12 van Richtlijn 78/319/EEG betreffende toxische en gevaarlijk afval, geen maatregelen heeft genomen om het arrest van 7 april 1992 na te komen en heeft verzuimd zijn verplichtingen krachtens artikel 171 (nu 228) van het Verdrag na te komen. Het Hof heeft besloten Griekenland een dwangsom van 20.000 euro per dag op te leggen wegens niet-nakoming. In december 2000 heeft de Griekse regering een bedrag van 1.760.000 euro betaald, zijnde het totaal van de dagelijkse dwangsom voor de periode van juli tot en met september 2000. De Commissie heeft Griekenland verzocht voortaan per maand te betalen.

Zoals eerder is vermeld, is dit de eerste keer dat het Europese Hof van Justitie het besluit heeft genomen een lidstaat een dwangsom op te leggen op grond van artikel 228 van het Verdrag. Dit is een belangrijke mijlpaal voor de Europese Unie op het punt van de handhaving van het communautaire milieurecht tegenover de lidstaten.

In zijn arrest van 9 november 1999 (Zaak C-365/97) heeft het Hof vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten niet de nodige maatregelen hebben getroffen om te verzekeren dat de afvalstoffen die in de waterloop in de San Rocco-vallei worden gestort, verwijderd worden zonder gevaar voor de gezondheid van mensen op te leveren en zonder het milieu te schaden, noch de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het afval op een illegale stortplaats aan een particuliere of overheidsdienst voor afvalverzameling of aan een afvalverwerkingsbedrijf wordt overgedragen. De Commissie bestudeert momenteel de maatregelen tot uitvoering van het arrest die Italië in 2000 bij de Commissie heeft medegedeeld.

De Commissie heeft besloten Oostenrijk voor het Hof te dagen wegens het niet juist omzetten van de communautaire definitie van afvalstoffen in het Oostenrijkse recht (voor het scheppen van uitzonderingen die niet onder de communautaire definitie vallen, en voor het niet omzetten van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 75/442/EEG en 91/689/EEG). Een met redenen omkleed advies is gericht tot België omdat het Waals Gewest heeft nagelaten in zijn uitvoeringsbesluiten een juiste definitie van afvalstoffen te geven. De Commissie heeft tevens een met redenen omkleed advies gericht tot Luxemburg en heeft daarna besloten deze lidstaat voor het Hof te dagen wegens onjuiste omzetting van de lijst van afvalstoffen vastgesteld bij Beschikking 94/3/EG van de Commissie overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG.

Er zijn in 2000 ook problemen vastgesteld met de feitelijke toepassing van Richtlijn 75/442/EEG. De Commissie heeft derhalve Griekenland voor het Hof gedaagd in verband met ongecontroleerde afvaldumping in de Peloponnesus en zij heeft besloten een zaak aanhangig te maken tegen Spanje wegens verscheidene illegale stortterreinen. Tegen Italië is een zaak bij het Hof aanhangig gemaakt wegens niet-overlegging van bepaalde verslagen zoals bepaald in Richtlijn 75/439/EEG (afgewerkte olie) en Richtlijn 75/442/EEG (Zaak C-376/00).

In 2000 heeft de Commissie een zaak aanhangig gemaakt tegen Italië (Zaak C-65/00) wegens non-conformiteit van Italiaanse wetgeving inzake gevaarlijke afvalstoffen met de EG-wetgeving voor wat betreft de uitzondering op de vergunningseis die is opgelegd door de Richtlijnen 91/156/EEG en 91/689/EEG, voor ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen terugwinnen.

Gelet op het belang van afvalbeheerplanning, dat duidelijk blijkt uit de bovengenoemde voorbeelden, heeft de Commissie in oktober 1997 besloten inbreukprocedures in te leiden tegen alle lidstaten, met uitzondering van Oostenrijk, die niet stelselmatig afvalbeheerprogramma's hebben opgesteld. Deze procedures betreffen, al naar gelang het geval, leemten in de programma's die zijn voorgeschreven in artikel 7 van de kaderrichtlijn, de in artikel 6 van Richtlijn 91/689/EEG bedoelde beheersprogramma's voor gevaarlijke afvalstoffen, alsmede verpakkingsafval, ten aanzien waarvan artikel 14 van Richtlijn 94/62/EG een specifieke planning eist.

In 2000 heeft de Commissie zaken tegen Frankrijk (Zaak C-292/99), Ierland (Zaak C-461/99) en Italië (Zaak C-466/99) voortgezet met betrekking tot alle drie de categorieën programma's en heeft zij zaken bij het Hof aanhangig gemaakt tegen Griekenland (Zaak C-132/00), Luxemburg (Zaak C-401/00) en het Verenigd Koninkrijk (Zaak C-35/00). De Commissie heeft besloten de zaak tegen Spanje voort te zetten.

Aan de andere kant zijn in 2000 procedures die eerder tegen Zweden en Portugal waren ingeleid, zonder verdere stappen beëindigd. Nadat van Niedersachsen, het enige Land dat nog niet eerder zo'n plan had, mededeling was ontvangen van een plan voor niet-gevaarlijke afvalstoffen en verpakkingsafval, kon de Commissie ook in deze procedure van verdere stappen afzien.

Wat Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen betreft, zij eraan herinnerd dat de Commissie in 1998 inbreukprocedures heeft moeten inleiden tegen een aantal lidstaten die hadden nagelaten de Commissie bepaalde verplichte informatie te verstrekken betreffende inrichtingen en ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen verwijderen of terugwinnen. In 2000 is Griekenland op dit punt voor het Hof gedaagd. De Commissie kon in de procedures tegen Portugal en het Verenigd Koninkrijk van verdere stappen afzien nadat zij de vereiste informatie had ontvangen na een met redenen omkleed advies tot deze lidstaten te hebben gericht. De Commissie heeft de procedure tegen Frankrijk voortgezet, aangezien de door de richtlijn vereiste informatie nog steeds niet volledig is verstrekt.

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de richtlijnen betreffende batterijen en accu's die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten (91/157/EEG en 93/86/EEG) zet de Commissie de inbreukprocedures tegen lidstaten die nog geen programma's als bedoeld in artikel 6 van de richtlijn hebben vastgesteld voort. In het jaar 2000 was in dit opzicht enige vooruitgang te zien. Nadat de Commissie een met redenen omkleed advies op grond van artikel 228 tot Spanje had gericht om de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof tegen Spanje van 28 mei 1998 (Zaak C-298/97) te eisen, heeft zij besloten van verdere stappen af te zien aangezien Spanje maatregelen tot nakoming van het arrest heeft medegedeeld. Om vergelijkbare redenen heeft de Commissie besloten van verdere stappen af te zien in de procedure op grond van artikel 228 tegen Griekenland wegens het niet uivoeren van het arrest van het Hof van 8 juli 1999 (Zaak C-215/98) en het niet opstellen van een afvalplan voor batterijen, een verplichting die Griekenland al sinds september 1992 moest nakomen. Ook een zaak tegen Portugal werd geseponeerd na onderzoek van de maatregelen die door die lidstaat ten uitvoer zijn gelegd. De Commissie bestudeert momenteel of de maatregelen die Oostenrijk heeft getroffen na het met redenen omkleed advies, voldoende zijn.

De termijn voor de omzetting van Richtlijn 98/101/EG van de Commissie van 22 december 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 91/157/EEG van de Raad inzake batterijen en accu's die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten [84] eindigde op 1 januari 2000. In de loop van 2000 kon de Commissie van verdere stappen afzien in de procedures wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen voor deze richtlijn tegen België, Denemarken en Spanje. Aan het einde van het jaar 2000 was een niet-mededelingsprocedure ingeleid tegen zeven lidstaten: Duitsland, Ierland, Italië, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en Nederland.

[84] PB L 1, 5.1.1999, blz. 1

In zijn arrest van 13 april 2000 (Zaak C-123/99) heeft het Hof vastgesteld dat Griekenland had nagelaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan te nemen die nodig zijn om Richtlijn 94/62 inzake verpakking en verpakkingsafval na te komen. De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gericht tot Nederland in verband met verscheidene punten waar het Nederlandse recht niet in overeenstemming is met de richtlijn. Aan de andere kant is een procedure tegen het Verenigd Koninkrijk (Zaak C-455/99) wegens niet-mededeling van maatregelen die de richtlijn omzetten, zonder verdere stappen beëindigd nadat het Verenigd Koninkrijk mededeling had gedaan van zijn maatregelen [85]. Een procedure tegen Duitsland met betrekking tot zijn verpakkingsverordening (doorgaans de 'Töpfer'-verordening genoemd), die het hergebruik van verpakkingsmaterialen bevordert, wordt voortgezet. De Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies tot Duitsland te richten, aangezien de hergebruikquota zoals die door de Duitse verordening zijn vastgesteld, tot een handelsbarrière leiden, alsmede tot indirecte discriminatie van geïmporteerde natuurlijke mineraalwaters die aan de bron moeten worden gevuld.

[85] The Producer Responsibility Obligations (Packaging Waste)(Amendment) Regulations (Northern Ireland) 1999 S.R N.I. No. 496.

Niet alleen moeten de omzettingsmaatregelen aan de Commissie worden medegedeeld, ze moeten ook conform zijn met de relevante communautaire wetgeving. De Commissie is van mening dat dit niet het geval is in Denemarken, en dus zet de Commissie de zaak voor het Hof van Justitie voort (Zaak C-246/99) met betrekking tot het verbod van Denemarken van metalen blikjes voor dranken en andere soorten niet opnieuw te gebruiken verpakkingen.

De Commissie heeft een zaak aanhangig gemaakt tegen Duitsland (Zaak C-228/00) wegens het opstellen van verschillende criteria waardoor afval voor hergebruik wordt onderscheiden van afval voor verwijdering en belemmeringen voor de overbrenging van afvalstoffen worden opgeworpen, wat in strijd is met Verordening 259/93/EEG betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. Er is tevens een zaak gestart tegen Luxemburg als gevolg van het feit dat dit land heeft nagelaten aan Verordening 259/93/EEG te voldoen door niet toe te staan dat afval wordt overgebracht naar Franse verbrandingsovens die voor energiedoeleinden zijn uitgerust.

In 1999 zijn er inbreukprocedures tegen een aantal lidstaten ingeleid betreffende niet-indiening van de ingevolge artikel 41 van Verordening nr. 259/93 verplichte jaarlijkse verslagen. In de procedures tegen Griekenland, Italië en Ierland is van verdere stappen afgezien omdat van die landen bevredigende antwoorden zijn ontvangen. De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gericht tot Nederland in verband met de afvalzendingen van Nederland naar andere landen.

Met betrekking tot Richtlijn 75/439/EEG inzake de verwijdering van afgewerkte olie heeft de Commissie een procedure op grond van artikeel 228 ingeleid tegen Duitsland wegens niet-nakoming van het arrest van het Hof van Justitie van 9 september 1999 (Zaak C-102/97) betreffende het verzuim van Duitsland de nodige maatregelen te nemen om prioriteit te verlenen aan de regeneratie van afgewerkte olie, hoewel dat geen bijzondere technische, economische of organisatorische problemen zou opleveren. De Commissie heeft verder de zaak tegen Portugal wegens onjuiste omzetting van de richtlijn (Zaak C-392/99) voortgezet.

Met betrekking tot de verwijdering van de bijzonder gevaarlijke PCB's en PCT's zij er op gewezen dat Richtlijn 96/59/EG, waardoor de oude Richtlijn 76/403/EEG wordt ingetrokken, uiterlijk op 16 maart 1998 door de lidstaten had moeten zijn omgezet. In de loop van het jaar 2000 kon de Commissie van verdere stappen afzien in de procedures tegen alle lidstaten die hun omzettingsmaatregelen niet voor de bovenstaande termijn hadden medegedeeld, met inbegrip van de zaken bij het Hof van Justitie tegen Griekenland (Zaak C-464/99) en het Verenigd Koninkrijk (Zaak C-468/99). De richtlijn schrijft voor dat de lidstaten binnen drie jaar na goedkeuring van de richtlijn, namelijk 16 september 1999, plannen opstellen voor de reiniging en/of de verwijdering van geïnventariseerde apparaten en de PCB's daarin en schema's opstellen voor de inzameling en latere verwijdering van bepaalde apparaten krachtens artikel 11 van de richtlijn, alsmede inventarissen opstellen krachtens artikel 4, lid 1, van de richtlijn. Veel lidstaten hebben de nodige maatregelen echter nog niet aan de Commissie medegedeeld. In de loop van het jaar 2000 heeft de Commissie daarom een met redenen omkleed advies gericht tot het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland, Zweden, Portugal, Griekenland, Frankrijk, Spanje, Italië, Ierland en Luxemburg. Zij heeft daarna tevens besloten de zes laatstgenoemde lidstaten voor het Hof te dagen.

Tot slot heeft de Commissie besloten met betrekking tot Richtlijn 86/278/EEG betreffende het gebruik van zuiveringsslib Zweden, België, Ierland, Italië en Portugal een schriftelijke aanmaning te zenden wegens niet-nakoming van de informatie- en toezichtverplichtingen die in de richtlijn zijn vastgesteld. Volgens artikel 10 van de richtlijn moeten lidstaten verzekeren dat actuele registers worden bijgehouden waarin zijn opgenomen de hoeveelheden geproduceerd zuiveringsslib en de hoeveelheden voor gebruik in de landbouw geleverd zuiveringsslib, almede de samenstelling en de eigenschappen van het zuiveringsslib en het type behandeling dat is uitgevoerd. Dit is noodzakelijk om na te gaan dat het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw geen gevaar oplevert voor de voedselproductie en voor de bodemkwaliteit op de lange termijn.

2.8.9. Milieu en industrie

Er zij eerst vermeld dat in de procedure tegen Italië wegens niet-nakoming van het arrest van het Hof van 17 juni 1999 (Zaak C-336/97) aan het eind van het jaar 2000 van verdere stappen is afgezien nadat Italië zijn verzuim had gecorrigeerd om noodplannen, een inspectiesysteem en controlemaatregelen op te zetten zoals voorgeschreven door Richtlijn 82/501/EEG - "de Seveso-Richtlijn".

Richtlijn 96/82/EG ("Seveso II"), die met ingang van 3 februari 2001 in de plaats komt van Richtlijn 82/501/EEG ("Seveso I"), had uiterlijk op 3 februari 1999 moeten zijn omgezet. Wegens niet-mededeling van hun omzettingsmaatregelen heeft de Commissie besloten de volgende vijf lidstaten voor het Hof te dagen: Oostenrijk, België, Duitsland, Ierland en Portugal. Aan de andere kant konden niet-mededelingsprocedures die eerder tegen Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland waren ingeleid, zonder verdere stappen worden beëindigd.

Met betrekking tot Richtlijn 87/217/EEG inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen tegen Ierland wegens de non-conformiteit van zijn omzettingmaatregelen. Nieuwe wetgeving maakte het later mogelijk deze zaak in te trekken. Ook een vergelijkbare procedure die eerder tegen België was ingeleid, kon in 2000 zonder verdere stappen worden beëindigd.

Met betrekking tot de twee richtlijnen ter voorkoming van door installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging, 89/369/EEG (nieuwe installaties) en 89/429/EEG (bestaande installaties) heeft de Commissie de zaak tegen België wegens non-conformiteit van zijn wetgeving betreffende de omzetting van deze twee richtlijnen (Zaak C-287/99) kunnen intrekken. Aan de andere kant heeft de Commissie een zaak aanhangig gemaakt (Zaak C-2000/139) tegen Spanje wegens het verlenen van toestemming aan de Canarische Eilanden verbrandingsovens in bedrijf te hebben die niet voldoen aan Richtlijn 89/369/EEG, en heeft zij besloten een zaak aanhangig te maken tegen Frankrijk omdat deze lidstaat toelaat dat talrijke verbrandingsovens in strijd met de communautaire wetgeving in bedrijf zijn, met substantiële dioxine- emissies.

Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen had uiterlijk op 31 december 1996 omgezet moeten zijn. Zaken voor het Hof tegen België (Zaak C-338/99) en Italië (Zaak C-421/99) wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen konden in de loop van het jaar 2000 worden geseponeerd, aangezien de lidstaten in kwestie de nodige maatregelen hadden aangenomen en zij de Commissie daarvan in kennis hadden gesteld. De Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te richten tot Oostenrijk wegens onjuiste omzetting van de richtlijn.

Richtlijn 96/61/EG betreffende geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (de zogeheten "IPPC"-richtlijn), die op 24 september 1996 werd goedgekeurd, had uiterlijk op 30 oktober 1999 moeten zijn omgezet. Procedures wegens niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen aan de Commissie zijn voortgezet tegen Spanje, Griekenland, het Verenigd Koninkrijk (voor zover het Noord-Ierland en Gibraltar betreft), Luxemburg, Duitsland, Finland (voor zover het de provincie Åland betreft) en België. Niet-mededelingsprocedures die eerder waren ingeleid tegen Oostenrijk en Portugal, zijn in de loop van 2000 zonder verdere stappen beëindigd, aangezien die lidstaten de nodige omzettingsmaatregelen aan de Commissie hebben medegedeeld.

De Commissie heeft de zaak tegen België die in het vorige jaarlijkse verslag werd genoemd, betreffende de toepassing van het mechanisme van de stilzwijgende vergunning voortgezet, aangezien uit de reacties van België op het met redenen omkleed advies niet is gebleken dat de nationale wetgeving intussen in overeenstemming is gebracht met de richtlijn.

2.8.10. Stralingsbescherming

De communautaire wetgeving inzake stralingsbescherming is gebaseerd op Titel II, hoofdstuk 3 (Bescherming van de gezondheid), van het Euratom-Verdrag. Deze wetgeving bestrijkt alle aspecten van de bescherming van de gezondheid van de bevolking en van de werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling, niet alleen tegen de gevaren in verband met kernenergie. In feite vindt blootstelling van mensen aan straling vooral plaats in het kader van de medische toepassing ervan. Voorts beschermt zij indirect de lucht, het water en de bodem van de Gemeenschap tegen de gevolgen van straling. De Commissie controleert de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake stralingsbescherming op basis van artikel 124 en volgens de procedure van de artikelen 141 en 143 van het Euratom-Verdrag, die respectievelijk overeenkomen met artikel 211 en de artikelen 226 en 228 van het EG-Verdrag.

Het Euratom-Verdrag, als primair recht, legt in de artikelen 33 tot en met 37 de lidstaten bepaalde verplichtingen op, met name betreffende opleiding en onderwijs, controle van het milieu en verwijdering van radioactieve afvalstoffen. Verder zijn er nog vijf belangrijke richtlijnen en drie verordeningen inzake stralingsbescherming van kracht.

Het speciale van de op Euratom gebaseerde wetgeving is dat de Commissie de conformiteit van de nationale omzettingsmaatregelen onderzoekt voordat die maatregelen definitief worden aangenomen. Ingevolge artikel 33 van het Euratom-Verdrag zijn de lidstaten verplicht om de Commissie alle ontwerp-bepalingen met het oog op de naleving van de vastgestelde basisnormen inzake stralingsbescherming mede te delen. De Commissie dient passende aanbevelingen te doen om deze bepalingen te harmoniseren. Deze aanbevelingen zijn vergelijkbaar met de conformiteitcontroles op de andere gebieden van de communautaire milieuwetgeving die tot een schriftelijke aanmaning kunnen leiden. In 2000 is het aantal mededelingen van nationale wetsvoorstellen uit hoofde van artikel 33 van het Euratom-Verdrag sterk gestegen, omdat de uiterste datum voor de omzetting van de twee belangrijkste richtlijnen op het gebied van de stralingsbescherming, Richtlijn 96/29/Euratom en Richtlijn 97/43/Euratom, in mei 2000 lag. De Commissie heeft 20 mededelingen uit hoofde van artikel 33 van het Euratom-Verdrag ontvangen (vergeleken met 11 in 1999), die zijn bestudeerd en becommentarieerd, alhoewel tijdens het jaar 2000 geen formele aanbeveling is gedaan. Deze aanbevelingen uit hoofde van artikel 33 zijn weliswaar niet dwingend, maar worden door de lidstaten over het algemeen toch nauwgezet opgevolgd. Inbreukzaken wegens non-conformiteit op het gebied van de stralingsbescherming zijn daarom minder nodig.

Artikel 35 van het Euratom-Verdrag bepaalt dat iedere lidstaat de nodige installaties dient op te richten om een voortdurende controle uit te oefenen op de radioactiviteit van de lucht, het water en de bodem, en ook op de inachtneming van de basisnormen. De Commissie kan de werking en de doeltreffendheid van deze installaties nagaan. In 2000 heeft de Commissie twee controles uit hoofde van artikel 35 uitgevoerd.

Ingevolge artikel 36 van het Verdrag verstrekken de lidstaten de gegevens over de gemeten radioactiviteit in het milieu. Dit stelt de Commissie in staat te beoordelen of de basisnormen in acht worden genomen. De Commissie heeft in 2000 Aanbeveling 2000/476/Euratom inzake de toepassing van artikel 36 van het Euratom-Verdrag betreffende de controle van de omgevingsradioactiviteit ter beoordeling van de blootstelling van de bevolking (PB L 191, 27.7.2000, blz. 37) aangenomen.

Volgens artikel 37 van het Euratom-Verdrag dienen de lidstaten de Commissie algemene gegevens te verstrekken met betrekking tot eventuele plannen voor de lozing van radioactieve afvalstoffen. De Commissie beoordeelt de gegevens teneinde te bepalen of de uitvoering van het plan tot radioactieve besmetting van het milieu van andere lidstaten zou kunnen leiden. De Commissie brengt een advies over het plan uit, waar de lidstaat bij het verlenen van toestemming voor het project rekening mee dient te houden. Artikel 37 wil elke kans op radioactieve besmetting van het milieu in een andere lidstaat voorkomen, en beschermt daarmee de bevolking tegen de gevaren van ioniserende straling. De Commissie heeft in 2000 12 standpunten uit hoofde van artikel 37 van het Euratom-Verdrag uitgebracht. In 2000 was er één inbreukprocedure hangende met betrekking tot artikel 37: de Commissie was van mening dat het Verenigd Koninkrijk had nagelaten zijn verplichtingen krachtens artikel 37 na te komen, omdat deze lidstaat geen algemene gegevens had verstrekt over de ontmanteling van de kernreactor Windscale Pile 1. De Commissie heeft daarom besloten het Verenigd Koninkrijk voor het Hof te dagen. De reactor Windscale Pile 1 was als een experimentele en productie-installatie voor het Britse wapenprogramma gebouwd en in bedrijf binnen het huidige terrein van Sellafield. Volgens de informatie die de Commissie tot haar beschikking had, werden er voorbereidingen getroffen voor de ontmanteling van de reactor. Omdat ontmantelingwerkzaamheden als 'een plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen' worden beschouwd, hadden de Britse autoriteiten de algemene gegevens over de ontmantelingplannen bij de Commissie moeten indienen. Het Verenigd Koninkrijk redeneerde echter in beginsel dat het Euratom-Verdrag niet van toepassing is op het gebruik van kernenergie voor militaire doeleinden. Het Verenigd Koninkrijk meende daarom in eerste instantie dat artikel 37 niet van toepassing was op de plannen betreffende Windscale Pile 1. De Commissie deelde dit standpunt niet; zij is van mening dat de bepalingen (met inbegrip van artikel 37) van Titel II, hoofdstuk 3, "Bescherming van de gezondheid", van het Euratom-Verdrag van toepassing zijn op activiteiten op zowel civiel als militair vlak. De bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de bevolking op het gebied van de stralingsbescherming is een ondeelbaar doel en strekt zich uit tot alle gevaren van ioniserende straling, ongeacht hun bron. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben vervolgens geaccepteerd dat de voorgestelde werkzaamheden om de afvalstoffen uit de reactor te lozen niet gerelateerd zijn aan het nationale defensieprogramma, en zij hebben aangegeven bereid te zijn de gegevens te verstrekken zodra een lozingsplan gereed is. De zaak is geseponeerd.

Zoals hierboven is gezegd, moesten twee belangrijke richtlijnen op het gebied van de stralingsbescherming, te weten Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad waarin basisnormen worden vastgesteld voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en van de werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PB L 159, 29.6.1996, blz. 1) en Richtlijn 97/43/Euratom van de Raad betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren van ioniserende straling in verband met medische blootstelling (PB L 180, 9.7.1997, blz. 22), uiterlijk op 13 mei 2000 zijn omgezet. Op dezelfde dag werden alle oude richtlijnen met betrekking tot basisnormen (aangenomen sinds 1959) ingetrokken.

Richtlijn 96/29/Euratom inzake de basisnormen voerde een nieuw dosimetrisch stelsel in teneinde de gezondheid van werkers en de bevolking goed en volledig te beschermen. Daartoe verlaagde de richtlijn de dosisgrenzen, stelde de richtlijn nieuwe eisen aan de rechtvaardiging voor alle handelingen waar ioniserende straling bij komt kijken, en voerde de richtlijn een uitgebreid ALARA-beginsel in, volgens welk beginsel doses "As Low As Reasonable Achievable" (zo laag als redelijkerwijs mogelijk is) moeten worden gehouden. De richtlijn bestrijkt handelingen, werkzaamheden en interventiesituaties. Zij voert tevens het nieuwe stelsel van vergunningen en vrijstellingen in voor materialen die radioactiviteit bevatten. Naast de kunstmatige straling regelt de richtlijn ook de natuurlijke straling op de werkplek. Tot slot bevat de richtlijn nieuwe eisen voor de beoordeling van doses voor de bevolking.

Slechts twee lidstaten hadden de Commissie vóór de termijn die door Richtlijn 96/29/Euratom inzake de basisnormen werd gesteld, een volledige reeks nationale omzettingsmaatregelen voor de richtlijn medegedeeld. De Commissie heeft daarom in de zomer van 2000 inbreukprocedures wegens niet-mededeling van de definitieve omzettingsmaatregelen ingeleid tegen Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Oostenrijk heeft echter daarna zijn nationale maatregelen medegedeeld, zodat de Commissie deze zaak voor het einde van het jaar 2000 kon seponeren.

Richtlijn 96/29/Euratom inzake de basisnormen herriep de eerdere Richtlijn 80/836/Euratom inzake de basisnormen per 13 mei 2000. De laatste inbreukprocedure betreffende Richtlijn 80/836/Euratom die nog hangende was, was gericht tegen Nederland, wegens het niet in acht nemen van de basisnormen voor, onder andere, moeders die borstvoeding geven, interne blootstelling en ontvangen doses. Deze procedure is in 2000 zonder verdere stappen beëindigd omdat de definitieve correctie van deze inbreuken kan worden verzekerd in het kader van de procedure die tegen Nederland is ingeleid met betrekking tot Richtlijn 96/29/Euratom (zie hierboven).

Richtlijn 97/43/Euratom betreffende medische blootstelling verbetert de radiologische bescherming voor patiënten en medisch personeel. De richtlijn houdt rekening met de nieuwe ontwikkelingen in medische procedures en apparatuur. Zij is gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met de praktische uitvoering van eerdere richtlijnen, en zij is een aanvulling op Richtlijn 96/29/Euratom inzake de basisnormen. De nieuwe richtlijn legt een preciezere beschrijving van het rechtvaardigingsbeginsel vast, regelt de verdeling van de verantwoordelijkheden en stelt eisen aan erkende specialisten op medisch gebied.

Voor wat betreft deze richtlijn hadden drie lidstaten de Commissie vóór de uiterste datum die door de richtlijn werd gesteld, een volledige reeks nationale omzettingsmaatregelen medegedeeld. De Commissie heeft daarom in de zomer van 2000 inbreukprocedures wegens niet-mededeling van de definitieve omzettingsmaatregelen ingeleid tegen België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Zweden heeft daarna echter de nationale maatregelen medegedeeld, zodat de Commissie deze inbreukprocedure voor het einde van het jaar 2000 zonder verdere stappen kon beëindigen.

De eerdere Richtlijn 84/466/Euratom betreffende medische blootstelling werd door de nieuwe Richtlijn 97/43/Euratom ingetrokken. Zaak C-96/21 tegen Spanje met betrekking tot Richtlijn 84/466/Euratom is geseponeerd nadat Spanje de Commissie nieuwe, gepubliceerde omzettingsmaatregelen had medegedeeld. Een andere zaak die hangende was, was die tegen België. De Belgische wetgeving waarvan mededeling is gedaan, voldeed niet volledig aan de eisen van Richtlijn 84/466/Euratom, met name betreffende de opleiding, de erkende specialisten en de criteria voor de aanvaardbaarheid en de controle van radiologische installaties. Deze zaak werd geseponeerd omdat de definitieve correctie van deze inbreuken kan worden verzekerd in het kader van de nieuwe procedure die tegen België is ingeleid uit hoofde van Richtlijn 97/43/Euratom (zie hierboven).

Richtlijn 89/618/Euratom betreffende de informatie van de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid en over de alsdan te volgen gedragslijn bevat eisen inzake de informatie van de bevolking. Zweden heeft geen omzettingsmaatregelen medegedeeld met betrekking tot meerdere bepalingen van Richtlijn 89/618/Euratom, zoals die betreffende de informatie van de bevolking in noodgevallen en betreffende het doorgeven van informatie. In 2000 zijn de nieuwe Zweedse omzettingsmaatregelen aan de Commissie medegedeeld en is de zaak geseponeerd. De conformiteitcontrole van de Franse wetgeving heeft aan het licht gebracht dat deze niet volledig in overeenstemming is met de richtlijn voor wat betreft definities, voorafgaande informatie van het publiek, informatie van het publiek bij stralingsgevaar en informatie van personen die kunnen worden ingeschakeld bij de organisatie van de hulpverlening bij stralingsgevaar. Op basis hiervan heeft de Commissie in 2000 een met redenen omkleed advies gericht tot Frankrijk. Een procedure tegen Duitsland wordt voortgezet, omdat de Duitse wetgeving niet verzekert dat, als er zich een radiologisch noodgeval voordoet, de getroffen bevolking onverwijld wordt geïnformeerd over de feiten van het noodgeval en over de maatregelen die moeten worden genomen. Voorts zet de Duitse wetgeving de eisen met betrekking tot informatie aan reddingspersoneel niet volledig om. Tot slot zijn de procedures voor het doorgeven van de nodige informatie niet opgezet zoals dat door de richtlijn wordt voorgeschreven. Het blijkt dat Duitsland nieuwe wetgeving aan het voorbereiden is die deze problemen zou moeten verhelpen. De Commissie heeft echter nog geen mededeling ontvangen van nieuw aangenomen wetgeving en de inbreuk blijft dus bestaan. De Commissie heeft daarom besloten Duitsland voor het Hof te dagen.

De inbreukprocedure tegen Frankrijk wegens non-conformiteit van Richtlijn 90/641/Euratom inzake de praktische bescherming van externe werkers die gevaar lopen aan ioniserende straling te worden blootgesteld tijdens hun werk in een gecontroleerde zone werd in 2000 zonder verdere stappen beëindigd omdat de nieuwe maatregelen die in 1999 zijn ontvangen als bevredigend zijn beoordeeld. Deze richtlijn biedt externe werkers een praktische stralingsbescherming die gelijkwaardig is aan de bescherming die wordt geboden aan de werknemers in vaste dienst van de exploitant. Externe werkers zijn werkers die in dienst zijn van een andere onderneming dan de exploitant van een gecontroleerde zone die een vergunning heeft krachtens de stralingsbeschermingwetgeving, en die gevaar lopen aan straling te worden blootgesteld. Externe werkers kunnen achtereenvolgens in verschillende gecontroleerde zones in een of meer lidstaten werken. Ze kunnen daardoor worden blootgesteld aan straling in verschillende gecontroleerde zones (waar de blootstelling significant is). Deze specifieke werkomstandigheden maken een passend systeem voor radiologisch toezicht noodzakelijk, dat belangrijk is voor de bescherming van hun gezondheid. Volgens de analyse van de Commissie heeft België nagelaten een uniform systeem in te stellen dat volledig voldoet aan de richtlijn. De Commissie heeft daarom in 2000 besloten België voor het Hof te dagen.

2.9. Visserij

De Commissie is toezicht blijven uitoefenen op de tenuitvoerlegging door de lidstaten van de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn genomen.

In dat kader heeft de Commissie de nationale wetgevingen met betrekking tot de visserijsector en de aquacultuur systematisch onderzocht. Het gaat om maatregelen die worden onderzocht in het kader van verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [86], van verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen [87] en van verordening (EG) nr. 1624/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee [88]. De Commissie heeft geen gevallen van onverenigbaarheid van nationale maatregelen met de communautaire regelgeving ontdekt die het inleiden van inbreukprocedures kunnen rechtvaardigen.

[86] Publicatieblad L 261 van 20/10/1993, blz. 1.

[87] Publicatieblad L 125 van 27/4/1998, blz. 1.

[88] Publicatieblad L 171 van 6/7/1994, blz. 1.

2.9.1. Visbestanden

In het kader van de procedures wegens niet-nakoming van de controleverplichtingen in verband met de overschrijding van bepaalde aan Denemarken in 1988, 1990, 1991, 1992, 1994, 1995 en 1996 toegekende quota, heeft de Commissie op 15 mei een met redenen omkleed advies aan de Deense regering gericht. Overigens heeft de Commissie in het kader van de procedure tegen het Verenigd Koninkrijk wegens overschrijding van bepaalde in 1991, 1992, 1993, 1994, 1995 en 1996 toegekende quota op 10 april het verzoekschrift tot aanhangigmaking bij het Hof ingediend. De Commissie heeft tevens op 10 november 2000 twee verzoekschriften bij het Hof ingediend in het kader van de procedures tegen Frankrijk wegens de overschrijding van bepaalde quota die aan die lidstaat in 1991, 1992, 1993, 1994, 1995 en 1996 zijn toegekend.

Een met redenen omkleed advies is op 6 juni 2000 aan Frankrijk gezonden, in het kader van de procedure inzake niet-naleving, wat de minimale afmetingen betreft, van de communautaire bepalingen inzake het vangen en in de handel brengen van bepaalde soorten.

De procedures tegen Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk inzake de vermindering van het aantal vaartuigen dat de visserij met drijfnetten bedrijft zijn zonder verdere stappen beëindigd omdat de aan deze procedures ten grondslag liggende klachten ongegrond waren.

De procedure tegen Frankrijk betreffende de naleving van de termijnen voor de installatie van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen is zonder verdere stappen beëindigd vanwege de installatie van dit systeem.

Bovendien is in de procedure tegen deze lidstaat inzake de voorwaarden voor de visvangst op bestanden die verdeeld zijn volgens nationale quota van verdere stappen afgezien omdat de Franse autoriteiten maatregelen ten uitvoer hebben gelegd die ertoe strekken deze voorwaarden in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht te brengen.

2.9.2. Toekenning van de vlag/verlening van visvergunningen

De Commissie heeft in 2000 de controle op de verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht van de nationale wetgevingen op het gebied van de toekenning van de vlag aan vissersvaartuigen voortgezet.

In de inbreukprocedures tegen Griekenland en Portugal in verband met de toekenning van de vlag en de verlening van visvergunningen is van verdere stappen afgezien omdat op dit gebied nationale wetgeving is goedgekeurd die in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht.

2.9.3. Markten

In de inbreukprocedure tegen Duitsland inzake de gemeenschappelijke normen voor het in de handel brengen van sardineconserven is van verdere stappen afgezien omdat maatregelen zijn goedgekeurd die een correcte toepassing van die normen beogen.

2.10. Interne markt

2.10.1. Algemene strategie voor de interne markt

Op 3 mei heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over de "Evaluatie van de strategie voor de interne markt - 2000" [89] die, te beginnen met het in november 1999 gepubliceerde eerste document, de prioritaire acties vaststelt waarvan de gevolgen voor de verbetering van de werking van die markt als het meest ingrijpend en direct worden beschouwd. Dit nieuwe onderzoek beantwoordde ook aan de wens van de Europese Raad van Lissabon om de interne markt te moderniseren en te vereenvoudigen, zodat de Europese Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld kan worden.

[89] COM (2000) 257 en Bull. 5-2000, punt 1.3.26

De Commissie heeft in mei en november nieuwe uitgaven van het "scorebord van de interne markt" gepubliceerd, waaraan de regelmatig bijgewerkte voortgang kan worden afgelezen die door de lidstaten op het gebied van de toepassing en de uitvoering van de wetgeving van de interne markt wordt geboekt. In november is uit het scorebord [90] gebleken dat de inspanningen die de lidstaten de laatste jaren hebben geleverd om prioriteit te geven aan de omzetting van de richtlijnen inzake de interne markt resultaat hebben gehad: het gemiddelde percentage niet-omgezette richtlijnen is in drie jaar tijd met de helft gedaald. Eén op de acht richtlijnen is in ten minste één lidstaat niet omgezet, hetgeen betekent dat bijna 13% van de wetgeving voor de interne markt geen volledige gevolgen heeft in de totale Unie. Het wordt steeds duidelijker dat de overheden die achterstand pas kunnen inhalen als hun inspanningen door de politiek op het hoogste niveau gesteund worden.

[90] Het «scorebord van de interne markt » nr. 7 van november 2000 kan bekeken worden op de site van het Directoraat-generaal interne markt http://europa.eu.int/comm/internal_market/

Vereenvoudiging en verbetering van de wetgevingskwaliteit blijft hoog op de politieke agenda staan. Het SLIM-initiatief ("vereenvoudigen van de wetgeving inzake de interne markt") speelt wat dat betreft een cruciale rol. Kleine teams, die bestaan uit ambtenaren van de lidstaten en gebruikers van de wetgeving, doen concrete voorstellen om de communautaire wetgeving in een bepaalde sector te vereenvoudigen. Sinds 1996 zijn veertien van dergelijke sectoren onderzocht. In 2000 heeft de Commissie de resultaten van de vierde fase van de SLIM- werkzaamheden [91] gepubliceerd, waaruit een reeks aanbevelingen zijn voortgevloeid voor de vereenvoudiging van de wetgeving op drie van deze terreinen: vennootschapsrecht, gevaarlijke stoffen en voorverpakkingen.

[91] COM(2000)56 def. van 4 februari 2000.

In een mededeling van 28 februari getiteld "SLIM-evaluatie: vereenvoudiging van de regelgeving voor de interne markt" [92], heeft de Commissie, op basis van de drie eerste fasen van de SLIM-werkzaamheden, modaliteiten voor de verbetering van de transparantie vastgesteld en beginselen voorgesteld voor de selectie van erin op te nemen sectoren. Zij heeft voorts de lidstaten verzocht zich tegelijkertijd in te spannen om hun regels in de betrokken sectoren te vereenvoudigen en het Europees Parlement en de Raad gevraagd zo snel mogelijk voorstellen goed te keuren die in aanzienlijke mate op de aanbevelingen in verband met de SLIM-werkzaamheden zijn gebaseerd.

[92] COM (2000) 104 def.

Tenslotte hebben de Commissie en de lidstaten tevens overeenstemming bereikt over drie nieuwe wetgevingssectoren, die opgenomen moeten worden in de vijfde fase van SLIM: de overbrenging van radioactieve stoffen (Richtlijn 92/3/Euratom [93], verordening (Euratom) nr. 13493/93 [94]), de handel in cosmetische producten (Richtlijn 76/768/EEG [95]) en de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen (Richtlijnen 76/895/EEG [96], 86/362/EEG [97], 86/363/EEG [98] en 90/642/EEG [99]). De Commissie zal in april 2001 een werkdocument over deze vijfde fase publiceren en de SLIM-teams zullen de desbetreffende wetgeving onderzoeken en in september 2001 hun aanbevelingen presenteren.

[93] PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24.

[94] PB L 148 van 19 juni 1993, blz. 1.

[95] PB L 262 van 27 september 1976, p. 169

[96] PB L 340 van 9 december 1976, blz. 26.

[97] PB L 221 van 7 augustus 1986, blz. 37.

[98] PB L 221 van 7 augustus 1986, blz. 43.

[99] PB L 350 van 14 december 1990, blz. 71.

In het kader van de dialoog met de burgers en het bedrijfsleven heeft de Commissie een nieuwe gids uitgebracht, getiteld "Hoe u in een Europese interne markt van uw rechten gebruik kunt maken" en een feedbackmechanisme voor de bedrijven gelanceerd, om bij het nemen van politieke besluiten beter rekening te kunnen houden met de praktijkervaringen van de bedrijven [100].

[100] Bekijk op de server Europa de volgende adressen: http://europa.eu.int/citizens en http://europa.eu.int/business

Tenslotte heeft de Commissie met de lidstaten aan de verbetering gewerkt van het functioneren van het net van coördinatiecentra en contactpunten voor de interne markt in alle lidstaten [101], om de toepassing van de wetgeving van de interne markt te verbeteren en met name burgers en bedrijven te helpen de problemen op te lossen waarmee zij bij de uitoefening van hun rechten worden geconfronteerd.

[101] Op de site http://europa.eu.int/comm/internal_market/, zie «contactpunten voor de burgers » en «contactpunten voor de bedrijven »

2.10.2. Vrij verkeer van goederen

2.10.2.1. Artikelen 28 en volgende van het EG-Verdrag (ex -artikelen 30 en volgende)

In 2000 is een lichte daling geconstateerd van het aantal dossiers met betrekking tot de belemmeringen voor de handel. Er zijn namelijk 151 nieuwe dossiers geopend, tegen 257 in 1999 (opgemerkt wordt dat ruim een vierde van de dossiers van 1999 betrekking had op de dioxinecrisis, wat de vergelijking moeilijk maakt). Derhalve is het aantal inbreukdossiers waarover geen besluit tot seponering is genomen, gedaald van 345 naar 318 (op 31 december 2000).

De ontwikkeling naar een toenemende complexiteit van de geschillen op het terrein van "het vrije verkeer van goederen" heeft zich doorgezet. In dit verband zijn de met de behandeling van deze geschillen belaste diensten van de Commissie, zoals al jarenlang het geval is, de voorkeur blijven geven aan de dialoog met de nationale autoriteiten, zodat slechts in de gevallen waarin een echte conflictsituatie met die autoriteiten blijft bestaan een inbreukprocedure hoeft te worden ingeleid.

Zo zijn opnieuw pakketvergaderingen met de meeste lidstaten georganiseerd (met uitzondering van België, Finland, Duitsland en Luxemburg). Die vergaderingen hebben nog een keer hun nut en doeltreffendheid bewezen, aangezien van de 138 onderzochte dossiers 56 zijn opgelost en slechts 18 als conflictueus kunnen worden beschouwd. In vijf lidstaten zijn ook praktijkseminars over de toepassing van het beginsel van de onderlinge erkenning georganiseerd, in de marge van de pakketvergaderingen. Gezien het succes en het nut daarvan, zouden in 2001 andere seminars georganiseerd moeten worden om de kennis en praktijk van de onderlinge erkenning door de overheden van de lidstaten te verbeteren. Opgemerkt zij dat in februari 2000 een nieuwe bijeenkomst van de voorzitters van de pakketvergaderingen is georganiseerd.

Naast de pakketvergaderingen hebben de diensten van de Commissie besloten, in overleg met de lidstaten, een nieuwe methode te testen voor een snelle oplossing van de problemen waarmee de burgers van de Gemeenschap te maken hebben, door het in het kader van het Raadgevend comité voor de interne markt opgezette netwerk van contactpunten een aantal dossiers over de problemen inzake de registratie van auto's toe te vertrouwen. Dit nieuwe mechanisme draagt aan het contactpunt van de lidstaat waar zich een registratieprobleem voordoet, eventueel in samenwerking met het contactpunt van het land van herkomst van de betrokken burger, de taak op om binnen drie maanden hetzij voor een verantwoording, hetzij voor een oplossing te zorgen. Pas na het verstrijken van die termijn, als het netwerk faalt, pakken de diensten van de Commissie derhalve het dossier weer op om het op de klassieke manier via de inbreukprocedure te behandelen. In 2001 zal voor het eerst de balans opgemaakt worden van dit nieuwe mechanisme, waarmee sinds midden 2000 geëxperimenteerd is. Bij een positief resultaat kunnen de bevoegdheden van dit netwerk uitgebreid worden tot andere soorten problemen op het gebied van het vrije verkeer van goederen.

Wat betreft de sectoren waarin de Commissie in 2000 het meest heeft moeten optreden, kan een trend tot diversificatie van de klachten worden geconstateerd. De sectoren levensmiddelen en motorvoertuigen blijven namelijk wel veel klachten opleveren, maar ook uit de farmaceutische en fytofarmaceutische sector komen vaak klachten binnen, met name in verband met de parallelimport.

Tot de door de Commissie in 2000 behaalde successen kan men de liberalisering van de handel in scanners voor radioverbindingen in België rekenen, de vereenvoudigde regelgeving inzake parallelimport van medicijnen door Spanje en een vereenvoudigde regelgeving inzake parallelimport voor fytosanitaire producten door Griekenland.

In 2000 heeft de Commissie bij het Hof van Justitie een niet-nakomingsprocedure aanhangig gemaakt tegen Nederland, wat betreft de regelgeving inzake de toevoeging van nutriënten aan voedingsmiddelen (verbodsregeling behoudens vergunning vooraf). Deze regelgeving verbiedt in het algemeen de toevoeging van bepaalde nutriënten, zoals vitamine A, D en foliumzuur, aan voedingsmiddelen, behalve voor bepaalde specifieke producten. De enige mogelijkheid voor de marktdeelnemers om een vrijstelling van dit verbod te verkrijgen is de procedure van vergunning vooraf voor afzonderlijke producten.

Daarnaast heeft de Commissie dit jaar 17 met redenen omklede adviezen verzonden naar Oostenrijk (invoer van geneesmiddelen), België (medische hulpmiddelen voor gehandicapten, terugbetaling van kosten voor medische apparaten), Denemarken (vitaminedrank), Spanje (wetgeving met betrekking tot beurzen en tentoonstellingen, registratie van trekkers van aanhangwagens, bleekwater), Finland (voedingssupplementen met vitaminen), Frankrijk (invoer van geneesmiddelen, invoer van campers), Ierland (parallelimport van geneesmiddelen), Italië (invoer van maritieme apparatuur, delen en kenmerken van aanhangers en opleggers voor landbouwdoeleinden), Griekenland (prijzen van geneesmiddelen, in de handel brengen van hennepproducten), Nederland (parallelimport van fytosanitaire producten) en Zweden (parallelimport van geneesmiddelen).

In 2000 heeft het Hof van Justitie ook arresten gewezen in de door de Commissie tegen de lidstaten ingeleide niet-nakomingsprocedures, in de volgende zaken:

- Arrest van 29 september 2000 "Commissie/Frankrijk" (zaak C-23/99), waarin het Hof heeft beslist dat Frankrijk niet het recht had procedures toe te passen inzake de vasthouding door de douaneautoriteiten op in een lidstaat rechtmatig vervaardigde goederen die bestemd zijn om, na doorvoer over Frans grondgebied, in een andere lidstaat op de markt te worden gebracht, waar zij wettig kunnen worden verhandeld.

- Arrest van 16 november 2000 "Commissie/België" (zaak C-217/99), waarin het Hof heeft geoordeeld dat de Belgische regelgeving, volgens welke de etikettering van voedingsmiddelen waaraan nutriënten zijn toegevoegd een notificatienummer moet bevatten, in strijd is met artikel 28 EG-Verdrag (procedure voor dit soort voedingsmiddelen).

- Arrest van 14 december 2000 "Commissie/Frankrijk" (zaak C-55/99), waarin het Hof heeft beslist dat de Franse regelgeving op grond waarvan een registratienummer moet worden vermeld op de buitenverpakking van medische reagentia en op de bijsluiter van elke reagens, in strijd is met artikel 28 EG. Opgemerkt zij dat het Hof het beroep van de Commissie wat betreft de rechtvaardiging van een registratieprocedure die op alle reagentia van toepassing is verwerpt.

Overigens verdienen enkele prejudiciële uitspraken van het Hof tevens vermelding, vanwege het verband tussen deze uitspraken en de door de Commissie behandelde inbreukdossiers, namelijk:

- Arrest van 13 januari 2000 "Schutzverband" (zaak C-254/98), waarin het Hof heeft bevestigd dat een nationale discriminerende maatregel niet als een verkoopmodaliteit kan worden beschouwd en derhalve onder artikel 28 EG-Verdrag valt. Het ging in het onderhavige geval om een Oostenrijkse maatregel die het bestaan van een vaste inrichting verplicht stelde voor de ambulante verkoop van bakkerijproducten.

- Arrest van 12 september 2000 "Geffroy" (zaak C-366/98), waarin het Hof opnieuw heeft bevestigd dat de artikelen 28 EG-Verdrag en 14 van Richtlijn 79/112/EEG betreffende de etikettering van levensmiddelen (gewijzigd) [102] in de weg staan aan nationale regelgeving die het gebruik van een bepaalde taal verplicht stelt voor de etikettering van levensmiddelen, zonder de mogelijkheid open te houden dat een door de kopers gemakkelijk te begrijpen andere taal wordt gebruikt of dat de consument door andere maatregelen wordt geïnformeerd.

[102] PB L 33 van 8.2.1979, blz. 1.

- Arrest van 12 oktober 2000 "Cidrerie Ruwet" (zaak C-3/99), waarin het Hof heeft beslist dat artikel 28 van het EG-Verdrag zich ertegen verzet dat een lidstaat het in de handel brengen verbiedt van een voorverpakking met een niet in het communautaire gamma genoemd nominaal volume (Richtlijn 75/106/EEG gewijzigd [103]), die in een andere lidstaat rechtmatig geproduceerd en op de markt wordt gebracht, tenzij een dergelijk verbod ertoe strekt de consument te beschermen en het noodzakelijk is en evenredig aan het nagestreefde doel.

[103] PB L 42 van 15.2.1975, blz. 1.

- Arrest van 5 december 2000 "Guimont" (zaak C-448/98), waarin het Hof heeft beslist dat artikel 28 van het EG-Verdrag zich ertegen verzet dat een lidstaat op producten die uit een andere lidstaat worden ingevoerd, een regeling toepast die bepaalt dat uitsluitend kaas met een korst onder de benaming "emmentaler" mag worden verhandeld.

Voorts heeft de Commissie haar informatie- en promotieactiviteiten geïntensiveerd inzake de toepassing van Beschikking nr. 3052/95/EG van het Europees Parlement en de Raad [104], op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen, te melden bij de Commissie. Hoewel het aantal ontvangen meldingen ten opzichte van 1999 meer dan verdubbeld is (65 in plaats van 26), is het nog steeds niet voldoende. Deze constatering en enkele voorstellen tot verbetering worden uitgelicht in het verslag over de toepassing van de beschikking in 1997 en 1998, dat door de Commissie op 7 april 2000 is gepubliceerd.

[104] PB L 321 van 30 december 1995, blz. 1.

Wat betreft het mechanisme voor snel ingrijpen bij ernstige belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen, is het waarschuwingssysteem bedoeld in artikel 3 van verordening (EG) nr. 2679/98 van de Raad van 7 december 1998 inzake de werking van de interne markt wat het vrije verkeer van goederen betreft [105] in 2000 18 keer in werking gesteld. Dit is met name het geval geweest bij de protestacties tegen de 35 -urenweek in Frankrijk en, in verscheidene lidstaten, op het moment van de protesten tegen de stijgingen van de aardolieprijzen.

[105] PB C 337 van 12 december 1998, blz. 8.

2.10.2.2. Begeleidende maatregelen bij de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen op 01.01.93

Nadat de Commissie in 2000 de mededeling van alle nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht [106], en van Richtlijn 96/100/EG [107] tot wijziging van de bijlage bij Richtlijn 93/7/EEG, had ontvangen, is zij met een onderzoek begonnen naar de conformiteit van de door Duitsland en Frankrijk genomen maatregelen.

[106] PB L74 van 27 maart 1993, blz. 74

[107] PB L60 van 1 maart 1997, blz. 59

2.10.2.3. Aansprakelijkheid voor producten met gebreken (Richtlijn 85/374/EEG gewijzigd [108])

[108] PB L 210 van 7 augustus 1995, blz. 29.

De Commissie heeft een niet-nakomingsprocedure aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie tegen Frankrijk en Griekenland wegens non-conformiteit van de nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn.

Richtlijn 1999/34/EG [109] beoogt de regels betreffende de objectieve aansprakelijkheid voor landbouwgrondstoffen uit te breiden. De lidstaten moesten ervoor zorgen dat uiterlijk op 4 december 2000 wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van kracht waren om aan deze richtlijn te voldoen. De nationale regelgeving van een aantal lidstaten (Griekenland, Frankrijk Luxemburg, Oostenrijk, Finland en Zweden) was al van toepassing op landbouwproducten en vergde geen aanpassing. Denemarken heeft omzettingsmaatregelen meegedeeld.

[109] PB L 151 van 4 juni 1999, blz. 1.

Twee prejudiciële zaken zijn bij het Hof in behandeling, waarbij het gaat om de interpretatie van Richtlijn 85/374/EEG. Zaak C-203/99 betreft de verantwoordelijkheid van de overheid voor een ziekenhuis in Denemarken, waar een patiënt geen orgaan voor transplantatie ter beschikking werd gesteld, omdat dit beschadigd was. Zaak C-183/00 betreft de interpretatie van artikel 13 van de richtlijn.

2.10.3. Vrij verrichten van diensten en recht van vestiging

2.10.3.1. Artikelen 43 en volgende, alsmede artikelen 49 en volgende

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies uitgebracht met betrekking tot de Belgische wetgeving over de handelspraktijken en over de voorlichting aan en bescherming van de consument. Deze wetgeving verbiedt namelijk programma's van klantenbinding door middel van premies wanneer die programma's hetzij niet georganiseerd worden door de verkoper van de producten/diensten, hetzij aan de consumenten geen premies van dezelfde aard als de gekochte producten/diensten aanbieden. Dergelijke voorwaarden vormen beperkingen voor het vrij verrichten van diensten in de zin van artikel 49 van het EG-Verdrag; meer in het bijzonder, de feitelijke discriminerende gevolgen van de desbetreffende Belgische wetgeving zijn in strijd met de noodzaak van dergelijke beperkingen ten behoeve van de bescherming van de consument en van eerlijke concurrentie.

Uit de Oostenrijkse wetgeving over ziekenhuizen vloeit voort dat buitenlanders die geen verblijfplaats in Oostenrijk hebben en ook geen lid zijn van een stelsel van sociale zekerheid, hogere tarieven voor verblijf in het ziekenhuis moeten betalen dan Oostenrijkse onderdanen in dezelfde situatie. Deze nationaliteitsvoorwaarde is een discriminatie die strijdig is met de artikelen 12, 39, 43 en 49 van het EG-Verdrag; derhalve is een met redenen omkleed advies aan de Oostenrijkse autoriteiten gezonden.

Op grond van de Ierse, Italiaanse, Luxemburgse en Portugese regelgeving kunnen alleen erkende octrooigemachtigden hun cliënten vertegenwoordigen voor het nationale octrooibureau. Een van de voorwaarden om als vertegenwoordiger te kunnen optreden is het hebben van een woonplaats of kantoor in die lidstaat. Omdat dergelijke eisen in strijd zijn met het beginsel van het vrij verrichten van diensten, bedoeld in artikel 49 van het EG-Verdrag, en ook met het beginsel van de vrijheid van vestiging, bedoeld in artikel 43 van het EG-Verdrag, heeft de Commissie een met redenen omkleed advies met betrekking tot deze belemmeringen aan de betrokken lidstaten gezonden.

Overigens heeft het Hof van Justitie een arrest gewezen op 8 juni 2000 (zaak C-99/264) ten aanzien van een Italiaanse wet tot invoering van vergunningenlijsten voor expediteurs die elke natuurlijke of rechtspersoon die deze werkzaamheid uitoefent verplicht zich in te schrijven in een bijzonder register bij de territoriaal bevoegde kamer van koophandel, en heeft het Hof vastgesteld, overeenkomstig het standpunt van de Commissie dat deze inschrijvingsverplichting een belemmering vormt voor de uitoefening van zijn werkzaamheid door een niet in Italië gevestigde marktdeelnemer die daar zijn werkzaamheid af en toe wil uitoefenen overeenkomstig artikel 49 van het EG-Verdrag.

Het Hof heeft het standpunt van de Commissie eveneens bevestigd door vast te stellen dat in het kader van schoonmaakactiviteiten de door de Italiaanse wet aan bedrijven opgelegde verplichting tot inschrijving in een nationaal of provinciaal ondernemingsregister om hun werkzaamheden te kunnen uitoefenen, een belemmering vormt voor het beginsel van het vrij verrichten van diensten, die niet om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is (arrest van 9 maart 2000, zaak C-98/358)

Naar aanleiding van het besluit van de Commissie om het Hof van Justitie in te schakelen hebben de Portugese autoriteiten de discriminatie op grond van nationaliteit opgeheven die het gevolg was van de regeling die voorwaarden voor het nemen van luchtfoto's stelt in het kader van het verrichten van diensten; derhalve heeft de Commissie afstand van instantie gedaan wat deze zaak betreft.

Op het gebied van diensten inzake particuliere beveiliging heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 9 maart 2000 (zaak C-98/355) vastgesteld dat de eis in de Belgische regelgeving dat de exploitatiezetel op Belgisch grondgebied moet zijn gevestigd niet verenigbaar is met de bepalingen van de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag en heeft het daarmee het standpunt van de Commissie gevolgd. Op hetzelfde gebied heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gezonden naar Portugal, want alleen ondernemingen met een hoog maatschappelijk kapitaal die in dat land zijn gevestigd kunnen de vereiste vergunning verkrijgen voor het uitoefenen van hun werkzaamheid, hetgeen niet alleen een beperking is voor een aantal ondernemingen, maar ook natuurlijke personen uitsluit.

2.10.3.2. Financiële diensten

Dialoog met de nationale autoriteiten

Om de administratieve samenwerking te verbeteren en spoedig oplossingen te vinden voor de ontdekte problemen, heeft de Commissie in 2000 regelmatig contact onderhouden met de nationale autoriteiten, zowel in het kader van de institutionele comités (Raadgevend Comité voor het Bankwezen, Comité voor het Verzekeringswezen, Contactcomité Instelling voor Collectieve Belegging in Effecten - ICBE), als in het kader van ad hoc-groepen voor de interpretatie van richtlijnen (groep van nationale deskundigen op het terrein van betalingssystemen, werkgroepen technische interpretatie bankrichtlijnen, verzekeringsrichtlijnen, richtlijn "kapitaaltoereikendheid", enz.) en van groepen op hoog niveau (High Level Security Supervisors Committee voor het effectenbedrijf).

Nationale uitvoeringsmaatregelen

In de banksector zijn in 2000 drie richtlijnen in werking getreden: Richtlijn 98/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen [110], Richtlijn 98/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 tot wijziging, met betrekking tot door hypotheek gedekte waardepapieren, van Richtlijn 89/647/EEG van de Raad betreffende een solvabiliteitsratio voor kredietinstellingen [111] en van Richtlijn 98/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 tot wijziging van artikel 12 van Richtlijn 77/780/EEG van de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, van de artikelen 2, 5, 6, 7 en 8 en de bijlagen II en III van Richtlijn 89/647/EEG van de Raad betreffende een solvabiliteitsratio voor kredietinstellingen, en van artikel 2 en bijlage II van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen [112].

[110] PB L 204 van 21 juli 1998, blz.13

[111] PB L 204 van 21 juli 1998, blz.26

[112] PB L 204 van 21 juli 1998, blz.29

Aan Frankrijk en Griekenland is een aanmaningsbrief gezonden vanwege niet-mededeling met betrekking tot deze drie richtlijnen. Portugal heeft een aanmaningsbrief gekregen wegens niet-mededeling van betrekking tot de richtlijnen 98/31/EG en 98/32/EG, terwijl Spanje is aangemaand wegens niet-omzetting van Richtlijn 98/32/EG.

Op verzekeringsgebied heeft de Commissie een met redenen omkleed advies naar negen lidstaten gezonden (Oostenrijk, België, Finland, Frankrijk, Griekenland Italië, Luxemburg, Portugal en het Verenigd Koninkrijk), die Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep [113] nog steeds niet hebben omgezet in intern recht. De bepalingen van deze richtlijn hadden uiterlijk op 5 juni 2000 in nationaal recht moeten worden omgezet en de beginselen daarvan hadden moeten worden toegepast op de jaarrekening voor het boekjaar dat op 1 januari 2001 begint. Wat betreft de lidstaten die de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn al hebben goedgekeurd, gepubliceerd en aan de Commissie hebben medegedeeld (Ierland, Nederland en Spanje voor de verstrijking van de omzettingstermijn, Denemarken en Zweden na een aanmaningsbrief; naar verluidt staat Duitsland, eveneens na ontvangst van een aanmaningsbrief, op het punt zijn wetsvoorstel goed te keuren), is de Commissie bezig met de analyse van de conformiteit van de gemelde wettelijke bepalingen.

[113] PB L 330 van 5 december 1998, blz. 1.

Op het terrein van de effecten heeft de Commissie de in 1998 ingeleide procedure tegen Oostenrijk, Frankrijk en Portugal wegens niet-omzetting van Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake beleggerscompensatiestelsels [114], zonder verdere stappen kunnen beëindigen. Met betrekking tot dezelfde richtlijn heeft zij haar besluit tot inschakeling van het Hof van Justitie opgeschort inzake Luxemburg, dat haar zijn omzettingswet heeft gemeld, en heeft zij een procedure ingeleid tegen het Verenigd Koninkrijk, aan welk land zij in december 2000 besloten heeft een met redenen omkleed advies te zenden wegens niet-omzetting voor het grondgebied van Gibraltar.

[114] PB L 84 van 26 maart 1997, blz. 22.

Op het terrein van de betalingssystemen zijn in de loop van 1999 twee richtlijnen van kracht geworden: Richtlijn 97/5/EG betreffende grensoverschrijdende overmakingen [115] en Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen [116].

[115] PB L 43 van 14.2.1997, blz. 25.

[116] PB L 166 van 11 juni 1998, blz. .45.

Richtlijn 97/5/EG beoogt grensoverschrijdende overmakingen van geringe bedragen (tot 50. 000 euro) te bespoedigen en minder duur te maken en verplicht banken regels betreffende doorzichtigheid voor en na de overmakingen na te leven; ook worden verplichtingen met betrekking tot overmakingen vastgelegd (termijnen, verbod op tweemaal aanrekenen van kosten, terugbetaling van niet door de begunstigde ontvangen overmakingen). Deze richtlijn moest uiterlijk 14 augustus 1999 worden omgezet. Alle lidstaten die in 1999 hun omzettingsmaatregelen niet hadden medegedeeld, hebben dit in de loop van 2000 gedaan. In de ingeleide inbreukprocedures is derhalve van verdere stappen afgezien.

Richtlijn 98/26/EG heeft tot doel de systeemrisico's te beperken in betalings- en effectenafwikkelingssystemen. De beperking van deze risico's is onontbeerlijk voor het goede functioneren van de systemen en voor verbetering van de doelmatigheid daarvan. De richtlijn voorziet in regels op het gebied van compensatie en garanties en bepaalt welk recht bij insolventie toepasselijk is op de rechten en verplichtingen in een systeem en dat insolventieprocedures geen terugwerkende kracht mogen hebben.

Richtlijn 98/26/EG had uiterlijk 11 december 1999 in nationaal recht omgezet moeten zijn. Op 31 december 2000 zijn nationale uitvoeringsmaatregelen aan de Commissie medegedeeld door alle lidstaten behalve Luxemburg, Frankrijk en Italië. Per brief van 13 juli 2000 zijn tegen deze drie lidstaten inbreukprocedures ingeleid.

Gevallen van non-conformiteit

In de banksector heeft het Hof op 1 december 1998 [117] een arrest gewezen in de zaak Ambry. Volgens het Franse recht moet voor het verkrijgen van een vergunning om het beroep van reisagent uit te oefenen, een onmiddellijk opeisbare financiële garantie worden afgegeven. Indien de instelling die de garantie afgeeft in een andere lidstaat is gevestigd, moet deze instelling volgens de Franse wet een overeenkomst hebben met een Franse bank of een Franse verzekeringsmaatschappij. Het Hof heeft besloten dat een dergelijke verplichting een ongerechtvaardigde beperking inhoudt van het beginsel van het vrij verrichten van diensten. Omdat de Franse autoriteiten niet gereageerd hebben op een aanmaningsbrief, is hun een met redenen omkleed advies toegezonden. Naar aanleiding van dit advies heeft Frankrijk maatregelen genomen om zich naar het genoemde arrest te voegen, en de Commissie heeft deze zaak geseponeerd.

[117] Zaak 410/96, Jurisprudentie 1998 blz. 7875.

Op het gebied van verzekeringen heeft de onjuiste omzetting van de richtlijnen in 2000 tot twee arresten van het Hof geleid. Het eerste constateert dat België de derde richtlijn "schadeverzekering" [118] niet op de juiste wijze heeft omgezet, door alle verzekeringskassen of -ondernemingen die arbeidsongevallen dekken, ook wanneer het gaat om kassen of ondernemingen met winstoogmerk die voor eigen risico optreden, uit te sluiten van de werkingssfeer van de nationale uitvoeringswet [119]; de Belgische autoriteiten hebben bij hun reactie op een aanmaning uit hoofde van artikel 228 van het EG-Verdrag een voorontwerp gevoegd van een wet houdende aanpassing van de verzekering tegen arbeidsongevallen, die na aanneming het Belgische recht in overeenstemming met de richtlijn zal brengen. In het tweede arrest, tegen Frankrijk [120], heeft het Hof bepaald dat de verplichting om systematisch de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen mee de te delen waarvan een onderneming op haar grondgebied gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers een eis vormt die in strijd is met het vrij verhandelen van verzekeringsproducten in de Gemeenschap, iets wat de derde verzekeringsrichtlijnen beogen te waarborgen [121]; naar aanleiding van dit arrest is een aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 228 EG-Verdrag naar de Franse autoriteiten verzonden, die hun voornemen om zich naar het arrest van het Hof te voegen hebben bevestigd (inmiddels worden de "inlichtingenformulieren" door de bevoegde instellingen in hun dagelijkse praktijk niet meer geëist).

[118] Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) - PB L 228 van 11 augustus 1992, blz.1

[119] Arrest van het Hof van 18 mei 2000 in de zaak C-206/98, Commissie tegen. Frankrijk (nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).

[120] Arrest van het Hof van 11 mei 1999 in de zaak C-296/98, Commissie tegen. Frankrijk (nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).

[121] Richtlijn 92/49/EEG (op. cit.) en Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde levensverzekeringsrichtlijn) - PB L 360 9 december 1992, blz. 1

Wat betreft de zaak over de niet-mededeling door Frankrijk van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de "Code de la Mutualité" aan te passen aan de eisen van het Gemeenschapsrecht [122], hebben de Franse autoriteiten in hun antwoord op het met redenen omkleed advies uit hoofde van artikel 228 EG-Verdrag te kennen gegeven dat de regering, zodra zij gemachtigd is, een termijn van maximaal vier maanden nodig heeft om het nieuwe wetgevingskader goed te keuren dat van toepassing is op de "mutuelles", hetgeen begin 2001 wordt verwacht

[122] Arrest van het Hof van 16 december 1999 in de zaak C-239/98, Commissie tegen Frankrijk (Jurispr. 1999, p. I-8935)

De aanneming door de Italiaanse regering op 28 maart 2000 van wetsbesluit nr. 70/2000 (later geconverteerd in een wet bij conversiewet nr. 137 van 26 mei 2000), tot invoering van het bevriezen van de tarieven van de overeenkomsten voor wettelijke autoaansprakelijkheidsverzekering, heeft tot een dringende reactie van de Commissie geleid, die een procedure heeft ingeleid voor herstel van het vrij verhandelen van verzekeringsproducten, bedoeld in de derde schadeverzekeringsrichtlijn (92/49/EEG), die het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten implementeert. De Commissie oordeelde dat het bevriezen van de prijzen geen deel uitmaakt van een algemeen systeem van prijscontrole en ook niet gerechtvaardigd wordt door overwegingen van algemeen belang.

Ingevolge de tegen Luxemburg ingeleide procedure betreffende de regelgeving inzake het bureau en het garantiefonds van motorrijtuigenverzekeraars - die aan het begin van elke jaarlijkse activiteitenperiode de betaling eiste van niet terug te betalen forfaitaire bijdragen aan alle leden-verzekeraars, ongeacht of zij in Luxemburg waren gevestigd dan wel als dienstverrichters vanuit ander lidstaten opereerden -, is deze regelgeving gewijzigd om haar in overeenstemming te brengen met de bepalingen van richtlijn 90/618/EEG [123], dat wil zeggen dat de berekening geschiedt op basis van de daadwerkelijk geïnde ontvangsten of het aantal daadwerkelijk gedekte risico's in Luxemburg. Derhalve is de procedure zonder verdere stappen beëindigd. Een andere procedure, tegen het Verenigd Koninkrijk, op het gebied van de verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen, is zonder verdere stappen beëindigd na wijziging van de Britse wetgeving.

[123] PB L 330 van 29 november 1990, p. 44

Tenslotte wordt de procedure tegen Spanje voortgezet in verband met de met de bepalingen van het EG-Verdrag betreffende het vrij verrichten van diensten (artikel 49) strijdige verplichting dat voorafgaandelijk toestemming dient te worden verkregen voor het uitoefenen van het beroep van verzekeringsagent op Spaans grondgebied. Beklemtoond moet echter worden dat een voorstel voor een richtlijn betreffende verzekeringsbemiddeling die de geldende richtlijn van 1976 moet vervangen, op 20 september 2000 [124] door de Commissie is gepresenteerd.

[124] COM (2000) 511 def.

Gevallen van onjuiste toepassing

Voor het jaar 2000 moeten vier gevallen van onjuiste toepassing van de wetgeving in de banksector worden gemeld.

Twee zaken betreffen Italië. In het eerste geval betreft het een vermoeden van discriminatie op basis van nationaliteit bij de terugbetaling van belastingkredieten aan banken in Italië. Een met redenen omkleed advies is gericht aan deze lidstaat, teneinde vast te stellen welke criteria zijn gehanteerd bij het opstellen van de lijst op basis waarvan deze kredieten zijn terugbetaald. In het tweede geval gaat het om de bronbelasting over de kredietrente. De Commissie stelt een onderzoek in om na te gaan of de Italiaanse wetgeving kredietinstellingen van andere lidstaten discrimineert in vergelijking tot de in Italië gevestigde kredietinstellingen. De Italiaanse autoriteiten is schriftelijk verzocht om nadere gegevens. Tot nu toe is daarop geen reactie ontvangen.

Na in 1999 een aanmaningsbrief aan de Griekse autoriteiten te hebben gezonden, heeft de Commissie in 2000 een brief met het verzoek om aanvullende informatie gezonden. Deze autoriteiten verlenen overheidsgaranties voor leningen aan ondernemingen in bepaalde kansarme gebieden in Griekenland. Uit aan de Commissie verstrekte gegevens blijkt dat dergelijke garanties alleen worden gegeven aan in Griekenland gevestigde kredietinstellingen. Leningen die worden verstrekt door in andere lidstaten van de Unie gevestigde instellingen op basis van het vrij verrichten van diensten komen niet voor dergelijke garanties in aanmerking. Het antwoord op de brief wordt momenteel onderzocht.

Tenslotte betreft een vermeende inbreuk Frankrijk. De Commissie heeft deze lidstaat schriftelijk om informatie verzocht, omdat blijkt dat Frankrijk Franse kredietinstellingen - of vestigingen van instellingen van andere lidstaten - niet toestaat rente te betalen over lopende rekeningen. Op deze brief heeft de Commissie geen antwoord ontvangen.

In de verzekeringssector is een met redenen omkleed advies naar Griekenland gezonden, om de aandacht van de autoriteiten van dit land te vestigen op de toepassing van de regels met betrekking tot de levering van een verzekering tegen panne op Grieks grondgebied door verzekeraars uit andere lidstaten. Die regels staan namelijk in de weg aan de goede werking van de interne verzekeringsmarkt en schenden niet alleen de bepalingen van de verzekeringsrichtlijnen, maar ook de bepalingen van het EG-Verdrag over de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten. De procedure tegen Duitsland in verband met het verbod van cumulatie van de ziektekostenverzekering met andere verzekeringstakken, die geacht wordt strijdig te zijn met de bepalingen van de derde richtlijn "schadeverzekeringsbranche", wordt voortgezet

De zogenaamde zaak "Champalimaud", die tot de inleiding van een procedure tegen Portugal had geleid als gevolg van de weigering van de Portugese autoriteiten om een overeenkomst te aanvaarden betreffende een gekwalificeerde deelneming van een Spaans bankconcern aan het Portugese concern, is opgelost en geseponeerd.

In de effectensector heeft de Commissie de twee in 1998 tegen Italië (artikel 49 en 56) en tegen Frankrijk (artikel 43, 49 en 56) ingeleide procedures wegens nationale fiscale maatregelen die ertoe leiden dat hun binnenlandse effectenbeurzen worden bevoordeeld ten nadele van effectenbeurzen van andere lidstaten van de Europese Unie, zonder verdere stappen kunnen beëindigen. Naar aanleiding van het naar beide landen in oktober 1999 gezonden met redenen omklede advies hebben deze twee lidstaten namelijk begin 2000 aan de Commissie de tekst medegedeeld van in december 1999 aangenomen wetten waarin de bepalingen in kwestie worden gewijzigd. In een andere, wat betreft de beginselen tamelijk vergelijkbare zaak, heeft de Commissie in een in 1999 ingeleide procedure (artikel 49 en 56), een met redenen omkleed advies gezonden naar Oostenrijk [125]. De bepalingen in kwestie zijn vrijstellingen en fiscale voordelen voor uitsluitend Oostenrijkse investeringsfondsen, ten nadele van de investeringsfondsen van de andere lidstaten.

[125] IP/00/1203 van 24 oktober 2000.

2.10.3.3. Postdiensten

In de inbreukprocedures tegen Ierland en Luxemburg wegens niet-omzetting van Richtlijn 97/67/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst [126] is van verdere stappen afgezien. Alle lidstaten hebben inmiddels deze richtlijnen omgezet en de nationale omzettingsmaatregelen medegedeeld.

[126] PB L 15 van 21 januari 1998, blz. 14

2.10.3.4. Commerciële mededelingen

De Commissie heeft het onderzoek van de lopende inbreukprocedures voortgezet. Zij heeft de dialoog met de Franse autoriteiten op het hoogste niveau voortgezet over de uitlegging van de wet-Evin, die televisiereclame voor alcoholische dranken verbiedt, in het specifieke geval van sportevenementen in het buitenland, die in Frankrijk worden uitgezonden. In het kader van deze procedure is in 1997 een met redenen omkleed advies verzonden.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gezonden naar Duitsland met betrekking tot de Duitse wetgeving inzake premies en kortingen. Daarna is de Commissie op de hoogte gesteld van een wetsvoorstel dat een einde zou maken aan de in het met redenen omklede advies genoemde bepalingen. De Commissie volgt deze ontwikkeling van nabij.

Naar aanleiding van een klacht van een ondernemer heeft de Commissie op 24 juli 2000 een met redenen omkleed advies naar Frankrijk gezonden met betrekking tot de Franse wetgeving inzake de distributie van catalogussen voor veilingen. De Commissie was van mening dat die wetgeving, in strijd met de artikelen 49 en volgende van het Verdrag, het houden van veilingen in Frankrijk bevoordeelde.

2.10.3.5. Media

De Commissie heeft geconstateerd dat naar aanleiding van een met redenen omkleed advies aan België in verband met de belemmering van het vrij verrichten van diensten als gevolg van de heffing van belasting op schotelantennes door verscheidene gemeenten, de meeste gemeenten de belasting in kwestie hebben afgeschaft. In een aantal gemeenten loopt de kwestie van de terugbetaling van geïnde belasting nog.

2.10.4. Ondernemingsklimaat

2.10.4.1. Overheidsopdrachten

Om de goede werking van de interne markt op het gebied van overheidsopdrachten te verzekeren, is het onontbeerlijk dat de regels in alle lidstaten uniform worden toegepast en nageleefd. In haar mededeling over overheidsopdrachten [127] heeft de Commissie een reeks maatregelen ter waarborging van de naleving van het Gemeenschapsrecht aangekondigd.

[127] Document COM (98) 143, Mededeling van de Commissie van 11 maart 1998: De overheidsopdrachten in de Europese Unie, zie met name punt 2.2.

In het kader van die maatregelen heeft de Commissie erkend dat een meer systematische en horizontale aanpak bij de behandeling van gevallen van niet-nakoming van de regels betreffende overheidsopdrachten noodzakelijk is, alsmede een niet-willekeurige reactie op ontvangen klachten. Tegen die achtergrond heeft de Commissie de lidstaten benaderd om inbreuken te voorkomen, bijvoorbeeld bij de voorbereiding van grote evenementen (zoals de Olympische Spelen, grote exposities en culturele manifestaties, enz.) of bij de planning van grote infrastructurele projecten met een speciaal belang vanuit overheidsopdrachten bezien. Overigens heeft de Commissie in geval van zeer ernstige inbreuken die haar op welke wijze dan ook ter kennis zijn gebracht, het initiatief genomen de procedure krachtens artikel 226 in te leiden. Tenslotte is de Commissie, wanneer een aan haar gemeld geval een algemeen toepassingsprobleem opwierp, de situatie in alle lidstaten nagegaan om alle soortgelijke inbreuksituaties vast te kunnen stellen. Zo hebben de diensten van de Commissie besloten, nadat ze de problematiek van de autosnelwegen in Italië en Frankrijk hadden behandeld, de kwestie van de aanleg en het beheer van de autosnelwegen in alle andere lidstaten te bestuderen. In het kader van dat "horizontale onderzoek" hebben de diensten van de Commissie de lidstaten om informatie verzocht op grond waarvan zij kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van inbreuken op het Gemeenschapsrecht.

In haar bovengenoemde mededeling heeft de Commissie tevens de lidstaten gevraagd onafhankelijke autoriteiten aan te wijzen die deskundig zijn op het gebied van overheidsopdrachten en die als referentiepunt kunnen dienen voor een snelle en informele oplossing van problemen inzake toegang tot de opdrachten. Enkele lidstaten, bijvoorbeeld Italië, hebben gehoor gegeven aan dat verzoek. De Commissie kan de andere lidstaten alleen maar aanmoedigen dit voorbeeld te volgen. De Commissie heeft immers niet voldoende mensen en middelen om alle problemen die zich voordoen op te lossen, zonder zich aan haar taak als hoedster van het Gemeenschapsrecht te onttrekken. Een dergelijke decentralisatie van de behandeling van de gevallen op nationaal niveau beoogt de Commissie te ontlasten van een deel van de geschillen die haar momenteel worden voorgelegd. Daardoor kan zij zich concentreren op het opstellen van wetsvoorstellen en op de behandeling van de gevallen met gevolgen op Europees niveau of waarin belangrijke interpretatiekwesties gesteld worden, terwijl de klagers voor de oplossing van hun geschillen op nationaal niveau terechtkunnen. Met ditzelfde doel voor ogen verleent de Commissie steun en neemt zij deel aan een proefproject voor de coördinatie en samenwerking tussen de overheden van de lidstaten, dat op initiatief van Denemarken in 1998 in het leven is geroepen.

Tenslotte heeft de Commissie in haar mededeling over overheidsopdrachten ook de noodzaak van verduidelijking van de regels erkend zodat ze makkelijker toegepast kunnen worden. Zo heeft de Commissie op een belangrijk terrein voor de interne markt, zoals de concessies, een interpretatieve mededeling [128] gepubliceerd waarin de regels en beginselen worden uitgelegd die op dit fenomeen van toepassing zijn. Over deze interpretatieve mededeling is vooraf uitvoerig overleg gepleegd met de belangrijkste politieke en economische actoren.

[128] Interpretatieve mededeling van 24 april 2000 Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht, PB C 121 van 29 april 2000

De niet-nakomingsprocedure krachtens artikel 226 van het Verdrag blijft een essentieel instrument voor de Commissie om de naleving van het Gemeenschapsrecht te waarborgen. Hieronder worden de belangrijkste acties vermeld die de Commissie in 2000 met gebruikmaking van dit instrument heeft ondernomen.

Voorwaarde voor de voltooiing van de interne markt op een kernterrein van de Europese economie, zoals overheidsopdrachten, is in de eerste plaats een correcte omzetting van de op dit gebied goedgekeurde richtlijnen. Een aantal richtlijnen op het gebied van overheidsopdrachten was in 2000 echter nog steeds niet omgezet. In verband met Richtlijn 97/52/EG en Richtlijn 98/04/EG, die betrekking hebben op richtlijnen inzake traditionele gebieden [129] respectievelijk bijzondere sectoren [130] en waarin bepaalde regels van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten zijn opgenomen, worden de procedures wegens niet-omzetting voortgezet tegen Oostenrijk, Frankrijk, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk.

[129] Richtlijnen 93/36/EEG, 93/37/EEG en 92/50/EEG betreffende respectievelijk de gunning van opdrachten voor de levering van goederen, bouwwerkzaamheden en diensten.

[130] Richtlijn 93/38/EEG betreffende de gunning van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie.

Naar aanleiding van het onderzoek van de medegedeelde nationale maatregelen zijn in totaal 12 procedures wegens niet-conformiteit ingeleid, waarvan er 8 ten minste in het stadium van het met redenen omklede advies verkeren. Sommige van deze gevallen hebben betrekking op principekwesties die een hinderpaal kunnen vormen voor het openstellen van de overheidsopdrachten in de betrokken lidstaten.

Overigens moet ook als de omzetting heeft plaatsgevonden erop worden toegezien dat de bepalingen correct worden toegepast. De Commissie heeft haar controle op de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht bij bijzondere aanbestedingsprocedures voortgezet, met name aan de hand van klachten en door middel van analyse en follow-up van de ambtshalve ontdekte gevallen.

In dit verband heeft zij in de loop van het jaar 333 dossiers behandeld, waaronder 140 nieuwe gevallen. 74 dossiers konden worden geseponeerd, in de meeste gevallen omdat de aanbestedende diensten of de autoriteiten waar zij onder vallen, maatregelen hadden genomen om de onregelmatigheden te verhelpen. De procedure van dialoog en overleg ("pakketvergaderingen") die is ingesteld om de lidstaten de mogelijkheid te bieden voor de lopende geschillen in onderlinge overeenstemming oplossingen te zoeken die verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, heeft beslist bijgedragen aan dit resultaat.

Enkele voorbeelden.

Naar aanleiding van de tussenkomst van de diensten van de Commissie hebben verscheidene aanbestedende diensten procedures voor overheidsopdrachten geannuleerd. Zo is bijvoorbeeld in Frankrijk een opdracht voor de levering van hoogfrequentiemasten geannuleerd. De Commissie had een procedure ingeleid omdat de aanbestedende dienst had geëist dat een onderneming uit de Europese Unie Franse certificaten zou voorleggen ter ondersteuning van haar aanvraagdossier. Een andere Franse opdracht is eveneens gedeeltelijk geannuleerd: De Franse autoriteiten hebben de door de Commissie gemaakte analyse geaccepteerd, volgens welke het ADEME (agence de l'environnement et de la maîtrise de l'énergie: agentschap voor het milieu en de energiebeheersing) een aanbestedende dienst is die aan de regels van de communautaire richtlijnen met betrekking tot overheidsopdrachten onderworpen is.

Overigens is op de diensten van de Commissie een beroep gedaan in verband met een klacht tegen de stad Wenen vanwege het feit dat zij de dienstverleningsopdracht voor verzekeringen voor de appartementen waarvan zij eigenares is, niet publiceerde maar al jaren aan dezelfde maatschappij verleende. Naar aanleiding van de tussenkomst van de Commissie, met name na de dialoog met de Oostenrijkse autoriteiten in het kader van een "pakketvergadering", hebben die autoriteiten zich ertoe verplicht de desbetreffende contracten vanaf 2001 deel uit te laten maken van een oproep tot mededinging.

Een ander Oostenrijks geval betreffende een contract dat nooit deel heeft uitgemaakt van een oproep tot mededinging en dat sinds 1945 aan dezelfde onderneming werd gegund, kon worden opgelost via de tussenkomst van de diensten van de Commissie. Dit contract, een concessie voor dienstverlening, is niet onderworpen aan de communautaire richtlijnen over overheidsopdrachten, maar aan de regels van het Verdrag. Derhalve hebben de Oostenrijkse autoriteiten voor transparantie gekozen en een uitnodiging tot inschrijving in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd.

In het kader van een klacht tegen de Duitse Bondsdienst voor militaire technologie en overheidsopdrachten (Bundesamt für Wehrtechnik und Beschaffung), hebben de Duitse autoriteiten naar aanleiding van een met redenen omkleed advies van de Commissie erkend dat het Gemeenschapsrecht was geschonden. Tegelijkertijd hebben zij de Commissie medegedeeld dat de aanbestedende dienst in kwestie de opdracht heeft gekregen de regels over overheidsopdrachten strikt toe te passen, en met name in de documenten van de opdracht de clausule over equivalentie van producten systematisch te vermelden.

De Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies te zenden naar Italië inzake een overheidsopdracht voor dienstverlening die is gegund volgens een versnelde procedure via onderhandelingen na voorafgaande bekendmaking, gelanceerd door het Ministerie van Schatkist, Begroting en Economische Programma's, ten behoeve van het verrichten van diensten voor technische en administratieve bijstand in verband met de voorbereiding van zogenoemde "territoriale werkgelegenheidspacten". De genoemde procedure bevatte verscheidene schendingen van Richtlijn 92/50/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening. Naar aanleiding van de actie van de Commissie hebben de Italiaanse autoriteiten een einde gemaakt aan de schendingen van het Gemeenschapsrecht door opschorting van de aan de initiatiefnemers van de pacten verleende vergunning om gebruik te maken van de door de overheid gecontroleerde maatschappijen.

Andere zaken zijn bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt.

Zo heeft de Commissie bijvoorbeeld besloten het Hof in te schakelen tegen Frankrijk wegens onvolledige omzetting van de Richtlijnen 97/52/EG en 98/4/EG die de richtlijnen over overheidsopdrachten wijzigen naar aanleiding van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten. Frankrijk is tevens veroordeeld in een zaak met betrekking tot opdrachten voor elektrificatie- en straatverlichtingswerken in het departement Vendée. De aanbestedende dienst had alle opdrachten namelijk gesplitst en daardoor een groot deel daarvan onttrokken aan de verplichting inzake oproep tot mededinging, bedoeld in Richtlijn 93/38/EEG.

Tevens heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen tegen Duitsland wegens twee opdrachten voor dienstverlening die zonder voorafgaande bekendmaking werden gegund door respectievelijk de stad Braunschweig en de gemeente Bockhorn. Hoewel Duitsland heeft toegegeven in strijd met de communautaire richtlijnen te hebben gehandeld, heeft de Commissie tot inschakeling van het Hof besloten, aangezien de inbreuk consequenties blijft hebben omdat de contracten een looptijd van 30 jaar hebben.

Overigens heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen voor een geval met betrekking tot België, waar een overheidsopdracht voor dienstverlening inzake fotografie van de Belgische kust aan een bedrijf was gegund zonder voorafgaande bekendmaking.

2.10.4.2. Gegevensbescherming

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [131] en Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gegevensbescherming in de telecommunicatiesector [132] moesten uiterlijk op 25 oktober 1998 omgezet zijn.

[131] PB L 281 van 23 november 1995, blz. 31

[132] PB L 24 van 30 januari 1998, blz. 1

Elf lidstaten hebben de nationale omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 95/46/EG medegedeeld. De maatregelen worden onderzocht om vast te stellen of het om volledige en juiste omzettingen gaat. De Commissie heeft besloten bij het Hof van Justitie een vordering in te dienen tegen alle lidstaten die geen omzettingsmaatregelen hebben medegedeeld, namelijk Duitsland, Frankrijk, Ierland en Luxemburg.

Wat betreft Richtlijn 97/66/EG, zie punt 2.7. Informatiemaatschappij

2.10.4.3. Intellectuele eigendom

Industriële eigendom

Op het gebied van de industriële eigendom zijn thans drie richtlijnen van kracht. Het gaat om Richtlijn 89/104/EEG van de Raad betreffende het merkenrecht [133] en de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen [134] en 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen [135].

[133] PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1.

[134] PB L 213 van 30 juli 1998, blz.13

[135] PB L 289 van 28 oktober 1998, blz. 28.

Krachtens de richtlijn betreffende het merkenrecht verleent het ingeschreven merk de houder ervan een uitsluitend recht, op grond waarvan deze iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van het betrokken teken in het economisch verkeer mag verbieden. De harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de nationale merken is niet volledig, doch blijft beperkt tot de aspecten die een rechtstreekse invloed hebben op de werking van de interne markt. Buiten de geharmoniseerde aspecten blijven de lidstaten volledig vrij in het bepalen van de regeling die het best bij hun traditie past, met name ten aanzien van de procedurele aspecten. Thans hebben alle lidstaten de maatregelen tot omzetting van deze richtlijn medegedeeld.

Aangezien een uiteenlopende ontwikkeling van de nationale wetgevingen inzake de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen in de Gemeenschap de industriële ontwikkeling van deze uitvindingen en de goede werking van de interne markt nadelig kan beïnvloeden, werd communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk geacht. Het werd echter niet nodig geacht een specifiek recht te creëren dat de plaats zou innemen van het nationale octrooirecht. Het communautaire raamwerk kan beperkt blijven tot de omschrijving van een aantal beginselen die ten doel hebben het verschil aan te geven tussen uitvindingen en ontdekkingen op het vlak van de octrooieerbaarheid van bepaalde delen van menselijke oorsprong, tot de omvang van de bescherming die door een octrooi op een biotechnologische uitvinding wordt geboden, tot de mogelijkheid om de schriftelijke uiteenzetting aan te vullen met een depot, en tot de mogelijkheid wegens afhankelijkheid tussen plantenrassen en uitvindingen niet-exclusieve dwanglicenties te verkrijgen. De lidstaten moesten Richtlijn 98/44/EG uiterlijk op 30 juli 2000 in nationale wetgeving omzetten. Tot nu toe hebben drie lidstaten (Denemarken, Finland, Ierland) hun nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn medegedeeld.

De harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van modellen is, evenals de harmonisatie van de wetgevingen op het gebied van de nationale merken, niet volledig, doch blijft beperkt tot bepaalde aspecten die de meest rechtstreekse invloed hebben op de werking van de interne markt. Hierbij gaat het om identieke voorwaarden voor de inschrijving van een model, een eenvormige omschrijving van het begrip "model" en van de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter waaraan een model moet voldoen om te kunnen worden ingeschreven, en een gelijkwaardige bescherming in alle lidstaten. Buiten de geharmoniseerde aspecten blijven de lidstaten volledig vrij in het bepalen van de regeling die het best bij hun traditie past. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat uiterlijk 28 oktober 2001 wettelijke bepalingen van kracht zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

Auteursrecht en naburige rechten

Op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten zijn zes richtlijnen van kracht (87/54/EEG topografieën van halfgeleiderproducten [136], 91/250/EEG computerprogramma's [137], 92/100/EEG verhuurrecht en uitleenrecht [138], 93/83/EEG kabel en satelliet [139], 93/98/EEG beschermingstermijn [140], 96/9/EG databanken [141]).

[136] PB L 24 van 27 januari 1987, blz. 36

[137] PB L 122 van 17 mei 1991, blz. 42.

[138] PB L 346 van 27 november 1992, blz. 61

[139] PB L 248 van 6 oktober 1993, blz. 15.

[140] PB L 290 van 24 november 1993, blz. 9

[141] PB L 77 van 27 maart 1996, blz. 20.

Nationale uitvoeringsmaatregelen

Alle lidstaten hebben nu nationale maatregelen medegedeeld tot uitvoering van de eerste vijf richtlijnen, met uitzondering van Ierland, tegen welk land eind 1999 twee arresten zijn gewezen wegens niet-mededeling van de nationale maatregelen tot uitvoering van Richtlijn 92/100/EEG (zaak C-213/98 [142]) en van Richtlijn 93/83/EEG (zaak C-212/98 [143]).

[142] Arrest van 12 oktober 1999, Jurispr. 1999, blz. I-6973.

[143] Arrest van 25 november 1999, Jurispr. 1999, blz. I-8571.

Wat betreft de richtlijn "databanken", die uiterlijk 1 januari 1998 moest zijn omgezet, hebben dertien lidstaten maatregelen medegedeeld. Inbreukprocedures wegens niet-mededeling hebben de fase van aanhangigmaking bij het Hof van Justitie bereikt wat betreft Griekenland, Luxemburg en Portugal. Griekenland en Portugal hebben nationale uitvoeringsmaatregelen medegedeeld en zijn aldus tijdens de referentieperiode hun verplichtingen nagekomen. De tegen hen ingeleide inbreukprocedures konden derhalve zonder verdere stappen worden beëindigd. Daarentegen heeft het Hof tegen Luxemburg op 13 april 2000 een arrest wegens niet-nakoming gewezen (zaak C-348/99 [144]). Omdat de Commissie tot nu toe geen antwoord van de Luxemburgse autoriteiten heeft ontvangen, zet zij de inbreukprocedure krachtens artikel 228 van het Verdrag voort. Zaak C-370/99 tegen Ierland is nog steeds bij het Hof aanhangig.

[144] Jur. 2000 blz. I-2917 (Franse editie)

Tevens is het Hof ingeschakeld tegen Ierland wegens niet-ratificatie van de Berner Conventie (Akte van Parijs 1971). De zaak (C-13/2000) is nog in behandeling en Ierland heeft nog steeds geen kennisgeving gedaan van de akte van toetreding tot deze Conventie.

Gevallen van non-conformiteit

Twee inbreukprocedures hebben de fase van het met redenen omkleed advies bereikt, de ene tegen Italië wegens non-conformiteit aan Richtlijn 93/98/EEG en de andere tegen het Verenigd Koninkrijk wegens non-conformiteit aan Richtlijn 92/100/EEG. Denemarken is in gebreke gesteld wegens discriminatie van niet-Deense beheermaatschappijen.

2.10.4.4. Vennootschapsrecht en financiële informatie

Na het onderzoek van de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk in oktober 1999 heeft aangenomen tot omzetting van de Richtlijnen 78/660/EEG [145], 83/349/EEG [146], 90/604/EEG [147] en 90/605/EEG [148] met betrekking tot Gibraltar, heeft de Commissie op 5 juli 2000 de desbetreffende inbreukdossiers geseponeerd. Op dezelfde datum heeft de Commissie een klacht tegen Italië geseponeerd betreffende de erkenning van personen die belast zijn met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden.

[145] PB L 222 van 14 augustus 1978, blz. 11.

[146] PB L 193 van 18 juli 1983, blz.1

[147] PB L 317 van 16 november 1990, blz. 57

[148] PB L 317 van 16 november 1990, blz. 60

In aansluiting op het arrest van het Hof van Justitie van 29 september 1998 (zaak C-191/95 [149]), waarin werd geconstateerd dat Duitsland niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijnen van de Raad 68/151/EEG [150] (register van vennootschappen) en 78/660/EEG (jaarrekeningen), hebben de Duitse autoriteiten op 24 februari 2000 de wet "Kapitalgesellschaften und Co-RichtlinieGesetz (KapCoRiG)" aangenomen (zie BGBL. I S.154). Na het onderzoek van die tekst heeft de Commissie op 21 december 2000 besloten van verdere stappen af te zien in de inbreukdossiers tegen Duitsland betreffende de omzetting van de Richtlijnen 68/151/EEG, 78/660/EEG en 90/605/EEG (jaarrekeningen en geconsolideerde rekeningen).

[149] Jur. 1998 blz. I-5449

[150] PB L 65 van 14 maart 1968, blz. 8.

2.10.5. Gereglementeerde beroepen wat betreft de bekwaamheden

Jurisprudentie van het Hof van Justitie

Wat betreft de erkenning van diploma's die in derde landen zijn behaald en reeds door een lidstaat zijn erkend, heeft de prejudiciële uitspraak in de zaak C-238/98 Hocsman [151] een belangrijke ontwikkeling gemarkeerd. Uit dit arrest vloeit voort dat in het kader van een situatie die niet onder een richtlijn inzake de onderlinge erkenning van diploma's valt, de ontvangende lidstaat, die door een Gemeenschapsonderdaan verzocht wordt om een vergunning tot uitoefening van een gereglementeerd beroep, op grond van artikel 43 van het Verdrag, rekening moet houden met alle diploma's, certificaten en andere titels, alsmede met de relevante ervaring van de betrokkene, door de uit die titels en ervaring blijkende bekwaamheden te vergelijken met de door de nationale wettelijke regeling verlangde kennis en bekwaamheden.

[151] Arrest van 14 september 2000, nog niet gepubliceerd

In het arrest dat gewezen is in zaak C-421/98 Commissie tegen het Koninkrijk Spanje [152], heeft het Hof erkend dat Spanje aan zijn verplichtingen op grond van Richtlijn 85/384/EEG [153] van de Raad (onderlinge erkenning van architectendiploma's) niet heeft voldaan door de werkzaamheden van migrerende architecten die op zijn grondgebied zijn gevestigd te beperken tot de bevoegdheden die in het land van oorsprong zijn toegestaan en hun aldus te weigeren de verschillende bevoegdheden uit te oefenen die aan in Spanje opgeleide architecten zijn toegestaan.

[152] Arrest van 23 november 2000, nog niet gepubliceerd.

[153] PB L 223 van 21 augustus 1985, blz. 15.

Niet nagekomen arresten van het Hof

Wat betreft de niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 89/48/EEG van de Raad [154] (eerste algemene stelsel voor erkenning van diploma's) door Griekenland (zie arrest van het Hof van Justitie van 23 maart 1995 in zaak C-365/93 [155]), heeft de Commissie afstand van instantie gedaan in het kader van de tweede aanhangigmaking bij het Hof (met verzoek tot oplegging van een dwangsom), en de procedure is zonder verdere stappen beëindigd na de mededeling door Griekenland van de op 23 juni 2000 goedgekeurde omzettingsmaatregelen.

[154] PB L 19 van 24 januari 1989, blz. 16

[155] Jurispr. 1995, blz. I-0499

Wat betreft het arrest van 22 maart 1994 (zaak C-375/92 [156]) tegen Spanje met betrekking tot de vrije dienstverlening door toeristengidsen wordt het onderzoek voortgezet van de decreten die door de autonome gemeenschappen inzake de uitoefening van het betrokken beroep waren uitgevaardigd, in samenwerking met de Spaanse autoriteiten. Het merendeel van de regionale teksten is gewijzigd en uitgevaardigd, en de rest moet dat binnenkort ook zijn.

[156] Jurispr. 1994, blz. I-0923.

Hangende zaken bij het Hof van Justitie

De Commissie heeft de volgende zaken aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie:

- een zaak tegen België met betrekking tot de voorwaarden die gesteld zijn aan de vrije dienstverrichting van architecten en die in strijd zijn met Richtlijn 85/384/EEG van de Raad (onderlinge erkenning van de architectendiploma's);

- een zaak tegen Frankrijk wegens niet-omzetting van Richtlijn 89/48/EEG van de Raad betreffende het algemene stelsel voor erkenning van diploma's, voor het beroep psycholoog.

Nationale uitvoeringsmaatregelen

De tegen Griekenland ingeleide procedure wegens niet-mededeling van de uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 97/38/EG [157] van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 92/51/EEG van de Raad tot aanvulling van het algemene stelsel voor erkenning van diploma's [158], is zonder verdere stappen beëindigd.

[157] PB L 184 van 12 juli 1997, blz. 31

[158] PB L 209 van 24 juli 1992, blz. 25

De in 1999 ingeleide procedures wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van de Richtlijnen 98/21/EG [159] en 98/63/EG [160] van de Commissie ter actualisering van de lijsten van medische specialismen van Richtlijn 93/16/EEG van de Raad betreffende het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's zijn allemaal zonder verdere stappen beëindigd (tegen Ierland, Nederland en Portugal in verband met Richtlijn 98/21/EG en tegen Spanje, Ierland, Nederland en Portugal in verband met Richtlijn 98/63/EG).

[159] PB L 119 van 22 april 1998, blz. 15.

[160] PB L 253 van 15 september 1998, blz. 24

In 2000 zijn procedures ingeleid wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 1999/46/EG [161] van de Commissie ter actualisering van de medische specialismen van Richtlijn 93/16/EG van de Raad (bovengenoemd) tegen Frankrijk, Spanje, Duitsland, Ierland, Nederland en Portugal. Na mededeling van omzettingsmaatregelen zijn ze allemaal zonder verdere stappen beëindigd, behalve de procedure tegen Portugal.

[161] PB L 139 van 2 juni 1999, blz. 25.

Procedures wegens niet-mededeling van de uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 98/5/EG [162] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vestiging van advocaten zijn ingeleid tegen België, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië, Ierland, Luxemburg, Nederland en Portugal. Alleen in de procedure tegen Denemarken is van verdere stappen afgezien.

[162] PB L 77 van 14 maart 1998, blz. 36.

Non-conformiteit en onjuiste toepassing van de richtlijnen

In 2000 heeft de Commissie een twintigtal klachten ontvangen wegens beperkingen die met de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag in strijd waren, alsook met de richtlijnen ter vergemakkelijking van de onderlinge erkenning van diploma's voor beroepsdoeleinden. Een aantal hiervan heeft tot de inleiding van inbreukprocedures geleid, terwijl in andere van verdere stappen werd afgezien omdat zij ongegrond waren.

De tegen bepaalde lidstaten wegens onjuiste omzetting of onjuiste toepassing van de richtlijnen ingeleide procedures werden voortgezet.

Zo heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gezonden aan Portugal in verband met het beroep "d'odontologista": de Portugese autoriteiten hebben onder deze beroepstitel personen geregulariseerd wier illegale uitoefening van de tandheelkunde in Portugal werd getolereerd. De Commissie is wat dit betreft van mening dat de onder deze beroepstitel verrichte regularisatie afbreuk doet aan de Richtlijnen 78/686/EEG [163] en 78/687/EEG [164] van de Raad betreffende tandartsen: de betrokken beroepsbeoefenaren mogen namelijk bijna identieke werkzaamheden uitoefenen als die van de Portugese tandartsen die onder de genoemde richtlijnen vallen, terwijl hun opleiding absoluut niet vergelijkbaar is met de in Richtlijn 78/687/EEG bedoelde opleiding.

[163] PB L 233 van 24 augustus 1978, blz. 1.

[164] PB L 233 van 24 augustus 1978, blz. 10.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gezonden aan Griekenland wegens non-conformiteit van zijn wetgeving inzake de omzetting van Richtlijn 85/384/EEG van de Raad betreffende de onderlinge erkenning van de architectendiploma's. Deze wetgeving bevat een te zware regeling voor de dienstverrichting en gaat ervan uit dat migranten niet bekwaam zijn op het gebied van aardbevingsbestendig bouwen.

Wat betreft de procedure tegen Oostenrijk inzake de toelatingseisen voor ziekenfondsartsen (een discriminerend puntensysteem dat is ingesteld door de deelstaten, waardoor in de betrokken deelstaat geboren onderdanen en hun kinderen bevoordeeld worden), loopt het onderzoek van het antwoord van de Oostenrijkse autoriteiten op het met redenen omkleed advies nog.

De tegen Spanje ingeleide procedure vanwege de voorwaarden betreffende de erkenning van in Latijns-Amerikaanse landen behaalde tandartsdiploma's verkeert nog altijd in de fase van opschorting van de aanhangigmaking bij het Hof van Justitie. Enkele internationale overeenkomsten zijn al gewijzigd. Wat de overige betreft worden de door de Spaanse autoriteiten aangeknoopte hernieuwde onderhandelingen over wijziging van de bepalingen betreffende de erkenning van diploma's voortgezet.

Tenslotte dient te worden opgemerkt dat de procedure over de duur van de opleiding van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger in Spanje zonder verdere stappen is beëindigd. Richtlijn 77/453/EEG [165] van de Raad bepaalt dat de opleiding een duur van drie jaar of 4600 uur moet hebben. Het betrof hier de niet-naleving van het urencriterium. Na het onderzoek van het antwoord van de Spaanse autoriteiten op het met redenen omkleed advies heeft de Commissie geconcludeerd dat in het onderhavige geval op grond van de naleving van een van de twee criteria (drie jaar) en het universitaire karakter van de in Spanje gegeven opleiding vastgesteld kan worden dat er tussen de twee criteria geen zodanig verschil bestaat dat dit afbreuk zou doen aan de automatische erkenning van de diploma's.

[165] PB L 176 van 15 juli 1977, blz. 8

Dialoog met de nationale autoriteiten

Om bepaalde ontdekte problemen sneller te kunnen oplossen heeft de Commissie regelmatig contact onderhouden met de nationale autoriteiten, met name de deskundigen van de bevoegde groepen en comités ter zake.

Zelfstandige handelsagenten

In het prejudiciële arrest gewezen in de zaak C-381/98 Ingmar [166] heeft het Hof de dwingende aard bevestigd van de artikelen 17 en 18 van Richtlijn 86/653/EEG [167] van de Raad, die de rechten op vergoeding of schadeloosstelling aan de handelsagent garanderen na de beëindiging van de agentuurovereenkomst. Op basis van het doel van de richtlijn en van artikel 19 daarvan, dat de partijen bij de overeenkomst verbiedt af te wijken van de bepalingen van de artikelen 17 en 18 ten nadele van de handelsagent, heeft het Hof namelijk bevestigd dat die bepalingen van de richtlijn van toepassing zijn wanneer de handelsagent zijn activiteiten in een lidstaat heeft verricht, terwijl de principaal in een derde land is gevestigd en de overeenkomst volgens een daarin opgenomen clausule door het recht van dat land wordt beheerst.

[166] Arrest van 9 november 2000, nog niet gepubliceerd

[167] PB L 382 van 31 december 1986, blz. 17.

2.11. Regionaal beleid

2.11.1. Soorten inbreuken

Het regionaal beleid wordt voornamelijk bepaald door verordeningen. Deze bepalingen zijn rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Bij inbreukprocedures met betrekking tot wetgeving inzake regionaal beleid gaat het daarom niet zozeer om niet-omzetting of slechte omzetting (zoals het geval is met betrekking tot richtlijnen), maar eerder om de slechte toepassing daarvan.

Een ander soort inbreukprocedures op het gebied van regionaal beleid wordt ingeleid naar aanleiding van "onregelmatigheden" [168]. Zulke procedures hebben op de eerste plaats betrekking op kwesties rond financiële bepalingen. De belangrijkste verordeningen inzake regionaal beleid [169], alsmede specifieke verordeningen met betrekking tot financiële controle stellen in dit opzicht strikte regels vast. De Commissie speelt een cruciale rol in die zin dat zij toezicht houdt en controleert of de lidstaten en hun overheden de plichten die aan hen zijn opgelegd, volledig nakomen.

[168] Volgens artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 wordt onder een "onregelmatigheid" verstaan "elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld, hetzij door de vermindering of het achterwege blijven van ontvangsten uit de eigen middelen, die rechtstreeks voor rekening van de Gemeenschappen worden geïnd, hetzij door een onverschuldigde uitgave".

[169] Verordening (EEG) nr. 4253/88 (zoals gewijzigd door Verordening (EEG) nr. 2082/93) en Verordening (EG) nr. 1260/1999.

Het begrip "onregelmatigheden" is breed gedefinieerd en heeft ook betrekking op inbreuken op de bepalingen van andere communautaire wetgeving. Het onderlinge verband tussen maatregelen met betrekking tot regionaal beleid en de inachtneming van alle andere communautaire wetgeving wordt ook benadrukt door de expliciete verplichting dat activiteiten die door de Fondsen worden gefinancierd of van de EIB of een ander financieel instrument bijstand ontvangen, in overeenstemming dienen te zijn met de bepalingen van het Verdrag, met instrumenten die krachtens het Verdrag zijn aangenomen, en met het communautaire beleid en de communautaire maatregelen. [170]

[170] Artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2052/88, artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1164/94 en artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1260/1999.

2.11.2. Maatregelen van de Commissie

De Commissie kan op de eerste plaats procedures inleiden uit hoofde van artikel 226 van het EG-Verdrag. Deze procedures betreffen in het bijzonder zaken die betrekking hebben op een inbreuk op de bepalingen van de verordeningen inzake de Structuurfondsen. Zulke zaken zijn zeldzaam en hebben bijvoorbeeld betrekking op de verplichting voor betalingsautoriteiten te verzekeren dat de uiteindelijke begunstigden hun bijdrage uit de Fondsen zo snel mogelijk en volledig ontvangen.

Met betrekking tot "onregelmatigheden" kan de Commissie specifieke procedures inleiden met de bedoeling bijstand uit de Fondsen op te schorten, te verlagen of stop te zetten [171].

[171] In het bijzonder artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 (zoals gewijzigd door Verordening (EEG) nr. 2082/93) en artikelen 38, lid 5, en 39 van Verordening (EG) nr. 1260/1999).

Volgens de jurisprudentie [172] zijn procedures zoals bedoeld in artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 onafhankelijk van de procedures uit hoofde van artikel 226 van het EG-Verdrag. Ze brengen niet automatisch de opschorting of verlaging van communautaire financiële bijstand met zich mee en een besluit om een procedure wegens niet-nakoming van verplichtingen niet voort te zetten vormt voor de Commissie in geen enkel opzicht een beletsel de communautaire bijstand op te schorten of te verlagen, zelfs na voltooiing van het werk, met name wanneer niet is voldaan aan een of meer van de voorwaarden waaronder de bijstand is toegezegd.

[172] Gerecht van eerste aanleg, arrest van 23 september 1993 (Zaak T-461/93).

Hieruit volgt dat de Commissie eigenlijk verplicht is, al naar gelang van de situatie, een bepaalde procedure zoals hierboven beschreven in te leiden.

Met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 1260/1999 wijkt de situatie voor tussentijdse betalingen iets af: volgens artikel 32, lid 3, moeten zulke betalingen onder andere worden onderworpen aan de voorwaarde dat de Commissie met betrekking tot de maatregel(en) waarop de aanvraag in kwestie betrekking heeft, geen besluit heeft genomen om een inbreukprocedure in te stellen op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag.

In alle gevallen dient de Commissie de ernst van een onregelmatigheid te beoordelen voordat zij een besluit tot opschorting, verlaging of stopzetting van bijstand neemt. Deze zaken kunnen te maken hebben met slecht financieel beheer. In 2000 is de Commissie begonnen in dit opzicht verscheidene zaken te onderzoeken.

Voorts heeft de Commissie de bijstand uit de Fondsen opgeschort in verband met zaken die te maken hebben met de inbreuk op andere communautaire wetgeving, zoals wetgeving inzake milieubescherming en overheidsaanbestedingen. Een klassiek geval is in dit opzicht de opschorting van betalingen uit het Cohesiefonds aan een Spaans spoorlijnproject wegens het niet onderwerpen van het project aan een milieueffectbeoordeling volgens Richtlijn 85/337/EEG.

2.12. Belastingen en douane-unie

2.12.1. Douane-unie

De douane-unie is een wezenlijke factor voor de totstandbrenging van de interne markt en van het gemeenschappelijke handelsbeleid. Het Directoraat-generaal TAXUD heeft als taak het handhaven en beveiligen van de douane-unie door te zorgen voor een uniforme toepassing van de regels op het gebied van nomenclatuur en oorsprong. In die hoedanigheid beheert en controleert het Directoraat-generaal de toepassing van het douanewetboek en is zijn strategie erop gericht dat de nationale douaneadministraties de regelgeving toepassen alsof het om één douaneadministratie gaat.

De gevallen van onjuiste toepassing van de communautaire bepalingen door de lidstaten worden actief vervolgd. Zo heeft de Commissie dit jaar twee nieuwe procedures moeten inleiden betreffende de volgende inbreuken:

- Griekenland: Bij de binnenkomst van farmaceutische producten in Griekenland is volgens de nationale regelgeving een heffing verschuldigd op grond van de controle van de kwaliteit en de veiligheid van deze producten door de Nationale Geneesmiddelenorganisatie (EOF). Een dergelijk door de importeur verschuldigd recht vormt een heffing van gelijke werking als invoerrechten, die verboden is op grond van de artikelen 23 en 25 van het Verdrag. In het kader van de handel met derde landen wordt een identieke heffing geïnd op grond van de legalisatie van de invoerfacturen van deze producten. Sinds de vaststelling van het gemeenschappelijk douanetarief is invoering van een dergelijke heffing van gelijke werking als een douanerecht, die eenzijdig door een lidstaat wordt opgelegd op basis van de invoer van producten uit landen die geen lidstaat van de Unie zijn, eveneens verboden.

- Spanje: In de Spaanse regelgeving is, wat betreft de boeking van douanerechten achteraf, een termijn vastgelegd die langer is dan de termijn van twee dagen die in artikel 220, lid 1, van het Communautair douanewetboek staat vermeld. Anders gezegd, in plaats van boeking zodra zij een abnormale situatie signaleren, zenden de Spaanse autoriteiten een proces-verbaal van controle aan de belastingplichtige, vergezeld van een voorstel tot zuivering, en gaan zij pas over tot boeking binnen een aanvullende termijn die varieert afhankelijk van het feit of de belastingplichtige dit voorstel al dan niet aanvaardt.

Overigens heeft de Commissie besloten Duitsland voor het Hof van Justitie te dagen wegens schending van de artikelen 23 en 25 van het EG-Verdrag, die heffingen van gelijke werking als uitvoerrechten verbieden [173]. De Duitse Wet inzake de overbrenging van afvalstoffen van 30.9.1994 heeft de exporteurs van afvalstoffen ertoe verplicht een bijdrage te leveren aan een solidariteitsfonds. De door een exporteur van afvalstoffen met als bestemming een andere lidstaat van de Gemeenschap betaalde bijdrage aan het solidariteitsfonds dekt onder andere de garantie voor de uitvoer van afvalstoffen die is mislukt en waaraan hij niet heeft deelgenomen (de bijdrage dient bijvoorbeeld ter financiering van de terugzending van de desbetreffende afvalstoffen). Het betreft een mechanisme van gedwongen solidariteit tussen exporteurs van afvalstoffen, terwijl de financiering van de garantie normaal gesproken bij de Staat berust. Een dergelijk recht, dat door Duitsland wordt geheven bij exporteurs van afvalstoffen met het doel zijn financiële belangen te beschermen, vormt een heffing van gelijke werking als uitvoerrechten, die door het Verdrag verboden zijn.

[173] Zaak C-389/00

In de reeds tegen Griekenland ingeleide procedure betreffende de organisatie van Griekse vrijhavens kon van verdere stappen worden afgezien, nadat de nationale procedures ter zake gewijzigd waren om die in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht. Dit geldt ook voor de tegen Zweden ingeleide inbreukprocedure in het kader van de vereenvoudigde procedure voor de aangiften voor het vrije verkeer, omdat de nationale douanewetgeving nu in een dergelijke regeling voorziet.

2.12.2. Directe belastingen

Op het gebied van de directe belastingen ziet Directoraat-generaal TAXUD er met name op toe dat een strategie voor fiscale samenhang tussen de lidstaten wordt ontwikkeld om distorsies als gevolg van de verschillende belastingstelsels te beperken. Bij deze actie ligt het zwaartepunt vooral bij de vennootschapsbelasting en de vermogensbelasting. Het toezicht op de correcte toepassing van de bepalingen van het Verdrag is op dit punt tevens van fundamenteel strategisch belang.

De Commissie heeft zich in dit verband genoodzaakt gezien een procedure in te leiden tegen Spanje inzake de fiscale behandeling van buitenlandse aandeelhouders, die onverenigbaar is met de vrijheid van vestiging en met de vrijheid van kapitaalverkeer, zoals gewaarborgd door de artikelen 43 en 56 van het EG-Verdrag. Artikel 103(3) van de Spaanse Wet op de vennootschapsbelasting bepaalt namelijk dat in geval van een gehele of gedeeltelijke overname van een vennootschap (door de koop van haar aandelen die aldus vervallen raken en daarom nietig verklaard worden), waarin de overnemende vennootschap een substantiële deelneming bezit, het verschil tussen de waarde van de gekochte aandelen en de waarde van de goederen die van de overgenomen vennootschap zijn ontvangen wordt geactiveerd en derhalve op de balans bij de post activa wordt gezet, maar afgeschreven kan worden tegen een maximumrendement van 10% per jaar. De afschrijving van dit verschil is echter pas mogelijk als de overnemende vennootschap die effecten heeft verkregen bij Spaanse ingezetenen. Voor die Spaanse aandeelhouders is de waardevermeerdering die zij te gelde maken in Spanje belastbaar. Wat betreft de effecten die verkregen zijn bij personen die geen ingezetenen van Spanje zijn, wordt het verschil tussen de waarde van de gekochte aandelen en de goederen die van de overgenomen vennootschap zijn ontvangen ook geactiveerd, maar kan het niet worden afgeschreven, ook al moet over de door de aandeelhouder te gelde gemaakte waardevermeerdering in de Staat van de woonplaats belasting worden betaald; wat betreft de aankopen van aandelen bij aandeelhouders die in een andere lidstaat van de EU wonen, vormt deze weigering tot afschrijving een last die de verkoopvoorwaarden verzwaart van de vennootschap die wordt overgenomen of die een gedeelte van haar activiteiten en haar goederen overdraagt. De betrokken wettelijke regeling schrikt daarom de onderdanen van andere lidstaten, die aan belasting over waardevermeerdering zijn onderworpen, ervan af hun kapitaal in vennootschappen die hun zetel in Spanje hebben te investeren, omdat zij hun aandelen niet onder dezelfde voorwaarden als Spaanse ingezetenen aan Spaanse vennootschappen kunnen verkopen. Bovendien heeft de betrokken wettelijke regeling beperkende gevolgen voor in Spanje gevestigde vennootschappen omdat deze daardoor belemmerd worden bij de inning van kapitaal of bij overname van aandelen bij ingezetenen van andere lidstaten die onderworpen zijn aan belasting over waardevermeerdering. Op grond van de artikelen 43 en 56 van het EG-Verdrag moet de afschrijving van goodwill ook gelden voor deelnemingen die gekocht zijn van aandeelhouders die in een andere lidstaat wonen, wanneer de waardevermeerdering over die verkoop in die staat belastbaar is.

Tevens is een procedure ingeleid tegen België, in verband met de verlaging van de inkomstenbelasting voor natuurlijke personen, die wordt berekend over de kosten die zijn betaald voor de bedragen die bestemd zijn voor de aflossing of hernieuwing van een hypothecaire lening voor het bouwen, verwerven of verbouwen van een in België gelegen woning, mits die lening gegarandeerd wordt door een schuldsaldoverzekering die in België is afgesloten. De Commissie is van mening dat het feit dat de belastingverlaging voor de hypothecaire lening slechts wordt toegekend als de verzekering wordt afgesloten bij een in België gevestigde instelling, zowel een belemmering vormt voor de belastingplichtigen om een vrij keuze te maken tussen de financiële instellingen van de Unie als voor de in de andere lidstaten gevestigde ondernemingen om diensten te verrichten voor de belastingplichtigen op Belgisch grondgebied. Daarom is de Commissie van mening dat de Belgische regelgeving inbreuk maakt op het vrij verrichten van diensten, dat wordt gewaarborgd door artikel 49 van het EG-Verdrag. Omdat België naar aanleiding van het optreden van de Commissie zijn wetgeving ter zake inmiddels heeft gewijzigd, is in deze procedure van verdere stappen afgezien.

Naar dezelfde lidstaat is eveneens een met redenen omkleed advies gezonden wegens inbreuk op artikel 11 van Richtlijn 69/335/EEG van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal [174]. België int namelijk een belasting op beursoperaties en een belasting op de levering van effecten aan toonder met betrekking tot bepaalde operaties die krachtens de genoemde richtlijn niet belast mogen worden, met name wanneer het nieuwe effecten betreft.

[174] PB L 249 van 3.10.1969, blz. 25.

Tenslotte is het Hof, wegens het uitblijven van een reactie van Griekenland op het in 1999 toegezonden met redenen omkleed advies, ingeschakeld in verband met het dossier inzake het belastingstelsel dat discriminerend is voor Europese niet-Griekse burgers die door middel van buitenlandse valuta's onroerende goederen verwerven [175].

[175] Zaak C-249/00

Twee procedures zijn zonder verdere stappen beëindigd nadat de betrokken staten hun wetgeving onder andere naar aanleiding van door de Commissie gemaakte opmerkingen hadden gewijzigd. De eerste betrof België in verband met de fiscale aftrekbaarheid van aan een buitenlandse kredietinstelling betaalde rente, de tweede betrof Duitsland, dat een belangrijk aspect in verband met de fiscale discriminatie van investeringen in maatschappijen die niet in Duitsland zijn gevestigd heeft geregeld, maar andere aspecten (met name onderkapitalisatie, consolidering van verliezen) worden door de Commissie nog onderzocht.

2.12.3. Belasting over de toegevoegde waarde

De Commissie heeft verscheidene met redenen omklede adviezen verzonden wegens onjuiste toepassing door de lidstaten van de bepalingen van de zesde BTW-richtlijn op het gebied van de uniforme grondslag 77/388/EEG [176]:

[176] PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.

- Duitsland: Op muziekgebied hanteert Duitsland twee verschillende BTW-tarieven voor solisten, een verlaagd tarief als dezen hun eigen uitvoering organiseren en een normaal tarief als zij dit door een organisator laten doen. Dit verschil in behandeling bestaat daarentegen niet voor ensembles, waarvoor altijd het verlaagde tarief geldt. De Duitse maatregelen zijn daarom in strijd met het beginsel van eenvormigheid van het tarief voor hetzelfde soort werkzaamheden en leiden tot concurrentievervalsing. Een tweede klacht tegen Duitsland betreft het feit dat deze lidstaat BTW toepast op de rechten die ontvangen zijn door de maker van een grafisch of plastisch werk of door zijn rechthebbenden bij de verkoop van het werk door een persoon die niet de maker is. Die rechten vallen echter niet onder dienstverrichting en zijn dus niet belastbaar. Een ander met redenen omkleed advies is aan Duitsland gezonden in verband met bepaalde beperkingen van het recht op aftrek. Duitsland heeft namelijk bij een wet, die op 1.4.1999 in werking is getreden, in een volledige uitsluiting voorzien van het recht op aftrek van de BTW, geheven op de kosten van maaltijden en verblijf die ondernemers tijdens zakenreizen maken. Een dergelijke uitsluiting, na de datum van inwerkingtreding van de zesde BTW-richtlijn, is verboden op grond van artikel 17, lid 6, van die richtlijn, waarin wordt bepaald dat slechts vóór die datum bestaande uitsluitingen gehandhaafd mogen worden. De desbetreffende uitsluiting is derhalve een inbreuk op lid 2 van het genoemde artikel, dat voorziet in een recht op aftrek van de kosten die ten behoeve van belaste handelingen van de belastingplichtigen worden gemaakt.

- Spanje: Tegen deze lidstaat zijn twee procedures ingeleid in verband met het gebruik van verlaagde BTW-tarieven. De eerste betreft een bepaling uit de Spaanse wetgeving die in een verlaagde belasting voorziet voor intracommunautaire levering en verwerving of voor invoer van voertuigen met twee of drie wielen met een cilinderinhoud van minder dan 50 cc en die onder de juridische definitie van bromfiets vallen. Deze Spaanse maatregel is in strijd met artikel 12 (gewijzigd) van de zesde BTW-richtlijn, op grond waarvan de toepassing van een lager tarief uitsluitend is toegestaan voor leveringen van goederen of diensten die in bijlage H zijn opgenomen. Die bijlage vermeldt geen verkoop van bromfietsen. De tweede procedure heeft betrekking op een lager tarief dat is toegepast op de leveringen, intracommunautaire verwervingen of invoer van LPG in flessen, dat ook in strijd is met het genoemde artikel 12, want op grond daarvan is een lager tarief, wat de leveringen van gas betreft, slechts toegestaan voor aardgas, mits de lidstaat bepaalde formaliteiten heeft vervuld en er geen sprake is van concurrentievervalsing. Spanje past het lagere tarief echter toe op leveringen van LPG, dat geen aardgas is, en niet op aardgas.

- Frankrijk: Door voor een en dezelfde levering van gas en elektriciteit via de publieke netwerken twee BTW-tarieven te hanteren, namelijk een laag tarief van 5,5% over het vaste deel van de energieprijs (abonnement) en een normaal tarief van 19,6% over het variabele deel (afhankelijk van de verbruikte hoeveelheid kilowatt) handelt Frankrijk eveneens in strijd met het bepaalde in artikel12 van de zesde richtlijn, dat onder andere betrekking heeft op het beginsel van eenvormigheid van tarief voor dezelfde soort prestatie.

- Verenigd Koninkrijk: Op grond van de Britse wetgeving wordt het verlaagde tarief dat voorzien is voor de invoer van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, toegepast op de daaropvolgende verkoop van die goederen door de veilingmeesters. De speciale regeling voor kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, die door Richtlijn 94/5/EG tot wijziging van de zesde BTW-richtlijn [177] wordt ingevoerd, voorziet namelijk in de toepassing van een tarief van ten minste 5% voor de invoer van die goederen. Bovendien had het Verenigd Koninkrijk tot 30.6.1999 toestemming gekregen een speciaal tarief van 2,5% te handhaven. Sinds de inwerkingtreding van die richtlijn heeft het Verenigd Koninkrijk de werkingssfeer van dit verlaagde tarief uitgebreid tot de winstmarge van veilingmeesters. Nu worden veilingen in artikel 26 bis van de zesde richtlijn beschouwd als levering van goederen in het binnenland, waarvan de belastbare grondslag de winstmarge van de veilingmeester is. Deze operatie kan dus niet profiteren van het verlaagde tarief (5% sinds 30.6.1999 5%), dat voorbehouden is aan invoer en betrekking heeft op de waarde van het goed zelf, maar worden belast tegen het normale tarief dat van toepassing is in het binnenland (te weten 17,5%). Veilingmeesters uit andere lidstaten hebben klachten ingediend over deze inbreuksituatie omdat die tot concurrentievervalsing leidt en tot een verlegging van de Europese markt voor kunstvoorwerpen naar het Verenigd Koninkrijk.

[177] PB L 60 van 3.3.1994, blz. 16.

Andere reeds ingeleide procedures wegens onjuiste toepassing zijn bij het Hof aanhangig gemaakt. Zij betreffen de volgende gevallen:

- Duitsland: Vrijstelling van de BTW voor de omzet van door universitaire instellingen van de staat uitgevoerd onderzoek, in strijd met artikel 2, punt 1, van de zesde richtlijn [178].

[178] Zaak C-287/00.

- Finland: Vrijstelling van de BTW over de verkoop van kunstvoorwerpen door de makers of hun vertegenwoordigers, evenals over de invoer van rechtstreeks van de makers gekochte kunstvoorwerpen, hetgeen niet valt onder de akte van toetreding van Finland tot de Europese Unie, noch onder de vrijstelling van artikel 13 A, sub n), van de zesde richtlijn [179].

[179] Zaak C-169/00.

- Frankrijk: Opheffing van de gedeeltelijke aftrekbaarheid van de BTW (50%) over dieselolie die gebruikt wordt voor belastbare werkzaamheden in voertuigen die niet in aanmerking komen voor het recht op belastingaftrek, in strijd met het bepaalde in artikel 17, lid 6, van de zesde richtlijn [180].

[180] Zaak C-40/00.

- Italië: De onmogelijkheid voor Italiaanse belastingplichtigen die in 1992 uit andere lidstaten voor een bedrag hebben ingevoerd dat meer dan 10% van hun omzet vertegenwoordigt en die dat jaar crediteur waren, om de BTW af te trekken, hetgeen in strijd is met artikel 18, lid 4, van de zesde richtlijn [181]. Een andere aanhangigmaking betreft de Italiaanse bepalingen over de terugbetaling van geïnde belastingen die volgens de interpretatie van de nationale rechters inbreuk maken op het Gemeenschapsrecht en onverenigbaar zijn met de door het Hof van Justitie ter zake geformuleerde beginselen [182].

[181] Zaak C-78/00.

[182] Zaak C-129/00.

Tevens is besloten tot aanhangigmaking in verband met de niet-belastingheffing door Duitsland, Spanje, Finland, Italië, Portugal en Zweden over door de Europese Unie uitgekeerde subsidies aan bedrijven die gedroogde voedergewassen produceren. In dezelfde procedure tegen het Verenigd Koninkrijk kon echter van verdere stappen worden afgezien nadat de nationale wetgeving was gewijzigd en voorzag in belastingheffing over de steun.

De Commissie heeft ook van verdere stappen afgezien in de procedure die zij tegen België had ingeleid wegens de dubbele belastingheffing van reisbureaus, nadat de Belgische autoriteiten nationale maatregelen hadden genomen om zich te voegen naar de richtlijn. De zaak tegen Frankrijk met betrekkring tot tegen verlaagde prijzen met koopbonnen gekochte goederen is eveneens geseponeerd naar aanleiding van de nieuwe Franse regelgeving ter zake [183]. Dat geldt ook voor Griekenland, dat zijn wetgeving op het gebied van regularisering van de aftrek in geval van vernietiging, verlies of diefstal, heeft gewijzigd om die in overeenstemming te brengen met artikel 20, lid 1, sub b), van de zesde richtlijn. Voorts heeft de Commissie afstand van instantie gedaan bij het Hof inzake de Duitse vrijstelling voor bepaalde goudtransacties [184], naar aanleiding van de goedkeuring door de Raad van de nieuwe Richtlijn 80/98/EG betreffende de regeling voor beleggingsgoud [185].

[183] Zaak C-156/99 doorgehaald op 10.5.00.

[184] Zaak C-432/97.

[185] PB L 281 van 17.10.1998, blz. 31.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het Hof op 12.9.2000 een uitspraak gedaan heeft in de door de Commissie in 1997 ingeleide procedures die ertoe strekten te doen vaststellen dat Frankrijk, Nederland, Griekenland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk het Gemeenschapsrecht niet naleven door het tolgeld voor het gebruik van autosnelwegen niet aan BTW te onderwerpen [186]. Het Hof was van oordeel, na eerst op de zeer ruime werkingssfeer van deze regeling te hebben gewezen, die van toepassing is, ongeacht het oogmerk of het resultaat van de betrokken economische activiteit, dat de exploitanten van autosnelwegen wel degelijk een economische activiteit in de zin van de Gemeenschapsregeling verrichten: zij stellen wegeninfrastructuur tegen vergoeding ter beschikking van de weggebruikers. Deze particuliere of publieke marktdeelnemers verrichten derhalve een dienst onder bezwarende titel. Het Hof erkent dus dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte diensten - terbeschikkingstelling van wegeninfrastructuur - en de ontvangen tegenwaarde in geld - betaling van tol -. Vervolgens heeft het Hof onderzocht of deze vijf lidstaten in aanmerking kunnen komen voor de vrijstelling krachtens welke de publiekrechtelijke lichamen niet als belastingplichtigen worden aangemerkt voor de handelingen die zij als overheid verrichten, en heeft het geoordeeld dat, om voor deze vrijstelling in aanmerking te kunnen komen, cumulatief aan twee voorwaarden moest zijn voldaan, namelijk enerzijds dat de tolstations rechtstreeks door publiekrechtelijke lichamen moeten worden geëxploiteerd en anderzijds dat dit geschiedt onder andere voorwaarden dan die welke voor particuliere marktdeelnemers gelden. Het Hof heeft vastgesteld dat zowel in Frankrijk als in Ierland en als in het Verenigd Koninkrijk de activiteit, namelijk het aan weggebruikers ter beschikking stellen van wegeninfrastructuur tegen betaling van tol, althans gedeeltelijk, door particuliere marktdeelnemers wordt verricht. In die omstandigheden is de vrijstelling van BTW niet van toepassing. Gezien de vastgestelde inbreuk op het Gemeenschapsrecht heeft het Hof tevens besloten dat die drie lidstaten over verscheidene jaren de ten onrechte niet geheven BTW alsnog moeten betalen zodat de Gemeenschap geen financieel verlies lijdt. De BTW is immers een van de eigen middelen van de Gemeenschappen, waarvan de regeling voorziet in het innen van moratoire rente in geval van niet-betaling. Nederland en Griekenland zijn niet veroordeeld, want het heffen van autowegentol was of is nog steeds voorbehouden aan publiekrechtelijke lichamen in Nederland (Wegschap Tunnel Dordtse Kil) en in Griekenland (Nationaal Wegenbouwfonds), en de Commissie heeft niet kunnen aantonen dat deze dit onder dezelfde voorwaarden deden als een particuliere marktdeelnemer.

[186] Zaken C-260/98, C-276/97, C-358/97, C-359/97 en C-408/97. De situatie van de Portugese (C-276/98) en Spaanse (C-83/99) tolgelden is nog bij het Hof aanhangig.

Op het gebied van niet-mededeling van nationale uitvoeringsmaatregelen wordt gewezen op de aanmaningsbrieven die gezonden zijn naar Oostenrijk, Ierland, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk betreffende de genoemde Richtlijn 80/98/EG [187], waarvan de omzettingsdatum was vastgesteld op 1.1.2000. Omdat de nationale maatregelen intussen zijn ontvangen, is in deze procedures van verdere stappen afgezien.

[187] Ibid.

2.12.4. Overige indirecte belastingen

Een niet verwaarloosbaar deel van de in deze sector ingeleide inbreukprocedures betreft de belastingheffing op motorvoertuigen, omdat de Commissie moet reageren op een toenemend aantal klachten die ter zake door Europese burgers zijn ingediend. Naar aanleiding van de registratie van die klachten en van verscheidene petities aan het Europees Parlement, zijn dit jaar twee nieuwe procedures ingeleid op het gebied van de onjuiste toepassing van de communautaire bepalingen, wat betreft de volgende aangeklaagde feiten:

- Oostenrijk: De Oostenrijkse registratiebelasting op motorvoertuigen (Normverbrauchsabgabe) wordt berekend op basis van verschillende criteria naar gelang van de herkomst van de auto's. Voor binnenlandse auto's is die grondslag de daadwerkelijk voor de auto betaalde prijs, terwijl voor nieuwe buitenlandse, in Oostenrijk ingevoerde auto's, de catalogusprijs wordt aangehouden. Daarnaast moeten in Oostenrijk ingevoerde tweedehandsauto's een belasting betalen die berekend wordt op basis van de gemiddelde autogidsprijs, zoals vastgesteld door de Oostenrijkse beroepsbeoefenaren van de tweedehandsmarkt. De Commissie is van mening dat het Oostenrijkse systeem, dat meer op een theoretische dan op een feitelijke basis stoelt, in strijd is met het bepaalde in artikel 90 van het Verdrag en in artikel 3 van Richtlijn 92/12/EG [188].

[188] PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1.

- Griekenland: Griekenland past de bepalingen van Richtlijn 83/182/EEG betreffende de belastingvrijstellingen bij de tijdelijke invoer van bepaalde vervoermiddelen binnen de Gemeenschap [189] niet correct toe. Het ingevoerde stelsel lijkt immers op een douaneregeling die in het kader van de interne markt niet kan worden aanvaard: de eis tot onmiddellijke betaling van registratiebelasting alsof het voertuig definitief in Griekenland zou worden gebruikt, vergezeld van een boete die kan oplopen tot enorme en onredelijke bedragen; talrijke inbeslagnemingen, verbeurdverklaringen en veilingen van de betrokken voertuigen; strafvervolgingen wegens smokkelarij die tot zware straffen kunnen leiden; het - zeer moeilijk, vooral voor een niet-ingezetene van Griekse afkomst, te weerleggen - vermoeden dat de gewone verblijfplaats van betrokkene zich in Griekenland bevindt, zodat zijn voertuig aan Griekse belasting onderworpen wordt (zelfs als hij al jaren geleden van woonplaats veranderd is); en tenslotte geen overleg met de administraties van de andere lidstaten om eventuele competentieconflicten op te lossen of om na te gaan of er al dan niet sprake is van fraude.

[189] PB L 105 van 23.4.1983, blz. 59.

In de automobielsector is het ook van belang te wijzen op de verzending van een met redenen omkleed advies naar Griekenland op grond van artikel 228 van het Verdrag, omdat de Griekse autoriteiten zich nog niet geconformeerd hebben aan het arrest van 23.10.1997, waarin het Hof voor recht heeft verklaard: "Door de belastbare waarde van ingevoerde gebruikte auto's voor de toepassing van de bijzondere verbruiksbelasting en de forfaitaire bijzondere extra belasting te berekenen naar de prijs van de overeenkomstige nieuwe auto's, verminderd met 5% per jaar van gebruik van de betrokken auto's, waarbij de maximumvermindering in beginsel niet meer dan 20% mag bedragen, en door de ingevoerde gebruikte auto's met schone technologie uit te sluiten van het genot van de verlaagde tarieven van de bijzondere verbruiksbelasting die voor dit soort auto's gelden, is de Helleense Republiek de krachtens artikel 95 EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet nagekomen." [190]

[190] Zaak C-375/95, Jurispr. 1997, blz. I-5981.

Op het gebied van de accijnzen op tabaksfabrikaten is een met redenen omkleed advies verzonden naar België wegens onjuiste toepassing van Richtlijn 92/12/EEG betreffende het verkeer van accijnsproducten [191]. De artikelen 8 en 9 van deze richtlijn strekken er immers toe dat de reizigers kunnen profiteren van de interne markt en in andere lidstaten producten waarop accijns wordt geheven kunnen verkrijgen, ook als de hoeveelheid sigaretten die zij meenemen meer dan 800 stuks bedraagt, voor zover die voor eigen verbruik bestemd zijn. In de Belgische administratieve praktijk, die een "franchise" van 800 sigaretten toepast voor particulieren die uit andere lidstaten komen, worden de bedoelde belastingregels op die personen - als zij de goederen voor eigen behoefte verkrijgen - niet correct toegepast. Wat betreft dezelfde producten wordt ook verwezen naar de inschakeling van het Hof in het kader van de eerder tegen Frankrijk ingeleide inbreukprocedure inzake het afwijkende belastingtarief voor sigaretten van lichtgekleurde tabak [192].

[191] Ibid.

[192] Zaak C-302/00;

Wat betreft de accijnzen op minerale oliën heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gezonden naar Duitsland wegens de vrijstelling van accijns op stookolie (Mineralölsteuergesetz), die een onjuiste toepassing vormt van Richtlijn 92/81/EEG betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën [193]. De Commissie heeft tevens het Hof ingeschakeld in het Finse dossier inzake het gebruik van stookolie, die aan een verlaagd accijnstarief onderworpen is en alleen bestemd is voor verwarming, als brandstof voor vervoermiddelen, een bepaling die in strijd is met artikel 8, lid 3, van de genoemde richtlijn en met artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/82/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën [194].

[193] PB L 72 van 31.10.1992, blz. 12.

[194] PB L 72 van 31.10.1992, blz. 19.

Ook is een procedure ingeleid tegen Frankrijk op grond van onjuiste toepassing van de communautaire bepalingen inzake de belasting op destructie en het verzamelen van slachtafval. De Franse overheidsdienst die belast is met destructie, dat wil zeggen het hakken en in stukken verdelen van dieren die ongeschikt zijn voor consumptie, en meer in het algemeen het verzamelen en verwijderen van dierenkadavers en van slachtafval, wordt sinds drie jaar hoofdzakelijk gefinancierd door de inkomsten uit een parafiscale belasting op vlees, die speciaal voor dat doel is ingevoerd. Naar aanleiding van verscheidene klachten van ondernemingen die intracommunautaire verwervingen verrichten en van vleeshandelaren in Frankrijk heeft de Commissie vastgesteld dat de regels inzake de grondslag van deze belasting discriminerend waren ten opzichte van vlees dat afkomstig is uit andere lidstaten in de zin van artikel 90 van het Verdrag. Ondanks het feit dat de belasting zowel geheven wordt op Frans vlees als op vlees uit andere lidstaten, heeft namelijk alleen het Franse vlees profijt van de destructiedienst, waardoor sprake is van een soort tegenprestatie voor de belasting die erop geheven wordt, terwijl de voordelen van die dienst in beginsel niet gelden voor het vlees uit andere lidstaten, aangezien dit in een ander land voor de verkoop wordt geprepareerd, alvorens het naar Frankrijk wordt gebracht.

Tenslotte moet nog melding gemaakt worden van de seponering door de Commissie van de tegen België ingeleide procedure wegens de accijnsregeling voor niet-alcoholische dranken, nadat de nationale wetgeving ter zake was gewijzigd naar aanleiding van de verzending van een met redenen omkleed advies. De Commissie heeft ook het dossier inzake de differentiële heffing op wijn en bier in Ierland geseponeerd, evenals de zaak betreffende de gemeentelijke belastingen op alcoholische dranken in Oostenrijk. De tegen Frankrijk ingeleide procedure inzake de over alcoholhoudende dranken geheven socialezekerheidsbijdrage kon eveneens worden gesloten toen het Hof de betrokken regeling in overeenstemming had geacht met het Gemeenschapsrecht [195].

[195] Zaak C-434/97.

2.13. onderwijs, audiovisuele sector en cultuur

2.13.1. Onderwijs en cultuur

Momenteel en overeenkomstig de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag is elke lidstaat verantwoordelijk voor de inhoud van zijn onderwijs en de organisatie van zijn eigen onderwijssysteem. Wat de toegangsvoorwaarden voor onderwijs en beroepsopleiding betreft, mogen de lidstaten krachtens artikel 12 van het EG-Verdrag niet rechtstreeks of indirect discrimineren op grond van nationaliteit.

Aangezien er op dit terrein geen secundaire wetgeving is, moet worden onderstreept dat de studenten en personen in opleiding steeds op belemmeringen in het kader van de academische mobiliteit stuiten. Die problemen zijn echter niet te wijten aan regelingen die in strijd zijn met het Verdrag. Bij een deel van de individuele gevallen die ter kennis van de Commissie zijn gebracht gaat het niet om discriminatie op grond van nationaliteit, maar vooral om trage procedures, het ontbreken van beroepsmogelijkheden en de hoogte van de toepasselijke administratieve kosten voor de procedures inzake de academische erkenning.

Zoals wij al in vorige verslagen hebben gesignaleerd, kunnen veel van de individuele gevallen die de Commissie worden meegedeeld, worden opgelost door de betrokkenen duidelijke informatie over hun rechten en over de beperkte draagwijdte van het Gemeenschapsrecht op dit gebied te verstrekken. In sommige gevallen blijkt gebruikmaking van de nationale beroepsmogelijkheden voor de betrokkenen de enige manier om voor wijziging of vernietiging van door de bevoegde autoriteiten jegens hen genomen administratieve besluiten te zorgen.

Toch moet onderstreept worden dat in deze sector het aantal dit jaar geregistreerde gevallen met klachten over vermeende inbreuken op de artikelen 12, 149 en 150 van het Verdrag toeneemt

2.13.2. Audiovisuele sector

Richtlijn 97/36/EG van 30 juni 1997 en Richtlijn 89/552/EEG van oktober 1989 "Televisie zonder grenzen "

2.13.2.1. Stand van omzetting van de herziene richtlijn

De eerste prioriteit van de Commissie, als hoedster van de verdragen, was toe te zien op de correcte omzetting van Richtlijn 97/36/EG van 30 juni 1997, waarbij de richtlijn van 1989 werd gewijzigd. De datum waarop de richtlijn moest zijn omgezet, was bepaald op 30 december 1998. Op de datum van de goedkeuring van dit verslag hebben 12 lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden, Verenigd Koninkrijk) nationale maatregelen tot uitvoering van Richtlijn 97/36/EG meegedeeld. De omzetting in de drie andere lidstaten (Italië, Luxemburg, Nederland) loopt nog. Wat die gevallen betreft heeft de Commissie het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ingeschakeld. [196]

[196] HvJ/Italië: Zaak C-2000/207; HvJ/Luxemburg: Zaak C-2000/119; HvJ/Nederland: C-2000/145

2.13.2.2. Toepassing van de richtlijn

De herziene richtlijn legt een helder en duidelijke juridisch kader vast op basis waarvan de televisie-exploitanten hun activiteiten in de Europese Unie kunnen ontwikkelen. Het hoofddoel is het scheppen van de nodige voorwaarden voor het vrije verkeer van televisie-uitzendingen. De herziene richtlijn heeft een aantal bepalingen verduidelijkt, onder andere het beginsel van de regelgeving in één lidstaat van herkomst en de criteria om de omroeporganisaties in de rechtsorde daarvan onder te brengen. De Commissie heeft in de loop van de referentieperiode toegezien op de naleving en doeltreffendheid van deze beginselen. De Commissie is geïnformeerd over het besluit van de Nederlandse autoriteiten (Commissariaat voor de Media) om de distributie van de programma's van RTL 4 en RTL 5 in Nederland te verbieden omdat RTL/Veronica de Holland Media Groep SA geen Nederlandse zendvergunningen bezitten. Zij volgt de afwikkeling van dit dossier met aandacht.

Overigens verschaffen de bepalingen van artikel 3bis, lid 1, van de richtlijn de lidstaten een juridische basis voor het nemen van nationale maatregelen ter bescherming van een aantal evenementen die van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht. Maatregelen in verband met artikel 3bis, lid 1, van de richtlijn zijn genomen door Denemarken (PB C 14 van 19.1.1999), Italië (PB C 277 van 30.9.1999), Duitsland (C 277 van 29.9.2000) en het Verenigd Koninkrijk (PB. C 328 van 18.11.2000). Bovendien hebben Oostenrijk, Nederland, België en Frankrijk aangegeven van plan te zijn binnenkort ontwerp-maatregelen mee te delen.

Overigens heeft de Commissie de vierde mededeling aan de Raad en het Europees Parlement aangenomen betreffende de tenuitvoerlegging van de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 89/552/EEG, gewijzigd door Richtlijn 97/36/EG, gedurende de periode 1997 en 1998, inzake de bevordering van de verspreiding en productie van televisieprogramma's [197]. De Commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen van de artikelen 4 en 5 van de richtlijn over het algemeen zijn bereikt. De activiteiten van de televisiekanalen op het gebied van het uitzenden van Europese en onafhankelijke producties zijn overeenkomstig de regels van de richtlijn over het algemeen bevredigend en de doelstellingen van de richtlijn zijn over het algemeen bereikt.

[197] COM(2000) 442 def.

De richtlijn bevat ook regels over de toegestane hoeveelheid reclame op de televisie. De Commissie heeft verschillende klachten ontvangen over vermeende overtredingen van de voorschriften inzake reclame en sponsoring in bepaalde lidstaten. De problemen zijn in het bijzonder het gevolg van de handelwijze van sommige omroepen in Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. De Commissie verzamelt momenteel de nodige informatie om te kunnen beoordelen of bij deze vermeende overschrijdingen sprake is van inbreuken door de betrokken lidstaten en om de aangewezen corrigerende maatregelen te kunnen nemen. Op 21 december 2000 heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies naar Spanje te zenden.

Bij wijze van uitzondering op de algemene regel van de vrijheid van ontvangst en het niet-belemmeren van de doorgifte, biedt artikel 2bis, lid 2, van de richtlijn de lidstaten overigens de mogelijkheid - mits een speciale procedure wordt gevolgd - maatregelen te nemen tegen omroepen die onder de bevoegdheid van een andere lidstaat vallen en die op "duidelijke, belangrijke en ernstige" wijze inbreuk maken op artikel 22 van de richtlijn. Het gaat om het beschermen van minderjarigen tegen programma's die schade kunnen toebrengen aan hun "lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling" en om ervoor te zorgen dat de uitzendingen geen enkele aansporing tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit bevatten. De Commissie acht de toepassing van artikel 2bis, lid 2, in de referentieperiode bevredigend. Het algemeen belang kon worden veiliggesteld zonder dat het vrij verrichten van diensten al te zeer in het gedrang kwam. Er wordt aan herinnerd dat in de zaak T 69/99 Danish Satellite TV (DSTV) A/S (Eurotica Rendez-Vous Television) tegen de Commissie, in het arrest van 13.12.2000 van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, het beroep tegen het besluit van de Commissie waarin de door het Verenigd Koninkrijk meegedeelde maatregelen in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht werden geacht, niet-ontvankelijk werd verklaard.

2.13.2.3. Aspecten in verband met de uitbreiding

Sinds 1997 spannen de meeste kandidaat-lidstaten zich in om zich aan te passen aan de richtlijn, en acht kandidaat-lidstaten [198] hebben hiertoe nieuwe wetgeving vastgesteld. Daarnaast lopen in zes kandidaat-lidstaten [199] wetgevingsprocessen. Het aanpassingsproces heeft in 2000 een beslissende wending genomen, daar vijf kandidaat-lidstaten [200] al een zeer hoog aanpassingsniveau wat betreft het acquis hebben bereikt.

[198] Bulgarije, Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Malta, Polen en de Slowaakse Republiek

[199] Tsjechische Republiek, Hongarije, Letland, Polen, Roemenië, Slovenië

[200] Bulgarije, Cyprus, Estland, Litouwen en de Slowaakse Republiek

2.14. Gezondheid en consumentenbescherming

In het kader van de reorganisatie van haar diensten heeft de Commissie in oktober 1999 de veterinaire en fytosanitaire diensten van het Directoraat-generaal Landbouw en de voor volksgezondheid verantwoordelijke diensten van het Directoraat-generaal Sociale Zaken overgeheveld naar het Directoraat-generaal Gezondheid en Consumentenbescherming. Tevens heeft zij in maart 2000 de voor de levensmiddelenwetgeving verantwoordelijke dienst, die eerst onder het Directoraat-generaal Ondernemingen viel, naar dit Directoraat-generaal overgebracht.

Derhalve bevat dit verslag, naast de ontwikkeling van de toepassing van het Gemeenschapsrecht op het gebied van de consumentenbescherming, bijna alle communautaire bepalingen op het gebied van gezondheid.

2.14.1. Wetgeving op veterinair gebied

Wat betreft de mededeling door de lidstaten van nationale uitvoeringsmaatregelen wordt opgemerkt dat vier richtlijnen in 2000 omgezet moesten zijn:

Richtlijn 1999/89/EG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee;

Richtlijn 1999/90/EG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in pluimvee en broedeieren, en de invoer daarvan uit derde landen;

Richtlijn 2000/15/EG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens; en

Richtlijn 2000/27/EG tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten;

en de meeste lidstaten moeten deze richtlijnen nog omzetten.

België heeft geen inbreuk gemaakt wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen.

In deze sector heeft Frankrijk geprobeerd de achterstand wat betreft de omzetting in te halen. Naar aanleiding van een met redenen omkleed advies op grond van artikel 228 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft Frankrijk uitvoering gegeven aan het arrest van het Hof van 9.2.1999 (zaak C-357/97) betreffende de niet-omzetting van Richtlijn 94/28/EG tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's. In 1999 ingeleide procedures moeten echter nog worden geregulariseerd.

Griekenland heeft nog een grote achterstand wat betreft de omzetting. De Commissie heeft zich genoopt gezien twee inbreukprocedures op grond van artikel 228 van het EG-Verdrag voort te zetten wegens niet-naleving van arresten van het Hof (zaken C-385/97 en C-137/99) waarin wordt vastgesteld dat Griekenland de Richtlijnen 93/118/EG en 96/43/EG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten niet heeft omgezet.

Het Hof onderkende in een arrest van 8.6.2000 (zaak C-190/99) dat Ierland zijn verplichtingen niet was nagekomen door niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 96/43/EG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten. Het Hof heeft tevens op 7.12.2000 onderkend (zaak C-395/99) dat Italië zijn verplichtingen niet was nagekomen wat betreft de omzetting van Richtlijn 96/93/EG betreffende de certificering van dieren. Deze twee lidstaten hebben echter uitvoering gegeven aan de arresten.

De controle op de correcte toepassing van de wetgeving op het gebied van de hygiëne blijft een prioritaire taak voor de Commissie.

Uit controles door het Voedsel- en veterinair bureau (VVB) in Ierland en Luxemburg is gebleken dat de lidstaten een einde hebben gemaakt aan de ernstige tekortkomingen op het gebied van hygiëne en structuur die in bepaalde slachthuizen waren geconstateerd. In afwachting van het resultaat van een laatste inspectiebezoek in Frankrijk blijft het inbreukdossier tegen die lidstaat open.

Het meest saillante feit van het jaar op het gebied van de toepassing van de veterinaire wetgeving was de inschakeling van het Hof van Justitie op 4.1.2000 in het kader van de tegen Frankrijk ingeleide inbreukprocedure wegens de weigering, in strijd met de beschikkingen 98/256/EG en 99/514/EG, om de handel in Brits rundvlees dat aan de in die communautaire beschikkingen gestelde eisen voldoet, op Frans grondgebied toe te staan.

Uit informatie van de Britse autoriteiten aan de Commissie blijkt een positieve ontwikkeling bij de aanwerving van keuringsdierenartsen, om overeenkomstig de Richtlijnen 64/433/EEG en 89/662/EEG en Beschikking 96/239/EG voor de officiële veterinaire inspectie in de slachthuizen en uitsnijderijen te kunnen zorgen. Als de Britse autoriteiten zich aan hun verplichtingen houden, moet de lopende inbreukprocedure in de loop van 2001 geregulariseerd zijn.

De Commissie heeft een met redenen omkleed advies naar de Britse autoriteiten gezonden, waarin zij toestemming krijgen hypergechloreerd water te gebruiken om de karkassen van pluimvee te desinfecteren, een praktijk die op grond van het Gemeenschapsrecht niet is toegestaan.

Het Hof van Justitie heeft twee keer vastgesteld dat Griekenland de wetgeving op het gebied van de veterinaire keuringen niet juist toepast. In zijn arrest van 5 juni 2000 in de zaak C-470/98 heeft het Hof namelijk verklaard dat Griekenland door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen te nemen om te waarborgen dat de kosten voor de veterinaire en administratieve controles voor landbouwproducten uit derde landen, anders dan vers vlees en vlees van pluimvee, ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigden, zonder schadeloosstelling van de kant van de staat, de verplichtingen krachtens Richtlijn 90/675/EEG niet is nagekomen. Op 16.11.2000 heeft het Hof in zijn arrest in zaak C-214/98 voor recht verklaard dat Griekenland door de categorie eenhoevigen/paardachtigen niet te vermelden bij de soorten vlees waarop de in Richtlijn 93/118 bedoelde retributies van toepassing zijn, en door pluimvee niet expliciet te noemen voor de toepassing van de bij deze richtlijn vastgestelde retributie in verband met het uitsnijden van vers vlees, de verplichtingen krachtens die richtlijn niet is nagekomen

Ierland heeft een met redenen omkleed advies gekregen omdat het verzuimd had vóór 30.4.1998 een verslag over de in 1996 en 1997 verrichte controles toe te zenden om de juiste toepassing van de minimumnormen voor de bescherming van kalveren en varkens te verzekeren. Ierland heeft de gevraagde informatie in december 2000 toegezonden en aldus de inbreuk op de Richtlijnen 91/629/EEG en 91/630/EEG geregulariseerd.

2.14.2. Wetgeving op fytosanitair gebied

Wat betreft de mededeling door de lidstaten van nationale uitvoeringsmaatregelen wordt opgemerkt dat België en Italië de omzettingsmaatregelen voor alle tot deze sector behorende richtlijnen hebben meegedeeld.

Griekenland blijft kampen met grote vertragingen bij de omzetting. De Commissie heeft het Hof van Justitie ingeschakeld in verband met de vertraging van Griekenland bij de omzetting van Richtlijn 97/41/EG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk groenten en fruit, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong met inbegrip van groenten en fruit, en van Richtlijn 98/100/EG tot erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap waar bijzondere plantenziektenrisico's bestaan. De Commissie heeft besloten Duitsland voor het Hof te dagen wegens niet-omzetting van Richtlijn 98/57/EG betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

Voorts wordt erop gewezen dat de Commissie een met redenen omkleed advies heeft gezonden naar Italië omdat dit land een te restrictieve wetgeving heeft vastgesteld op het gebied van vervoer van fytofarmaceutische producten waarvan het gebruik in Italië verboden is en die naar andere lidstaten of derde landen worden vervoerd. De Italiaanse autoriteiten hebben er zich toe verbonden de gewraakte wetgeving te wijzigen door middel van een bepaling in de communautaire wet 2000, die volgens informatie van de Commissie nog in behandeling is.

2.14.3. Wetgeving op het gebied van zaai- en plantgoed

In deze sector hebben de in 2000 lopende inbreukprocedures allemaal betrekking op de mededeling van omzettingsmaatregelen van recente richtlijnen, die eind 1999 en in 2000 omgezet hadden moeten zijn.

Tegen Denemarken en Spanje zijn geen inbreukprocedures meer aanhangig.

De Commissie heeft besloten het Hof in te schakelen tegen Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Oostenrijk wegens niet-omzetting van Richtlijn 98/56/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en siergewassen.

Wat betreft de andere richtlijnen die omgezet hadden moeten zijn:

Richtlijn 98/95/EG, het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en groentezaad, en de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

Richtlijn 98/96/EG, het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en groentezaad, en de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

Richtlijn 99/54/EG betreffende het in de handel brengen van zaaigranen;

Richtlijn 99/66/EG houdende voorschriften voor het overeenkomstig Richtlijn 98/56/EG door de leverancier op te maken etiket of ander document;

verkeert de inbreukprocedure voor de meeste lidstaten in de fase van het met redenen omkleed advies.

2.14.4. Wetgeving op het gebied van levensmiddelen

Wat betreft de mededeling door de lidstaten van nationale uitvoeringsmaatregelen kon geen opvallende ontwikkeling op dit gebied ten opzichte van 1999 gesignaleerd worden.

Griekenland heeft echter uitvoering gegeven aan het op 21.10.1999 gewezen arrest van het Hof (zaak C-391/98), waarin wordt vastgesteld dat deze lidstaat zijn verplichting tot mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 93/43/EG inzake de levensmiddelenhygiëne niet is nagekomen.

De Commissie heeft besloten Ierland voor het Hof te dagen wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 98/66/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt en van Richtlijn 98/86/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen.

Op het gebied van inbreukprocedures wegens onjuiste toepassing kan worden opgemerkt dat Spanje, als reactie op een met redenen omkleed advies waarin wordt vastgesteld dat de Spaanse wetgeving die voorziet in de verplichting om op het etiket van tafelolijven de klasse daarvan aan te geven, niet verenigbaar is met Richtlijn 79/112/EEG, heeft aangekondigd de inbreuk te regulariseren door het gewraakte Koninklijk Besluit te wijzigen.

2.14.5. Wetgeving op het gebied van diervoeding

Wat betreft de mededeling door de lidstaten van nationale maatregelen tot uitvoering van de richtlijnen wordt opgemerkt dat alleen Richtlijn 2000/45/EG tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van vitamine A, vitamine E en tryptofaan in diervoeders uiterlijk in 2000 omgezet had moeten zijn. De meeste lidstaten hebben nog geen omzettingsmaatregelen medegedeeld.

Frankrijk heeft veel inbreukprocedures inzake de niet-omzetting van richtlijnen in deze sector geregulariseerd.

Griekenland en het Verenigd Koninkrijk hebben de grootste achterstand opgelopen bij de omzetting van richtlijnen ten aanzien waarvan sinds 1998 inbreukprocedures lopen, met name wat betreft Richtlijn 96/24/EG betreffende de handel in mengvoeders en Richtlijn 96/25/EG betreffende het verkeer van voedermiddelen.

Richtlijn 96/51/EG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding moet nog worden omgezet door Frankrijk, Griekenland, Italië en het Verenigd Koninkrijk.

2.14.6. Verontreinigingen

Richtlijn 98/53 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen moest eind 2000 zijn omgezet. Geen enkele lidstaat heeft de nationale omzettingsmaatregelen medegedeeld.

2.14.7. Mededeling van normen en technische voorschriften

Krachtens Richtlijn 98/34/EG moeten de lidstaten en de EVA-landen alle ontwerpmaatregelen waarin normen of technische voorschriften zijn vervat aan elkaar en aan de Commissie melden, voordat ze worden goedgekeurd, om nieuwe belemmeringen voor de interne markt te voorkomen.

Uit het aantal in 2000 gemelde teksten (115), soms via een spoedprocedure (17), op het gebied van de gezondheid blijkt het toenemend belang van de nationale wetgevers voor deze sector, met name op het gebied van de voeding. De toetsing van deze gemelde ontwerpmaatregelen heeft ertoe geleid dat de diensten van de Commissie door middel van de toezending van opmerkingen (15), tussentijds commentaar (6) en uitvoerig gemotiveerde meningen (3) hebben gevraagd de meldingen in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht (voor meer informatie over de meldingsprocedure, zie hoofdstuk 2.2.1 "Preventievoorschriften van Richtlijn 98/34/EG (ex 83/189/EEG)").

2.14.8. Consumentenbescherming

In deze sector is de omzettingstermijn van vier richtlijnen in 2000 verstreken. Omdat deze richtlijnen niet door alle lidstaten zijn omgezet, heeft de Commissie zich genoopt gezien inbreukprocedures in te leiden.

Eind 2000 was de situatie als volgt:

Richtlijn 97/7/EG (verkoop op afstand; omzettingstermijn: 4 juni 2000) is niet omgezet door Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland, Portugal en Finland.

Richtlijn 97/55/EG (vergelijkende reclame; omzettingstermijn: 23 april 2000) moet nog worden omgezet door Griekenland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Finland.

Richtlijn 98/6/EG (prijsaanduiding; omzettingstermijn: 18 maart 2000) is door Griekenland, Spanje, Ierland en Luxemburg nog niet omgezet. Richtlijn 98/7/EG (consumentenkrediet; omzettingstermijn: 21 april 2000) is niet omgezet door Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland en Luxemburg.

Alle andere richtlijnen op dit gebied zijn door alle lidstaten omgezet, maar er lopen verschillende inbreukprocedures betreffende de non-conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen. Deze procedures hebben met name betrekking op de Richtlijnen 93/13/EG (oneerlijke bedingen) en 94/47/EG (timesharing). De Commissie heeft het HvJ ingeschakeld in twee gevallen, die betrekking hebben op de onjuiste omzetting van Richtlijn 93/13/EG door Italië en Zweden.

Ten behoeve van een betere en meer uniforme toepassing heeft de Commissie een gedetailleerd rapport gepubliceerd over de uitvoering van Richtlijn 93/13/EG [201] De twee rapporten over de Richtlijnen 90/314/EEG (pakketreizen) [202] en 94/47/EG (timesharing) [203], die eind 1999 zijn gepubliceerd, hebben veel reacties van de industrie, consumentenverenigingen en overheden van de lidstaten uitgelokt.

[201] COM (2000) 248 def.

[202] SEC(1999) 1800

[203] SEC(1999) 1795

Tenslotte moet nog vermeld wordt dat heel veel prejudiciële kwesties op het gebied van consumentenbescherming aan het HvJ zijn voorgelegd. Twee daarvan betreffen Richtlijn 93/13/EG (oneerlijke bedingen), met name de rechtstreekse toepasselijkheid daarvan gezien de niet-omzetting door de betrokken lidstaat (C-21/00) en de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van een lidstaat ten aanzien van vorderingen tot het doen staken van inbreuken tegen een ondernemer die zijn hoofdkantoor in een andere lidstaat heeft (C-167/00). Een derde geval betreft de interpretatie van de term "schade" in artikel 5 van Richtlijn 90/314/EEG (C-168/00).

2.15. Justitie en Binnenlandse Zaken

2.15.1. Communautarisering van het Schengen-acquis

Bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie opgenomen en sindsdien is dit acquis van toepassing binnen het juridische en institutionele kader van de Unie en met inachtneming van de naleving van de toepasselijke bepalingen van het EU-Verdrag en het EG-Verdrag. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Protocol inzake de opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie heeft de Raad bij besluit nr. 1999/436/EG van 20 mei 1999 (PB nr. L 176 van 10.7.1999) de passende rechtsgrondslagen in de verdragen vastgesteld van elk van de bepalingen die het Schengen-acquis vormen (de "verdeling" van de bepalingen van dit acquis over de eerste en de derde pijler). Daardoor geschiedt de controle van de toepassing van de bepalingen die bij de eerste pijler zijn ondergebracht (en met name die welke betrekking hebben op visa voor kort verblijf, op de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen en op de controle van de buitengrenzen, alsmede op de voorwaarden voor het vreemdelingenverkeer) overeenkomstig de beginselen van het Gemeenschapsrecht ter zake, en de Commissie vervult haar taak als hoedster van het Verdrag dus ten aanzien van deze onderdelen van het Schengen-acquis. In dit verband betreft hebben de diensten van de Commissie verschillende klachten ontvangen inzake de weigering tot verlening van visa op gerond van signalementen in het Schengeninformatiesysteem (SIS). Enkele van die weigeringen hadden betrekking op onderdanen van derde landen die gezinsleden zijn van burgers van de Unie.

2.15.2. Binnenkomst en verblijf

Na een door de Europese Commissie bij het Hof aanhangig gemaakt beroep wegens niet-nakoming tegen de Italiaanse Republiek, heeft het Hof van Justitie (vijfde kamer) in het arrest van 25 mei 2000 (nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie) in de zaak C-424/98 vastgesteld dat de Italiaanse Republiek de grenzen die het Gemeenschapsrecht haar oplegt niet heeft erkend

a) door de bewijsmiddelen te beperken die kunnen worden ingeroepen door de personen die vallen onder de Richtlijnen 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht (PB L 180, p. 26) en 90/365/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht van werknemers en zelfstandigen die hun beroepsactiviteit hebben beëindigd (PB L 180, p. 28), en met name door voor te schrijven dat bepaalde documenten door de autoriteiten van een andere lidstaat moeten zijn afgegeven of geviseerd; en

b) door te verlangen dat studenten die onderdaan zijn van een andere lidstaat en die verzoeken om erkenning van hun recht van verblijf en van dat van hun gezinsleden in Italië krachtens Richtlijn 93/96/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende het verblijfsrecht van studenten (PB L 317, p. 59), de Italiaanse autoriteiten eerst verzekeren dat zij over een bepaald bedrag aan bestaansmiddelen beschikken, vervolgens door, wat het daartoe te gebruiken middel betreft, door de student niet duidelijk de keuze te laten tussen een verklaring en enige andere ten minste gelijkwaardige wijze, en, tenslotte, door een dergelijke verklaring niet toe te staan wanneer de student vergezeld wordt door zijn gezinsleden.

Opgemerkt wordt dat de Italiaanse Republiek in de loop van de procedure wetsbesluit nr. 358 van 2 augustus 1999 heeft goedgekeurd dat besluit nr. 470 van 26 november 1992 wijzigt (Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana van 19.10.2000, algemene serie nr. 246, bladzijde 3), om zich te conformeren aan de krachtens de Richtlijnen 90/364, 90/365 en 93/96 op haar rustende verplichtingen.

Overigens heeft de Europese Commissie, naar aanleiding van talrijke besluiten tot uitzetting die door de Duitse autoriteiten om redenen van openbare orde zijn genomen jegens burgers van de Unie die een delict hebben gepleegd, in juli 2000 een met redenen omkleed advies naar Duitsland gezonden wegens schending van de regels van het Gemeenschapsrecht die de materiële en formele voorwaarden vastleggen die moeten worden nageleefd wanneer een lidstaat besluit een burger van de Europese Unie om redenen van openbare orde uit te zetten. De belangrijkste grieven van de Commissie hebben betrekking op het automatische of bijna automatische verband tussen bepaalde delicten en de uitzettingsmaatregel, de niet-inachtneming van het persoonlijke gedrag van de betrokkene, de ontoereikende motivering en de schending van het evenredigheidsbeginsel en van het beginsel van bescherming van het gezinsleven.

2.15.3. Actief en passief kiesrecht

De twee richtlijnen betreffende het actief en passief kiesrecht in de lidstaat van de woonplaats, Richtlijn 93/109/EG (Europees Parlement) en Richtlijn 94/80/EG (gemeentelijke verkiezingen) zijn in alle lidstaten omgezet.

De Commissie heeft besloten van verdere stappen af te zien in de tegen Duitsland ingeleide procedure vanwege de onjuiste omzetting van Richtlijn 93/109/EG. Deze lidstaat heeft de Commissie namelijk de tweede wet tot wijziging van de kaderwet inzake de regeling van de verklaring over de woonplaats en de verordening van 28 augustus 2000 tot wijziging van de kieswet voor Europese verkiezingen en van de kieswet voor bondsdagverkiezingen medegedeeld.

Naar aanleiding van deze wetswijziging worden de burgers van de Unie die geen onderdaan zijn ambtshalve ingeschreven op de kiezerslijst die ten behoeve van elke Europese verkiezing wordt opgemaakt, als zij daarom in verband met een eerdere verkiezing hebben verzocht, voor zover zij aan de vereiste voorwaarden blijven voldoen. Volgens de Commissie is de Duitse wetgeving nu in overeenstemming met Richtlijn 93/109/EG.

De Commissie heeft tevens besloten van verdere stappen af te zien in de tegen Duitsland ingeleide procedure wegens de onjuiste omzetting van Richtlijn 94/80/EG in de deelstaat Saksen.

Duitsland heeft de Commissie de wet van 15.3.2000 meegedeeld, die de wet op de gemeentelijke verkiezingen van de deelstaat Saksen wijzigt. Als gevolg van die wijziging worden de burgers van de Unie automatisch ingeschreven op de ten behoeve van elke gemeentelijke verkiezing opgemaakte kiezerslijst.

Bovendien heeft de Commissie besloten van verdere stappen af te zien in de tegen Duitsland ingeleide procedure vanwege de onjuiste omzetting van Richtlijn 94/80/EG in de deelstaat Beieren.

Duitsland heeft de Commissie de wet van 27.12.1999 tot wijziging van de kieswet meegedeeld. Als gevolg van die wijziging worden de burgers van de Unie automatisch ingeschreven op de ten behoeve van elke gemeentelijke verkiezing opgemaakte kiezerslijst.

Volgens de Commissie is de Duitse wetgeving inzake de gemeentelijke verkiezingen in de deelstaten Saksen en Beieren nu in overeenstemming met Richtlijn 94/80/EG.

2.16. Begroting

2.16.1. Algemeen

In het kader van artikel 8, lid 1, van Besluit 94/728/EG Euratom, betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, ontvangen de lidstaten de traditionele eigen middelen voor rekening van de Gemeenschappen. Net als vorig jaar vertoont het aantal inbreukdossiers een stijgende tendens en de Commissie zag zich genoodzaakt in een aantal gevallen het Hof in te schakelen.

Wat betreft de middelen uit BTW en BNP verheugt de Commissie zich daarentegen over dat het Gemeenschapsrecht zonder noemenswaardige problemen wordt toegepast.

2.16.2. Onjuiste toepassing

2.16.2.1. Recentelijk ingeleide procedures

De Commissie heeft het Hof ingeschakeld in de zaak tegen Italië (onvoldoende gerechtvaardigde verminderingen bij het doorbetalen van eigen douane-inkomsten uit voor San Marino bestemde geïmporteerde goederen) C- 2000/010.

De Commissie heeft zich tevens genoodzaakt gezien het Hof in te schakelen in een andere zaak tegen Italië (foutieve late inschrijving van een bedrag ad 1.484.936.000.000 ITL aan eigen middelen), C- 2000/363.

Op 15 juni 2000 heeft het Hof van Justitie een arrest gewezen in zaak C 1997/348 betreffende Duitsland inzake de invoer via de Duitse Democratische Republiek van goederen waarvoor bij uitvoer uit Nederland een restitutie was toegekend. Het Hof heeft onderkend dat Duitsland geen aan het communautaire prijsniveau met toepassing van verordening (EEG) nr. 2252/90 beantwoordende heffing heeft geïnd en aan de Gemeenschap afgedragen.

2.16.2.2. Nieuwe procedures

Besloten is het Hof in te schakelen voor een dossier inzake communautair douanevervoer waarin Nederland heeft geweigerd moratoire rente te betalen die verschuldigd is op basis van artikel 11 van verordening van de Raad nr. 1552/89 vanwege te late invordering en daardoor te late afdracht van de betrokken eigen middelen.

In twee andere gevallen waarin achterstand werd vastgesteld, heeft de Commissie eveneens besloten het Hof in te schakelen. Het ene geval betreft Duitsland inzake documenten voor extern communautair douanevervoer die niet binnen de voorgeschreven termijnen zijn gezuiverd. Het andere betreft Spanje dat de eigen middelen niet binnen de voorgeschreven termijnen vaststelt.

Tenslotte is een met redenen omkleed advies gezonden naar Duitsland, vanwege het feit dat die lidstaat bepaalde documenten voor douanevervoer in het kader van de communautaire douaneregeling niet correct heeft gezuiverd en ervan heeft afgezien, zonder voorafgaand overleg met de Commissie, gebruik te laten maken van verstrekte garanties.

2.17. Personeelszaken en administratie

De op het gebied van de toepassing van het Gemeenschapsrecht op het personeel van de Gemeenschappen door de Commissie ingeleide inbreukprocedures hebben betrekking op de niet-naleving door de lidstaten van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen en op de gebrekkige tenuitvoerlegging van de nationale maatregelen die nodig zijn voor de juiste toepassing van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van die Gemeenschappen.

De inbreukprocedure tegen het Koninkrijk Spanje betreffende de vertraging bij de goedkeuring van de nodige interne bepalingen om de overdracht van pensioenrechten van Spaanse ambtenaren en overige personeelsleden mogelijk te maken overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Bijlage VIII van het Statuut, is gesloten.

Derhalve loopt momenteel geen enkele inbreukprocedure.

2.18. Communautaire statistieken

De verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de statistieken bestaan met name in het aan de Commissie verstrekken van de gegevens over specifieke terreinen, met een bepaalde frequentie en volgens bepaalde modaliteiten. Er zijn geen problemen wat betreft de toepassing van de statistische methoden, noch wat betreft de nakoming van de termijnen. Toch moet de registratie van een klacht worden gemeld waarin een vermeende schending door een lidstaat van het Gemeenschapsrecht wordt gemeld, met name verordening (EG) nr. 3330/91 van de Raad betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten (Intrastat) en beschikking 96/715/EG van de Raad betreffende de telematicanetwerken tussen administraties voor de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten (Edicom).

Na onderzoek van de inhoud van de klacht en in het licht van de door de Commissie vastgestelde regels en prioriteiten wordt aan de seponering van deze klacht gewerkt.

Bijlage I

Opsporing van inbreuken

Tabel 1.1. Opsporing van inbreuken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1.2. Op 31 december 2000 lopende dossiers 1, per openingsjaar

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1.2.1. Op 31 december 2000 lopende dossiers, per openingsjaar

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 1.3. Overzicht per lidstaat van de in 2000 geopende dossiers

1.3.1. In 2000 ambsthalve ontdekte gevallen, per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.3.1.1. In 2000 ambsthalve ontdekte gevallen, per lidstaat (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

1.3.2. In 2000 ontvangen klachten, per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.3.2.1. In 2000 ontvangen klachten, per lidstaat (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

1.3.3. Dossiers geopend in 2000 wegens niet-mededeling, per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.3.3.1. Dossiers geopend in 2000 wegens niet-mededeling, per lidstaat

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bijlage II

Inbreukprocedures - per stadium, rechtsgrondslag, lidstaat en sector

Tabel 2.1.

Inbreuken waarvoor de procedure werd geopend - per stadium en per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2.2. Inbreuken waarvoor de procedure werd geopend - per lidstaat, stadium en rechtsgrondslag

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2.2.1. In 2000 gezonden aanmaningen, per rechtsgrondslag en lidstaat

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.2.2. In 2000 gezonden met redenen omklede adviezen, per rechtsgrondslag en lidstaat

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.2.3. Beroepen bij het Hof van Justitie in 2000, per rechtsgrondslag en lidstaat

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.2.4. Aanmaningen (A), met redenen omklede adviezen (MROA) en beroepen bij het Hof van Justitie (B) : vergelijking tussen 1999 en 2000, per stadium en rechtsgrondslag (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.3. Lopende dossiers : stand van zaken op 31/12/00, per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2.3.1. Op 31/12/00 lopende dossiers waarvoor de inbreukprocedure werd geopend,

per lidstaat (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.3.2. Op 31/12/00 lopende dossiers waarvoor een met redenen omklede advies werd gezonden, per lidstaat (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.3.3. Op 31/12/00 lopende dossiers die bij het Hof van Justitie aanhangig werden gemaakt,

per lidstaat (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.3.4. Op 31/12/00 lopende dossiers waarvoor de inbreukprocedure onder Artikel 228 van het Verdrag werd geopend, per lidstaat

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.4. Op 31/12/00 lopende dossiers, per sector

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2.4.1. Op 21/12/00 lopende dossiers waarvoor de inbreukprocedure werd geopend,

per sector (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.4.2. Op 31/12/00 lopende dossiers waarvoor een met redenen omklede advies werd gezonden,

per sector (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.4.3. Op 31/12/00 lopende dossiers die bij het Hof van Justitie aanhangig werden gemaakt, per sector (grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.4.4. Op 31/12/00 lopende dossiers waarvoor de inbreukprocedure onder Artikel 228 van het Verdrag werd geopend, per sector (grafische voorstelling)

tgraph

Tabel 2.5. In 2000 aangenomen beslissingen tot seponering

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2.5.1. Beslissingen tot seponering in 2000, per stadium

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.5.2. Seponering in 2000 van dossiers (niet-mededeling), per stadium

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.5.3. Seponering in 2000 van dossiers (andere dan niet-mededeling), per stadium

(grafische voorstelling)

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 2.6. Evolutie van de beslissingen tot seponering

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

Inbreuken op de verdragen, verordeningen en beschikkingen

Personeel van de Gemeenschappen

Jaar/Nummer :1991/2315

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :OVERDRACHT VAN PENSIOENRECHTEN

Rechtsgrond :Verordening 31968R0259

Seponering in 2000

Landbouw

Jaar/Nummer :1994/4466

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BELEMMERING VAN DE INVOER VAN SPAANSE AARDBEIEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E030

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1995/265

Jaar/Nummer :1995/4430

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :VERKOOP VAN ALCOHOLHOUDENDE DRANKEN WAARVAN DE NAAM HET WOORD "WHISKY" BEVAT

Rechtsgrond :Verordening 31989R1576

Verzending MROA :02/05/1997 SG(1997)D/3504

Jaar/Nummer :1997/2227

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :ONJUISTE TOEPASSING VAN DE MELKQUOTAREGELING

Rechtsgrond :Verordening 31992R3950;Verordening 31993R536

Verzending MROA :07/05/1998 SG(1998)D/03614

Jaar/Nummer :1997/2228

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :ONJUISTE TOEPASSING VAN DE MELKQUOTAREGELING

Rechtsgrond :Verordening 31992R3950;Verordening 31993R0536

Verzending MROA :04/05/1998 SG(1998)D/03510

Jaar/Nummer :1999/2073

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :NIET-INVOERING VAN HET GEÏNTEGREERD BEHEERS- EN CONTROLESYSTEEM

Rechtsgrond :Verordening 31992R3508

Verzending MROA :29/11/2000 SG(2000)D/108830

Begroting

Jaar/Nummer :1989/0520

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :WIJZE VAN TOEPASSING VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Rechtsgrond :Protocol 157FPRO

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1996/2029

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :REGULARISATIE RECHTEN SAN MARINO

Rechtsgrond :Verordening 31989R1552

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/010

Jaar/Nummer :1995/2126

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :NEDERLANDSE BOTER

Rechtsgrond :Verordening 31990R2252;Verordening 32000R1150

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1997/348

Jaar/Nummer :1997/2154

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :INSCHRIJVINGSFOUT

Rechtsgrond :Verordening 31989R1552;Verordening 32000R1150

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/363

Jaar/Nummer :1998/2323

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :COMMUNAUTAIR DOUANEVERVOER - OVERSCHRIJDING VAN DE TERMIJN

Rechtsgrond :Verordening 31989R1552;Besluit 31994D0728;Verordening 32000R1150

Verzending MROA :02/02/2000 SG(2000)D/101146

Jaar/Nummer :1999/2226

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :NAVORDERING, TE LATE VASTSTELLING (VERORDENING 1552/89)

Rechtsgrond :Verordening 31989R1552;Verordening 32000R1150

Verzending MROA :28/07/2000 SG(2000)D/105516

Jaar/Nummer :1999/2227

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :TIR - TE LATE VASTSTELLING

Rechtsgrond :Verordening 31989R1552;Verordening 31993R2454; Verordening 32000R1150

Verzending MROA :19/07/2000 SG(2000)D/105114

Jaar/Nummer :1999/2228

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :BOEKING GARANTIES TIR

Rechtsgrond :Verordening 31989R1552;Verordening 32000R1150

Verzending MROA :08/11/2000 SG(2000)D/108189

Concurrentie

Jaar/Nummer :1999/2196

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :NIET-NALEVING VAN HET BESLUIT GOEDGEKEURD IN ZAAK IV/M.1616 (BSCH/CHAMPALIMAUD)

Rechtsgrond :Verordening 31989R4064

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1999/2129

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :STELSEL VAN KORTINGEN OP DE LANDINGSVERGOEDINGEN OP DE PORTUGESE LUCHTHAVEN - BESCH. ART. 86(3)

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A249;Beschikking 31999D0199

Verzending MROA :09/03/2000 SG(2000)D/102188

Jaar/Nummer :1993/2181

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :DOUANE-EXPEDITEURS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A003;EG-Verdrag 197A010;EG-Verdrag 197A081;EG-Verdrag 197A228

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1989/0030

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :STEUNVERLENING AAN IDEALSPUN/BEAULIEU

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A228;Besluit 31984D0508

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1989/375

Economische en financiële zaken

Jaar/Nummer :1994/2209

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :GOEDKEURING VOOR OVERSCHRIJDING VAN MINIMUMINVESTERINGSBEDRAGEN - GOLDEN SHARE ELF-AQUITAINE

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/483

Jaar/Nummer :1994/2210

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT BUITENLANDSE INVESTERINGEN IN GEPRIVATISEERDE BEDRIJVEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/058

Jaar/Nummer :1994/5075

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL - INSCHRIJVING OP EEN LENING IN DEM

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A056;EG-Verdrag 197A058

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/478

Jaar/Nummer :1995/4372

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL - VERBLIJFSRECHT

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A048;EG-Verdrag 197A049;EG-Verdrag 197A056

Verzending MROA: 29/05/1998 SG(1998)D/04257

Jaar/Nummer :1995/4535

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE AANKOOP VAN ONROERENDE GOEDEREN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A049;EG-Verdrag 197A056

Verzending MROA: 07/04/1998 SG(1998)D/02935

Jaar/Nummer :1996/2154

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT BUITENLANDSE INVESTERINGEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E058;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A048;EG-Verdrag 197A056

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/2089

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :GOEDKEURING VOOR OVERSCHRIJDING VAN MINIMUMINVESTERINGSBEDRAGEN "DISTRIGAZ"

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/503

Jaar/Nummer :1998/2090

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :GOEDKEURING VOOR OVERSCHRIJDING VAN MINIMUMINVESTERINGSBEDRAGEN "SNTC"

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/503

Jaar/Nummer :1998/2288

Lidstaat :Verenigd Koninkrijk

Onderwerp :PRIVATISERING - SPECIAAL AANDEEL IN BRITISH AIRPORTS' AUTHORITY PLC.

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Verzending MROA: 06/08/1999 SG(1999)D/6431

Jaar/Nummer :1998/2289

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :PRIVATISERING - SPECIALE BEVOEGDHEDEN IN GEPRIVATISEERDE BEDRIJVEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E073;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/463

Werkgelegenheid en sociale zaken

Jaar/Nummer :1989/0457

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :STUDIEFINANCIERING - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A151

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1993/047 Arrest 03/05/94 (Commissie)

Jaar/Nummer :1991/0583

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT IN DE OVERHEIDSSECTOR - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;Verordening 31968R1612; Jurisprudentie 61994J290

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1992/4760

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT - STATUUT VAN GROOT GEZIN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049;Verordening 31968R1612; Jurisprudentie 61975J0032

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1993/4403

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BEREKENING VAN AANVULLEND PENSIOEN VOOR GRENSARBEIDERS

Rechtsgrond :Verordening 31968R1612;Jurisprudentie 61996J0057; Jurisprudentie 61997J0035

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1993/4738

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :UITWIJZING VAN NIET-COMMUNAUTAIRE ECHTGENOOT VAN COMMUNAUTAIRE WERKNEMER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039

Verzending MROA: 09/06/1998 SG(1998)D/4503

Jaar/Nummer :1993/4947

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :TOEPASSING VAN DE ALGEMENE SOCIALE-ZEKERHEIDSPREMIE OP GRENSARBEIDERS

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E048;EEG-Verdrag 157E051;Verordening 31971R1408

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/169 Arrest 15/02/2000 Commissie

Jaar/Nummer :1994/4125

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :VERKRIJGEN VAN KINDERBIJSLAG EN VERBLIJFSKAART

Rechtsgrond :Verordening 31968R1612;Jurisprudentie 61900J1696;Jurisprudentie 61975J0048;Jurisprudentie 61989J0357;Jurisprudentie 61994J0245

Seponering in 2000

Verzending MROA: 23/05/1997 SG(1997)D/03956

Jaar/Nummer :1994/5152

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BEREKENING VAN WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN

Rechtsgrond :Verordening 31971R1408

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1995/4670

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :WEIGERING TOT UITBETALING VAN SOCIALE BIJSTAND

Rechtsgrond :Verordening 31968R1612;Jurisprudentie 61985J0139; Jurisprudentie 61985J0316

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1995/4831

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :HEFFING SOCIALE-ZEKERHEIDSBIJDRAGEN OP BELGISCHE PENSIOENEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E051;EEG-Verdrag 157E235;Verordening 31971R1408;Jurisprudentie 61983J0275

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/347

Jaar/Nummer :1996/4516

Lidstaat :DENEMARKEN

Onderwerp :GRENSARBEIDERS: BEPERKING OP HET GEBRUIK VAN EEN AUTO, MET NAME VOOR BEROEPSDOELEINDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A049;Jurisprudentie 61986J0127;Jurisprudentie 61993J0415

Verzending MROA: 18/05/1998 SG(1998)D/03884

Jaar/Nummer :1996/4558

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :GRENSARBEIDERS: TERUGBETALING SOCIALE SCHULD

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E051;Verordening 31971R1408

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/034

Jaar/Nummer :1996/4628

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT IN DE OVERHEIDSSECTOR - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1997/4378

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :CUMULATIE VAN OUDERDOMSPENSIOEN VOOR AMBTENAAR MET CONVENTIONEEL PENSIOEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A042;Jurisprudentie 61992J0031;Jurisprudentie 61993J0443

Verzending MROAB: 28/01/1999 SG(1999)D/708

Jaar/Nummer :1997/4962

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :BEREKENING VAN PENSIOEN IN GEVAL VAN VRIJWILLIGE BIJDRAGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A042;Verordening 31971R1408

Verzending MROA: 03/04/2000 SG(2000)D/102765

Jaar/Nummer :1998/2059

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :GRENSARBEIDERS: TARIEFVERLAGINGEN VOOR KINDERRIJKE GEZINNEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;Verordening 31968R1612

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/2281

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :NIET-ERKENNING VAN BIJ DE OVERHEID VAN EEN ANDERE LS VERWORVEN ANCIËNNITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;Verordening 31968R1612; Jurisprudentie 61996J0015;Jurisprudentie 61996J0187

Verzending MROA: 02/05/2000 SG(2000)A/05607

Jaar/Nummer :1998/2301

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :NIET-ERKENNING VAN BIJ DE OVERHEID VAN EEN ANDERE LS VERWORVEN ANCIËNNITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;Verordening 31968R1612; Jurisprudentie 61996J0015;Jurisprudentie 61996J0187

Verzending MROA: 10/08/1999 SG(1999)D/6515

Jaar/Nummer :1998/2302

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :NIET-ERKENNING VAN BIJ DE OVERHEID VAN EEN ANDERE LS VERWORVEN ANCIËNNITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;Verordening 31968R1612; Jurisprudentie 61996J0015;Jurisprudentie 61996J0187

Verzending MROA: 28/02/2000 SG(2000)D/101871

Jaar/Nummer :1998/2303

Lidstaat :IERLAND

Onderwerp :NIET-ERKENNING VAN BIJ DE OVERHEID VAN EEN ANDERE LS VERWORVEN ANCIËNNITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;Verordening 31968R1612;Jurisprudentie 61996J0015;Jurisprudentie 61996J0187

Verzending MROA: 06/08/1999 SG(1999)D/6411

Jaar/Nummer :1998/4014

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :UITVOER VAN WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A042;Verordening 31971R1408

Verzending MROA: 30/07/1999 SG(1999)D/05891

Jaar/Nummer :1998/4395

Lidstaat :DENEMARKEN

Onderwerp :BEPALING VAN DE VAN TOEPASSING ZIJNDE WETGEVING

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A042;Verordening 31971R1408

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/4579

Lidstaat :LUXEMBURG

Onderwerp :WETTELIJKE AANVULLING TOT HET SCHEPPEN VAN HET RECHT OP EEN GEGARANDEERD MINIMUMINKOMEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E052;Verordening 31968R1612

Verzending MROA: 20/06/2000 SG(2000)A/07733

Jaar/Nummer :1999/4115

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :VERKIESBAARHEID VAN ONDERDANEN UIT DERDE LANDEN VOOR DE ONDERNEMINGSRADEN

Rechtsgrond :Verordening 31968R1612;Besluit 31980D0001

Verzending MROA: 29/12/2000 SG(2000)D/109674

Jaar/Nummer :1999/4399

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :TERUGBETALING VAN MEDISCHE KOSTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030;Jurisprudentie 61995J0120

Verzending MROA: 16/10/2000 SG(2000)D/107557

Bedrijven

Jaar/Nummer :1998/4675

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :MUSEUM VENETIË (DOGENPALEIS) - DISCRIMINATIE OP BASIS VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E006;EEG-Verdrag 157E059;EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A046

Verzending MROA: 02/02/2000 SG(2000)D/101148

Milieu

Jaar/Nummer :1993/4663

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :CITES - ATHENE

Rechtsgrond :Verordening 31982R3626;Verordening 31997R0338

Seponering in 2000

Verzending MROA: 06/05/1998 SG(1998)D/03579

Jaar/Nummer :1994/4734

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :AFVALSTOFFEN - OVERBRENGING VAN HUISHOUDELIJK AFVAL

Rechtsgrond :Verordening 31993R0259

Verzending MROA: 29/12/2000 SG(2000)D/109667

Jaar/Nummer :1998/4423

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :NATUUR - VERVUILING VAN DE VIJVER BERRE

Rechtsgrond :Besluit 31983D0101

Verzending MROA: 28/08/2000 SG(2000)D/106422

Jaar/Nummer :1999/2109

Lidstaat :IERLAND

Onderwerp :AFVALSTOFFEN - AFVALRAPPORTEN (VERORDENING 259/93/EEG)

Rechtsgrond :Verordening 31993R0259

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1999/2217

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :NATUUR - VERORDENING CITES 338/97 - OLIFANTENIVOOR

Rechtsgrond :Verordening 31997R0338

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1999/2035

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :STRALING - ONTMANTELING VAN DE REACTOR WINDSCALE 1 te SELLAFIELD

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157A037

Seponering in 2000

Visserij

Jaar/Nummer :1984/0445

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :VISSERIJ; SLECHTE CONTROLE OP DE NALEVING VAN DE TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E171;Verordening 31982R2057;Verordening 31983R0171

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1988/064

Jaar/Nummer :1989/2109

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :VOORWAARDEN VERGUNNINGEN EN/OF VLAG VISSERSVAARTUIGEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E007;EEG-Verdrag 157E030;EEG-Verdrag 157E034;EEG-Verdrag 157E052;EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A043

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/247

Jaar/Nummer :1990/0328

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :VOORWAARDEN VERGUNNINGEN EN/OF VLAG VISSERSVAARTUIGEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E007;EEG-Verdrag 157E048;EEG-Verdrag 157E052;EEG-Verdrag 157E058;EEG-Verdrag 157E171;EEG-Verdrag 157E221;EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A048;EG-Verdrag 197A228;Verordening 31983R0170

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1990/0384

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :VOORWAARDEN OPGELEGD AAN VISSERSVAARTUIGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A029

Verzending MROA: 05/04/2000 SG(2000)D/102880

Jaar/Nummer :1991/0637

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1988

Rechtsgrond :Verordening 31983R0170;Verordening 31987R2241;Verordening 31987R3977;Verordening 31988R4194

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/454

Jaar/Nummer :1992/2256

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING

Rechtsgrond :Verordening 31983R0170;Verordening 31987R2241; Verordening 31989R4047

Verzending MROA: 08/07/1997 SG(1997)D/05307

Jaar/Nummer :1992/4211

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :WIJZE VAN TOEKENNING VAN DE VANGSTQUOTA IN 1992

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E007;EEG-Verdrag 157E052;EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A228;Verordening 31983R0173

Verzending MROA: 14/01/1998 SG(1998)D/00277

Jaar/Nummer :1993/2219

Lidstaat :DENEMARKEN

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING (1990)

Rechtsgrond :Verordening 31983R0170;Verordening 31987R2241; Verordening 31989R4047

Verzending MROA: 24/07/1998 SG(1998)D/06263

Jaar/Nummer :1998/2257

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1995 EN 1996

Rechtsgrond :Verordening 31983R2807;Verordening 31993R2847; Verordening 31994R3364;Verordening 31995R3074

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/419

Jaar/Nummer :1998/2259

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1995 EN 1996

Rechtsgrond :Verordening 31983R2807;Verordening 31993R2847; Verordening 31994R3362;Verordening 31995R3074

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/140

Jaar/Nummer :1998/2260

Lidstaat :FINLAND

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1995 EN 1996

Rechtsgrond :Verordening 31983R2807;Verordening 31993R2847; Verordening 31994R3362;Verordening 31994R3366;Verordening 31994R3370;Verordening 31995R3074

Verzending MROA: 29/12/2000 SG(2000)D/109694

Jaar/Nummer :1998/2264

Lidstaat :DENEMARKEN

Onderwerp :NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1995 EN 1996

Rechtsgrond :Verordening 31983R2807;Verordening 31993R2847; Verordening 31994R3362;Verordening 31995R3074

Verzending MROA: 15/05/2000 SG(2000)D/103642

Informatiemaatschappij

Jaar/Nummer :1998/2363

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :NON-CONFORMITEIT BESCHIKKING INZAKE EEN GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES OPROEPNUMMER VOOR HULPDIENSTEN

Rechtsgrond :Besluit 31991D0396

Seponering in 2000

Justitie en Binnenlandse zaken

Jaar/Nummer :1996/2033

Lidstaat :FINLAND

Onderwerp :TOEGANG TOT BEPAALDE DELEN VAN HET FINSE GRONDGEBIED: TOESTEMMING VOOR BUITENLANDERS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A018

Verzending MROA: 30/12/1998 SG(1998)D/12494

Jaar/Nummer :1995/2181

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :CAUTIO JUDICATUM SOLVI EN DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A293

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1997/4114

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :DISCRIMINERENDE SANCTIES OPGELEGD AAN EEN DUITSE BURGER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/224

Interne markt

Jaar/Nummer :1996/4812

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :FINANCIËLE GARANTIE VOOR HET VERKRIJGEN VAN EEN ADMINISTRATIEVE VERGUNNING

Rechtsgrond :

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/4465

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :KREDIETMAATSCHAPPIJ

Rechtsgrond :NIHIL NIHIL

Verzending MROA: 04/05/1999 SG(1999)D/03103

Jaar/Nummer :1989/0335

Lidstaat :IERLAND

Onderwerp :REGLEMENTERING TABAKSPRIJZEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1991/0555

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :STEMPELMERK VOOR DE UITVOER VAN PRODUCTEN VAN EDEL METAAL

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/084

Jaar/Nummer :1993/2067

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :ADDITIEVEN VOOR DE VERVAARDIGING VAN BIJZONDERE LEVENSMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/024

Jaar/Nummer :1993/2222

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BEREIDINGEN OP BASIS VAN GANZENLEVER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1996/184

Jaar/Nummer :1993/2226

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :REGELGEVING MET BETREKKING TOT CHOCOLADE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/012

Jaar/Nummer :1994/2150

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :ENZYMPREPARATEN IN BEPAALDE LEVENSMIDDELEN EN DRANKEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Verzending MROA: 15/05/1998 SG(1998)D/03853

Jaar/Nummer :1994/4248

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :PRIJS VAN GENEESMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030;EG-Verdrag 197A228

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1994/4883

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN NIET-ALCOHOLISCHE DRANKEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Verzending MROA: 23/09/1997 SG(1997)D/07828

Jaar/Nummer :1994/4949

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR DE INSTALLATIE VAN EEN CEMENTDISTRIBUTIETERMINAL

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1995/2153

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :MONOPOLIE VOOR TABAKSPRODUCTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A031

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1995/2176

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BIJ DE VERWERKING VAN LEVENSMIDDELEN GEBRUIKTE TECHNOLOGISCHE HULPMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 27/03/1998 SG(1998)D/02456

Jaar/Nummer :1995/4580

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :PRIJS VAN GENEESMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 23/09/1997 SG(1997)D/07834

Jaar/Nummer :1995/4763

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :VERBOD OP DE PARALLELLE INVOER VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1996/4208

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :GEVITAMINEERDE DRANKEN (ENERGY DRINKS)

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 26/10/1998 SG(1998)D/8993

Jaar/Nummer :1996/4285

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :VERPLICHTE VERGUNNING VOOR HET VERHANDELEN VAN MESTSTOFFEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1996/4609

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET OP DE MARKT BRENGEN VAN VOEDINGSSUPLEMENTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 31/08/1998 SG(1998)D/07391

Jaar/Nummer :1997/2261

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :ETIKETTERING VAN NIET-ALCOHOLISCHE DRANKEN (AANBEVOLEN VERKOOPPRIJS)

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 28/04/1999 SG(1999)D/02845

Jaar/Nummer :1997/4239

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :INBESLAGNAME VAN ONDERDELEN IN TRANSITO, BESCHERMING VAN TEKENINGEN EN MODELLEN; NAMAAKPROBLEMEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/023

Jaar/Nummer :1997/4418

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR DE INVOER VAN MARITIEME UITRUSTING

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E030;EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 17/02/2000 SG(2000)D/101582

Jaar/Nummer :1997/4419

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BELEMMERING VAN HET OP DE MARKT BRENGEN VAN PRODUCTEN VOOR DE BEHANDELING VAN ZWEMBADWATER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 23/11/1998 SG598)D/10966

Jaar/Nummer :1997/4579

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN VOEDINGSMIDDELEN VOOR SPORTERS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Verzending MROA: 18/12/1998 SG(1998)D/12016

Jaar/Nummer :1997/4893

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :VRIJ VERKEER VAN MET VITAMINES VERRIJKTE PRODUCTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/150

Jaar/Nummer :1998/2199

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :VERGUNNINGSPROCEDURE VOOR VOEDINGSSUPLEMENTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 26/05/1999 SG(1999)03827

Jaar/Nummer :1998/4032

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR DE INVOER VAN FARMACEUTISCHE PRODUCTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 26/01/2000 SG(2000)D/100918

Jaar/Nummer :1998/4681

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :ETIKETTERING VAN VERPAKKINGEN VAN TEGELS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/4739

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :VERBOD OP HET AANBRENGEN VAN GEZONDHEIDSINDICATIES OP LEVENSMIDDELEN EN VERGUNNINGSPROCEDURE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/221

Jaar/Nummer :1998/4978

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :INVOER VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN VAN HET GENERIEKE TYPE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 26/01/2000 SG(2000)D/100920

Jaar/Nummer :1998/5024

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :VERBOD OP HET VERHANDELEN VAN HENNEPPRODUCTEN (KLEDING, SCHOENEN, JUWELEN)

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 08/11/2000 SG(2000)D/108203

Jaar/Nummer :1998/5128

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :INVOER VAN MEDICIJNEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 22/10/1999 SG(99)D/08409

Jaar/Nummer :1998/5130

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :REGELGEVING BETREFFENDE VERKEERSBORDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 24/01/2000 SG(2000)D/100732

Jaar/Nummer :1999/4056

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :INVOER VAN MEDICIJNEN - KOPIE VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 29/12/2000 SG(2000)D/109668

Jaar/Nummer :1999/4060

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :INVOER VAN EEN CAMPING CAR - VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 23/06/2000 SG(2000)D/104441

Jaar/Nummer :1999/4321

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :INVOER VAN MEDICIJNEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 13/06/2000 SG(2000)D/104140

Jaar/Nummer :1994/4075

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :WEIGERING VAN EEN VERGUNNING VOOR DE INVOER VAN MET VITAMINES EN IJZER VERRIJKTE LEVENSMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Verzending MROA: 23/09/1997 SG(1997)D/07824

Jaar/Nummer :1994/4810

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN GEVITAMINEERDE MARGARINE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030;EG-Verdrag 197A228

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1994/5125

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN MET VITAMINES VERRIJKTE LEVENSMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030

Verzending MROA: 23/09/1997 SG(1997)D/07832

Jaar/Nummer :1995/2283

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :WETGEVING BETREFFENDE HANDELSBEURZEN EN TENTOONSTELLINGEN - AUTONOME REGIO EXTREMADURA

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 18/09/2000 SG(2000)D/106785

Jaar/Nummer :1996/4808

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :PARALLELLE INVOER VAN FARMACEUTISCHE PRODUCTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 18/12/1998 SG(1998)D/12026

Jaar/Nummer :1997/2060

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :REGELING VAN 24.5.96 BETREFFENDE DE TOEVOEGING VAN MICROVOEDINGSSTOFFEN AAN LEVENSMIDDELEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 31/08/1998 SG(987)D/07383

Jaar/Nummer :1997/4118

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR DE VERHANDELING VAN MEDISCHE APPARATUUR VOOR MINDERVALIDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 12/09/2000 SG(2000)D/106720

Jaar/Nummer :1998/4387

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :VERBOD OP HET REGISTREREN EN IN HET VERKEER BRENGEN VAN EEN MOTOR MET AANHANGWAGEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E030;EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 17/02/2000 SG(2000)D/101586

Jaar/Nummer :1999/4016

Lidstaat :DENEMARKEN

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN MET VITAMINES VERRIJKTE LEVENSMIDDELEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E030

Verzending MROA: 12/09/2000 SG(2000)D/106694

Jaar/Nummer :1999/4134

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET HANDELSVERKEER/SPAANSE WETGEVING BETREFFENDE BLEEKWATER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 24/07/2000 SG(2000)D/105212

Jaar/Nummer :1999/4675

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :VERGOEDING VAN KOSTEN VAN MEDISCHE APPARATUUR

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 08/11/2000 SG(2000)D/108185

Jaar/Nummer :1999/4826

Lidstaat :FINLAND

Onderwerp :VITAMINESUPPLEMENTEN "PLUS TABS"

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 08/11/2000 SG(2000)D/108187

Jaar/Nummer :1989/5019

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN EN VRIJ GOEDERENVERKEER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1990/0388

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :BEPERKINGEN VRIJE DIENSTVERLENING DOOR TOERISTISCHE GIDSEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A010;EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1992/375

Jaar/Nummer :1990/2171

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :BETALING VAN SPAARZEGELS OF WEERVERLETZEGELS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1992/4643

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :VERPLICHTING EEN FILIAAL IN DUITSLAND TE VESTIGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 12/11/1997 SG(1997)D/09388

Jaar/Nummer :1992/4835

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :FISCALE WETGEVING - ACTIVITEITEN VAN BELASTINGCONSULENTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A010;EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1993/4136

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :LUCHTFOTO'S - VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1993/4448

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :VEILINGEN - MONOPOLIE VAN VEILINGMEESTERS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 10/08/1998 SG(1998)D/06963

Jaar/Nummer :1994/2082

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :ORGANISATIE VAN HET BEROEP VAN ADVOCAAT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043

Verzending MROA: 15/05/1998 SG(1998)D/03845

Jaar/Nummer :1994/2146

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BEPERKINGEN OP HET VRIJ VERRICHTEN VAN SCHOONMAAKDIENSTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/358 Arrest 09/03/2000 Commissie

Jaar/Nummer :1994/4878

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :WET BETREFFENDE DE VZW'S - VERPLICHTING TEN MINSTE EEN BELGISCHE MEDEWERKER TE HEBBEN

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E057;EG-Verdrag 1970047

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1994/4903

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :VERPLICHTING TOT BETALING VAN ANNUÏTEITEN INZAKE BELGISCHE OCTROOIEN VIA EEN BELGISCHE GEMACHTIGDE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 29/11/2000 SG(2000)D/108823

Jaar/Nummer :1994/5128

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :DIENSTVERLENING MODELLENBUREAUS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1995/2105

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :BEPERKINGEN OP HET GEBIED VAN PARTICULIERE BEVEILIGINGSONDERNEMINGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/355

Jaar/Nummer :1995/4302

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :WEIGERING TOT OPNEMING IN DE ORDE VAN ARCHITECTEN IN LUIK

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A047

Verzending MROA: 29/04/1999 SG(1999)D/02984(rev.

Jaar/Nummer :1995/4563

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN: BEPERKINGEN OP HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 07/08/1998 SG(1998)D/06915

Jaar/Nummer :1995/4687

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :NIET-COMMUNAUTAIRE WERKNEMERS: REGISTRATIE ALS ONDERNEMER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 09/09/1998 SG(1998)D/07562

Jaar/Nummer :1996/2245

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :LUCHTFOTOGRAFIE - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A012;EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1996/2246

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BEPERKINGEN OP DE ACTIVITEITEN VAN GOEDERENEXPEDITEURS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/264

Jaar/Nummer :1996/4272

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :CHLOORFLESSEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1996/4407

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :TOELATING OM IN ANDERE LS VERKREGEN ACADEMISCHE TITELS TE VOEREN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043

Verzending MROA: 29/12/2000 SG(2000)D/109658

Jaar/Nummer :1996/4509

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :DETACHERING VAN WERKNEMERS IN HET KADER VAN EEN WERKGROEP

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/493

Jaar/Nummer :1997/2161

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :UITZENDBUREAUS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/279

Jaar/Nummer :1997/4388

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :KLANTENBINDINGSPROGRAMMA

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 01/08/2000 SG(2000)D/105662

Jaar/Nummer :1997/4533

Lidstaat :LUXEMBURG

Onderwerp :VERPLICHTING TOT VESTIGING IN LUXEMBURG VOOR OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A43;EG-Verdrag 197A49

Verzending MROA: 26/01/2000 SG(2000)D/100863

Jaar/Nummer :1998/2002

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN EN DE VESTIGING VAN BUITENLANDSE OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 29/12/2000 SG(2000)D/109660

Jaar/Nummer :1998/2003

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR DE DIENSTVERLENING DOOR OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197049

Verzending MROA: 24/01/2000 SG(2000)D/100740

Jaar/Nummer :1998/2006

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN EN DE VESTIGING VAN BUITENLANDSE OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197043 ;EG-Verdrag 197049

Verzending MROA: 10/08/1999 SG(1999)D/6527

Jaar/Nummer :1998/2011

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BEMIDDELING VAN ARTIESTEN DOOR PRIVE-BUREAUS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 26/01/2000 SG(2000)D/100908

Jaar/Nummer :1998/2038

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET VRIJ VERLENEN VAN DIENSTEN DOOR BUITENLANDSE OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 25/08/1999 SG(1999)D/07030

Jaar/Nummer :1998/2040

Lidstaat :IERLAND

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN DOOR BUITENLANDSE OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 23/06/2000 SG(2000)D/104437

Jaar/Nummer :1998/2055

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN DOOR BUITENLANDSE OCTROOIGEMACHTIGDEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 1970049

Verzending MROA: 17/02/2000 SG(2000)D/101568

Jaar/Nummer :1998/2142

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BUITENLANDSE OPLEIDINGSINSTELLINGEN, VERPLICHTING TOT HET HEBBEN VAN EEN IN FRANKRIJK GEVESTIGDE VERTEGENWOORDIGER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197049

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/4293

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :VRIJHEID VAN VESTIGING VAN SPECIALISTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A043

Verzending MROA: 27/12/1999 SG(1999)D/10867

Jaar/Nummer :1998/4703

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :INSCHRIJVING VAN EEN ONDERNEMING IN HET HANDELSREGISTER, DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1999/4064

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :NIET-EERBIEDIGING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING IN ZIEKENHUIZEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A049;EG-Verdrag 197A050;EG-Verdrag 197A06

Verzending MROA: 21/06/2000 SG(2000)D/104391

Jaar/Nummer :1996/2256

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :OVERGANGSMAATREGELEN - DUUR VAN DE NABURIGE RECHTEN

Verzending MROA: 02/02/2000 SG(2000)D/101150

Jaar/Nummer :1997/2047

Lidstaat :IERLAND

Onderwerp :NIET-RATIFICATIE VAN DE AKTE VAN PARIJS (1971) VAN DE BERNER CONVENTIE

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/013

Jaar/Nummer :1997/4602

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :VERHUUR- EN UITLEENRECHT

Rechtsgrond :

Verzending MROA: 24/07/2000 SG(2000)D/105229

Jaar/Nummer :1994/4337

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :HET VERBIEDEN VAN EEN RECLAMECAMPAGNE VOOR DE VERKOOP VAN CD'S

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028;EG-Verdrag 197A030;EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 15/10/1998 SG(1998)D/8623

Jaar/Nummer :1994/4855

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :ONJUISTE TOEPASSING VAN DE WET-EVIN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 21/11/1996 SG(1996)D/09951

Jaar/Nummer :1998/4047

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :BELEMMERINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN VAN CATALOGI VOOR OPENBARE VERKOPEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 24/07/2000 SG(2000)D/105231

Jaar/Nummer :1998/4114

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :VRIJHEID VAN VESTIGING EN DIENSTVERRICHTING

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 12/09/2000 SG(2000)D/106692

Jaar/Nummer :1998/4137

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :GEMEENTEBELASTING OP SCHOTELANTENNES

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049

Verzending MROA: 26/05/1999 SG(1999)D/03803

Jaar/Nummer :1998/4588

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :DISCRIMINATIE TUSSEN BINNENLANDSE MARKTEN EN ANDERE BEURZEN VAN DE EU

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/4589

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :DISCRIMINATIE TUSSEN BINNENLANDSE MARKTEN EN ANDERE GEREGLEMENTEERDE BEURZEN VAN DE EU

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1999/4238

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGINGEN IN EFFECTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049;EG-Verdrag 197A056

Verzending MROA: 08/11/2000 SG(2000)D/108191

Gezondheid en consumentenbescherming

Jaar/Nummer :1997/2117

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :BSE-REGELGEVING

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E005;Besluit 31992D0562;Besluit 31994D0381;Besluit 31994D0382;Besluit 31996D0449

Verzending MROA: 03/02/1998 SG(1998)D/00967

Belastingen en douane-unie

Jaar/Nummer :1984/0126

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :BURGERLUCHTVAARTUIGEN VRIJGESTELD VAN DOUANERECHTEN EN LATER GEBRUIKT ALS MILITAIRE VLIEGTUIGEN

Rechtsgrond :Verordening 31977R1535

Verzending MROA: 06/06/1985 SG(1985)D/6932

Jaar/Nummer :1984/0342

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E009;EEG-Verdrag 157E028;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 25/07/1985 SG(1985)D/9543

Jaar/Nummer :1984/0343

Lidstaat :DENEMARKEN

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E009;EEG-Verdrag 157E028;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 25/07/1985 SG(1985)D/9545

Jaar/Nummer :1984/0344

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E009;EEG-Verdrag 157E028;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 25/07/1985 SG(1985)D/9547

Jaar/Nummer :1984/0345

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A026;EG-Verdrag 197A286;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 25/07/1985 SG(1985)D/9549

Jaar/Nummer :1984/0346

Lidstaat :LUXEMBURG

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E009;EEG-Verdrag 157E028;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 25/07/1985 SG(1985)D/9551

Jaar/Nummer :1984/0347

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EEG-Verdrag 157E009;EEG-Verdrag 157E028;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 25/07/1985 SG(1985)D/9553

Jaar/Nummer :1986/0126

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :INVOER VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL MET VRIJSTELLING VAN GDT-RECHTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A023;EG-Verdrag 197A026;Verordening 31968R0950

Verzending MROA: 02/05/1990 SG(1990)D/21649

Jaar/Nummer :1990/0078

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A026;Verordening 31987R2658

Verzending MROA: 31/12/1992 SG(1992)D/19475

Jaar/Nummer :1990/0079

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A026;Verordening 31987R2658

Verzending MROA: 20/01/1993 SG(1993)D/00940

Jaar/Nummer :1995/2238

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :VERTEGENWOORDIGING BIJ DE DOUANE

Rechtsgrond :Verordening 31992R2913

Verzending MROA: 03/12/1997 SG(1997)D/10073

Jaar/Nummer :1995/4106

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :AFVALWET

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A023;EG-Verdrag 197A025

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/389

Jaar/Nummer :1998/2331

Lidstaat :ZWEDEN

Onderwerp :VEREENVOUDIGDE PROCEDURE AANGIFTE VOOR HET VRIJE VERKEER

Rechtsgrond :Verordening 31992R2913;Verordening 31993R2454

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/4667

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :VERGOEDING VOOR DE AUTHENTISERING VAN FACTUREN VOOR INGEVOERDE FARMACEUTISCHE PRODUCTEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A025

Verzending MROA: 08/11/2000 SG(2000)D/108201

Jaar/Nummer :1999/2025

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :DOUANE - TERMIJN VOOR INVORDERING VAN DE DOUANESCHULD

Rechtsgrond :Verordening 31992R2913

Verzending MROA: 01/02/2000 SG(2000)D/101075

Jaar/Nummer :1995/2166

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :TEE - TERUGVORDERING ONVERSCHULDIGD BETAALDE BEDRAGEN - BEPERKENDE BEPALINGEN IN HET NATIONAAL RECHT

Rechtsgrond :Jurisprudentie 61982J0199;Jurisprudentie 61994J0125

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/129

Jaar/Nummer :1991/0779

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :BELASTING OP TWEEDEHANDS AUTO'S

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1995/375

Jaar/Nummer :1992/5125

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :DISCRIMINERENDE BELASTING OP AUTO'S

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/265

Jaar/Nummer :1995/4988

Lidstaat :OOSTENRIJK

Onderwerp :HEFFING OP DE INSCHRIJVING VAN MOTORVOERTUIGEN - ONGELIJKE BEHANDELING VAN AUTO'S UIT ANDERE LS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Verzending MROA: 04/04/2000 SG(2000)D/1028851

Jaar/Nummer :1996/2244

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :MOTORRIJTUIGENBELASTING OP TWEEDEHANDSAUTO'S

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A028

Verzending MROA: 09/11/1999 SG(1999)D/08917

Jaar/Nummer :1996/4748

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :DISCRIMINATIE "MOTORRIJTUIGENBELASTING"

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Verzending MROA: 08/02/1999 SG(1999)D/1100

Jaar/Nummer :1997/4309

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :HEFFING OP HET KLEINSNIJDEN EN OPHALEN VAN SLACHTAFVAL

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Verzending MROA: 18/09/2000 SG(2000)D/106791

Jaar/Nummer :1997/4487

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :INVOERHEFFING VOOR MOTORVOERTUIGEN MET EEN HOOG VERMOGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/265

Jaar/Nummer :1998/2315

Lidstaat :IERLAND

Onderwerp :ACCIJNZEN - DIFFERENTIËLE BELASTING OP WIJN EN BIER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A090

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1990/5361

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :FISCALE DISCRIMINATIE VAN BRITSE "INVESTMENT-TRUSTS"

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A049;EG-Verdrag 197A056

Verzending MROA: 06/08/1996 SG(1996)D/07318

Jaar/Nummer :1994/4113

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :BETALING VAN AANKOOPBELASTING

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A012

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/249

Jaar/Nummer :1996/4369

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :FISCALE DISCRIMINATIE VAN NIET IN DUITSLAND GEVESTIGDE BEDRIJVEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1997/4448

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :AFSCHRIJVING VAN DE MEERWAARDE VAN AANDELEN VERKREGEN NA DE OVERNAME VAN ONDERNEMINGEN

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A043;EG-Verdrag 197A056

Verzending MROA: 24/07/2000 SG(2000)D/105216

Jaar/Nummer :1997/4461

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :BELASTINGAFTREK VAN RENTE BETAALD AAN EEN KREDIETINSTELLING IN HET BUITENLAND

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A039;EG-Verdrag 197A049

Seponering in 2000

Vervoer en energie

Jaar/Nummer :1992/2219

Lidstaat :DUITSLAND

Onderwerp :BILATERALE OVEREENKOMSTEN MET DERDE LANDEN - BINNENLANDSE SCHEEPVAART

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A10;EG-Verdrag 197A133;EG-Verdrag 197A71

Verzending MROA: 28/02/2000 SG(2000)D/101863

Jaar/Nummer :1994/2267

Lidstaat :LUXEMBURG

Onderwerp :BILATERALE OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN BINNENLANDSE SCHEEPVAART

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A10

Verzending MROA: 28/02/2000 SG(2000)D/101857

Jaar/Nummer :1997/2147

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :WEGVERVOER SOCIAAL GEBIED NIET VERSTREKKEN VAN INFORMATIE

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A10;Verordening 31985R3820

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1997/4583

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :WEGVERVOER BEPALINGEN OP SOCIAAL GEBIED

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A12;Verordening 31985R3820;Verordening 31985R3821

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1998/2181

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :GOEDERENVERVOER OVER DE WEG - ONJUISTE TOEPASSING VAN VERORDENING NR. 881/92

Rechtsgrond :Verordening 31992R881

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1993/4037

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :LUCHTHAVENBELASTING

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A49;Verordening 31992R2408

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/272

Jaar/Nummer :1994/4653

Lidstaat :VERENIGD KONINKRIJK

Onderwerp :INVOERING VAN EEN NIEUWE BELASTING VOOR DE PASSAGIERS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A12;EG-Verdrag 197A49;Verordening 31992R2408

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1996/2163

Lidstaat :SPANJE

Onderwerp :DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN

Rechtsgrond :Verordening 31992R2408

Verzending MROA: 14/12/1998 SG(1998)D/11702

Jaar/Nummer :1996/2165

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN

Rechtsgrond :Verordening 31992R2408

Verzending MROA: 14/12/1998 SG(1998)D/11690

Jaar/Nummer :1998/2094

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :SLUITING VAN EEN "OPEN SKIES"-OVEREENKOMST MET DE VS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A43;Verordening 31992R2407;Verordening 31992R2408;Verordening 31992R2409

Verzending MROA: 24/10/2000 SG(2000)D/107790

Jaar/Nummer :1998/2325

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :SLUITING VAN EEN LUCHTVAARTOVEREENKOMST MET DE VS

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A43;Verordening 31992R2407;Verordening 31992R2408;Verordening 31992R2409

Verzending MROA: 30/05/2000 SG(2000)D/103919

Jaar/Nummer :1990/0356

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :KOOPVAARDIJSCHEPEN - VLAG

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A48

Seponering in 2000

Jaar/Nummer :1990/0358

Lidstaat :NEDERLAND

Onderwerp :KOOPVAARDIJSCHEPEN - VLAG

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A48

Verzending MROA: 30/06/1993 SG(1993)D/10930

Jaar/Nummer :1991/0600

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :REGELING VRACHTVERDELING IN DE OVEREENKOMST BLEU-TOGO

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/171

Jaar/Nummer :1991/0601

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :REGELING VRACHTVERDELING IN DE OVEREENKOMST BELGIË-ZAÏRE

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/170

Jaar/Nummer :1995/2161

Lidstaat :BELGIË

Onderwerp :OVEREENKOMSTEN MET DE MCWC-STATEN

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/201

Jaar/Nummer :1995/2162

Lidstaat :LUXEMBURG

Onderwerp :OVEREENKOMSTEN MET DE MCWC-STATEN

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/202

Jaar/Nummer :1995/2163

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :OVEREENKOMSTEN MET DE MCWC-STATEN

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/062

Jaar/Nummer :1995/2164

Lidstaat :PORTUGAL

Onderwerp :VRACHTVERDELINGOVEREENKOMSTEN MET DERDE LANDEN

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1998/084

Jaar/Nummer :1995/2198

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :CABOTAGE IN HET ZEEVERVOER

Rechtsgrond :Verordening 31992R3577

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-1999/160

Jaar/Nummer :1995/4624

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :VRIJE DIENSTVERLENING OP HET GEBIED VAN ZEEVERVOER

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A48;Verordening 31986R4055

Verzending MROA: 31/01/2000 SG(2000)D/101019

Jaar/Nummer :1996/2168

Lidstaat :FRANKRIJK

Onderwerp :VOORWAARDEN VOOR TOEKENNING VAN FRANSE VLAG

Rechtsgrond :EG-Verdrag 197A43

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/004

Jaar/Nummer :1997/4482

Lidstaat :ITALIË

Onderwerp :HEFFING BIJ HET AAN OF VAN BOORD GAAN VAN PASSAGIERS VRIJE DIENSTVERLENING

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055

Nr. van de zaak bij het Hof van Justitie:C-2000/295

Jaar/Nummer :1998/4654

Lidstaat :GRIEKENLAND

Onderwerp :ZEEVERVOER - BEPERKING VAN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN (VERORDENING (EEG) NR. 4055/86)

Rechtsgrond :Verordening 31986R4055;Verordening 31992R3577

Verzending MROA: 11/08/1999 SG(1999)D/6600

BIJLAGE IV

STAND VAN DE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJNEN

In deze bijlage zijn alle richtlijnen opgenomen waarbij zich problemen in verband met niet-mededeling (deel 1), non-conformiteit (deel 2) of onjuiste toepassing (deel 3) hebben voorgedaan in 2000, alsook de stand van de door de Commissie ten aanzien van de lidstaten ingeleide inbreukprocedures op 31 december 2000.

DEEL 1: MEDEDELING EN NIET-MEDEDELING VAN NATIONALE OMZETTINGSMAATREGELEN

Onder niet-mededeling wordt verstaan het geheel ontbreken van de mededeling van de nationale maatregelen tot uitvoering van de richtlijnen, of eventueel de onvolledige mededeling van deze uitvoeringsmaatregelen.

N.B.: De vermelde datum is die van de kennisgeving aan de lidstaat of de indiening van het verzoek bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

In dit deel gebruikte afkortingen:

A: aanmaning; TA tweede aanmaning

MROA: met redenen omkleed advies; AMROA: aanvullend met redenen omkleed advies

A228 en MROA228: aanmaning of met redenen omkleed advies wegens niet-naleving van een arrest van het Hof.

De nummers van de richtlijnen zijn in de CELEX-code aangegeven.

INHOUD

LANDBOUW

MEDEDINGING

ONDERWIJS EN CULTUUR

SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID

ONDERNEMING

Mechanische en elektrotechnische apparatuur, radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur

Chemische producten

Farmaceutische en cosmetische producten

Motorvoertuigen

MILIEUZAKEN

Algemeen

Lucht

Afvalstoffen

Natuur

Chemie en Biotechnologie

Stralingsbescherming

INFORMATIEMAATSCHAPPIJ

INTERNE MARKT

Begeleidende maatregelen bij de opheffing van de controles aan de binnengrenzen op 01.01.93

Aansprakelijkheid voor producten met gebreken

Banken

Verzekeringen

Effecten

Betaalsystemen

Postdiensten

Diensten van de informatiemaatschappij

Overheidsopdrachten

Gegevensbescherming

Industrieel eigendom

Auteursrecht en naburige rechten

Gereglementeerde beroepen

GEZONDHEID EN BESCHERMING VAN DE CONSUMENT

Diergeneeskundige sector

Fytosanitaire sector

Zaai- en plantgoed

Diervoeding

Verontreinigende stoffen

Levensmiddelen

Bescherming van de consument

BELASTINGEN

BTW

Accijnzen

ENERGIE

Elektriciteit

Gas

Steenkool en aardolie

Hernieuwbare energie en efficiënt energieverbruik

VERVOER

Wegvervoer, wegen en binnenwateren

Spoorwegvervoer

Wegvervoer, veiligheid/technologie

Luchtvervoer

Zeevervoer

1. LANDBOUW

31999L0004 Richtlijn 1999/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake extracten van koffie en extracten van cichorei

Omzettingstermijn: 13/09/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, EL, I, IR, L, A, FI, S

2. MEDEDINGING

31996L0019 Richtlijn 96/19/EG van de Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie

Omzettingstermijn: 01/07/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1999/2221, Seponering 05/07/2000

31999L0064 Richtlijn 1999/64/EG van de Commissie van 23 juni 1999 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG teneinde ervoor te zorgen dat telecommunicatie- en kabeltelevisienetten die eigendom van eenzelfde exploitant zijn, gescheiden juridische eenheden vormen

Omzettingstermijn: 10/04/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve I en EL

ITALIË 2000/0578, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0664, A - Verzending: 08/08/2000

3. ONDERWIJS EN CULTUUR

31997L0036 Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie- omroepactiviteiten

Omzettingstermijn: 30/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, F, IR, NL, P, FI, S, UK, B, D, EL

ITALIË 1999/0068, Aanhangigmaking - Verzending: 25/05/2000, Zaak C-2000/207

LUXEMBURG 1999/0013, Aanhangigmaking - Verzending: 29/03/2000, Zaak C-2000/119

NEDERLAND 1999/039, Aanhangigmaking - Verzending: 29/03/2000, Zaak C-2000/120

FRANKRIJK 1999/0001, Aanhangigmaking - Verzending: 29/03/2000, Zaak C-2000/120

4. SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID

31992L0029 Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen

Omzettingstermijn: 31/12/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1995/0142, Seponering 21/12/2000.

31992L0056 Richtlijn 92/56/EEG van de Raad van 24 juni 1992 tot wijziging van Richtlijn 75/129/EEG betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Omzettingstermijn: 26/08/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

31993L0104 Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Omzettingstermijn: 23/11/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve IT en F

ITALIË 1997/0095, Aanhangigmaking : 26/10/1998, arrest 09/03/2000, Zaak C-1998/386

FRANKRIJK 1997/0074, Aanhangigmaking : 16/02/1999, arrest 08/06/2000, Zaak C-1999/046

LUXEMBURG 1997/0106, Aanhangigmaking : 16/02/1999, intrekking 03/03/2000, Zaak C-1999/048

31994L0033 Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk

Omzettingstermijn: 22/06/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve F en L

FRANKRIJK 1996/0952, Aanhangigmaking : 16/02/1999, arrest 18/05/2000, Zaak C-1999/045

LUXEMBURG 1996/1011, Aanhangigmaking : 16/02/1999, arrest 16/12/1999, Zaak C-1999/047

31994L0045 Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers

Omzettingstermijn: 22/09/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1996/1012, Aanhangigmaking : 30/11/1998, arrest 21/10/1999

31995L0030 Richtlijn 95/30/EG van de Commissie van 30 juni 1995 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Omzettingstermijn: 30/11/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve A

ITALIË 1997/0100, Aanhangigmaking: 03/12/1998, Arrest: 16/03/2000, Zaak C-1998/439 Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1997/0139, Aanhangigmaking : 10/12/1999, Zaak C-1999/473

31995L0063 Richtlijn 95/63/EG van de Raad van 5 december 1995 tot wijziging van Richtlijn 89/655/EG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Omzettingstermijn: 04/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve IR

IERLAND 1999/0100, Aanhangigmaking : 05/07/2000 (décision), en cours

31996L0034 Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof

Omzettingstermijn: 03/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

ITALIË 1998/0386, Aanhangigmaking : 23/11/1999, intrekking 28/06/2000, Zaak C-1999/345

31996L0071 Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

Omzettingstermijn: 16/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve B en L

31996L0097 Richtlijn 96/97/EG van de Raad van 20 december 1996 tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid

Omzettingstermijn: 01/07/1997 en 09/03/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL en F

GRIEKENLAND 1997/0320, Aanhangigmaking : 28/10/1998, arrest 14/12/2000, Zaak C-1998/457

FRANKRIJK 1997/0354, Aanmaning 228: 19/05/2000

LUXEMBURG 1997/0396, Aanhangigmaking 03/12/1998, intrekking 17/01/2000, Zaak C-1998:438

31997L0042 Richtlijn 97/42/EG van de Raad van 27 juni 1997 tot eerste wijziging van Richtlijn 90/394/EEG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde individuele richtlijn in de zin van artikel 16 bis, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Omzettingstermijn: 27/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve F en IR

FINLAND 2000/0784, Seponering 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0656, Seponering 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0496, Aanmaning 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0729, Aanmaning 08/08/2000

ZWEDEN 2000/0766, Aanmaning 08/08/2000

IERLAND 2000/0632, Aanmaning 08/08/2000

31997L0059 Richtlijn 97/59/EG van de Commissie van 7 oktober 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/03/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve A

ITALIË 1998/0221, Aanhangigmaking : 16/08/1999, intrekking 19/09/2000, Zaak C-1999/312

OOSTENRIJK 1998/0244, Aanhangigmaking : 23/03/2000, Zaak C-2000/110

31997L0065 Richtlijn 97/65/EG van de Commissie van 26 november 1997 tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (Voor de EER relevante tekst)

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve I en A

ITALIË 1998/0397, Aanhangigmaking : arrest 01/07/1999

OOSTENRIJK 1998/0433, Aanhangigmaking : arrest 23/03/2000

31997L0074 Richtlijn 97/74/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de uitbreiding tot het Verenigd Koninkrijk van Richtlijn 94/45/EG inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers

Omzettingstermijn: 15/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, E, UK.

31997L0075 Richtlijn 97/75/EG van de Raad van 15 december 1997 tot wijziging en uitbreiding tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van Richtlijn 96/34/EG betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof

Omzettingstermijn: 15/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: UK

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0257, Aanmaning 13/07/2000, Seponering 21/12/2000

31997L0081 Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid

Omzettingstermijn: 20/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: UK

31998L/0023 Richtlijn 98/23/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de uitbreiding tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van Richtlijn 97/81/EG betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid

Omzettingstermijn: 07/04/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: UK

31998L0065 Richtlijn 98/65/EG van de Commissie van 3 september 1998 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 82/130/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende elektrisch materieel, bestemd voor gebruik in explosieve omgeving van mijngashoudende mijnen

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

5. ONDERNEMING

31998L0048 Richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 tot wijziging van Richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften

Omzettingstermijn: 05/08/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

GRIEKENLAND 1999/0645, A - Verzending: 16/11/1999

ITALIË 1999/0624, A - Verzending: 16/11/1999

FRANKRIJK 1999/0596, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0600, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1999/0635, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0662, Seponering: 05/07/2000

5.1. Mechanische en elektrotechnische apparatuur, radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur

31997L0023 Richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur

Omzettingstermijn: 28/05/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, F, IR, NL, A, P, FI, S, UK, I, L, E

DUITSLAND 1999/0479, MROA - Verzending: 18/02/2000

IERLAND 1999/0509, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 1999/0574, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0448, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0489, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0564, Seponering: 05/07/2000

31998L0079 Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek

Omzettingstermijn: 07/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, I, P, S, UK

BELGIË 2000/0212, A - Verzending: 13/07/2000

DUITSLAND 2000/0230, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND2000/0301, A - Verzending: 13/07/2000

FINLAND 2000/0370, A - Verzending: 13/07/2000

FRANKRIJK 2000/0178, A - Verzending: 13/07/2000

IERLAND 2000/0269, A - Verzending : 13/07/2000

LUXEMBURG 2000/0196, A - Verzending: 13/07/2000

NEDERLAND 2000/0221, A - Verzending: 13/07/2000

OOSTENRIJK 2000/0348, A - Verzending: 13/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/253, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0311, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0331, Seponering: 21/12/2000

31999L0005 Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit

Omzettingstermijn: 07/04/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,DK,E,L,NL,A,P, FI,S,UK

FINLAND 2000/0777, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0742, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0720, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0531, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0549, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0587, A - Verzending: 08/08/2000

IERLAND 2000/0625, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0673, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0487, A - Verzending: 08/08/2000

DUITSLAND 2000/0587, A - Verzending: 08/08/2000

5.2. Chemische producten

31993L0015 Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik

Omzettingstermijn: 29/09/1993 en 29/09/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve F

FRANKRIJK 1994/0449, Arrest van het Hof: 23/03/2000 - Zaak C-1998/327

31994L0027 Richtlijn 94/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 tot twaalfde wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid- Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten

Omzettingstermijn: 01/01/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,D,DK,E,EL,F,IR,L,NL,A,P,FI,S,UK

FRANKRIJK 2000/0379, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0407, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0414, A - Verzending: 04/08/2000

IERLAND 2000/0430, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0442, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0463, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0467, Seponering: 21/12/2000

31997L0063 Richtlijn 97/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 76/116/EEG, 80/876/EEG, 89/284/EEG en 89/530/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen

Omzettingstermijn: 01/07/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

ITALIË 1998/0514, Seponering: 05/07/2000

31998L0003 Richtlijn 98/3/EG van de Commissie van 15 januari 1998 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 76/116/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1999/0131, Seponering: 05/07/2000

31999L0011 Richtlijn 1999/11/EG van de Commissie van 8 maart 1999 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken als uiteengezet in Richtlijn 87/18/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen

Omzettingstermijn: 30/09/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, EL,F,I, IR, L, A, P, FI, S, UK

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0068, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0007, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0036, A - Verzending: 18/02/2000

NEDERLAND 2000/0042, Aanhangigmaking (besluit): 21/12/2000, en cours

DENEMARKEN 2000/0086, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 2000/0111, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0125, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0135, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0150, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 2000/0047, MROA - Verzending: 26/09/2000

31999L0012 Richtlijn 1999/12/EG van de Commissie van 8 maart 1999 tot tweede aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlage bij Richtlijn 88/320/EEG van de Raad inzake de inspectie en de verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP)

Omzettingstermijn: 30/09/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D,DK, E,EL, F,I, IR, L, A, P, FI, S, UK

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0067, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0046, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0006, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0035, A - Verzending: 18/02/2000

NEDERLAND 2000/0041, Aanhangigmaking (besluit): 21/12/2000, bezig

DENEMARKEN 2000/0085, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 2000/0110, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0124, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0134, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0149, Seponering: 05/07/2000

31999L0043 Richtlijn 1999/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 tot zeventiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,DK,E,I,IR,L,NL,FI,S,UK

FRANKRIJK 2000/0787, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0847, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0877, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0866, A - Verzending: 30/11/2000

DUITSLAND 2000/0813, A - Verzending: 30/11/2000

31999L0051 Richtlijn 1999/51/EG van de Commissie van 26 mei 1999 houdende vijfde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tin, PCP en cadmium) (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 29/02/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,D,DK,E,I,IR,NL,A,P,FI,S

5.3. Farmaceutische en cosmetische producten

31993L0035 Richtlijn 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van Richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake kosmetische produkten

Omzettingstermijn: 14/06/1995

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1995/0500, Aanhangigmaking 28/07/1999, Radiation 4/10/2000 - Zaak C-1999/332

31993L0040 Richtlijn 93/40/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot wijziging van de Richtlijnen 81/851/EEG en 81/852/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

Omzettingstermijn: 31/12/1994 en 31/12/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E,IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

31995L0017 Richtlijn 95/17/EG van de Commissie van 19 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad met betrekking tot het niet vermelden van een of meer ingrediënten op de lijst voor etikettage van kosmetische produkten

Omzettingstermijn: 30/11/1995

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E,IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

FRANKRIJK 1996/0100, Aanhangigmaking: 04/09/1998 - Zaak C-1998/328

31997L0018 Richtlijn 97/18/EG van de Commissie van 17 april 1997 tot uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: A,B, DK, EL, E, IR, I, L, NL, FI, UK

DUITSLAND 1998/0017, MROA - Verzending: 4/09/1998

FRANKRIJK 1998/0040, MROA - Verzending: 4/09/1998

ZWEDEN 1998/0092, MROA - Verzending: 24/06/1998

OOSTENRIJK 1998/0073, Seponering: 21/12/2000

31998L0062 Drieëntwintigste Richtlijn 98/62/EG van de Commissie van 3 september 1998 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlagen II, III, VI en VII van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,DK,D,EL,E,IR,I,L,NL,A,P,FI,S,UK

FRANKRIJK 1999/0441, MROA - Verzending: 01/02/2000

BELGIË 1999/0464, Seponering: 05/07/2000

31999L0082 Richtlijn 1999/82/EG van de Commissie van 8 september 1999 houdende wijziging van de bijlage van Richtlijn 75/318/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op farmaceutische specialiteiten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,DK,D,EL,E,F,IR,L,NL,A,P,FI,S,UK

ITALIË 2000/0235, A - Verzending: 13/07/2000

FINLAND 2000/0365, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0308, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0277, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0288, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0263, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0186, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0317, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0294, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0204, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0216, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0224, Seponering: 21/12/2000

31999L0083 Richtlijn 1999/83/EG van de Commissie van 8 september 1999 houdende wijziging van de bijlage van Richtlijn 75/318/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op farmaceutische specialiteiten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/03/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,DK,D,EL,E,F,IR,L,NL,A,P,FI,S,UK

ITALIË 2000/0577, A - Verzending: 08/08/2000

BELGIË 2000/0523, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0709, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0615, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0543, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0559, Seponering: 21/12/2000

31999L0104 Richtlijn 1999/104/EG van de Commissie van 22 december 1999 houdende wijziging van de bijlage van Richtlijn 81/852/EEG van de Raad inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,DK,D,EL,E,F,IR,I,L,NL,A,FI,S,UK

32000L0006 Richtlijn 2000/6/EG van de Commissie van 29 februari 2000 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlagen II, III, VI en VII van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IR, I, L, NL, A, FI, S, UK

FRANKRIJK 2000/0825, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0863, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0845, A - Verzending: 30/11/2000

32000L0011 Richtlijn 2000/11/EG van de Commissie van 10 maart 2000 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van bijlage II van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, IR, I, L, NL, A, FI, S, UK

DUITSLAND 2000/0557, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0658, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0739, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0498, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0475, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0684, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0703, A - Verzending: 08/08/2000

ZWEDEN 2000/0750, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0518, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0571, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0612, Seponering: 21/12/2000

32000L0041 Richtlijn 2000/41/EG van de Commissie van 19 juni 2000 tot hernieuwd uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 29/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, IR, I, L, NL, A, FI, UK

5.4. Motorvoertuigen

31998L0039 Richtlijn 98/39/EG van de Commissie van 5 juni 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 75/321/EEG van de Raad betreffende de stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/04/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1999/0344, Seponering: 05/07/2000

BELGIË 1999/0351, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0378, Seponering: 05/07/2000

31998L0040 Richtlijn 98/40/EG van de Commissie van 8 juni 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 74/346/EEG van de Raad betreffende de achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/04/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1999/0345, Seponering: 05/07/2000

BELGIË 1999/0352, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0379, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 1999/0430, Seponering: 21/12/2000

31998L0089 Richtlijn 98/89/EG van de Commissie van 20 november 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 74/152/EEG van de Raad betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, F, IR, I, L, NL, A, Fl, P, S, UK

ZWEDEN 2000/0359, Seponering: 21/12/00

NEDERLAND 2000/0222, Seponering: 21/12/00

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0254, Seponering: 21/12/00

GRIEKENLAND 2000/0302, A - Verzending: 13/07/00

31998L0090 Richtlijn 98/90/EG van de Commissie van 30 november 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/387/EEG van de Raad betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

PORTUGAL 1999/0139, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0025, Seponering: 05/07/2000

BELGIË 1999/0037, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0139, Seponering: 05/07/2000

31998L0091 Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 1998 betreffende motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Omzettingstermijn: 16/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, F, I, L, FI, S, UK

OOSTENRIJK 2000/0461, A - Verzending: 04/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0440, A - Verzending: 04/08/2000

PORTUGAL 2000/0454, A - Verzending: 04/08/2000

IERLAND 2000/0428, A - Verzending: 04/08/2000

NEDERLAND 2000/0398, A - Verzending: 04/08/2000

DUITSLAND 2000/0405, Seponering: 21/12/2000

31999L0007 Richtlijn 1999/7/EG van de Commissie van 26 januari 1999 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 70/311/EEG van de Raad inzake de stuurinrichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

PORTUGAL 1999/0563, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0539, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0456, Seponering: 05/07/2000

BELGIË 1999/0468, Seponering: 05/07/2000

31999L0018 Richtlijn 1999/18/EG van de Commissie van 18 maart 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/762/EEG van de Raad betreffende mistlichten voor alsmede lampen daarvan, voor motorvoertuigen

Omzettingstermijn: 01/10/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 2000/0030, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 2000/0054, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 2000/0074, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 2000/0144, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0093, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0119, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 2000/0157, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 2000/0016, Seponering: 05/07/2000

31999L0023 Richtlijn 1999/23/EG van de Commissie van 9 april 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 93/33/EEG van de Raad betreffende de inrichting ter beveiliging tegen het gebruik door onbevoegden van motorvoertuigen op twee of drie wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

PORTUGAL 2000/0328, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0210, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0298, Seponering: 21/12/2000

31999L0025 Richtlijn 1999/25/EG van de Commissie van 9 april 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 93/34/EEG van de Raad betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

PORTUGAL 2000/0326, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0296, Seponering: 21/12/2000

31999L0026 Richtlijn 1999/26/EG van de Commissie van 20 april 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 93/94/EEG van de Raad betreffende de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, EL, F, IR, I, L, NL,P, Fl, S, UK

PORTUGAL 2000/0325, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0346, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0295, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0207, Seponering: 21/12/2000

31999L0040 Richtlijn 1999/40/EG van de Commissie van 6 mei 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 79/622/EEG van de Raad betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (statische proeven) (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, FI, I, IR, L, P, S, UK

ITALIË 2000/0584, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0602, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0670, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0739, A - Verzending: 08/08/2000

ZWEDEN 2000/0760, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0621, Seponering: 21/12/2000

BELGIË 2000/0528, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0647, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0484, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0547, A - Verzending: 08/08/2000

31999L0055 Richtlijn 1999/55/EG van de Commissie van 1 juni 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 77/536/EEG van de Raad betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, I, IR, L, A, P, FI, S, UK

BELGIË 2000/0527, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0600, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0668, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0645, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0758, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0619, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0582, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0482, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0546, A - Verzending: 08/08/2000

31999L0056 Richtlijn 1999/56/EG van de Commissie van 3 juni 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 78/933/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, F, IR, I, L, NL, A, Fl, P, S, UK

ITALIË 2000/0581, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0599, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0667, A - Verzending: 08/08/2000

BELGIË 2000/0526, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0618, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0644, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0757, Seponering: 21/12/2000

31999L0057 Richtlijn 1999/57/EG van de Commissie van 7 juni 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 78/764/EEG van de Raad betreffende de bestuurderszitplaats op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, I, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

ITALIË 2000/0580, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0598, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0666, A - Verzending: 08/08/2000

BELGIË 2000/0525, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0481, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0545, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0617, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0756, Seponering: 21/12/2000

31999L0058 Richtlijn 1999/58/EG van de Commissie van 7 juni 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 79/533/EEG van de Raad betreffende de bestuurderszitplaats op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, I, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

BELGIË 2000/0524, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0579, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0597, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0665, A - Verzending: 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0544, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0616, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0642, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0755, Seponering: 21/12/2000

31999L0086 Richtlijn 1999/86/EG van de Raad van 11 november 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 76/763/EEG betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen

Omzettingstermijn: 01/01/2001

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, E, F, IR, L, S

31999L0096 Richtlijn 1999/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking en tot wijziging van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, DK, E, IR, L, FI, S, UK

BELGIË 2000/0521, A - Verzending: 08/08/2000

ITALIË 2000/0574, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0661, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0706, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0734, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0477, A - Verzending: 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0540, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0639, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0686, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0770, Seponering: 21/12/2000

31999L0098 Richtlijn 1999/98/EG van de Commissie van 15 december 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij frontale botsingen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/09/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, EL, F, I, IR, L, NL, FI, S, UK

31999L0099 Richtlijn 1999/99/EG van de Commissie van 15 december 1999 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 80/1269/EEG van de Raad inzake het motorvermogen van motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, EL, F, I, IR, L, NL, Fl, S, UK

ITALIË 2000/0234, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0340, A - Verzending: 13/07/2000

FRANKRIJK 2000/0170, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0185, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0316, A - Verzending: 13/07/2000

FINLAND 2000/0364, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0287, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0355, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0234, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0262, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0276, Seponering: 21/12/2000

31999L0100 Richtlijn 1999/100/EG van de Commissie van 15 december 1999 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 80/1268/EEG van de Raad betreffende de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,D,DK,E,EL,F,I,IR,L,NL,P,FI,S,UK

ITALIË 2000/0233, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0339, A - Verzending: 13/07/2000

FRANKRIJK 2000/0169, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0184, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0261, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0275, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0286, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0315, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0354, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0363, Seponering: 21/12/2000

31999L0101 Richtlijn 1999/101/EG van de Commissie van 15 december 1999 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/03/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, E, EL, IR, I, L, NL, Fl, S, UK

ITALIË 2000/0573, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0705, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0733, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0660, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0476, A - Verzending: 08/08/2000

31999L0102 Richtlijn 1999/102/EG van de Commissie van 15 december 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad betreffende maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B,D,DK,E,EL,F,IR,I,L,NL,FI,P,S,UK

ITALIË 2000/0232, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0338, A - Verzending: 13/07/2000

DENEMARKEN 2000/0274, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0168, A - Verzending: 13/07/2000

ZWEDEN 2000/0353, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0260, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0183, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0215, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0232, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0362, Seponering: 21/12/2000

32000L0001 Richtlijn 2000/1/EG van de Commissie van 14 januari 2000 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 89/173/EEG van de Raad wat bepaalde onderdelen en kenmerken van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen betreft (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, E, F, IR, L, NL, Fl, S

ITALIË 2000/0572, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0659, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0704, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0638, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0732, A - Verzending: 08/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0593, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0499, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0539, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0685, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0751, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0769, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0685, Seponering: 21/12/2000

32000L0002 Richtlijn 2000/2/EG van de Commissie van 14 januari 2000 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 75/322/EEG van de Raad wat de onderdrukking van door motoren met elektrische ontsteking van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen veroorzaakte radiostoringen betreft en van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad inzake de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, E, F, IR, L, Fl, S

32000L0003 Richtlijn 2000/3/EG van de Commissie van 22 februari 2000 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 77/541/EEG van de Raad betreffende veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/09/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, DK, EL, E, I, IR, L, FI, S, UK

PORTUGAL 2000/0937, A - Verzending: 05/12/2000

FRANKRIJK 2000/0901, A - Verzending: 05/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0940, A - Verzending: 05/12/2000

NEDERLAND 2000/0912, A - Verzending: 05/12/2000

32000L0025 Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad

Omzettingstermijn: 29/09/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: E, IR, FI

ITALIË 2000/0916, A - Verzending: 05/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0918, A - Verzending: 05/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0929, A - Verzending: 05/12/2000

FRANKRIJK 2000/0900, A - Verzending: 05/12/2000

LUXEMBURG 2000/0904, A - Verzending: 05/12/2000

BELGIË 2000/0908, A - Verzending: 05/12/2000

NEDERLAND 2000/0911, A - Verzending: 05/12/2000

DUITSLAND 2000/0914, A - Verzending: 05/12/2000

DENEMARKEN 2000/0926, A - Verzending: 05/12/2000

PORTUGAL 2000/0935, A - Verzending: 05/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0939, A - Verzending: 05/12/2000

ZWEDEN 2000/0942, A - Verzending: 05/12/2000

6. MILIEUZAKEN

6.1. Algemeen

31996L0082 Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken

Omzettingstermijn: 03/02/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, EL,FI, I, L, NL, S, UK

BELGIË 1999/0457, Aanhangigmaking : 16/11/2000, Zaak C-2000/423 (Arrest attendu)

DUITSLAND 1999/0240, Aanhangigmaking : 18/10/2000, Zaak C-2000/383 (Arrest attendu)

FRANKRIJK 1999/0208, MROA verzending 27/10/1999

IERLAND 1999/0270, Aanhangigmaking : 25/10/2000, Zaak C-2000/394 (Arrest attendu)

OOSTENRIJK 1999/0313, Aanhangigmaking : 08/11/2000, Zaak C-2000/407 (Arrest attendu)

PORTUGAL 1999/0302, Aanhangigmaking : 22/11/2000, Zaak C-2000/431 (Arrest attendu)

31997L0011 Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu- effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten

Omzettingstermijn: 14/03/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, IR, NL, A, P, FI, S, UK, I, E

BELGIË 1999/0350, MROA verzending: 19/05/2000

DUITSLAND 1999/2090, Aanhangigmaking : 08/11/2000, Zaak C-2000/408 (Arrest attendu)

SPANJE 1999/0406, Aanhangigmaking : 15/09/2000, Zaak C-2000/342, intrekking bezig

FRANKRIJK 1999/0338, MROA verzending 26/01/2000

GRIEKENLAND 1999/0399, Aanhangigmaking : 11/10/2000, Zaak C-2000/374 (Arrest attendu)

LUXEMBURG 1999/0343, Aanhangigmaking : 03/10/2000, Zaak C-2000/366 (Arrest attendu)

6.2. Lucht

31996L0061 Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging

Omzettingstermijn: 30/10/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, F, IR, NL, A , S, I, P

LUXEMBURG 2000/0026, TA verzending: 25/07/2000

DUITSLAND 2000/0050, MROA verzending: 18/02/2000

VERENIGD KONINKRIJK2000/0070, MROA verzending: 03/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0105, MROA verzending: 25/07/2000

SPANJE 2000/0113, MROA verzending: 25/07/2000

FINLAND 2000/0165, MROA verzending: 07/09/2000

BELGIË 2000/2029, MROA verzending: 01/08/2000

31996L0062 Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit

Omzettingstermijn: 21/05/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve E

SPANJE 1998/0342, Aanhangigmaking: 29/10/1999, Zaak C-1999/417 (Arrest attendu)

31997L0068 Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines

Omzettingstermijn: 30/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve F

FRANKRIJK 1998/0362 Aanhangigmaking - Zaak C-1999/320: Arrest 23/11/2000

31998L0070 Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad

Omzettingstermijn: 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve I, UK

ITALIË 1999/0627, Met redenen omkleed advies - verzending 03/08/2000

VER.-KONINKRIJK1999/0633, Met redenen omkleed advies - verzending: 28/07/2000

31999L0032 Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, L, NL, S, P, FI, F

BELGIË 2000/0800, Aanmaning - verzending 30/11/2000

DUITSLAND 2000/0814, Aanmaning - verzending 30/11/2000

ITALIË 2000/0822, Aanmaning - verzending 30/11/2000

IERLAND 2000/0835, Aanmaning - verzending 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0849, Aanmaning - verzending 30/11/2000

SPANJE 2000/0856, Aanmaning - verzending 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0879, Aanmaning - verzending 30/11/2000

VERENIGD KONINKRIJK2000/2272, Aanmaning - (verzending bezig)

6.3. Afvalstoffen

31994L0062 Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval

Omzettingstermijn: 29/06/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL

GRIEKENLAND 1996/0911 , Aanhangigmaking - Zaak C-1999/213 Arrest: 13/04/2000; A Art 228 verzending: 8/11/2000

31998L0101 Richtlijn 98/101/EG van de Commissie van 22 december 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 91/157/EEG van de Raad inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: A, F, FI, L, S, B , E, DK

NEDERLAND 2000/0220, Aanmaning - verzending 13/07/2000

DUITSLAND 2000/0229, Aanmaning - verzending 13/07/2000

ITALIË 2000/0240, Aanmaning - verzending 13/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK2000/0252, Aanmaning - verzending 13/07/2000

IERLAND 2000/0267, Aanmaning - verzending 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0299, Aanmaning - verzending 13/07/2000

PORTUGAL 2000/0329, Aanmaning - verzending 13/07/2000

6.4. Natuur

31992L0043 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna

Omzettingstermijn: 10/06/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve F

FRANKRIJK 1994/0673, Aanhangigmaking - Zaak C-1998/256 - Arrest: 06/04/2000 - Aanmaning artikel 228 - verzending 28/07/2000

6.5. Chemie en Biotechnologie

31993L0090 Richtlijn 93/90/EEG van de Commissie van 29 oktober 1993 betreffende de lijst van stoffen, bedoeld in artikel 13, lid 1, vijfde streepje, van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad

Omzettingstermijn: 31/10/1993

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve UK

VERENIGD KONINKRIJK 1993/1095, Met redenen omkleed advies - verzending 28/07/2000

31996L0054 Richtlijn 96/54/EG van de Commissie van 30 juli 1996 tot tweeëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/10/1997 en 31/05/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve UK

VERENIGD KONINKRIJK 1998/0486, Met redenen omkleed advies - verzending 28/07/2000

31997L0035 Richtlijn 97/35/EG van de Commissie van 18 juni 1997 houdende tweede aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu

Omzettingstermijn: 30/07/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve UK

VERENIGD KONINKRIJK 1997/0538, Met redenen omkleed advies - verzending 28/07/2000

31997L0069 Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van 5 december 1997 tot drieëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen

Omzettingstermijn: 16/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve UK

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0089, Met redenen omkleed advies - verzending 28/07/2000

31998L0008 Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden

Omzettingstermijn: 13/05/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, I, S, A

FRANKRIJK 2000/0491, Aanmaning - verzending 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0512, Aanmaning - verzending 08/08/2000

BELGIË 2000/0535, Aanmaning - verzending 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0551, Aanmaning - verzending 08/08/2000

DUITSLAND 2000/0568, Aanmaning - verzending 08/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0607, Aanmaning - verzending 08/08/2000

IERLAND 2000/0628, Aanmaning - verzending 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0677, Aanmaning - verzending 08/08/2000

SPANJE 2000/0696, Aanmaning - verzending 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0725, Met redenen omkleed advies - verzending 29/12/2000

FINLAND 2000/0781, Aanmaning - verzending 08/08/2000

31998L0081 Richtlijn 98/81/EG van de Raad van 26 oktober 1998 tot wijziging van Richtlijn 90/219/EEG inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen

Omzettingstermijn: 05/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: S, DK , FI

FRANKRIJK 2000/0489, Aanmaning - verzending 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0509, Aanmaning - verzending 08/08/2000

BELGIË 2000/0533, Aanmaning - verzending 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0550, Aanmaning - verzending 08/08/2000

DUITSLAND 2000/0565, Aanmaning - verzending 08/08/2000

ITALIË 2000/0589, Aanmaning - verzending 08/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0605, Aanmaning - verzending 08/08/2000

IERLAND 2000/0627, Aanmaning - verzending 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0675, Aanmaning - verzending 08/08/2000

SPANJE 2000/0694, Aanmaning - verzending 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0722, Aanmaning - verzending 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0744, Met redenen omkleed advies: verzending: 29/12/2000

31998L0098 Richtlijn 98/98/EG van de Commissie van 15 december 1998 tot vijfentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: A, D, F, FI, I, L, NL, E

BELGIË 2000/0801, Aanmaning - Verzending 30/11/2000

IERLAND 2000/0836, Aanmaning - Verzending 30/11/2000

DENEMARKEN 2000/0843, Aanmaning - Verzending 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0850, Aanmaning - Verzending 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0869, Aanmaning - Verzending 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0890, Aanmaning - Verzending 30/11/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/2273, Aanmaning: (verzending bezig)

6.6. Stralingsbescherming

31996L0029 Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren

Omzettingstermijn: 13/05/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: FI, IR, A, I, S

SPANJE 2000/2126, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

BELGIË 2000/2129, Aanmaning - Verzending 12/09/2000

DUITSLAND 2000/2130, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

DENEMARKEN 2000/2131, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

GRIEKENLAND 2000/2132, Aanmaning - Verzending 24/11/2000

FRANKRIJK 2000/2133, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

LUXEMBURG 2000/2135, Aanmaning - Verzending 25/07/2000

NEDERLAND 2000/2136, Aanmaning - Verzending 12/09/2000

PORTUGAL 2000/2137, Aanmaning - Verzending 01/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/2139, Aanmaning - Verzending 03/08/2000

31997L0043 Richtlijn 97/43/Euratom van de Raad van 30 juni 1997 betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren van ioniserende straling in verband met medische blootstelling en tot intrekking van Richtlijn 84/466/Euratom

Omzettingstermijn: 12/05/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: A, FI, I, S

SPANJE 2000/2140, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

BELGIË 2000/2142, Aanmaning - Verzending 12/09/2000

DUITSLAND 2000/2143, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

DENEMARKEN 2000/2144, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

GRIEKENLAND 2000/2145, Aanmaning - Verzending 24/11/2000

FRANKRIJK 2000/2147, Aanmaning - Verzending 28/07/2000

IERLAND 2000/2148, Met redenen omkleed advies - Verzending 31/12/2000

LUXEMBURG 2000/2150, Aanmaning - Verzending 25/07/2000

NEDERLAND 2000/2151, Aanmaning - Verzending 12/09/2000

PORTUGAL 2000/2152, Aanmaning - Verzending 01/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/2154, Aanmaning - Verzending 12/09/2000

7. INFORMATIEMAATSCHAPPIJ

31995L0047 Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen

Omzettingstermijn: 23/08/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld:B, DK, D, EL, E, IR, I, L, A, P, FI, S, UK

BELGIË 1996/0870, Seponering: 21/03/2000

FRANKRIJK 1996/0966, Arrest: 23/11/2000, Zaak C-319/99

NEDERLAND 1996/1034, Aanhangigmaking - Verzending: 26/06/2000, Zaak C-254/00

OOSTENRIJK 1996/1089, Intrekking: 17/10/2000, Zaak C-411/99

31995L0062 Richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake de toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie

Omzettingstermijn: 31/12/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 1997/2226, Seponering: 21/03/2000

31997L0051 Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

Omzettingstermijn: 31/12/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

FRANKRIJK 1998/0359, Aanhangigmaking : 22/12/1999 (besluit), bezig

ITALIË 1998/0394, Arrest: 30/11/2000, Zaak C-422/99

31997L0066 Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector

Omzettingstermijn: 24/10/1998 en 24/10/2000 (artikel 5)

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, NL, A, P, FI, S, UK

BELGIË 1998/2332, Seponering: 11/04/2000

DENEMARKEN 1998/2333, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 1998/2335, Seponering: 21/03/2000

FRANKRIJK 1998/2336, Aanhangigmaking: 19/04/2000, Zaak C-151/00 (Arrest attendu)

FRANKRIJK 2000/0903, A - Verzending: 05/12/2000

IERLAND 1998/2337, Aanhangigmaking : 05/07/2000 (besluit), bezig

IERLAND 2000/0925, A - Verzending: 05/12/2000

ITALIË 2000/0917, A - Verzending: 05/12/2000

LUXEMBURG 1998/2338, Aanhangigmaking : 22/12/1999 (besluit), bezig

LUXEMBURG 2000/0907, A - Verzending: 05/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1998/2344, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0920, A - Verzending: 05/12/2000

31998L0010 Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat

Omzettingstermijn: 30/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld:B, DK, D, EL, E, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

FRANKRIJK 1998/0363, Aanhangigmaking : 22/12/1999 (besluit), bezig

ITALIË 1998/0399, Arrest: 07/12/2000, Zaak C-423/99

31998L0061 Richtlijn 98/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot wijziging van Richtlijn 97/33/EG wat betreft nummerportabiliteit tussen exploitanten en carriervoorkeuze

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 1999/0033, Seponering: 21/03/2000

ITALIË 1999/0079, Seponering: 21/03/2000

8. INTERNE MARKT

8.1. Begeleidende maatregelen bij de opheffing van de controles aan de binnengrenzen op 01.01.93

31996L0100 Richtlijn 96/100/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 februari 1997 tot wijziging van de bijlage bij Richtlijn 93/7/EEG betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht

Omzettingstermijn: 01/09/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

OOSTENRIJK 1997/0693, Seponering: 05/07/2000

8.2. Aansprakelijkheid voor producten met gebreken

31999L0034 Richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken

Omzettingstermijn: 04/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, F, L, NL, A, FI, S, UK

8.3. Banken

31998L0031 Richtlijn 98/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Omzettingstermijn: 21/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL, E, P

BELGIË 2000/0805, A - Verzending: 30/11/2000

DUITSLAND 2000/0817, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0854, A - Verzending: 30/11/2000

SPANJE 2000/0860, A - Verzending: 30/11/2000

IERLAND 2000/0840, A - Verzending: 30/11/2000

NEDERLAND 2000/0810, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0883, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0873, A - Verzending: 30/11/2000

FINLAND 2000/0899, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0894, A - Verzending: 30/11/2000

31998L0032 Richtlijn 98/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 tot wijziging, met betrekking tot door hypotheek gedekte waardepapieren, van Richtlijn 89/647/EEG van de Raad betreffende een solvabiliteitsratio voor kredietinstellingen

Omzettingstermijn: 21/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL, F

BELGIË 2000/0804, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0853, A - Verzending: 30/11/2000

FRANKRIJK 2000/0790, A - Verzending: 30/11/2000

IERLAND 2000/0839, A - Verzending: 30/11/2000

NEDERLAND 2000/0809, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0882, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0872, A - Verzending: 30/11/2000

FINLAND 2000/0898, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0893, A - Verzending: 30/11/2000

31998L0033 Richtlijn 98/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 tot wijziging van artikel 12 van Richtlijn 77/780/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, de artikelen 2, 5, 6, 7 en 8 en de bijlagen II en III van Richtlijn 89/647/EEG van de Raad betreffende een solvabiliteitsratio voor kredietinstellingen en artikel 2 en bijlage II van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Omzettingstermijn: 21/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL, E

BELGIË 2000/0803, A - Verzending: 30/11/2000

DUITSLAND 2000/0816, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0852, A - Verzending: 30/11/2000

SPANJE 2000/0859, A - Verzending: 30/11/2000

IERLAND 2000/0838, A - Verzending: 30/11/2000

NEDERLAND 2000/0808, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0881, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0871, A - Verzending: 30/11/2000

FINLAND 2000/0897, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0892, A - Verzending: 30/11/2000

8.4. Verzekeringen

31998L0078 Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep

Omzettingstermijn: 05/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, IR, L, NL, A, S

BELGIË 2000/0534, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0652, A - Verzending: 08/08/2000, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0566, A - Verzending: 08/08/2000

GRÈCE 2000/0676, MROA - Verzending: 29/12/2000

FRANKRIJK 2000/0490, MROA - Verzending: 29/12/2000

ITALIË 2000/0590, MROA - Verzending: 29/12/2000

LUXEMBURG 2000/0510, MROA - Verzending: 29/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0745, MROA - Verzending: 29/12/2000

PORTUGAL 2000/0723, MROA - Verzending: 29/12/2000

FINLAND 2000/0780, MROA - Verzending: 29/12/2000

SUÈDE 2000/0763, A - Verzending: 08/08/2000 ; Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0606, A - Verzending: 08/08/2000

8.5. Effecten

31993L0022 Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten

Omzettingstermijn: 01/07/1995

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1995/0566, Seponering: 05/07/2000

31997L0009 Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels

Omzettingstermijn: 26/09/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1998/0529, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1998/0536, Aanhangigmaking - uitstel: 20/12/2000

PORTUGAL 1998/0591, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1998/0600, Seponering: 05/07/2000

8.6. Betaalsystemen

31998L0026 Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

Omzettingstermijn: 11/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve F, I, L

FRANKRIJK 2000/0180, A - Verzending: 13/07/2000

ITALIË 2000/0243, MROA - Verzending: 29/12/2000

LUXEMBURG 2000/0198, A - Verzending: 13/07/2000

8.7. Postdiensten

31997L0067 Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst

Omzettingstermijn: 14/02/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve L

IERLAND 1999/0272, MROA - Verzending: 12/09/2000

LUXEMBURG 1999/0218, MROA - Verzending: 01/08/2000

8.8. Diensten van de informatiemaatschappij

31998L0048 Richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 tot wijziging van Richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften

Omzettingstermijn: 05/08/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL en I

GRIEKENLAND 1999/0645, A - Verzending: 16/11/1999

FRANKRIJK 1999/0596, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1999/0635, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0624, A - Verzending: 16/11/1999

LUXEMBURG 1999/0600, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 1999/0562, Seponering: 05/07/2000

31998L0084 Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang

Omzettingstermijn: 28/05/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, F, IR, I, NL, A, UK

BELGIË 2000/0532, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0650, A - Verzending: 08/08/2000, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0564, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0674, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0693, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0488, A - Verzending: 08/08/2000, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0626, A - Verzending: 08/08/2000, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0588, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0508, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0743, A - Verzending: 08/08/2000, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0721, A - Verzending: 08/08/2000

FINLAND 2000/0778, A - Verzending: 08/08/2000

ZWEDEN 2000/0772, A - Verzending: 08/08/2000

8.9. Overheidsopdrachten

31992L0013 Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

Omzettingstermijn: 01/01/1993

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL, P

GRIEKENLAND 1998/0185, Aanhangigmaking - Verzending: 15/03/2000

PORTUGAL 1998/0437, Aanhangigmaking - uitstel: 05/07/2000

31993L0038 Richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

Omzettingstermijn: 01/07/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve P

PORTUGAL 1998/0438, MROA - Verzending: 02/02/1999

31997L0052 Richtlijn 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG en 93/37/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, overheidsopdrachten voor leveringen respectievelijk overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken

Omzettingstermijn: 13/10/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve D, EL, F, A

DUITSLAND 1998/0553, Aanhangigmaking - Verzending: 05/04/2000, Zaak C-2000/130

GRIEKENLAND 1998/0585, Aanhangigmaking - Verzending: 30/05/2000, Zaak C-2000/216

SPANJE 1998/0587, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1998/0530, Aanhangigmaking - Verzending: 13/03/2000, Zaak C-2000/097

ITALIË 1998/0561, Aanhangigmaking - Verzending: 21/02/2000, Intrekking: 21/12/2000

LUXEMBURG 1998/0539, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1998/0601, Aanhangigmaking - Verzending: 21/12/2000, Zaak C-2000/461

VERENIGD KONINKRIJK 1998/0566, Seponering: 21/12/2000

31998L0004 Richtlijn 98/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/38/EEG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

Omzettingstermijn: 16/02/1999 en 16/02/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve D, F, A, UK

DUITSLAND 1999/0243, MROA - Verzending: 06/03/2000; Aanhangigmaking - uitstel: 21/12/2000

FRANKRIJK 1999/0210, Aanhangigmaking - Verzending: 28/11/2000, Zaak C-2000/439

ITALIË 1999/0253, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0219, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1999/0315, MROA - Verzending: 24/01/2000; Aanhangigmaking - Verzending: 21/12/2000, Zaak C-2000/462

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0263, MROA - Verzending: 26/01/2000

8.10. Gegevensbescherming

31995L0046 Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

Omzettingstermijn: 24/10/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, EL, E, I, NL, A, P, FI, S, UK

DENEMARKEN 1998/0576, Aanhangigmaking - Uitstel: 21/12/2000

DUITSLAND 1998/0552, Aanhangigmaking - Verzending: 01/12/2000, Zaak C-2000/443

SPANJE 1998/0586, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1998/0528, Aanhangigmaking - Verzending: 06/12/2000, Zaak C-2000/449

IERLAND 1998/0571, MROA - Verzending: 16/08/1999

LUXEMBURG 1998/0535, Aanhangigmaking - Verzending: 07/12/2000, Zaak C-2000/450

NEDERLAND 1998/0548, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1998/0565, Seponering: 05/07/2000

8.11. Industrieel eigendom

31998L0044 Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

Omzettingstermijn: 30/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, IR, FI

BELGIË 2000/0802, A - Verzending: 30/11/2000

DUITSLAND 2000/0815, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0851, A - Verzending: 30/11/2000

SPANJE 2000/0858, A - Verzending: 30/11/2000

FRANKRIJK 2000/0789, A - Verzending: 30/11/2000

ITALIË 2000/0823, A - Verzending: 30/11/2000

LUXEMBURG 2000/0797, A - Verzending: 30/11/2000

NEDERLAND 2000/0807, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0880, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0870, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0891, A - Verzending: 30/11/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0829, A - Verzending: 30/11/2000

8.12. Auteursrecht en naburige rechten

31992L0100 Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom

Omzettingstermijn: 01/07/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IRL

IERLAND 1994/0855, Aanhangigmaking - Arrest van het Hof: 12/10/1999, Zaak C-1998/213

31993L0083 Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel

Omzettingstermijn: 01/01/1995

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IRL

IERLAND 1995/0114, Aanhangigmaking - Arrest van het Hof: 25/11/1999, Zaak C-1998/212

31996L0009 Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken

Omzettingstermijn: 31/12/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IRL, L

IERLAND 1998/0043, Aanhangigmaking - Verzending: 04/10/1999, Zaak C-1999/370

LUXEMBURG 1998/0058, Aanhangigmaking - Arrest van het Hof: 13/04/2000, Zaak C-1999/348

8.13. Gereglementeerde beroepen

31989L0048 Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten

Omzettingstermijn: 04/01/1991

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1991/0668, Seponering: 11/10/2000

31997L0038 Richtlijn 97/38/EG van de Commissie van 20 juni 1997 tot wijziging van bijlage C van Richtlijn 92/51/EEG van de Raad betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/09/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1997/0600, Aanhangigmaking - Verzending: 09/06/2000, Seponering: 11/10/2000

31998L0005 Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven

Omzettingstermijn: 14/03/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, A, FI, S, UK

BELGIË 2000/0537, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0655, A - Verzending: 08/08/2000, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0699, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0494, A - Verzending:08/08/2000

IERLAND 2000/0631, A - Verzending: 08/08/2000

ITALIË 2000/0592, A - Verzending: 08/08/2000, MROA - Verzending: 29/12/2000

LUXEMBURG 2000/0515, A - Verzending: 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0552, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0728, A - Verzending: 08/08/2000, MROA - Verzending: 29/12/2000

31998L0021 Richtlijn 98/21/EG van de Commissie van 8 april 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/16/EEG van de Raad ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeelds: alle

IERLAND 1999/0104, Aanhangigmaking - Verzending: 14/02/2000, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0047, Seponering: 11/04/2000

PORTUGAL 1999/0160, Seponering: 05/07/2000

31998L0063 Richtlijn 98/63/EG van de Commissie van 3 september 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/16/EEG van de Raad ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

SPANJE 1999/0546, MROA - Verzending: 24/01/2000, Seponering: 11/04/2000

IERLAND 1999/0516, MROA - Verzending: 24/01/2000, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0477, MROA - Verzending: 31/01/2000, Seponering: 11/04/2000

PORTUGAL 1999/0559, MROA - Verzending: 24/01/2000, Seponering: 05/07/2000

31999L0046 Richtlijn 1999/46/EG van de Commissie van 21 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 93/16/EEG van de Raad ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve P

DUITSLAND 2000/0228, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0309, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0176, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0266, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0219, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0324, A - Verzending: 13/07/2000

9. GEZONDHEID EN BESCHERMING VAN DE CONSUMENT

9.1. Diergeneeskundige sector

31993L0118 Richtlijn 93/118/EG van de Raad van 22 december 1993 tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee

Omzettingstermijn: 31/12/1993 en 31/12/1994

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

GRIEKENLAND 1995/0069, MROA 228 - Verzending: 24/02/2000

31994L0028 Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen

Omzettingstermijn: 01/07/1995

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1995/0505, Seponering: 05/07/2000

31995L0029 Richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995 tot wijziging van Richtlijn 91/628/EEG inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer

Omzettingstermijn: 30/12/1996 en 30/12/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1997/0077, Seponering: 05/07/2000

31995L0071 Richtlijn 95/71/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende wijziging van de bijlage bij Richtlijn 91/493/EEG tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijprodukten

Omzettingstermijn: 01/07/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 1997/0479, Seponering: 21/12/2000

31996L0022 Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG

Omzettingstermijn: 01/07/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

FRANKRIJK 1997/0342, Aanhangigmaking-uitstel : 21/12/2000

ITALIË 1997/0373, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1997/0430, Seponering: 05/07/2000

31996L0023 Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG

Omzettingstermijn: 30/06/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

FRANKRIJK 1997/0343, 19/05/1998, Aanhangigmaking-uitstel : 21/12/2000

ITALIË 1997/0374, Seponering: 05/07/2000

31996L0043 Richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke produkten te garanderen en tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG

Omzettingstermijn: 01/01/1997, 01/07/1997 en 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, L, NL, A, P, FI, S, UK

(Termijn: 1/7/1997)

DUITSLAND 1997/0491, Aanhangigmaking - Depot: 24/08/1999

GRIEKENLAND 1997/0495, A228 - Verzending: 05/09/2000

SPANJE 1997/0498, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1997/0509, Arrest CJCE: 08/06/2000, Zaak C-1999/190

PORTUGAL 1997/0526, Seponering: 05/07/2000

(Termijn: 1/7/1999)

IERLAND 2000/0634, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0682, A - Verzending: 08/08/2000

31996L0093 Richtlijn 96/93/EG van de Raad van 17 december 1996 inzake de certificering van dieren en dierlijke produkten

Omzettingstermijn: 31/01/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1998/0132, Aanhangigmaking - Intrekking: 09/06/2000, Zaak C-1999/495

IERLAND 1998/0141, Aanhangigmaking - Intrekking: 06/07/2000, Zaak C-1999/437

ITALIË 1998/0143, Arrest CJCE: 07/12/2000, Zaak C-1999/395

LUXEMBURG 1998/0146, Seponering: 05/07/2000

31997L0012 Richtlijn 97/12/EG van de Raad van 17 maart 1997 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

Omzettingstermijn: 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

BELGIË 2000/0213, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0283, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0231, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0305, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0312, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0181, A - Verzending: 13/07/2000

IERLAND 2000/0271, A - Verzending: 13/07/2000

ITALIË 2000/0244, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0199, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0351, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0335, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0372, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0360, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0258, Seponering: 21/12/2000

31997L0022 Richtlijn 97/22/EG van de Raad van 22 april 1997 tot wijziging van Richtlijn 92/117/EEG inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong ten einde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen

Omzettingstermijn: 01/09/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

NEDERLAND 1997/0681, Seponering: 05/07/2000

31997L0061 Richtlijn 97/61/EG van de Raad van 20 oktober 1997 houdende wijziging van de bijlage van Richtlijn 91/492/EEG tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren

Omzettingstermijn: 30/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 1998/0294, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1998/0360, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1998/0379, Seponering: 21/12/2000

31997L0076 Richtlijn 97/76/EG van de Raad van 16 december 1997 houdende wijziging van Richtlijn 77/99/EEG en Richtlijn 72/462/EEG wat betreft de voorschriften voor gehakt vlees, vleesbereidingen en bepaalde andere producten van dierlijke oorsprong

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1999/0128, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1999/0103, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0073, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0045, Aanhangigmaking Depot: 09/08/2000, Zaak C-2000/306

31997L0078 Richtlijn 97/12/EG van de Raad van 17 maart 1997 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

BELGIË 1999/0459, Seponering: 05/07/2000

DENEMARKEN 1999/0522, Seponering: 21/03/2000

DUITSLAND 1999/0482, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0531, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0541, Seponering: 21/03/2000

FRANKRIJK 1999/0435, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1999/0510, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 1999/0490, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0552, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 1999/0587, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0501, MROA - Verzending: 28/02/2000

31997L0079 Richtlijn 97/79/EG van de Raad van 18 december 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 71/118/EEG, 72/462/EEG, 85/73/EEG, 91/67/EEG, 91/492/EEG, 91/493/EEG, 92/45/EEG en 92/118/EEG met betrekking tot de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht

Omzettingstermijn: 30/06/1999 en 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

DENEMARKEN 1999/0523, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0483, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0532, Aanhangigmaking - Depot: 25/10/2000, Zaak C-2000/393

SPANJE 1999/0542, Seponering: 21/03/2000

FRANKRIJK 1999/0436, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1999/0511, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 1999/0491, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0472, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 1999/0588, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0502, A - Verzending: 20/08/1999

31998L0045 Richtlijn 98/45/EG van de Raad van 24 juni 1998 houdende wijziging van Richtlijn 91/67/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

DENEMARKEN 1999/0526, Seponering: 21/03/2000

DUITSLAND 1999/0485, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1999/0439, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1999/0513, MROA - Verzending: 24/02/2000

ITALIË 1999/0494, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0556, Seponering: 21/03/2000

ZWEDEN 1999/0579, Seponering: 05/07/2000

31998L0046 Richtlijn 98/46/EG van de Raad van 24 juni 1998 houdende wijziging van bijlage A, bijlage D, hoofdstuk I, en bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

GRIEKENLAND 1999/0535, Aanhangigmaking - Depot: 25/10/2000, Zaak C-2000/393

SPANJE 1999/0545, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 1999/0440, MROA - Verzending: 18/02/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0505, Seponering: 21/12/2000

31998L0058 Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, IR, L, NL, P, FI, S

DENEMARKEN 2000/0432, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0406, A - Verzending: 04/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0441, A - Verzending: 04/08/2000

SPANJE 2000/0446, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0378, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0429, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0413, A - Verzending: 04/08/2000

LUXEMBURG 2000/0384, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0462, A - Verzending: 04/08/2000

PORTUGAL 2000/0455, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0474, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0466, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0422, A - Verzending: 04/08/2000

31998L0099 Richtlijn 98/99/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging van Richtlijn 97/12/EG tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

Omzettingstermijn: 01/01/1999 en 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle (termijn 01/01/1999)

BELGIË 1999/0231, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0289, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 1999/0299, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1999/0277, MROA - Verzending: 18/02/2000

LUXEMBURG 1999/0604, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0268, Seponering: 05/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

(Termijn 01/07/1999)

BELGIË 1999/0611, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0101, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 1999/0658, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 1999/0598, MROA - Verzending: 19/7/2000

IERLAND 1999/0637, MROA - Verzending: 27/07/2000

ITALIË 1999/0628, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0604, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0614, MROA - Verzending: 19/07/2000

PORTUGAL 1999/0666, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0634, Seponering: 21/12/2000

31999L0089 Richtlijn 1999/89/EG van de Raad van 15 november 1999 houdende wijziging van Richtlijn 91/494/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, F, L, NL, A, FI, UK

BELGIË 2000/0522, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0641, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0663, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0688, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0479, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0614, A - Verzending: 08/08/2000

ITALIË 2000/0576, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0503, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0542, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0736, Seponering 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0708, A - Verzending: 08/08/2000

FINLAND 2000/0772, Seponering 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0754, A - Verzending: 08/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0596, Seponering: 21/12/2000

31999L0090 Richtlijn 1999/90/EG van de Raad van 15 november 1999 houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, L, NL, A, P, FI, UK

DENEMARKEN 2000/0640, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0558, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0662, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0687, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0478, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0613, A - Verzending: 08/08/2000

ITALIË 2000/0575, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0502, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0541, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0735, Seponering: 20/12/2000

PORTUGAL 2000/0707, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0771, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0753, A - Verzending: 08/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0595, Seponering: 21/12/2000

32000L0015 Richtlijn 2000/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 2000 tot wijziging van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

Omzettingstermijn: 31/12/1999, 31/12/2000, 31/12/2001 en 31/12/2002

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, E, L, FI

32000L0020 Richtlijn 2000/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 houdende wijziging van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

Omzettingstermijn: 01/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, E, L, FI, S

32000L0027 Richtlijn 2000/27/EG van de Raad van 2 mei 2000 tot wijziging van Richtlijn 93/53/EEG tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten

Omzettingstermijn: 31/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, EL, F

9.2. Fytosanitaire sector

31996L0032 Richtlijn 96/32/EG van de Raad van 21 mei 1996 houdende wijziging van bijlage II bij Richtlijn 76/895/EEG betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit en van bijlage II bij Richtlijn 90/642/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde produkten van plantaardige oorsprong; met inbegrip van groenten en fruit, en houdende vaststelling van een lijst van maximumgehalten

Omzettingstermijn: 30/04/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1997/0390, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1997/0415, Seponering: 05/07/2000

31996L0033 Richtlijn 96/33/EG van de Raad van 21 mei 1996 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG en 86/363/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, respectievelijk in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Omzettingstermijn: 30/04/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1997/0391, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1997/0416, Seponering: 05/07/2000

31997L0041 Richtlijn 97/41/EG van de Raad van 25 juni 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk groenten en fruit, granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, P, FI, S, UK

BELGIË 1999/0028, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0124, Aanhangigmaking - Depot: 08/05/2000, Zaak C-2000/166

SPANJE 1999/0141, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0069, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1999/0014, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0171, MROA - Verzending: 15/11/1999

PORTUGAL 1999/0154, Seponering: 21/12/2000

31997L0073 Richtlijn 97/73/EG van de Commissie van 15 december 1997 houdende opneming van een werkzame stof (imazalil) in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

DUITSLAND 1999/0481, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 1999/0530, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0540, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0470, Seponering: 05/07/2000

31998L0022 Richtlijn 98/22/EG van de Commissie van 15 april 1998 tot vaststelling van de minimumeisen voor de uitvoering in de Gemeenschap van fytosanitaire controles van planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen, in niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten

Omzettingstermijn: 01/10/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1998/0583, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1998/0544, Seponering: 05/07/2000

31998L0047 Richtlijn 98/47/EG van de Commissie van 25 juni 1998 houdende opneming van een werkzame stof (azoxystrobin) in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/01/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1999/0287, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0257, Seponering: 21/03/2000

NEDERLAND 1999/0238, Seponering: 05/07/2000

31998L0057 Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

Omzettingstermijn: 21/08/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IR, I, L, NL A, P, S, UK

BELGIË 1999/0609, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0619, MROA - Verzending: 19/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0647, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 1999/0656, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0626, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0602, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1999/0670, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 1999/0664, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 1999/0680, A - Verzending: 16/11/1999

ZWEDEN 1999/0675, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0632, Seponering: 05/07/2000

31998L0082 Richtlijn 98/82/EG van de Commissie van 27 oktober 1998 houdende wijziging van de bijlagen van de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit

Omzettingstermijn: 30/04/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IR, I, L, NL, P, FI, S, UK

BELGIË 1999/0353, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0366, MROA - Verzending: 27/07/2000

FRANKRIJK 1999/0340, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1999/0347, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0423, MROA - Verzending: 17/02/2000

PORTUGAL 1999/0416, Seponering: 05/07/2000

31998L0100 Richtlijn 98/100/EG van de Commissie van 21 december 1998 houdende wijziging van Richtlijn 92/76/EEG tot erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap waar bijzondere plantenziekterisico's bestaan

Omzettingstermijn: 01/01/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

GRIEKENLAND 1999/0290, Aanhangigmaking - Depot: 08/11/2000, Zaak C-2000/406

LUXEMBURG 1999/0226, Aanhangigmaking - Depot: 11/09/2000, Intrekking: 21/12/2000, Zaak C-2000/335

PORTUGAL 1999/0312, Seponering: 21/03/2000

31999L0001 Richtlijn 1999/1/EG van de Commissie van 21 januari 1999 houdende opneming van een werkzame stof (kresoxym-methyl) in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

Omzettingstermijn: 31/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

DENEMARKEN 1999/0641, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0621, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0651, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0659, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0629, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0605, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 1999/0615, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0672, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0667, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 1999/0677, Seponering: 05/07/2000

31999L0071 Richtlijn 1999/71/EG van de Commissie van 14 juli 1999 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, P, S, UK

BELGIË 2000/0389, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0401, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0445, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0374, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0410, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0437, A - Verzending: 04/08/2000

LUXEMBURG 2000/0381, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0457, A - Verzending: 04/08/2000

PORTUGAL 2000/0450, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0470, A - Verzending: 04/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0417, Seponering: 21/12/2000

31999L0073 Richtlijn 1999/73/EG van de Commissie van 19 juli 1999 houdende opneming van een werkzame stof (spiroxamine) in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

DUITSLAND 2000/0400, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0436, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0380, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0449, Seponering: 21/12/2000

32000L0024 Richtlijn 2000/24/EG van de Commissie van 28 april 2000 houdende wijziging van de bijlagen van de Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit

Omzettingstermijn: 31/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, I, L, FI

9.3. Zaai- en plantgoed

31998L0056 Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen

Omzettingstermijn: 31/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, IR, I, NL, P, FI, S, UK

BELGIË 1999/0608, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0618, MROA - Verzending: 19/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0646, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0655, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1999/0597, MROA - Verzending: 19/07/2000

ITALIË 1999/0625, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1999/0601, MROA - Verzending: 28/07/2000

NEDERLAND 1999/0612, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0669, MROA - Verzending: 27/07/2000

PORTUGAL 1999/0663, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 1999/0679, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 1999/0674, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0631, Seponering: 05/07/2000

31998L0095 Richtlijn 98/95/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

Omzettingstermijn: 01/02/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, EL, E, IR, L, A, P

BELGIË 2000/0392, A - Verzending: 04/08/2000

DUITSLAND 2000/0404, A - Verzending: 04/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0439, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0377, A - Verzending: 04/08/2000

IERLAND 2000/0427, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0412, A - Verzending: 04/08/2000

NEDERLAND 2000/0397, A - Verzending: 04/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0460, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0453, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0473, A - Verzending: 04/08/2000

ZWEDEN 2000/0465, A - Verzending: 04/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0420, A - Verzending: 04/08/2000

31998L0096 Richtlijn 98/96/EG van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging onder andere van de niet-officiële veldkeuringen op grond van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van respectievelijk bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en groentezaad en van Richtlijn 70/457/EEG betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

Omzettingstermijn: 01/02/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, EL, E, IR, L, A, P

BELGIË 2000/0391, A - Verzending: 04/08/2000

DUITSLAND 2000/0403, A - Verzending: 04/08/2000

FRANKRIJK 2000/0376, A - Verzending: 04/08/2000

LUXEMBURG 2000/0383, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0411, A - Verzending: 04/08/2000

NEDERLAND 2000/0396, A - Verzending: 04/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0459, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0452, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0472, A - Verzending: 04/08/2000

ZWEDEN 2000/0464, A - Verzending: 04/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0419, A - Verzending: 04/08/2000

31999L0008 Richtlijn 1999/8/EG van de Commissie van 18 februari 1999 tot wijziging van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen

Omzettingstermijn: 01/02/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, I, L, A, P, S, UK

BELGIË 2000/0390, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0431, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0402, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0438, A - Verzending: 04/08/2000

FRANKRIJK 2000/0375, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0382, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0426, A - Verzending: 04/08/2000

NEDERLAND 2000/0395, A - Verzending: 04/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0458, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0451, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0471, A - Verzending: 04/08/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0418, Seponering: 21/12/2000

31999L0054 Richtlijn 1999/54/EG van de Commissie van 26 mei 1999 houdende wijziging van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, I, L, A, UK

DUITSLAND 2000/0812, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0846, A - Verzending: 30/11/2000

IERLAND 2000/0834, A - Verzending: 30/11/2000

NEDERLAND 2000/0806, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0876, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0865, A - Verzending: 30/11/2000

FINLAND 2000/0895, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0888, A - Verzending: 30/11/2000

31999L0066 Richtlijn 1999/66/EG van de Commissie van 28 juni 1999 houdende voorschriften voor het overeenkomstig Richtlijn 98/56/EG door de leverancier op te maken etiket of ander document

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, IR, I, A, P, S, UK

BELGIË 2000/0206, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0280, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0227, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0292, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0175, A - Verzending: 13/07/2000

LUXEMBURG 2000/0190, MROA - Verzending: 29/12/2000

ITALIË 2000/0238, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0218, A - Verzending: 13/07/2000

PORTUGAL 2000/0321, A - Verzending: 13/07/2000

FINLAND 2000/0369, A - Verzending: 13/07/2000

31999L0068 Richtlijn 1999/68/EG van de Commissie van 28 juni 1999 tot vaststelling van aanvullende bepalingen met betrekking tot de op grond van Richtlijn 98/56/EG van de Raad door de leveranciers bij te houden rassenlijsten van siergewassen

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, IR, I, NL, A, P, S, UK

BELGIË 2000/0205, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0226, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0291, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0174, A - Verzending: 13/07/2000

LUXEMBURG 2000/0189, MROA - Verzending: 29/12/2000

ITALIË 2000/0237, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0217, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0320, A - Verzending: 13/07/2000

FINLAND 2000/0368, A - Verzending: 13/07/2000

9.4. Diervoeding

31995L0053 Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding

Omzettingstermijn: 30/04/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1998/0187, Aanhangigmaking - Depot: 01/12/1999, Zaak C-1999/457

FRANKRIJK 1998/0201, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1998/0208, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1998/0239, Seponering: 05/07/2000

31995L0069 Richtlijn 95/69/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG

Omzettingstermijn: 01/04/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

GRIEKENLAND 1998/0188, Aanhangigmaking - Depot: 01/12/1999, Zaak C-1999/457

FRANKRIJK 1998/0202, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1998/0240, Seponering: 05/07/2000

31996L0024 Richtlijn 96/24/EG van de Raad van 29 april 1996 tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders

Omzettingstermijn: 30/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

GRIEKENLAND 1998/0323, Aanhangigmaking - Depot: 11/05/2000, Zaak C-2000/176

FRANKRIJK 1998/0350, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1998/0365, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1998/0424, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1998/0484, MROA - Verzending: 02/08/1999

31996L0025 Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG

Omzettingstermijn: 30/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

GRIEKENLAND 1998/0324, Aanhangigmaking - Depot: 11/05/2000, Zaak C-2000/176

FRANKRIJK 1998/0351, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1998/0366, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1998/0425, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1998/0485, MROA - Verzending: 02/08/1999

31996L0051 Richtlijn 96/51/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding

Omzettingstermijn: 01/04/1998 en 01/10/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

(termijn 1/4/1998)

GRIEKENLAND 1998/0189, Aanhangigmaking-uitstel : 05/07/2000

FRANKRIJK 1998/0203, Aanhangigmaking-uitstel : 05/07/2000

IERLAND 1998/0210, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1998/0218, Aanhangigmaking - Arrest CJCE: 07/12/2000, Zaak C-1999/395

LUXEMBURG 1998/0228, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1998/0241, Seponering: 05/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IR, L, NL, A, P, FI, S

(termijn 1/10/1999)

DENEMARKEN 2000/0088, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 2000/0011, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0114, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0011, MROA - Verzending: 28/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0106, MROA - Verzending: 18/09/2000

IERLAND 2000/00821, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 2000/0063, MROA - Verzending: 03/08/2000

LUXEMBURG 2000/0027, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 2000/0140, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0129, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0166, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 2000/0153, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0071, MROA - Verzending: 03/08/2000

31997L0008 Richtlijn 97/8/EG van de Commissie van 7 februari 1997 tot wijziging van Richtlijn 74/63/EEG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1998/0356, Aanhangigmaking - Depot: 06/11/2000, Zaak C-2000/403

31997L0072 Richtlijn 97/72/EG van de Commissie van 15 december 1997 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/03/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1998/0193, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1998/0231, Seponering: 05/07/2000

31998L0019 Richtlijn 98/19/EG van de Commissie van 18 maart 1998 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/05/1998 en 01/06/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1998/0339, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1998/0417, Seponering: 05/07/2000

31998L0051 Richtlijn 98/51/EG van de Commissie van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/01/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, L, NL, A, P, FI, S, UK

GRIEKENLAND 1999/0133, Aanhangigmaking - Depot: 08/05/2000, Zaak C-2000/166

FRANKRIJK 1999/0006, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0077, Aanhangigmaking - Depot: 18/04/2000, Zaak C-2000/148

LUXEMBURG 1999/0020, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1999/0178, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0162, Seponering: 05/07/2000

31998L0054 Richtlijn 98/54/EG van de Commissie van 16 juli 1998 tot wijziging van de Richtlijnen 71/250/EEG, 72/199/EEG en 73/46/EEG en houdende intrekking van Richtlijn 75/84/EEG (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 13/02/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

OOSTENRIJK 1999/0321, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0310, Seponering: 21/12/2000

31998L0064 Richtlijn 98/64/EG van de Commissie van 3 september 1998 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van aminozuren, ruwvet en olaquindox in diervoeders en houdende wijziging van Richtlijn 71/393/EEG

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

OOSTENRIJK 1999/0181, Seponering: 05/07/2000

31998L0067 Richtlijn 98/67/EG van de Commissie van 7 september 1998 houdende wijziging van de Richtlijnen 80/511/EEG, 82/475/EEG, 91/357/EEG en Richtlijn 96/25/EG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 92/87/EEG

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

GRIEKENLAND 1999/0137, Aanhangigmaking - Depot: 08/05/2000, Zaak C-2000/166

FRANKRIJK 1999/0010, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1999/0110, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 1999/0023, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1999/0182, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0097, MROA, Verzending: 02/08/1999

31998L0068 Richtlijn 98/68/EG van de Commissie van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap

Omzettingstermijn: 31/03/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

DUITSLAND 1999/0365, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0402, Aanhangigmaking - Depot: 26/10/2000, Zaak C-2000/397

FRANKRIJK 1999/0339, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1999/0389, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 1999/0374, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0346, Aanhangigmaking - Depot: 11/09/2000, Intrekking: 21/12/2000

OOSTENRIJK 1999/0422, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0415, MROA - Verzending: 17/02/2000

31998L0087 Richtlijn 98/87/EG van de Commissie van 13 november 1998 tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders

Omzettingstermijn: 30/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

GRIEKENLAND 1999/0538, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0548, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 1999/0445, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 1999/0519, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0455, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 1999/0593, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0507, MROA - Verzending: 21/02/2000

31998L0088 Richtlijn 98/88/EG van de Commissie van 13 november 1998 tot vaststelling van richtsnoeren voor de microscopische identificatie en de schatting van het gehalte aan bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van dierenvoeders

Omzettingstermijn: 01/09/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

GRIEKENLAND 1999/0650, Seponering: 05/07/2000

31999L0020 Richtlijn 1999/20/EG van de Raad van 22 maart 1999 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding, Richtlijn 82/471/EEG betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten, Richtlijn 95/53/EG tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding en Richtlijn 95/69/EG houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding

Omzettingstermijn: 30/09/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IR, I, L, NL A, P, FI, S

GRIEKENLAND 2000/0098, MROA - Verzending: 18/09/2000

SPANJE 2000/0109, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 2000/0005, MROA - Verzending: 28/07/2000

IERLAND 2000/0079, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 2000/0059, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0021, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0133, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 2000/0162 , Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0066, MROA: 03/08/2000

31999L0027 Richtlijn 1999/27/EG van de Commissie van 20 april 1999 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van amprolium, diclazuril en carbadox in dierenvoeders, houdende wijziging van de Richtlijnen 71/250/EEG en 73/46/EEG en houdende intrekking van Richtlijn 74/203/EEG

Omzettingstermijn: 31/10/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

DENEMARKEN 2000/0084, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0092, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 2000/0108, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 2000/0004, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 2000/0053, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0015, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 2000/0132, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0118, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0156, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 2000/0143, Seponering: 05/07/2000

31999L0061 Richtlijn 1999/61/EG van de Commissie van 18 juni 1999 tot wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 79/373/EEG en 96/25/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/10/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 2000/0028, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0090, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0002, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0072, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 2000/0013, Seponering: 21/12/2000

NEDERLAND 2000/0040, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 2000/0131, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0116, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0155, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 2000/0142, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0065, Seponering: 05/07/2000

31999L0076 Richtlijn 1999/76/EG van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de bepaling van het gehalte aan lasalocide-natrium van diervoeders (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/10/1999 en 01/02/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

DUITSLAND 2000/0044, Seponering: 05/07/2000

DENEMARKEN 2000/0083, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0089, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 2000/0107, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 2000/0001, Seponering: 05/07/2000

ITALIË 2000/0052, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0012, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 2000/0039, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 2000/0130, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 2000/0115, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0154, Seponering: 05/07/2000

ZWEDEN 2000/0141, Seponering: 05/07/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0054, A - Verzending: 18/02/2000

31999L0078 Richtlijn 1999/78/EG van de Commissie van 27 juli 1999 houdende wijziging van Richtlijn 95/10/EG (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/11/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

DUITSLAND 2000/0225, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0279, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0290, A - Verzending: 13/07/2000

FRANKRIJK 2000/0173, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0188, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0343, Seponering: 21/12//2000

PORTUGAL 2000/0319, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0367, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0357, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0251, A - Verzending: 13/07/2000

31999L0079 Richtlijn 1999/79/EG van de Commissie van 27 juli 1999 houdende wijziging van Richtlijn 72/199/EEG betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: : 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IR, I, L, NL, A, P, FI, S

DENEMARKEN 2000/0278, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0289, A - Verzending: 13/07/2000

ITALIË 2000/0036, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0342, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0318, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0251, A - Verzending: 13/07/2000

32000L0045 Richtlijn 2000/45/EG van de Commissie van 6 juli 2000 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van vitamine A, vitamine E en tryptofaan in diervoeders (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/08/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, IR, NL

9.5. Verontreinigende stoffen

31998L0053 Richtlijn 98/53/EG van de Commissie van 16 juli 1998 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: L

9.6. Levensmiddelen

31997L0060 Richtlijn 97/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1997 houdende derde wijziging van Richtlijn 88/344/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan

Omzettingstermijn: 27/10/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

IERLAND 1998/0573, Seponering: 21/12/2000

31998L0028 Richtlijn 98/28/EG van de Commissie van 29 april 1998 inzake een afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne voor het bulkvervoer over zee van ruwe suiker (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/08/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

IERLAND 1998/0508, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 1998/0527, Seponering: 05/07/2000

31998L0036 Richtlijn 98/36/EG van de Commissie van 2 juni 1998 tot wijziging van Richtlijn 96/5/EG inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1998, 01/01/1999 en 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

BELGIË 1999/0032, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1999/0105, Seponering: 21/12/2000

31998L0066 Richtlijn 98/66/EG van de Commissie van 4 september 1998 tot wijziging van Richtlijn 95/31/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt

Omzettingstermijn: 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

DUITSLAND 1999/0487, MROA - Verzending: 13/03/2000

IERLAND 1999/0517, MROA - Verzending: 13/03/2000

PORTUGAL 1999/0560, Seponering: 21/12/2000

31998L0072 Richtlijn 98/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 oktober 1998 tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen

Omzettingstermijn: 04/05/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IR, I, NL, A, FI, S, UK

DUITSLAND 2000/0567, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0695, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0591, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0511, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0724, A - Verzending: 08/08/2000

31998L0086 Richtlijn 98/86/EG van de Commissie van 11 november 1998 houdende wijziging van Richtlijn 96/77/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen

Omzettingstermijn: 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, I, L, NL, A, P, FI, S, UK

DUITSLAND 1999/0488, MROA - Verzending: 13/03/2000

GRIEKENLAND 1999/0537, Seponering: 21/03/2000

SPANJE 1999/0547, Seponering: 21/03/2000

IERLAND 1999/0518, MROA - Verzending: 13/03/2000

OOSTENRIJK 1999/0572, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 1999/0561, Seponering: 05/07/2000

31999L0002 Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling

Omzettingstermijn: 20/09/2000 en 20/03/2001

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, IR, A, FI, S, UK

31999L0003 Richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling

Omzettingstermijn: 20/09/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, EL, IR, A, FI, S, UK

31999L0021 Richtlijn 1999/21/EG van de Commissie van 25 maart 1999 betreffende dieetvoeding voor medisch gebruik

Omzettingstermijn: 30/04/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, L, NL, P, FI, S, UK

BELGIË 2000/0529, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0562, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0672, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0486, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0623, A - Verzending: 08/08/2000

ITALIË 2000/0586, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0507, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0741, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0718, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0604, Seponering: 21/12/2000

31999L0039 Richtlijn 1999/39/EG van de Commissie van 6 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 96/5/EG inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000 en 01/07/2002

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IR, I, L, NL, FI, S

DENEMARKEN 2000/0648, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0561, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0671, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0691, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0485, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0622, Seponering: 21/12/2000

ITALIË 2000/0585, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0506, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0740, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0717, A - Verzending: 08/08/2000

FINLAND 2000/0776, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0761, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0603, A - Verzending: 08/08/2000

31999L0041 Richtlijn 1999/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 1999 tot wijziging van Richtlijn 89/398/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen

Omzettingstermijn: 08/07/2000 en 08/07/2001

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, E, IR, NL, FI

BELGIË 2000/0799, A - Verzending: 30/11/2000

DENEMARKEN 2000/0842, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0848, A - Verzending: 30/11/2000

FRANKRIJK 2000/0788, A - Verzending: 30/11/2000

ITALIË 2000/0821, A - Verzending: 30/11/2000

LUXEMBURG 2000/0796, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0878, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0867, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0889, A - Verzending: 30/11/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0828, A - Verzending: 30/11/2000

31999L0050 Richtlijn 1999/50/EG van de Commissie van 25 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 91/321/EEG inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, L, NL, FI, S

DENEMARKEN 2000/0646, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0560, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0669, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0690, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0483, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0620, A - Verzending: 08/08/2000

ITALIË 2000/0583, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0505, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0738, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0715, A - Verzending: 08/08/2000

FINLAND 2000/0774, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0759, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0601, A - Verzending: 08/08/2000

31999L0075 Richtlijn 1999/75/EG van de Commissie van 22 juli 1999 tot wijziging van Richtlijn 95/45/EG houdende vaststelling van bijzondere zuiverheidseisen voor kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, I, NL, FI

DUITSLAND 2000/0811, A - Verzending: 30/11/2000

IERLAND 2000/0833, A - Verzending: 30/11/2000

LUXEMBURG 2000/0795, A - Verzending: 30/11/2000

OOSTENRIJK 2000/0875, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0864, A - Verzending: 30/11/2000

ZWEDEN 2000/0887, A - Verzending: 30/11/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0826, A - Verzending: 30/11/2000

31999L0091 Richtlijn 1999/91/EG van de Commissie van 23 november 1999 tot wijziging van Richtlijn 90/128/EEG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, EL, E, I, S

9.7. Bescherming van de consument

31997L0007 Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten - Verklaring van de Raad en van het Parlement ad artikel 6, lid 1 - Verklaring van de Commissie ad artikel 3, lid 1, eerste streepje

Omzettingstermijn: 04/06/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, I, A, S, UK

DUITSLAND 2000/0570, Seponering: 21/12/2000

SPANJE 2000/0702, A - Verzending: 08/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0681, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0497, A - Verzending: 08/08/2000

IERLAND 2000/0633, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0517, A - Verzending: 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0554, A - Verzending: 08/08/2000

PORTUGAL 2000/0730, A - Verzending: 08/08/2000

FINLAND 2000/0785, A - Verzending: 08/08/2000

ZWEDEN 2000/0767, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0610, Seponering: 21/12/2000

31997L0055 Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende

Omzettingstermijn: 23/04/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, IR, I, A, P, S, UK

GRIEKENLAND 2000/0680, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0700, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0495, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0516, A - Verzending: 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0553, A - Verzending: 08/08/2000

FINLAND 2000/0783, A - Verzending: 08/08/2000

ZWEDEN 2000/0765, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0609, Seponering: 21/12/2000

31998L0006 Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten

Omzettingstermijn: 18/03/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, F, I, NL, A, P, FI, S, UK

BELGIË 2000/0536, Seponering: 21/12/2000

DENEMARKEN 2000/0654, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0679, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0698, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0493, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0630, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0514, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0748, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0727, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0782, Seponering: 21/12/2000

ZWEDEN 2000/0764, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0608, Seponering: 21/12/2000

31998L0007 Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet

Omzettingstermijn: 21/04/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, I, NL, A, P, FI, S, UK

DENEMARKEN 2000/0653, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 2000/0569, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0678, A - Verzending: 08/08/2000

SPANJE 2000/0697, A - Verzending: 08/08/2000

FRANKRIJK 2000/0492, A - Verzending: 08/08/2000

IERLAND 2000/0629, A - Verzending: 08/08/2000

LUXEMBURG 2000/0513, A - Verzending: 08/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0747, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0726, Seponering: 21/12/2000

10. BELASTINGEN

10.1. BTW

31998L0080 Richtlijn 98/80/EG van de Raad van 12 oktober 1998 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG - bijzondere regeling voor beleggingsgoud

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

OOSTENRIJK 2000/0349, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0303, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0270, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

VERENIGD KONINKRIJK 2000/0255, A - Verzending: 13/07/2000, Seponering: 21/12/2000

32000L0017 Richtlijn 2000/17/EG van de Raad van 30 maart 2000 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde - overgangsbepalingen voor de Republiek Oostenrijk en de Republiek Portugal

Omzettingstermijn: 01/01/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen

OOSTENRIJK 2000/0874, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0862, A - Verzending: 30/11/2000

10.2. Accijnzen

32000L0044 Richtlijn 2000/44/EG van de Raad van 30 juni 2000 tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG betreffende tijdelijke kwantitatieve beperkingen op accijnsproducten welke in Zweden uit andere lidstaten worden binnengebracht

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen

ZWEDEN 2000/0886, A - Verzending: 30/11/2000

11. ENERGIE

11.1. Elektriciteit

31996L0092 Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit

Omzettingstermijn: 18/02/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1999/2185, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/2186, Seponering: 20/12/2000

11.2. Gas

31998L0030 Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

Omzettingstermijn: 01/08/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, IR, NL, A, P, FI, S, UK

FRANKRIJK 2000/2215, A - Verzending: 22/09/2000

LUXEMBURG 2000/2216, A - Verzending: 22/09/2000

PORTUGAL 2000/2217, A - Verzending: 22/09/2000

DUITSLAND 2000/2218, A - Verzending: 19/10/2000

11.3. Steenkool en aardolie

31998L0093 Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging van Richtlijn 68/414/EEG houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden

Omzettingstermijn: 01/01/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IR, L, NL, A, FI, S, UK

ITALIË 2000/0241, A - Verzending: 13/07/2000

PORTUGAL 2000/0330, MROA - Verzending: 29/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0300, Seponering: 21/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0347, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0268, Seponering: 21/12/2000

LUXEMBURG 2000/0195, Seponering: 21/12/2000

11.4. Hernieuwbare energie en efficiënt energieverbruik

31996L0057 Richtlijn 96/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 september 1996 betreffende normen voor de energie- efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan

Omzettingstermijn: 03/09/1997 en 04/09/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

ITALIË 1997/0651, Seponering: 11/10/2000

31998L0011 Richtlijn 98/11/EG van de Commissie van 27 januari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van lampen voor huishoudelijk gebruik betreft (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 14/06/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve I

ITALIË 1999/0492, MROA - Verzending: 03/08/2000

FINLAND 1999/0589, Seponering: 20/12/2000

NEDERLAND 1999/0473, Seponering: 26/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0568, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1999/0554, Seponering: 05/07/2000

GRIEKENLAND 1999/0533, Seponering: 05/07/2000

IERLAND 1999/0512, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0484, Seponering: 05/07/2000

BELGIË 1999/0461, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0451, Seponering: 05/07/2000

12. VERVOER

12.1. Wegvervoer, wegen en binnenwateren

31996L0050 Richtlijn 96/50/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden

Omzettingstermijn: 07/04/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, I, L, A, P, UK

ITALIË 1998/0559, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1999/2003, Aanhangigmaking - Verzending: 22/12/2000, Zaak C-2000/468

NEDERLAND 1998/0236, MROA - Verzending: 01/07/1999

PORTUGAL 1999/2006, Seponering: 05/07/2000

31998L0076 Richtlijn 98/76/EG van de Raad van 1 oktober 1998 tot wijziging van Richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen- respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers

Omzettingstermijn: 01/10/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, , IR, NL, P, FI, UK

BELGIË 2000/0038, MROA - Verzending: 07/09/2000

LUXEMBURG 2000/0025, MROA - Verzending: 01/08/2000

FRANKRIJK 2000/0010, MROA - Verzending: 19/10/2000

ITALIË 2000/0062, MROA - Verzending: 03/08/2000

GRIEKENLAND 2000/0104, MROA - Verzending: 01/08/2000

OOSTENRIJK 2000/0138, MROA - Verzending: 24/10/2000

ZWEDEN 2000/0151, MROA - Verzending: 01/08/2000

DUITSLAND 2000/0049, Seponering: 21/12/2000

31999L0052 Richtlijn 1999/52/EG van de Commissie van 26 mei 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/96/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 01/10/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, I, P, FI, UK

31999L0062 Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen

Omzettingstermijn: 01/07/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: E, I, UK

BELGIË 2000/0910, A - Verzending: 05/12/2000

DENEMARKEN 2000/0927, A - Verzending: 05/12/2000

DUITSLAND 2000/0915, A - Verzending: 05/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0931, A - Verzending: 05/12/2000

SPANJE 2000/0934, A - Verzending: 05/12/2000

FRANKRIJK 2000/0902, A - Verzending: 05/12/2000

IERLAND 2000/0924, A - Verzending: 05/12/2000

LUXEMBURG 2000/0906, A - Verzending: 05/12/2000

NEDERLAND 2000/0913, A - Verzending: 05/12/2000

OOSTENRIJK 2000/0941, A - Verzending: 05/12/2000

PORTUGAL 2000/0938, A - Verzending: 05/12/2000

FINLAND 2000/0947, A - Verzending: 05/12/2000

ZWEDEN 2000/0944, A - Verzending: 05/12/2000

12.2. Spoorwegvervoer

31995L0018 Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen

Omzettingstermijn: 27/06/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

FRANKRIJK 1997/0339, Seponering: 02/02/2000

IERLAND 1997/0357, Seponering: 02/02/2000

ITALIË 1997/0370, Seponering: 02/02/2000

LUXEMBURG 1997/0383, Seponering: 02/02/2000

31995L0019 Richtlijn 95/19/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur

Omzettingstermijn: 27/06/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

IERLAND 1997/0358, Seponering: 02/02/2000

ITALIË 1997/0371, Seponering: 02/02/2000

LUXEMBURG 1997/0384, Seponering: 02/02/2000

31996L0048 Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem

Omzettingstermijn: 08/04/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, L, NL, P,

FRANKRIJK 1999/0337, MROA - Verzending: 31/01/2000

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0377, Aanhangigmaking-Verzending: 29/11/2000, Zaak C-2000/441

IERLAND 1999/0383, Aanhangigmaking-Verzending: 06/10/2000, Zaak C-2000/370

GRIEKENLAND 1999/0396, Aanhangigmaking-Verzending: 21/12/2000, Zaak C-2000/460

OOSTENRIJK 1999/0418, MROA - Verzending: 24/01/2000

ZWEDEN 1999/0424, Aanhangigmaking-Verzending: 09/11/2000, Zaak C-2000/410

FINLAND 1999/0428, MROA - Verzending: 24/02/2000

PORTUGAL 1999/0407, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0355, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0342, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0405, Seponering: 11/10/2000

BELGIË 1999/0349, Seponering: 11/10/2000

12.3. Wegvervoer, veiligheid/technologie

31994L0055 Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Omzettingstermijn: 31/12/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IR

IERLAND 1998/0042, Aanhangigmaking - Arrest: 26/09/2000, Zaak C-1999/408

31995L0050 Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Omzettingstermijn: 01/01/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IR

IERLAND 1997/0506, Aanhangigmaking-Arrest: 14/12/2000, Zaak C-1999/347

31996L0035 Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren

Omzettingstermijn: 31/12/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL en IR

IERLAND 2000/0272, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0306, A - Verzending: 13/07/2000

PORTUGAL 2000/0336, Seponering: 21/12/2000

31996L0049 Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor

Omzettingstermijn: 31/12/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL en IR

IERLAND 1999/0384, Aanhangigmaking-Verzending: 10/10/2000, Zaak C-2000/372

GRIEKENLAND 1999/0397, MROA - Verzending: 24/01/2000

PORTUGAL 1999/0408, Seponering: 21/12/2000

31996L0053 Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten

Omzettingstermijn: 16/09/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

IERLAND 1997/0633, Seponering: 21/12/2000

DUITSLAND 1997/0574, Seponering: 11/10/2000

31996L0086 Richtlijn 96/86/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 94/55/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IR

IERLAND 1998/0045, Aanhangigmaking-Arrest: 26/09/2000, Zaak C-1999/408

GRIEKENLAND 1998/0022, Seponering: 05/07/2000

31996L0087 Richtlijn 96/87/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/49/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 31/12/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IR

IERLAND 1999/0385, Aanhangigmaking-Verzending: 10/10/2000, Zaak C-2000/372

GRIEKENLAND 1999/0398, MROA - Verzending: 24/01/2000

PORTUGAL 1999/0409, Seponering: 21/12/2000

31996L0096 Richtlijn 96/96/EG van de Raad van 20 december 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens

Omzettingstermijn: 09/03/1998 en 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

PORTUGAL 1998/0253, Seponering: 21/03/2000

31999L0047 Richtlijn 1999/47/EG van de Commissie van 21 mei 1999 houdende tweede aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 94/55/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Omzettingstermijn: 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL en IR

IERLAND 2000/0265, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0294, A - Verzending: 13/07/2000

PORTUGAL 2000/0323, Seponering: 21/12/2000

31999L0036 Richtlijn 1999/36/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende vervoerbare drukapparatuur

Omzettingstermijn: 01/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: S

31999L0048 Richtlijn 1999/48/EG van de Commissie van 21 mei 1999 houdende tweede aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/49/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor

Omzettingstermijn: 01/07/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK,D, E, F, L, NL, A, P, FI, S, UK

ITALIË 2000/0239, MROA - Verzending: 29/12/2000

IERLAND 2000/0264, A - Verzending: 13/07/2000

GRIEKENLAND 2000/0293, A - Verzending: 13/07/2000

PORTUGAL 2000/0322, Seponering: 20/12/2000

32000L0018 Richtlijn 2000/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2000 betreffende de minimumeisen voor het examen voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren

Omzettingstermijn: 19/08/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, L, NL, A, FI, S, UK

ITALIË 2000/0819, A - Verzending: 30/11/2000

IERLAND 2000/0832, A - Verzending: 30/11/2000

GRIEKENLAND 2000/0844, A - Verzending: 30/11/2000

PORTUGAL 2000/0861, A - Verzending: 30/11/2000

12.4. Luchtvervoer

31996L0067 Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap

Omzettingstermijn: 25/10/1997

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

ZWEDEN 1997/0740, Seponering: 05/07/2000

PORTUGAL 1997/0705, Seponering: 02/02/2000

BELGIË 1997/0543, Seponering: 05/07/2000

31994L0056 Richtlijn 94/56/EG van de Raad van 21 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart

Omzettingstermijn: 21/11/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve EL en L

LUXEMBURG 1997/0107, A228 - Verzending: 27/09/2000

GRIEKENLAND 1997/0047, Aanhangigmaking-Verzending: 22/12/1999, Zaak C-1999/494

31998L0020 Richtlijn 98/20/EG van de Raad van 30 maart 1998 tot wijziging van Richtlijn 92/14/EEG betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, deel 2, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988)

Omzettingstermijn: 28/02/1999 en 31/03/2002

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IR

IERLAND 1999/0274, Aanhangigmaking-Verzending: 21/12/2000

PORTUGAL 1999/0307, Seponering: 21/03/2000

SPANJE 1999/0295, Seponering: 21/03/2000

GRIEKENLAND 1999/0286, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 1999/0246, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0221, Seponering: 21/12/2000

31999L0028 Richtlijn 1999/28/EG van de Commissie van 21 april 1999 tot wijziging van de bijlage bij Richtlijn 92/14/EEG van de Raad betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, deel 2, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988)

Omzettingstermijn: 01/09/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve IR

IERLAND 2000/0073, MROA - Verzending: 03/08/2000

PORTUGAL 2000/0117, Seponering: 05/07/2000

BELGIË 2000/0029, Seponering: 21/12/2000

GRIEKENLAND 2000/0091, Seponering: 05/07/2000

DUITSLAND 2000/0045, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 2000/0014, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 2000/0003, Seponering: 11/04/2000

12.5. Zeevervoer

31998L0035 Richtlijn 98/35/EG van de Raad van 25 mei 1998 tot wijziging van Richtlijn 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden

Omzettingstermijn: 25/05/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, EL, F, IR, FI, S, UK

ITALIË 1999/0493, MROA - Verzending: 31/01/2000

LUXEMBURG 1999/0452, Aanhangigmaking-Verzending: 03/08/2000, Zaak C-2000/297

NEDERLAND 1999/0474, MROA - Verzending: 05/04/2000

PORTUGAL 1999/0555, MROA - Verzending: 27/01/2000

OOSTENRIJK 1999/0565, MROA - Verzending: 27/01/2000

GRIEKENLAND 1999/0644, Seponering: 11/04/2000

ZWEDEN 1999/0578, Seponering: 05/07/2000

SPANJE 1999/0543, Seponering: 21/03/2000

BELGIË 1999/0462, Seponering: 11/04/2000

FRANKRIJK 1999/0438, Seponering: 05/07/2000

31999L0097 Richtlijn 1999/97/EG van de Commissie van 13 december 1999 houdende wijziging van Richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)(Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 14/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: E, P

31995L0021 Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de Lid-Staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)

Omzettingstermijn: 30/06/1996

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve I

ITALIË 1996/0997, MROA228 - Verzending: 07/09/2000

31996L0098 Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen

Omzettingstermijn: 30/06/1998 en 01/01/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

ITALIË 1998/0391, Seponering: 21/03/2000

LUXEMBURG 1998/0408, Seponering: 11/10/2000

31997L0058 Richtlijn 97/58/EG van de Commissie van 26 september 1997 tot wijziging van Richtlijn 94/57/EG van de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/09/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1998/0541, Seponering: 21/03/2000

31997L0070 Richtlijn 97/70/EG van de Raad van 11 december 1997 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt

Omzettingstermijn: 01/01/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve NL

ITALIË 1999/0072, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0044, Aanhangigmaking-Verzending: 03/10/2000, Zaak C-2000/364

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0090, Seponering: 05/07/2000

OOSTENRIJK 1999/0175, Seponering: 21/03/2000

ZWEDEN 1999/0188, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 1999/0200, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0016, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1999/0002, Seponering: 05/07/2000

31998L0018 Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen

Omzettingstermijn: 01/07/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK,D, EL, E, F,I, IR, NL,A, FI, S

LUXEMBURG 1999/0220, Aanhangigmaking-Verzending: 13/10/2000, Zaak C-2000/377

VERENIGD KONINKRIJK 1999/0264, MROA - Verzending: 03/08/2000

PORTUGAL 1999/0306, MROA - Verzending: 01/08/2000

OOSTENRIJK 1999/0317, Seponering: 11/10/2000

ZWEDEN 1999/0325, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 1999/0331, Seponering: 05/07/2000

NEDERLAND 1999/0235, Seponering: 21/12/2000

FRANKRIJK 1999/0211, Seponering: 11/10/2000

ITALIË 1999/0254, Seponering: 31/10/2000

31998L0025 Richtlijn 98/25/EG van de Raad van 27 april 1998 houdende wijziging van Richtlijn 95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)

Omzettingstermijn: 01/07/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve I

ITALIË 1999/0369, MROA - Verzending: 31/01/2000

LUXEMBURG 2000/0386, Seponering: 11/10/2000

PORTUGAL 1999/0411, Seponering: 11/10/2000

31998L0041 Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve NL en A

NEDERLAND 1999/0237, Aanhangigmaking-Verzending: 09/11/2000, Zaak C-2000/413

OOSTENRIJK 1999/0319, MROA - Verzending: 19/07/2000

ZWEDEN 1999/0327, Seponering: 05/07/2000

FRANKRIJK 1999/0213, Seponering: 05/07/2000

FINLAND 1999/0332, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 1999/0308, Seponering: 11/10/2000

LUXEMBURG 1999/0222, Seponering: 11/10/2000

31998L0042 Richtlijn 98/42/EG van de Commissie van 19 juni 1998 houdende wijziging van Richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/09/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve I

ITALIË 1999/0373, MROA - Verzending: 31/01/2000

LUXEMBURG 2000/0385, Seponering: 11/10/2000

PORTUGAL 1999/0414, Seponering: 11/10/2000

31998L0055 Richtlijn 98/55/EG van de Raad van 17 juli 1998 houdende wijziging van Richtlijn 93/75/EEG betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen

Omzettingstermijn: 31/12/1998

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 1999/0021, Seponering: 11/10/2000

PORTUGAL 1999/0163, Seponering: 11/10/2000

31998L0074 Richtlijn 98/74/EG van de Commissie van 1 oktober 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen

Omzettingstermijn: 02/11/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

LUXEMBURG 2000/0197, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0333, Seponering: 11/10/2000

OOSTENRIJK 2000/0350, Seponering: 21/12/2000

FINLAND 2000/0371, Seponering: 21/12/2000

31998L0085 Richtlijn 98/85/EG van de Commissie van 11 november 1998 tot wijziging van Richtlijn 96/98/EG van de Raad inzake uitrusting van zeeschepen (Voor de EER relevante tekst)

Omzettingstermijn: 30/04/1999

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle

NEDERLAND 1999/0361, Seponering: 05/07/2000

LUXEMBURG 1999/0348, Seponering: 11/10/2000

BELGIË 1999/0354, Seponering: 21/03/2000

31999L0019 Richtlijn 1999/19/EG van de Commissie van 18 maart 1999 tot wijziging van Richtlijn 97/70/EG van de Raad betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt

Omzettingstermijn: 31/05/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: Alle behalve B en NL

BELGIË 2000/0530, A - Verzending: 08/08/2000

NEDERLAND 2000/0548, A - Verzending: 08/08/2000

DENEMARKEN 2000/0649, Seponering: 21/12/2000

PORTUGAL 2000/0719, Seponering: 21/12/2000

IERLAND 2000/0624, Seponering: 21/12/2000

31999L0035 Richtlijn 1999/35/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro- veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

Omzettingstermijn: : 01/12/2000

Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E

BIJLAGE IV

DEEL 1 - Samenvattende tabel

Stand van de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen (toestand op 31 december 2000)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 2 - NON-CONFORMITEIT VAN DE NATIONALE UITVOERINGSMAATREGELEN MET DE RICHTLIJNEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 3 - ONJUISTE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V Tot en met 31 december 2000 gewezen arresten van het Hof van Justitie waaraan nog geen uitvoering is gegeven BIJLAGE VI Overzicht van de toepassing van het gemeenschapsrecht door de nationale rechterlijke instanties

Bijlage V

Tot en met 31.12.2000 gewezen arresten van het Hof van Justitie

waaraan nog geen uitvoering is gegeven

België

Arrest van 27/09/88, zaak C-42/87 Arrest van 03/05/94, zaak C-47/93

Discriminatie op het gebied van de financiering door de overheid; niet-universitair hoger onderwijs

De Franse Gemeenschap heeft in maart 2000 door de goedkeuring van een decreet haar wetgeving aangepast om deze in overeenstemming te brengen met het gemeenschapsrecht. De contacten met de Belgische autoriteiten in verband met de werkelijke terugbetaling van inschrijvingsrechten (toepassing van de verjaringsregel, budgettaire maatregelen) worden voortgezet.

Arrest van 19/02/91, zaak C-375/89

Steun aan Idealspun/Beaulieu

Het Hof van Beroep te Gent zou bij arrest van 16 november 2000 het vonnis van de Handelsrechtbank van Kortrijk waarin de terugbetaling van de betaalde steun wordt opgelegd, hebben bevestigd. De diensten van de Commissie wachten op de officiële kennisgeving van deze informatie door de Belgische autoriteiten.

Arrest van 21/01/99, zaak C-207/97

Niet-mededeling van de programma's tot vermindering van de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd

In uitvoering van dit arrest hebben de Belgische autoriteiten de gegevens medegedeeld in verband met de tenuitvoerlegging van de maatregelen die het Vlaamse en het Waalse gewest hebben aangekondigd. De diensten van de Commissie onderzoeken deze maatregelen.

Arrest van 14/09/99, zaak C-170/98

Vrachtverdelingsregeling in de bilaterale overeenkomst tussen België en Zaïre

De diensten van de Commissie zijn van oordeel dat het toegevoegde protocol, dat op 8 juni 1999 is gesloten met Congo, een einde stelt aan de inbreuk. Formeel zou deze kunnen worden afgesloten wanneer het protocol in werking treedt.

Arrest van 14/09/99, zaak C-171/98

Vrachtverdelingsregeling in de bilaterale overeenkomst tussen de BLEU en Togo

De diensten van de Commissie zijn van oordeel dat het toegevoegde protocol, dat op 27 september 1999 is gesloten met Togo, een einde stelt aan de inbreuk. Formeel zou deze kunnen worden afgesloten wanneer het protocol in werking treedt.

Arrest van 14/09/99, zaak C-201/98

Vrachtverdelingsregeling in de bilaterale overeenkomsten tussen België en de CMEAOC-landen

De diensten van de Commissie zijn van oordeel dat de overeenkomsten met Senegal, Ivoorkust en Mali correct zijn aangepast. Het dossier zal kunnen worden gesloten zodra de toegevoegde protocollen in werking treden.

Arrest van 09/03/00, zaak C-355/98

Beperking op het gebied van particuliere bewakingsondernemingen

Procedure 228 is ingeleid. De Belgische autoriteiten hebben in november 2000 een ontwerp van wijzigingswet toegezonden dat momenteel door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.

Arrest van 18/05/00, zaak C-206/98

Stelsel van arbeidsongevallenverzekering

Procedure 228 is ingeleid.

De Belgische autoriteiten hebben een voorontwerp van wet houdende aanpassing van de wetgeving met betrekking tot de aanpassing van het stelsel van arbeidsongevallenverzekering aan de Europese richtlijnen toegezonden.

Arrest van 25/05/00, zaak C-307/98

Gedeeltelijke conformiteit van de wetgeving betreffende de kwaliteit van zwemwater

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 26/09/00, zaak C-478/98

Vrij verkeer van kapitaal - intekening op een in DEM uitgeschreven lening

De diensten van de Commissie zullen weldra contact opnemen met de Belgische autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 16/11/00, zaak C-217/99

Etikettering van levensmiddelen

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Belgische autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 30/11/00, zaak C-384/99

Universele dienst

Recent arrest.

Duitsland

Arrest van 22/10/98, zaak C-301/95

Non-conformiteit van de maatregelen ter omzetting van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten op milieugebied

De Duitse autoriteiten hebben een ontwerp van wetgeving toegezonden; de diensten van de Commissie wachten op de goedkeuring hiervan. Besloten werd de zaak uit hoofde van artikel 228, lid 2, voor het Hof van Justitie te brengen. Er wordt een dwangsom gevraagd.

Arrest van 08/06/99, zaak C-198/97

Kwaliteit van het zwemwater

Procedure 228 is ingeleid.

De Duitse autoriteiten hebben einde december 2000 maatregelen medegedeeld, die nu worden onderzocht door de diensten van de Commissie.

Arrest van 09/09/99, zaak C-102/97

Verwijdering van afgewerkte olie, regeneratie

Procedure 228 is ingeleid.

De Duitse autoriteiten hebben einde november 2000 ontwerpen van wetgeving toegezonden, die nu worden onderzocht door de diensten van de Commissie.

Arrest van 09/09/99, zaak C-217/97

Toegang tot informatie

Procedure 228 is ingeleid en wordt voortgezet.

Arrest van 11/11/99, zaak C-184/97

Niet-mededeling van de programma's tot vermindering van de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Duitse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 15/06/00, zaak C-348/97

Verzuim de eigen middelen voor boter uit Nederland te innen en af te dragen

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Duitse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Griekenland

Arrest van 07/04/92, zaak C-45/91

Afvalstoffen in dorp op Kreta

De Helleense Republiek heeft niet alle maatregelen die in het arrest van het Hof van Justitie zijn vervat, ten uitvoer gelegd. De Commissie blijft aandringen op de betaling van de dwangsom, waarvan de eerste tranche is betaald voor de periode van 4 juli tot en met 30 september 2000.

Arrest van 22/10/97, zaak C-375/95

Belastingen op tweedehandsauto's

Procedure 228 is voortgezet.

De Griekse autoriteiten hebben een wetsontwerp toegezonden dat momenteel door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.

Arrest van 11/06/98, zaak C-232/95

Verontreiniging van het Vegoritismeer, gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu

Procedure 228 is voortgezet.

De Griekse autoriteiten hebben ontwerpen van programma's voorgesteld die zijn opgesteld met het oog op de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie; de diensten van de Commissie wachten op de goedkeuring hiervan.

Arrest van 15/10/98, zaak C-385/97

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/118/EG van de Raad inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee

Procedure 228 wordt voortgezet.

Arrest van 28/10/99, zaak C-187/98

Gelijkheid van mannen en vrouwen inzake sociale zekerheid

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 16/12/99, zaak C-137/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 96/43/EG tot wijziging van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen

Procedure 228 is ingeleid en wordt voortgezet.

Arrest van 13/04/00, zaak C-123/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 25/05/00, zaak C-384/97

Niet-mededeling van de programma's tot vermindering van de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Griekse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 15/06/00, zaak C-470/98

Veterinaire retributies voor landbouwproducten uit derde landen

De diensten van de Commissie zullen weldra contact opnemen met de Griekse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 19/10/00, zaak C-216/98

Prijs van tabaksfabrikaten

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Griekse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 16/11/00, zaak C-214/98

Retributies die moeten worden geïnd voor sanitaire inspecties en controles van vers vlees

Recent arrest.

Arrest van 14/12/00, zaak C-457/98

Niet-mededeling van nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 96/97/EG tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid.

Recent arrest.

Spanje

Arrest van 22/03/94, zaak C-375/92

Beperkingen op het vrij verlenen van diensten door toeristengidsen

De Spaanse autoriteiten hebben medegedeeld welke wijzigingen in de wetgeving zijn aangebracht. De diensten van de Commissie wachten op de definitieve goedkeuring van deze teksten.

Arrest van 12/02/98, zaak C-92/96

Gebrekkige toepassing van de bepalingen van Richtlijn 76/160/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater, wat de binnenwateren betreft

Procedure 228 is voortgezet.

De Spaanse autoriteiten hebben een uitvoerig antwoord op het met redenen omkleed advies toegezonden, dat wordt bestudeerd door de diensten van de Commissie.

Arrest van 25/11/98, zaak C-214/96

Gebrekkige toepassing van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (artikel 7: programma's tot vermindering van de verontreiniging)

De door de Spaanse autoriteiten toegezonden documenten noopten de diensten van de Commissie tot studie en extra onderzoekstaken.

Arrest van 13/04/00, zaak C-274/98

Niet instellen van programma's, zoals vermeld in Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

De diensten van de Commissie hebben de Spaanse autoriteiten gevraagd welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof. Zij hebben een antwoord toegezonden dat momenteel wordt bestudeerd door de diensten van de Commissie.

Arrest van 23/11/00, zaak C-421/98

Non-conformiteit van de Spaanse wetgeving met betrekking tot de wederzijdse erkenning van diploma's voor architecten (beperking van hun werkterrein)

Recent arrest.

Frankrijk

Arrest van 11/06/91, zaak C-64/88

Visserij: slechte controle op de naleving van de technische instandhoudingsmaatregelen

Procedure 228 is voortgezet.

De Franse autoriteiten hebben geantwoord op het aanvullende met redenen omklede advies dat hun is toegezonden. De diensten van de Commissie onderzoeken dit antwoord.

Arrest van 13/03/97, zaak C-197/96

Nachtarbeid door vrouwen

Bij beschikking van 7 december 2000 heeft het Hof van Justitie beslist de opschorting van de procedure te verlengen om Frankrijk in de gelegenheid te stellen zijn wetgeving conform te maken met de richtlijn en zo het arrest uit te voeren. Deze opschorting wordt toegestaan tot 30 april 2001.

Arrest van 09/12/97, zaak C-265/95

Belemmeringen voor de invoer van Spaanse aardbeien

De diensten van de Commissie onderzoeken het gehele dossier en gaan na of het arrest van het Hof van Justitie andere uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk maakt.

Arrest van 15/10/98, zaak C-284/97

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van 93/40/EEG tot wijziging van Richtlijn 81/852/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

Procedure 228 is voortgezet.

De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. Wetgevende maatregelen zijn genomen. De beschikking tot omzetting van de bepalingen van Richtlijn 93/40/EEG zou in de lente van 2001 moeten worden goedgekeurd.

Arrest van 22/10/98, zaak C-184/96

Bereidingen op basis van foie gras

Een decreet waarbij een clausule van wederzijdse erkenning wordt ingevoerd in de Franse regelgeving betreffende foie gras, is op 21.12.2000 in het Franse staatsblad verschenen. Dit dossier zal weldra worden geseponeerd.

Arrest van 18/03/99, zaak C-166/97

Estuarium van de Seine, onvoldoende aanwijzing van SBZ's en ontoereikende beschermingsregeling

De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.

De maatregelen tot uitvoering van dit arrest zijn genomen en de tenuitvoerlegging vordert.

Arrest van 19/05/99, zaak C-225/97

Slechte omzetting van Richtlijn 92/13/EEG van de Raad inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (beroep)

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 08/07/99, zaak C-354/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 96/97/EG tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid.

Procedure 228 wordt voortgezet.

Arrest van 25/11/99, zaak C-96/98

Verslechtering van het moeras van de Poitou

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 16/12/99, zaak C-239/98

Niet-conforme omzetting van Richtlijnen 92/49/EEG en 92/96/EEG van de Raad, respectievelijk betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche en betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf (derde richtlijnen)

Procedure 228 is ingeleid en wordt voortgezet.

De Senaat heeft een wetsontwerp in eerste lezing goedgekeurd. De termijn waarbinnen de "mutuelles" tot toepassing moeten overgaan blijft op 1 januari 2003, terwijl de derde richtlijnen in 1994 hadden moeten zijn omgezet in Frans recht.

Arrest van 15/02/00, zaak C-34/98

Bijdrage ter vereffening van de sociale schuld en grensarbeiders

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 15/02/00, zaak C-169/98

Toepassing van de algemene sociale bijdrage op grensarbeiders

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 23/03/00, zaak C-327/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/15/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik

De Franse autoriteiten hebben een ontwerp van decreet medegedeeld dat momenteel door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.

Arrest van 06/04/00, zaak C-256/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna

Procedure 228 is ingeleid en wordt voortgezet.

Arrest van 15/05/00, zaak C-296/98

Niet-compatibiliteit van de Franse "Code des assurances" met de richtlijnen levensverzekering en schadeverzekering

Procedure 228 is ingeleid.

De Franse autoriteiten hebben ontwerpen van wetgeving medegedeeld; de diensten van de Commissie wachten op de goedkeuring hiervan.

Arrest van 18/05/00, zaak C-45/99

Niet-mededeling van de maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/33/EG van de Raad betreffende de bescherming van jongeren op het werk

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse Autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 08/06/00, zaak C-46/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/104/EEG van de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 13/07/00, zaak C-160/99

Cabotage in het zeevervoer

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse Autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

De Franse autoriteiten hebben op 11.12.2000 een ontwerp medegedeeld dat momenteel door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.

Arrest van 12/09/00, zaak C-276/97

Niet heffen van BTW op autowegentol

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse Autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 26/09/00, zaak C-225/98

Overheidsopdrachten voor uitvoering van werken - Plan middelbare scholen van de Région Nord-Pas-de-Calais

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen kunnen worden genomen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 26/09/00, zaak C-23/99

Inbeslagname van onderdelen - Bescherming van tekeningen en modellen - Problemen met namaak

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof. De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.

Arrest van 05/10/00, zaak C-16/98

Overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken - Elektriciteitssector - Syndicat départemental d'électrification de la Vendée

De diensten van de Commissie onderzoeken het dossier om vast te stellen of het arrest van het Hof van Justitie uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk maakt.

Arrest van 23/11/00, zaak C-319/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 95/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen

Recent arrest.

Arrest van 23/11/00, zaak C-320/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines

Recent arrest.

Arrest van 07/12/00, zaak C-374/98

Ontoereikendheid van de aanwijzingen van SBZ's en van de speciale beschermingsmaatregelen in Vingrau en Tautavel (Pyrénées orientales)

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 07/12/00, zaak C-38/99

Niet-conformiteit van de openings- en sluitingsdatum van de jacht aan de vereisten van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand

Recent arrest.

Arrest van 14/12/00, zaak C-55/99

Verplichte registratie van reagentia bestemd voor laboratoria voor medisch-biologische analysen bij het Agence du médicament

Recent arrest.

Ierland

Arrest van 21/09/99, zaak C-392/96

Non-conformiteit van de Ierse wetgeving met verscheidene bepalingen van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten op milieugebied

Procedure 228 is ingeleid.

De Ierse autoriteiten hebben een antwoord toegezonden dat momenteel wordt bestudeerd door de diensten van de Commissie.

Arrest van 12/10/99, zaak C-213/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 92/100/EEG van de Raad betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom

De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.

Informele contacten met de lidstaat wijzen erop dat de tekst van de "Copyright and Related Rights Bill" is goedgekeurd door het Iers Parlement.

De diensten van de Commissie wachten op de ondertekening van de "Commencement Order" en op de officiële mededeling van deze wetgeving.

Arrest van 25/11/99, zaak C-212/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel

Informele contacten met de lidstaat wijzen erop dat de tekst van de "Copyright and Related Rights Bill" is goedgekeurd door het Iers Parlement.

De diensten van de Commissie wachten op de ondertekening van de "Commencement Order" en op de officiële mededeling van deze wetgeving.

Arrest van 08/06/00, zaak C-190/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 96/43/EG tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG van de Raad om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten te garanderen

De Ierse autoriteiten hebben wetgevende maatregelen genomen om het arrest van het Hof uit te voeren. Het dossier zal binnenkort worden geseponeerd.

Arrest van 12/09/00, zaak C-358/97

Niet heffen van BTW op tol voor weginfrastructuur

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Ierse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 26/09/00, zaak C-408/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/55/EG van de Raad inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en van Richtlijn 96/86 tot aanpassing hiervan aan de technische vooruitgang

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Ierse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 14/12/00, zaak C-347/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 95/50/EG van de Raad betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Recent arrest.

Italië

Arrest van 01/06/95, zaak C-40/93

Toegang tot het beroep van tandarts

De Italiaanse autoriteiten hebben het decreet waarbij de bekwaamheidsproef wordt georganiseerd, toegezonden. De diensten van de Commissie wachten op een gedetailleerd verslag over de concrete uitvoering van deze proef en de goedkeuring van de SLIM-richtlijn

Arrest van 29/02/96, zaak C-307/94

Niet-mededeling van de maatregelen ter omzetting van de richtlijn van de Raad houdende de coördinatie van de wettelijke bepalingen betreffende bepaalde activiteiten op het gebied van de farmacie

De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. Na de inleiding van de procedure van artikel 228 en de diepgaande besprekingen met de lidstaat, worden de overblijvende moeilijkheden uit de weg geruimd, terwijl de verwacht wordt dat de wijziging van de vermelde richtlijn binnenkort wordt goedgekeurd.

Arrest van 29/01/98, zaak C-280/95

Niet-uitvoering van Beschikking nr. 93/496/EEG van 9 juni 1993 over de verplichting de in 1992 aan wegvervoerders verleende fiscale steun terug te vorderen.

Een wetsontwerp is ingediend bij het Italiaans Parlement. De diensten van de Commissie is de goedkeuring hiervan niet gemeld. Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 01/10/98, zaak C-285/96

Gebrekkig toepassing van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (artikel 7: programma's tot vermindering van de verontreiniging)

De Italiaanse autoriteiten hebben de Commissie een pakket maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Hof toegezonden; de diensten onderzoeken dit.

Arrest van 25/03/99, zaak C-112/97

Verbod op plaatsing van gastoestellen die in overeenstemming zijn met Richtlijn 90/396/EEG

Na de inleiding van de procedure 228 hebben de Italiaanse autoriteiten regelgevende maatregelen medegedeeld. Geacht wordt dat de in de nieuwe tekst opgenomen criteria voor de grootte van de ventilatieopening in lokalen waar de betrokken verwarmingstoestellen moeten worden geplaatst, onredelijk zijn en de indienststelling van deze apparaten kan belemmeren. Een aanvullende aanmaning is derhalve toegezonden aan de lidstaat. De diensten onderzoeken de elementen van het door deze lidstaat gegeven antwoord.

Arrest van 09/11/99, zaak C-365/97

Afval, San-Roccodal

De Italiaanse Autoriteiten hebben in november een omvangrijk dossier toegezonden dat momenteel door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.

Arrest van 11/11/99, zaak C-315/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord

Aangezien de diensten van de Commissie niets vernomen hebben van de door de Italiaanse autoriteiten aangekondigde maatregelen, is beslist een procedure bij het Hof van Justitie in te leiden uit hoofde van artikel 228, lid 2, van het Verdrag. Er wordt een dwangsom gevraagd.

Arrest van 09/03/00, zaak C-358/98

Wettelijke obstakels voor het vrij verkeer van schoonmaakdiensten

Procedure 228 is ingeleid.

De Italiaanse autoriteiten hebben maatregelen met het oog op de uitvoering van het arrest van het Hof toegezonden, waardoor dit dossier binnenkort zal kunnen worden geseponeerd.

Arrest van 09/03/00, zaak C-386/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 93/104/EG van de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Italiaanse Autoriteiten ten einde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof. Bij gebrek aan ontwerp-maatregelen, is de procedure 228 ingeleid.

Arrest van 23/05/00, zaak C-58/99

Beperkingen in verband met buitenlandse investeringen in het kapitaal van geprivatiseerde bedrijven

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Italiaanse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Het antwoord van de Italiaanse autoriteiten wordt onderzocht.

Arrest van 25/05/00, zaak C-424/98

Gebrekkige toepassing van de richtlijnen met betrekking tot het verblijfsrecht van gepensioneerden, studenten en inactieven

De diensten van de Commissie onderzoeken de conformiteit van het wetsdecreet nr. 358 tot wijziging van wetsdecreet nr. 470 ter omzetting van de Richtlijnen 90/364/EEG, 90/365/EEG en 90/366/EEG.

Arrest van 08/06/00, zaak C-264/99

Wettelijke obstakels voor de werkzaamheid van expediteurs van goederen

De diensten van de Commissie hebben zich tot de Italiaanse Autoriteiten gericht ten einde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 30/11/00, zaak C-422/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 97/51/EG tot wijziging van Richtlijnen 90/387/EEG van de Raad betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision

Recent arrest.

Arrest van 07/12/00, zaak C-395/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van respectievelijk Richtlijn 96/51/EG tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding en Richtlijn 96/93/EG van de Raad inzake de certificering van dieren en dierlijke producten

Recent arrest.

Arrest van 07/12/00, zaak C-423/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat

Recent arrest.

Luxemburg

Arrest van 11/06/98, zaak C-206/96

Niet-vaststelling van programma's tot vermindering van de verontreiniging met betrekking tot 99 stoffen die vallen onder lijst I van de bijlage bij richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd

De Luxemburgse autoriteiten hebben een lijvig verslag over de stand van de lopende werkzaamheden met het oog op de uitvoering van het arrest; dit verslag wordt onderzocht door de diensten van de Commissie.

Arrest van 14/09/99, zaak C-202/98

Vrachtverdelingsregeling in de bilaterale overeenkomsten tussen Luxemburg en de CMEAOC-landen

Procedure 228 wordt voortgezet.

Arrest van 21/10/99, zaak C-430/98

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/45/EG van de Raad inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad ter informatie en raadpleging van de werknemers

De Luxemburgse autoriteiten hebben omzettingsmaatregelen medegedeeld, die nu worden onderzocht door de diensten van de Commissie.

Arrest van 16/12/99, zaak C-47/99

Niet-mededeling van de maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/33/EG van de Raad betreffende de bescherming van jongeren op het werk

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Luxemburgse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof. Deze hebben een nauwkeurig tijdschema voor de goedkeuring van wetgeving medegedeeld; de diensten van de Commissie wachten op deze goedkeuring.

Arrest van 16/12/99, zaak C-138/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/56/EG van de Raad houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart

Procedure 228 is ingeleid.

Arrest van 13/04/00, zaak C-348/99

Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Luxemburgse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Nederland

Arrest van 19/05/98, zaak C-3/96

Niet-nakoming van de verplichting tot het aanwijzen van speciale beschermingszones als bedoeld in Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand

De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.

Oostenrijk

Arrest van 26/09/00, zaak C-205/98

Verhoging van het toltarief voor de Brennerautobaan

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Oostenrijkse Autoriteiten ten einde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Portugal

Arrest van 21/01/99, zaak C-150/97

Milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten

De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.

De laatste omzettingsmaatregelen zullen weldra worden gepubliceerd.

Arrest van 04/07/00, zaak C-62/98

Vrachtverdelingsregeling in de bilaterale overeenkomsten tussen Portugal en de CMEAOC-landen

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Portugese autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 04/07/00, zaak C-84/98

Vrachtverdelingsregeling in de bilaterale overeenkomsten tussen Portugal en Joegoslavië

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Portugese autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 13/07/00, zaak C-261/98

Gebrekkige toepassing van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (artikel 7: programma's tot vermindering van de verontreiniging)

De Portugese autoriteiten hebben verslagen toegezonden betreffende de identificatie van en het toezicht op 99 in bijlage II van de vermelde richtlijn vermelde stoffen. Deze informatie wordt onderzocht en noopte de diensten van de Commissie tot studie en extra onderzoekstaken.

Arrest van 12/12/00, zaak C-435/99

Niet-nakoming van de verplichting tot het mededelen van de gegevens die zijn vermeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied

Recent arrest.

Verenigd Koninkrijk

Arrest van 14/07/93, zaak C-56/90

Kwaliteit van zwemwater: Blackpool en Southport

Besloten werd de zaak uit hoofde van artikel 228, lid 2, voor het Hof van Justitie te brengen. Er wordt een dwangsom gevraagd.

Arrest van 12/09/00, zaak C-359/97

Niet heffen van BTW op tol voor weginfrastructuur

De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Britse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen zij overwegen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.

Arrest van 07/12/00, zaak C-69/99

Niet-conformiteit van de wetgeving met betrekking tot de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

Recent arrest.

BIJLAGE VI

OVERZICHT VAN DE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT

DOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES

1. Toepassing van artikel 234 EG [204]

[204] In navolging van het Hof van Justitie hanteert de Commissie de onderstaande wijze van benoeming van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Wanneer er sprake is van een verwijzing naar een artikel van dit verdrag in zijn vorm vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999, wordt het nummer van dit artikel gevolgd door de vermelding "EG-Verdrag". Wanneer er evenwel sprake is van een verwijzing naar een artikel van dit verdrag in zijn vorm na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999, wordt het nummer van dit artikel gevolgd door de vermelding "EG".

In 2000 werden aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: "het Hof van Justitie") krachtens artikel 234 EG 224 verzoeken om een prejudiciële uitspraak voorgelegd door nationale rechterlijke instanties die moeilijkheden ondervonden bij de uitlegging van het Gemeenschapsrecht of die twijfelden aan de geldigheid van een besluit van de Gemeenschap.

Na registratie ervan ter griffie van het Hof van Justitie wordt de volledige tekst daarvan gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In de navolgende tabel wordt per lidstaat het aantal vragen vermeld gedurende de laatste elf jaar [205].

[205] De vier vorige verslagen werden gepubliceerd in respectievelijk PB C 332 van 3.11.1997, blz. 198, PB C 250 van 10.8.1998, blz. 195, PB C 354 van 7.12.1999, blz. 182, en PB C 192 van 30.1.2001, blz. 192.

1. Evolutie van het aantal prejudiciële vragen per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Na een stijging als gevolg van de toetreding van nieuwe lidstaten in 1995 is het aantal verwijzingen betrekkelijk stabiel gebleven. Hierbij zij opgemerkt dat het Benelux-Gerechtshof voor het eerst het Hof van Justitie verzocht heeft een uitspraak te doen over een prejudiciële vraag, in een zaak die betrekking heeft op het merkenrecht [206]. In zijn arrest Parfums Christian Dior [207] had het Hof van Justitie namelijk voor recht verklaard dat het Benelux-Gerechtshof gelijk moet worden gesteld met een nationale rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 EG, omdat het erop moet toezien dat de gemeenschappelijke rechtsregels van de Benelux-landen uniform worden toegepast en omdat een procedure bij dit gerechtshof een incident vormt als het gaat om een procesvoering bij nationale rechterlijke instanties.

[206] Zaak C-265/00, Campina Melkunie tegen Benelux-Merkenbureau, die op het ogenblik aanhangig is (PB C 247 van 26.8.2000, blz. 25).

[207] Arrest van het Hof van 4 november 1997, Parfums Christian Dior, C-337/95, Jurispr. 1997, blz. I-6013.

Behalve in Luxemburg hebben de rechterlijke instanties van alle lidstaten vragen verwezen. In 2000 maakten deze 224 zaken 44,5% uit van het totaal aantal van 503 aan het Hof voorgelegde zaken. De onderstaande tabel bevat gegevens over het aantal door de hoogste rechterlijke instanties van de lidstaten gestelde vragen, alsook over de precieze herkomst van die vragen.

Aantal en herkomst van de in 2000 door de hoogste rechterlijke instanties gestelde prejudiciële vragen, per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Belangrijke uitspraken van de nationale rechterlijke instanties en het Europees Hof voor de rechten van de mens

2.1. Inleiding

Uit de hierna volgende analyse kan worden afgeleid hoe de wijze evolueert waarop door de nationale rechterlijke instanties en het Europees Hof voor de rechten van de mens rekening wordt gehouden met het Gemeenschapsrecht. In tegenstelling tot voorgaande jaren beperkt deze analyse zich dus niet tot uitspraken van de hoogste nationale rechterlijke instanties. Vanaf de allereerste aanleg wordt de nationale rechterlijke instanties namelijk verzocht om als rechter op het gebied van het gemene recht de relevante bepalingen van het Gemeenschapsrecht toe te passen.

Met het oog op deze analyse heeft de Commissie eens te meer gebruik kunnen maken van de door de dienst voor onderzoek en documentatie en de informaticadienst van het Hof van Justitie verzamelde gegevens. Toch wordt dit verslag door de Commissie ingediend. Ter informatie zij erop gewezen dat de dienst voor onderzoek en documentatie van het Hof van Justitie jaarlijks ongeveer 1.200 beslissingen over het Gemeenschapsrecht onder ogen krijgt.

2.2. Voorwerp van het onderzoek

Het onderzoek betreft beslissingen die in de loop van 1999 voor de eerste keer werden gegeven of gepubliceerd; daarbij werd uitgegaan van de volgende vragen:

a. i. Heeft zich het geval voorgedaan dat een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen niet vatbaar zijn voor hoger beroep, heeft nagelaten om een prejudiciële uitspraak te verzoeken in een zaak waarbij een vraag van interpretatie van een regel van het Gemeenschapsrecht rees die niet zonder meer duidelijk was-

ii. Dienen andere beslissingen betreffende verzoeken om een prejudiciële uitspraak te worden gesignaleerd-

b. Heeft zich het geval voorgedaan dat een rechterlijke instantie - in strijd met de in het arrest in de zaak Foto-Frost [208] geformuleerde regel, een handeling van een Gemeenschapsinstelling ongeldig heeft verklaard-

[208] Arrest van het Hof van 22 oktober 1987, Foto-Frost, 314/85, Jurispr., blz. 4199.

c. Zijn er uitspraken gedaan die vanwege hun voorbeeldfunctie dan wel "rebellerend" karakter uw aandacht zouden hebben getrokken-

d. Zijn er belangwekkende uitspraken gedaan ter uitvoering van de arresten Francovich, Factortame en Brasserie du Pêcheur-

2.3. Eerste vraag

2.3.1. Geen verwijzing

In Duitsland heeft het Bundesverwaltungsgericht [209] , zonder de zaak naar het Hof van Justitie te verwijzen, voor recht verklaard dat de Duitse regelgeving [210] waarin wordt bepaald dat alle Duitse onderdanen van het mannelijk geslacht van 17 tot 25 jaar die Duitsland voor een periode van meer dan 3 maanden willen verlaten, daartoe vooraf toestemming moeten vragen, in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht. Een Duitse student die zijn doctoraat deed aan de Universiteit van Oxford en die boven de leeftijd van 25 jaar was opgeroepen om een burgerdienst in plaats van de normale militaire dienst te vervullen, had bij het Bundesverwaltungsgericht een beroep ingesteld. De student was zijn studie begonnen zonder vooraf de benodigde toestemming te vragen. Volgens de Duitse regelgeving mag men, indien vooraf niet om toestemming is verzocht, de onderdanen die verplicht zijn de militaire dienst of de vervangende burgerdienst te vervullen, boven de leeftijd van 25 jaar oproepen [211]. Het Bundesverwaltungsgericht heeft voor recht verklaard dat de voorafgaande toestemming niet viel onder de werkingssfeer van artikel 8 A van het EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 18 EG), waarin het recht van de burgers van de Europese Unie op vrij verkeer op het grondgebied van de lidstaten wordt gewaarborgd, aangezien het een beperking betrof die voortvloeide uit het defensiebeleid. Het gaf aan dat krachtens het Verdrag van Maastricht dat op het moment van de oproep van toepassing was, het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en meer in het bijzonder het defensiebeleid nog steeds niet tot de supranationale bevoegdheden van de Europese Gemeenschappen behoorden en dat de samenwerking altijd intergouvernementeel was gebleven. Het Bundesverwaltungsgericht heeft daaruit afgeleid dat vragen van nationale veiligheid en defensie en vragen in verband met het functioneren en de structuur van de strijdkrachten onder de bevoegdheid van de lidstaten vielen. Bovendien, zo merkte het Bundesverwaltungsgericht op, zou iedere dienstplichtige onderdaan zonder sancties aan de militaire dienst kunnen ontsnappen door in een andere lidstaat te gaan wonen, indien artikel 8 A van het EG-Verdrag moest worden uitgelegd zoals verzoeker voorstelde. Het Bundesverwaltungsgericht was van oordeel dat zijn benadering in overeenstemming was met het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Sirdar [212]. Volgens het Bundesverwaltungsgericht had deze zaak namelijk uitsluitend betrekking op de toegang van vrouwen tot het beroepsleger. Deze situatie was niet vergelijkbaar met de situatie waarin toestemming voor een verblijf in het buitenland moet worden gevraagd om de vervulling van de algemene militaire dienstplicht te garanderen. Zelfs indien men ervan uit zou gaan dat de verplichting om toestemming te vragen onder artikel 8 A van het Verdrag zou vallen, zou deze verplichting gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, die met name genoemd worden in de artikelen 48, lid 3, en 56, lid 1, van het EG-Verdrag (thans, na wijziging, de artikelen 39, lid 3, EG, en 46, lid 1, EG) en die een aantal van de beperkingen en voorwaarden vormen waar in artikel 8 A van het Verdrag over wordt gesproken. Voorts is volgens het Bundesverwaltungsgericht de toestemmingsvoorwaarde niet in strijd met artikel 6, lid 1, van het EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 12, lid 1, EG), aangezien de militaire dienstplicht niet onder de werkingssfeer van het Verdrag valt en de andere behandeling van dienstplichtige mannen ten opzichte van vrouwen, buitenlanders en voor de militaire dienst ongeschikte personen objectief wordt gerechtvaardigd. Ten slotte heeft het Bundesverwaltungsgericht voor recht verklaard dat een verwijzing van de zaak naar het Hof van Justitie niet verplicht was, aangezien het in dit geval zo duidelijk was dat het Gemeenschapsrecht correct was toegepast dat er redelijkerwijs geen ruimte voor twijfel overbleef.

[209] Bundesverwaltungsgericht, arrest van 10 november 1999, 6 C 30/98, Entscheidungen des Bundesverwaltungsgerichts 110, 40.

[210] Zie art. 3, 2, van de Wehrpflichtgesetz (wet inzake de militaire dienstplicht).

[211] Zie art. 24, 1, punt 3, van de Zivildienstgesetz (wet inzake de vervangende burgerdienst).

[212] Arrest van het Hof van 26 oktober 1999, C-273/97, Sirdar, Jurispr. 1999, blz. I-7403. Overigens werd het arrest van het Bundesverwaltungsgericht uitgesproken vóór het arrest van het Hof van 11 januari 2000, C-285/98, Kreil, Jurispr. 2000, blz. I-69.

In Frankrijk werd bij de Conseil d'Etat in eerste en laatste aanleg door geneesmiddelenlaboratoria wegens machtsmisbruik beroep ingesteld tegen arresten op grond waarvan de prijs van farmaceutische specialiteiten moest worden gewijzigd. De Conseil heeft er in een arrest van 28 juli 2000 [213] op basis van de theorie van de duidelijke rechtshandeling voor gekozen geen prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voor te leggen. Verzoekers beriepen zich in hoofdzaak op de onverenigbaarheid van het mechanisme voor de prijsstelling als beschreven in artikel L. 162-38 van de Wet op de volksgezondheid, op grond waarvan de omstreden arresten waren uitgesproken, met voornamelijk artikel 2 van Richtlijn 89/105 (prijsstelling van geneesmiddelen) [214], in combinatie met artikel 6 van dezelfde richtlijn. Meer bepaald vochten zij de mogelijkheid aan die de bevoegde autoriteiten hadden om op elk moment de prijs van te vergoeden geneesmiddelen vast te stellen, onafhankelijk van een eventueel verzoek vooraf van de belanghebbende ondernemingen. De regeringscommissaris had evenwel in zijn conclusies beklemtoond dat de hoogste rechterlijke instantie tot dan toe enigszins "in verlegenheid was gebracht " door de toepassing van artikel L. 162-38 van de Wet op de volksgezondheid, en had derhalve voorgesteld het Hof over deze verenigbaarheidskwestie te bevragen. De Conseil d'Etat concludeerde niettemin dat de richtlijn een beperkt bereik had en oordeelde dat het rechtsmiddel ontleend aan de onverenigbaarheid van artikel L. 162-38 van de Wet op de volksgezondheid met de duidelijke doelstellingen van artikel 2 van de communautaire richtlijn kon worden vermeden, zonder dat het nodig was het Hof van Justitie om een prejudiciële uitspraak te verzoeken. Het gaf aan dat

[213] Conseil d'Etat, 28 juli 2000, Schering-Plough, verzoekschrift nr. 205710.

[214] Richtlijn 89/105/EEG van de Raad van 21 december 1998 betreffende de doorzichtigheid van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de nationale stelsels van gezondheidszorg (PB L 40 van 11.2.1989, blz. 8).

"noch uit het bepaalde in artikel 2 van Richtlijn 89/105 [...] noch uit het bepaalde in artikel 6 blijkt dat het besluit om de publieksverkoopprijs van een farmaceutische specialiteit die vermeld staat op de lijst van geneesmiddelen die aan personen met een sociale verzekering moeten worden vergoed, met redenen dient te worden omkleed of dat aan de goedkeuring ervan een contradictoire procedure ten grondslag dient te liggen".

Bovendien hebben de Franse rechterlijke instanties het tot tweemaal toe niet nodig geacht een prejudiciële vraag aan het Hof te stellen, nadat hun vragen waren voorgelegd over de directe werking van de internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen.

In een arrest van 3 februari 2000 [215] heeft het Cour administrative d'appel van Nancy het vonnis vernietigd waarmee de Tribunal administratif van Straatsburg het verzoek van een professionele basketbalspeelster met de Poolse nationaliteit had afgewezen. Verzoekster had gevraagd om nietigverklaring van de beslissing van de Franse basketbalbond, die had geweigerd haar met het oog op haar deelname aan de officiële competities te beschouwen als onderdaan van een land van de Europese Economische Ruimte [216]. Het Cour administrative d'appel weigert krachtens de "acte clair" -theorie het Hof van Justitie te vragen een prejudiciële uitspraak te doen en bevestigt allereerst het vonnis aangaande de directe werking van artikel 37 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en Polen. Dit artikel bepaalt het volgende:

[215] Cour administrative d'appel van Nancy, 1ère chambre, 3 februari 2000, Lilia Malaja, Droit administratif 2000, nr. 208.

[216] Tribunal administratif van Straatsburg, 27 januari 1999, Lilia Malaya, nrs. 98-6193 en 98-6194 (IA/18597-A).

"Volgens de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten is de behandeling van werknemers van Poolse nationaliteit die wettig op het grondgebied van een lidstaat zijn tewerkgesteld vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de nationale onderdanen, wat betreft de arbeidsvoorwaarden, de beloning of het ontslag".

Hoewel in het onderhavige geval de rechter in eerste aanleg had geoordeeld dat verzoekster zich niet op deze bepaling kon beroepen omdat haar arbeidscontract niet door de Franse basketbalbond was "bekrachtigd", zoals het reglement van de bond vereist, heeft het Cour administrative d'appel verklaard dat:

"Overwegende dat (...) echter een dergelijke voorwaarde uit het oogpunt van de wet niet als doel of als uitwerking kan hebben dat de voorschriften van de code du travail betreffende het sluiten en de gevolgen van het arbeidscontract, waarbij genoemde bond overigens slechts een derde partij is, niet worden toegepast en dat op die manier kan worden verhinderd dat bij gebrek aan bekrachtiging de persoon waarmee genoemd contract is gesloten, beschouwd kan worden als "wettig tewerkgesteld" in de zin van artikel 37 van bovengenoemde associatieovereenkomst;

overwegende dat [verzoekster], die een contract bezat waarvan de geldigheid in het licht van de bepalingen van de code du travail niet wordt betwist, en die houdster was van een vaste verblijfsvergunning, derhalve op de datum van de aangevochten beslissing als "wettig tewerkgesteld" in Frankrijk moest worden beschouwd; dat dientengevolge de Franse basketbalbond verzoekster niet kon weigeren deel te nemen aan de wedstrijden in de damescompetitie zonder afbreuk te doen aan het non-discriminatiebeginsel van artikel 37 van voornoemde overeenkomst...".

Daarentegen was het Cour administrative d'appel van Parijs in een arrest van 1 februari 2000 [217] van mening dat artikel 5 van de Vierde Overeenkomst van Lomé geen directe werking had. In dit artikel hebben de partijen bij deze overeenkomst afgesproken alle vormen van discriminatie, met name op grond van nationaliteit, uit te bannen. Deze bepaling werd ingeroepen door de weduwe van een Senegalese onderdaan, die een militair pensioen had genoten dat vervolgens niet werd opgewaardeerd omdat volgens de toepasselijke wet van 1959 een dergelijke opwaardering slechts kon worden toegekend aan Franse rechthebbenden van Franse overheidsambtenaren. Het Cour administrative d'appel van Parijs was van oordeel dat voornoemd artikel 5 in te algemene bewoordingen was opgesteld om rechtstreeks van toepassing te zijn op de situatie van voormalige staatsambtenaren of hun rechthebbenden. Er zij evenwel opgemerkt dat op die zelfde dag in meerdere arresten soortgelijke verzoeken van Malinese en Senegalese onderdanen werden ingewilligd, maar dan op basis van artikel 14 van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

[217] Cour administrative van Parijs, arrest van 1 februari 2000, Bangaly, Revue française de droit administratif, 2000, blz. 693.

In Italië heeft het Corte di cassazione in een arrest van 1 februari 2000 [218] betreffende een geschil over artikel 1 van wet nr. 1369 van 23 oktober 1960, dat bemiddeling en tussenkomst in arbeidsbetrekkingen ten stelligste verbiedt, geweigerd het Hof van Justitie te verzoeken een prejudiciële uitspraak te doen over de vraag of een dergelijk verbod strijdig is met de artikelen 59 (thans, na wijziging, artikel 49 EG), 60 (thans artikel 50 EG) en 62 (ingetrokken bij het Verdrag van Amsterdam) van het EG-Verdrag. Verzoekers, werknemers die formeel een arbeidscontract hebben met een coöperatie van kruiers, maar in realiteit voor een andere werkgever werken, namelijk de Ente Ferrovie dello Stato (de nationale spoorwegmaatschappij), hadden de zaak bij de arbeidsrechter aanhangig gemaakt, enerzijds om erkenning te krijgen voor de arbeidsbetrekking van onbepaalde tijd die zij met de Ente Ferrovie zijn aangegaan, en wel vanaf de dag dat deze "feitelijke" betrekking was begonnen, en anderzijds om gedaan te krijgen dat Ente Ferrovie zou worden veroordeeld tot de betaling van het verschil tussen de beloning voor het fictieve werk en het reële werk. De Ente Ferrovie, die in eerste aanleg en in beroep werd veroordeeld, heeft zich tot het Corte di cassazione gewend, onder andere onder verwijzing naar de onverenigbaarheid van de nationale wetgeving met het EG-Verdrag.

[218] Corte di cassazione, Sezione lavoro, 1 februari 2000, nr. 1105, Il massimario del Foro italiano, 2000, col. 112-113.

Het Corte di cassazione heeft allereerst gewezen op de voorwaarden die vereist zijn om tot een prejudiciële verwijzing over te kunnen gaan, namelijk dat de aan de nationale rechter gestelde vraag de uitlegging van communautaire bepalingen betreft, dat er ernstige twijfels over de uitlegging, de reikwijdte of het doel ervan bestaan en dat de oplossing van het hoofdgeding afhangt van het antwoord dat het Hof geeft op de door de verwijzende rechter gestelde vraag. Op grond hiervan heeft het Corte di cassazione geweigerd zich tot het Hof van Justitie te wenden, omdat het van mening was dat in het onderhavige geval niet aan deze voorwaarden was voldaan. Het oordeelde dat het tot de discretionaire bevoegdheid van de Italiaanse wetgever behoorde zich met de fictieve tewerkstelling van arbeidskrachten te bemoeien. Deze bevoegdheid was beperkt tot het opleggen van straffen voor illegale activiteiten en wel met een breder oogmerk, namelijk het waarborgen van de bescherming van de economische en juridische situatie van ondergeschikte werknemers. Voorts was het van mening dat het verbod van artikel 1 van voornoemde wet nr. 1369 geen betrekking had op juridische situaties die door het Gemeenschapsrecht worden beschermd en dat dit verbod bijgevolg niet verenigbaar was met de ingeroepen communautaire bepalingen.

Eveneens in Italië heeft het Corte di cassazione zich uitgesproken over een geschil aangaande een consumentenkredietovereenkomst [219], zonder naar het Hof van Justitie te verwijzen. Het ging om de reikwijdte van sommige bepalingen van wetsdecreet nr. 50 van 15 januari 1992, dat zorgt voor de omzetting in Italiaans recht van Richtlijn 85/577 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten [220]. Het hoofdgeding betrof een geschil tussen een financiële onderneming en een cliënte die een consumentenkredietovereenkomst had gesloten om over de bedragen te beschikken die nodig waren om haar dochter haar diploma voor schoonheidsspecialiste te laten behalen. De omstreden overeenkomst was in de onderwijsinstelling getekend. Eiseres maakte bezwaar tegen het betalingsbevel dat op verzoek van de financiële onderneming tegen haar was uitgevaardigd, welke inhield dat zij de rechtstreeks aan de instelling overgemaakte bedragen moest terugbetalen. Om te beginnen beriep zij zich op de territoriale onbevoegdheid van de rechter in kwestie, en wel krachtens artikel 12 van wetsdecreet nr. 50 van 15 januari 1992, waarin wordt bepaald dat de rechter van de woon- of verblijfplaats van de consument bevoegd is.

[219] Corte di cassazione, Sezione III civile, 4 januari 2000, nr. 372, Il massimario del Foro italiano, 2000, col. 32.

[220] Richtlijn 85/577 van de Raad van 20 december 1985 (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31).

De financiële onderneming heeft bij het Corte di cassazione beroep aangetekend. Ze stelde enerzijds dat deze regelgeving in het onderhavige geval niet van toepassing was, aangezien de overeenkomst niet buiten verkoopruimten was gesloten, maar in de instelling die namens en voor rekening van deze financiële instelling had gehandeld. Zij beriep zich anderzijds op artikel 1, onder a), van voornoemd wetsdecreet nr. 50, waaronder ook overeenkomsten vallen die worden gesloten op plaatsen waar de consument zich, eventueel tijdelijk, wegens studie, werk of therapie bevindt. De medecontractante had de omstreden overeenkomst in het belang van haar dochter gesloten en niet om haar eigen studie te financieren en kon derhalve volgens verzoekster niet de bescherming genieten die op grond van dit wetsdecreet wordt geboden. Hoewel de opgeworpen vragen op nieuwe aspecten betrekking hadden, te weten de reikwijdte van de begrippen "buiten verkoopruimten" en "consument", zoals deze door de omstandigheden van het onderhavige geval worden gekarakteriseerd, en hoewel de in artikel 1, onder a), van het decreet genoemde veronderstelling niet in artikel 1 van Richtlijn 85/577 wordt vermeld, heeft het Corte di cassazione niet overwogen het Hof van Justitie om een prejudiciële uitspraak te verzoeken. Het was juist van oordeel dat de totale regelgeving van het decreet de nodige aanknopingspunten bood om op deze vragen een voldoende duidelijk antwoord te geven. Volgens het Corte di cassazione was wetsdecreet nr. 50 in het onderhavige geval niet van toepassing, aangezien enerzijds voornoemd artikel 12 slechts geldt indien het geschil betrekking heeft op het recht van de consument om een overeenkomst op te zeggen, terwijl het hier een verzoek om ontbinding wegens niet-nakoming van de overeenkomst betrof, en anderzijds artikel 1, onder a), van hetzelfde decreet uitsluitend verwijst naar de persoon van de consument en niet naar zijn familieleden en dat bijgevolg in deze zaak in geen geval een beroep kon worden gedaan op de studieredenen die in deze bepaling worden genoemd. Er zij opgemerkt dat in een soortgelijke situatie niettemin door de Giudice di Pace di Viadana twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie waren voorgelegd [221].

[221] Zaken C-541/99, Cape tegen Idealservice, en C-542/99, Idealservice tegen Omai, die op het ogenblik aanhangig zijn (PB C 47 van 19.2.1999, blz. 26).

In Nederland heeft de Hoge Raad in een zaak betreffende de verplichting tot betaling van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW), zonder aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te stellen, in een arrest van 25 juli 2000 [222] geoordeeld dat er aanleiding was om een commanditaire vennootschap die aan zijn commanditair, in dit geval, een ziekenhuis, medische apparatuur verhuurt, te beschouwen als een BTW-plichtige die economische activiteiten verricht in de zin van artikel 4 van de zesde BTW-richtlijn (77/388) [223], dit ondanks het feit dat de aankoop van de apparatuur volledig was gefinancierd met kapitaal dat het ziekenhuis had verstrekt, dat laatstgenoemde het type apparatuur had uitgekozen en de plaats van installatie had aangewezen, zorgdraagt voor de verzekering van de apparatuur en daarvoor verantwoordelijk is. De Hoge Raad was van mening dat er redelijkerwijs niet kon worden getwijfeld aan het feit dat de vennootschap op permanente basis een goed exploiteerde om daaruit inkomsten te verwerven, een exploitatie die door artikel 4, lid 2, van de richtlijn als "economische activiteit" wordt aangemerkt. De Raad trok daaruit de conclusie dat de vennootschap niet met het ziekenhuis diende te worden vereenzelvigd en dat de vennootschap de BTW moest terugkrijgen die ze bij aankoop van de apparatuur had betaald.

[222] Hoge Raad, arrest van 25 juli 2000, Beslissingen in belastingzaken, 2000, 307.

[223] Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1).

In Zweden vond de Regeringsrätten in een arrest van 10 april 2000 [224] dat hij op grond van artikel 234, lid 3, EG (ex-artikel 177, lid 3, van het EG-Verdrag) het Hof van Justitie niet om een prejudiciële uitspraak hoefde te verzoeken alvorens een beroep af te wijzen betreffende de vraag of de Zweedse wet die voorziet in een belasting op reclame-inkomsten [225], in strijd is met artikel 33 van de zesde BTW-richtlijn [226], dat de lidstaten verbiedt belastingen, rechten en heffingen in te voeren welke het karakter van omzetbelasting bezitten, en met de artikelen 3, lid 1, onder g), en 10 EG (ex-artikel 5). De hoofdzaak betrof een onderneming die een gratis computertijdschrift uitgeeft en verspreidt, dat door advertenties wordt bekostigd. Volgens de Zweedse wetgeving moet de uitgever over de verkoop van advertentieruimte inkomstenbelasting betalen. Volgens de wet heeft deze belasting slechts betrekking op reclame die in Zweden wordt gepubliceerd.

[224] Regeringsrätten, 10 april 2000, RÅ 1999-630.

[225] Lag (1972:266) om skatt på annonser och reklam.

[226] Zie noot nr. 20.

Onder verwijzing naar een van zijn arresten van 1999 [227] waarin deze problematiek uitvoerig werd behandeld, heeft de Regeringsrätten verklaard dat niet elke omzetbelasting krachtens artikel 33 van voornoemde richtlijn noodzakelijkerwijs is verboden. In dit arrest van 1999 steunde de Regeringsrätten op het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Denkavit [228], waarin het Hof oordeelde dat artikel 33 van de richtlijn als doel had te beletten dat de lidstaten belastingen, rechten en heffingen zouden invoeren of handhaven die de werking van het gemeenschappelijk BTW-stelsel in gevaar brengen doordat zij het goederen- en dienstenverkeer op vergelijkbare wijze belasten als de belasting over de toegevoegde waarde en dat in elk geval als dergelijke heffingen moeten worden beschouwd belastingen, rechten en heffingen die, zonder in alle opzichten met de belasting over de toegevoegde waarde overeen te komen, daarvan de voornaamste kenmerken vertonen. Ten aanzien hiervan had de Regeringsrätten in zijn arrest van 1999 opgemerkt dat de in de Zweedse wet genoemde reclamebelasting geen algemeen karakter heeft, niet evenredig is met de advertentiekosten, niet in elke productie- en of distributiefase wordt geheven en niet over de toegevoegde waarde wordt berekend. Daaruit had hij geconcludeerd dat het hier geen belasting over de toegevoegde waarde betrof in de zin van artikel 33 van de richtlijn.

[227] Regeringsrätten, 26 februari 2000, RÅ 1999-8.

[228] Arrest van het Hof van 31 maart 1992, C-200/90, Jurispr. I-2217.

De Regeringsrätten was van mening dat hij in deze zaak geen reden had van zijn vroegere jurisprudentie af te wijken en dat er geen enkele aanleiding voor een prejudiciële verwijzing was. Op grond van artikel 3, lid 1, onder g), EG in combinatie met artikel 10 EG stelde verzoeker dat de tijdschriften die voornamelijk voor de buitenlandse markt waren bestemd en daarom van belasting waren vrijgesteld, een voordeel genoten ten opzichte van concurrerende tijdschriften voor de Zweedse markt. Volgens hem had Zweden, gezien de loyaliteitsverplichting die krachtens artikel 10 EG op de lidstaten rust, niet het recht een dergelijke belasting te handhaven. De Regeringsrätten oordeelde dat deze argumenten niet afdoende waren om te concluderen dat de wet in strijd met de ingeroepen bepalingen was. Bovendien heeft de Regeringsrätten zonder duidelijke motivering het verzoek om een prejudiciële verwijzing afgewezen. Er zij opgemerkt dat de Regeringsrätten op dezelfde dag, onder dezelfde voorwaarden, een ander beroep in verband met soortgelijke omstandigheden en middelen heeft verworpen [229].

[229] Regeringsrätten, 10 april 2000, RÅ 1999-631.

2.3.2. Belangwekkende arresten in het kader van artikel 234 EG

In Duitsland heeft het Bundesverfassungsgericht [230] een beslissing van het Bundesverwaltungsgericht nietig verklaard wegens schending van het grondwettelijk beginsel volgens hetwelk niemand aan zijn wettelijke rechter mag worden onttrokken (zie artikel 101, lid 1, tweede zin, van de Grundgesetz, de grondwet), omdat het Bundesverwaltungsgericht de zaak in kwestie niet naar het Hof van Justitie had verwezen.

[230] Bundesverfassungsgericht, beschikking van 9 januari 2001, 1 BvR 1036/99, <http://www.bverfg.de>.

Bij het Bundesverfassungsgericht had een erkende vrouwelijke arts een grondwettelijk beroep ingesteld. Zij wilde het recht krijgen om als ziekenfondsarts in Hamburg te gaan werken, maar de Orde van Geneeskundigen in de stad Hamburg weigerde haar de titel "huisarts" omdat zij niet gedurende zes maanden voltijds bij een ziekenfondsarts had gewerkt. In de deelstaat Hamburg (de deelstaten zijn volgens de Duitse grondwet ratione materiae bevoegd) zijn de Richtlijnen 86/457 (medische opleiding) [231] en 93/16 (onderlinge erkenning van medische diploma's) [232] omgezet waardoor de Orde van Geneeskundigen sinds 1990 eist dat men gedurende ten minste zes maanden in erkende klinieken voltijds een praktische beroepsactiviteit uitoefent, aangevuld met een voltijdse arbeid gedurende zes maanden in praktijken van ziekenfondshuisartsen of praktijken die daarmee gelijk zijn gesteld. Verzoekster had aan de eerste voorwaarde voldaan en gedurende een jaar bij een ziekenfondshuisarts gewerkt, maar dan in deeltijd.

[231] Richtlijn 86/457/EEG van de Raad van 15 september 1986 inzake een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde (PB L 267 van 19.9.86, blz. 26).

[232] Richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (PB L 165 van 7.7.1993, blz. 1).

Het beroep in eerste aanleg en het hoger beroep zijn afgewezen. Het Bundesverwaltungsgericht heeft op zijn beurt het herzieningsberoep verworpen [233]. Het baseerde zijn beslissing op de volgende overwegingen, die betrekking hebben op de bepalingen van Gemeenschapsrecht die een voltijdse stage van ten minste zes maanden in een huisartsenpraktijk voorschrijven, een eis waaraan de verzoekende partij niet zou hebben voldaan. Het is juist dat het Hof van Justitie nog geen uitspraak had gedaan over de vraag of dergelijke eisen in strijd zijn met het verbod van indirecte discriminatie op grond van geslacht. Echter, zelfs indien het verbod van indirecte discriminatie zoals opgenomen in Richtlijn 76/207 (gelijke behandeling mannen en vrouwen/werk) [234] in het onderhavige geval van toepassing was, zou er nog geen aanleiding zijn om het Hof om een prejudiciële uitspraak te verzoeken. Het Gemeenschapsrecht zelf schrijft namelijk in de Richtlijnen 86/457 en 93/16 duidelijk en ondubbelzinnig voor dat de opleiding tot huisarts een voltijdse arbeidsperiode moet bevatten. Volgens het Bundesverwaltungsgericht hebben deze richtlijnen krachtens de algemene beginselen van specialiteit en prioriteit voorrang boven Richtlijn 76/207. Intussen doen deze bepalingen geen afbreuk aan de beginselen van de rechtsstaat en aan de bescherming van de individuele grondrechten.

[233] Bundesverwaltungsgericht, arrest van 18 februari 1999, 3 C 10/98, Entscheidungen des Bundesverwaltungsgerichts 108, 289.

[234] Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (PB L 39 van 14.2.1976, blz. 40).

Het Bundesverfassungsgericht heeft het grondwettelijk beroep dat tegen dit arrest werd ingesteld, toegewezen door naar zijn vaste jurisprudentie te verwijzen [235], volgens welke enerzijds het Hof van Justitie een door de wet aangewezen rechter is in de zin van artikel 101, lid 1, tweede zin, van de Grundgesetz en er anderzijds sprake is van onttrekking aan de door de wet aangewezen rechter wanneer een nationale rechterlijke instantie niet voldoet aan haar verplichting het Hof van Justitie om een prejudiciële uitspraak te verzoeken. Zo wordt volgens het Bundesverfassungsgericht de verwijzingsverplichting met name geschonden wanneer een rechterlijke instantie van laatste aanleg haar plichten verzaakt. Hetzelfde geldt wanneer er over de vraag van Gemeenschapsrecht nog geen jurisprudentie van het Hof van Justitie is waardoor de afloop van een zaak zou kunnen worden bepaald, of wanneer de bestaande jurisprudentie nog geen volledig antwoord op deze vraag heeft gegeven. Artikel 101, lid 1, tweede zin, van de Grundgesetz wordt overtreden wanneer de bevoegde rechterlijke instantie in laatste aanleg de beoordelingsmarge die zij in dergelijke gevallen krijgt, op onaanvaardbare wijze overschrijdt. Dit kan zich in het bijzonder voordoen wanneer het standpunt dat deze rechterlijke instantie verdedigt als het gaat om de vraag van Gemeenschapsrecht en waarvan de afloop van het geschil afhangt, het overduidelijk tegen andere meningen moet afleggen. Voorts kan het Bundesverfassungsgericht op basis van deze criteria slechts controle uitoefenen indien het met voldoende zekerheid kennis heeft van de redenen op grond waarvan de rechterlijke instantie die in laatste aanleg ten gronde recht heeft gesproken, geen prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie heeft voorgelegd. In het licht van deze criteria heeft het Bundesverfassungsgericht voor recht verklaard dat in dit geval het Bundesverwaltungsgericht als rechterlijke instantie van laatste aanleg op onaanvaardbare wijze zijn plicht had verzuimd om zich tot het Hof van Justitie te wenden.

[235] Bundesverfassungsgericht, beschikking van 5 augustus 1998, 1 BvR 264/98, Der Betrieb 1998, 1919; Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 1998, 1728; Arbeit und Recht 1998, 465; Versicherungsrecht 1998, 1399; Europäische Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 1998, 728; Neue Zeitschrift für Arbeitsrecht 1998, 1245; vermeld in het XVIste jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht.

Aan de ene kant is het Bundesverfassungsgericht van mening dat het Bundesverwaltungsgericht de door het gerecht zelf opgeworpen vraag betreffende het conflict tussen communautaire richtlijnen heeft beantwoord op een wijze die in de Europese juridische ruimte ontoelaatbaar is. Het heeft zich namelijk uitgesproken over de vraag betreffende het conflict tussen enerzijds Richtlijn 76/207 en anderzijds de Richtlijnen 86/457 en 93/16, zonder acht te hebben geslagen op de jurisprudentie van het Hof van Justitie of van het Gemeenschapsrecht, waarbij het zich uitsluitend heeft gebaseerd op criteria van nationaal recht. Het Bundesverwaltungsgericht heeft, ten aanzien van de problematiek van het conflict tussen richtlijnen, naar geen enkele beslissing van het Hof van Justitie verwezen, terwijl er op dit punt jurisprudentie bestaat. Het Bundesverwaltungsgericht heeft niet aangegeven op welke tekst van Gemeenschapsrecht het zijn recht baseert om zelf uitspraak te doen over het conflict tussen normen op grond van beginselen van Duits recht (beginselen van prioriteit en specialiteit). Overigens heeft het ook geen redenen genoemd die het voor het Bundesverfassungsgericht mogelijk zouden maken een controle uit te oefenen in de zin van artikel 101, lid 1, eerste zin, van de Grundgesetz. Volgens het Bundesverfassungsgericht geldt in het algemeen dat een rechterlijke instantie die zich onvoldoende van het Gemeenschapsrecht op de hoogte houdt, niet de voorwaarden kent waaronder prejudiciële verwijzing verplicht is.

Aan de andere kant is het Bundesverwaltungsgericht volgens het Bundesverfassungsgericht ook zijn verplichting tot prejudiciële verwijzing niet nagekomen en heeft het artikel 101, lid 1, tweede zin, van de Grundgesetz overtreden door geen acht te slaan op het feit dat het beginsel van de gelijke behandeling van de seksen behoort tot de ongeschreven grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht, die door het Hof van Justitie worden erkend. Het Bundesverfassungsgericht verklaart dat het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het daaruit voortvloeiende verbod van elke directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht behoren tot de algemene grondbeginselen van de Gemeenschap, die door het Hof van Justitie zijn ontwikkeld om te dienen als verplicht criterium bij de beoordeling van de geldigheid van het gedrag van de communautaire instellingen. Van bescherming van de grondrechten van de verzoekende partij zou geen sprake zijn indien het Bundesverfassungsgericht bij gebrek aan bevoegdheid geen diepgaand onderzoek naar de grondrechten zou kunnen instellen en indien het Hof van Justitie geen toezicht op het afgeleide communautaire recht zou kunnen houden wat betreft de garantie van de door de Gemeenschap ontwikkelde grondrechten, wanneer het geen prejudiciële vraag krijgt voorgelegd.

Eveneens in Duitsland heeft het Bundesgerichtshof zich uitgesproken over de vraag of een zaak eerst naar het Bundesverfassungsgericht of rechtstreeks naar het Hof van Justitie moet worden verwezen, in gevallen waarin overeenstemming van nationale regelgeving met de Grundgesetz en het Gemeenschapsrecht twijfelachtig is. In het onderhavige geval was bij het Bundesgerichtshof beroep ingesteld tegen een beslissing van het Bundeskartellamt op grond waarvan de deelstaat Berlijn bij het gunnen van overheidsopdrachten voor bouwwerkzaamheden niet de minimumbeloning mocht eisen die in de op zijn grondgebied geldende collectieve arbeidsovereenkomst is vastgelegd. De vraag werd gesteld of de regelgeving van de deelstaat Berlijn in strijd was met de bepalingen van de Grundgesetz betreffende de bevoegdheden van de deelstaten en de "fundamentele vrijheid collectief te onderhandelen"(Koalitionsfreiheit), die waarborgt dat de sociale partners in alle vrijheid de arbeidsomstandigheden kunnen vaststellen. Bovendien bestond er volgens het Bundesgerichtshof twijfel of de regelgeving wel strookte met het beginsel van het vrij verrichten van diensten als verwoord in artikel 59 van het EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 49 EG). Wat betreft deze vraag inzake de overeenstemming met het Gemeenschapsrecht merkte het Bundesgerichtshof op dat het zelf geen uitspraak kon doen, maar dat de zaak naar het Hof van Justitie moest worden verwezen. Ook oordeelde het dat de zaak eerst aan het Bundesverfassungsgericht moest worden voorgelegd, zodat in eerste instantie zou worden bekeken of de regelgeving met de Grundgesetz strookte [236].

[236] Bundesgerichtshof, beschikking van 18 januari 2000, KVR 23/98, Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 2000, 426; Der Betrieb 2000, 465; Wettbewerb in Recht und Praxis 2000, 397; Neue Zeitschrift für Arbeitsrecht 2000, 327; Wertpapier-Mitteilungen 2000, 842; Juristen-Zeitung 2000, 514; Deutsche Verwaltungsblätter 2000, 1056; Zeitschrift für deutsches und internationales Baurecht 2000, 316; Zeitschrift für das gesamte öffentliche und private Baurecht 2000, 1736.

In Frankrijk werd de Conseil d'Etat krachtens artikel 12 van wet nr. 87-1127 van 31 juli 1987 verzocht een advies te geven omtrent de uitlegging van artikel 141 EG (ex-artikel 199 van het EG-Verdrag) en van de bepalingen van Richtlijn 79/7 (gelijke behandeling van mannen en vrouwen/sociale zekerheid) [237]. De Conseil was in een arrest van 4 februari 2000 [238] van mening dat het niet zijn taak was op het aan hem gerichte verzoek in te gaan.

[237] Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24).

[238] Conseil d'Etat, advies van 4 februari 2000, Mouflin, Revue française de droit administratif 2000, blz. 468.

Het Franse wetboek van burgerlijke en militaire pensioenen biedt alleen vrouwen de mogelijkheid hun recht op pensioen onmiddellijk te doen gelden, wanneer hun echtgenoot door invaliditeit of een ongeneeslijke ziekte wordt getroffen, zodat hij niet langer een beroep kan uitoefenen. Een verzoeker heeft de beslissing op grond waarvan deze bepaling niet op hem van toepassing was verklaard, aangevochten en de vraag gesteld of de Franse wetgeving met het Gemeenschapsrecht verenigbaar is. De bevoegde administratieve rechtbank heeft geheel volgens de wet besloten dit verzoek aan de Conseil d'Etat voor te leggen. Nadat de Conseil had vastgesteld dat de gevraagde uitlegging hetzelfde probleem betrof als waarmee hij in de zaak Griesmar [239] was geconfronteerd (hier ging het om de uitkering voor kinderen die het wetboek eveneens uitsluitend aan vrouwen voorbehoudt), wees hij erop dat hij zich in deze zaak tot het Hof van Justitie had gewend met de vraag of de term "beloning" als genoemd in artikel 119 van het EG-Verdrag (thans artikel 141 EG), zodanig moest worden geïnterpreteerd dat zij de pensioenen omvat die krachtens het Franse wetboek van burgerlijke en militaire pensioenen worden toegekend, of dat deze pensioenen moesten worden beschouwd als socialezekerheidsuitkeringen in de zin van Richtlijn nr. 79/7.

[239] Zaak C-366/99, aanhangig (PB C 366 van 18.12.1999, blz. 16).

De Conseil d'Etat komt derhalve tot de conclusie dat het de taak van de administratieve rechtbank is te beoordelen of ook hij het, gezien deze gegevens, voor het vellen van zijn vonnis nodig acht een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voor te leggen, dat vervolgens uitspraak moet doen over de vraag of de toepasselijke regels van het Gemeenschapsrecht een belemmering vormen voor het verschil in behandeling zoals dat door de betreffende bepaling van het wetboek van burgerlijke en militaire pensioenen wordt gemaakt. De administratieve rechtbank heeft zich daadwerkelijk tot het Hof van Justitie gewend [240].

[240] Zaak C-206/00, aanhangig (PB C 211 van 22.7.2000, blz. 12).

In Italië heeft het Corte di cassazione zich over de opschorting van een procedure uitgesproken in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie op relevante vragen in de voorliggende zaak. De Tribunale di Bologna had krachtens artikel 295 van het Codice di procedura civile een proces opgeschort vanwege het feit dat de oplossing van het geschil in kwestie afhankelijk was van de uitlegging van enkele bepalingen van Gemeenschapsrecht waarover aan het Hof van Justitie reeds prejudiciële vragen waren gesteld. Daarom achtte de Tribunale di Bologna het niet nodig zelf vragen aan het Hof van Justitie voor te leggen. In zijn arrest van 14 september 1999 heeft het Corte di cassazione de opschortingsbeschikking in kwestie vernietigd [241]. Om dat te kunnen doen, heeft het zelf artikel 234 EG uitgelegd en verklaard dat een nationale rechterlijke instantie die niet in laatste aanleg oordeelt, twee mogelijkheden heeft wanneer de oplossing van een geschil een kwestie van interpretatie van het Gemeenschapsrecht is: ofwel verwijst de betreffende rechterlijke instantie een dergelijke vraag naar het Hof van Justitie en schort haar uitspraak op, of zij beantwoordt de vraag zelf. Een dergelijke rechterlijke instantie kan evenwel niet zomaar de zaak opschorten tot het Hof van Justitie zich uitspreekt naar aanleiding van een verwijzing door een andere rechterlijke instantie. Een dergelijke benadering zou namelijk leiden tot een opschorting van de rechtszaak om opportunistische redenen, hetgeen volgens artikel 295 van het Codice di procedura civile niet is toegestaan en wat het bovendien voor de betrokken partijen onmogelijk zou maken aan de procedure bij het Hof van Justitie deel te nemen.

[241] Corte di cassazione, Sezione II civile, 14 september 1999, nr. 9813, Caribo tegen Ministero delle Finanze.

In het Verenigd Koninkrijk heeft het House of Lords in de zaak R. tegen Secretary of State for Health e.a., ex parte Imperial Tobacco Ltd e.a. [242] met meerderheid van stemmen het volgende besloten: wanneer een nationale rechterlijke instantie wordt opgeroepen zich uit te spreken over een verzoek om de regering van een lidstaat via een rechterlijk bevel te verbieden bepalingen ter omzetting van een richtlijn tijdens de beoogde uitvoeringsperiode van die richtlijn goed te keuren, kan de vraag of het toepasselijke recht het nationale recht of het Gemeenschapsrecht is, niet worden opgelost zonder een prejudiciële verwijzing naar het Hof van Justitie.

[242] House of Lords, 7 december 2000, R. tegen Secretary of State for Health and others, ex parte Imperial Tobacco Ltd and others, Daily Law Notes.

Verscheidene tabaksondernemingen hadden zich tot het High Court gewend om middels een rechterlijk beval gedaan te krijgen dat het de regering zou worden verboden bepalingen goed te keuren ter omzetting van Richtlijn 98/43 betreffende reclame en sponsoring voor tabaksproducten [243], totdat het Hof van Justitie zich zou hebben uitgesproken over de geldigheid van dit communautaire instrument. Het High Court had dit verzoek ingewilligd omdat het meende dat de nationaal rechtelijke beginselen die van toepassing waren, op het verzoek om een rechterlijk bevel, aangezien de omzettingstermijn pas op 30 juli 2001 zou zijn verlopen. Het Court of Appeal had deze beslissing met meerderheid van stemmen vernietigd, omdat het enerzijds oordeelde dat de beginselen van het Gemeenschapsrecht van toepassing waren, zoals door het Hof van Justitie verwoord in het arrest Zuckerfabrik [244], en anderzijds dat de tabaksondernemingen niet hadden aangetoond dat zij onherstelbare schade zouden lijden ingeval geen rechterlijk bevel zou worden gegeven.

[243] Richtlijn 98/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van reclame en sponsoring voor tabaksproducten (PB L 213 van 30.7.1998, blz. 9).

[244] Arrest van het Hof van 21 februari 1991, C-143/88 en C-92/89, Jurispr. blz. I-415.

Ondertussen had de Duitse regering een beroep ingesteld tot nietigverklaring van Richtlijn 98/43. In het kader van dit beroep heeft advocaat-generaal Fennelly in zijn conclusies van 15 juni 2000 het Hof voorgesteld de richtlijn te vernietigen omdat de Gemeenschap niet bevoegd zou zijn deze op de daarin genoemde rechtsgrondslag aan te nemen. Naar aanleiding van deze conclusies had de Britse regering ermee ingestemd in afwachting van het arrest van het Hof van Justitie de richtlijn in het Verenigd Koninkrijk niet om te zetten. (Het Hof kwam in zijn arrest van 5 oktober 2000 [245] tot de conclusie dat de richtlijn ongeldig was).

[245] Arrest van het Hof van 5 oktober 2000, C-376/98, Duitsland e.a. tegen Parlement en Raad, nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd.

Niettemin werd het House of Lords verzocht zich uit te spreken over de vraag of de nationale rechter de nationaal rechterlijke dan wel de communautaire criteria voor de toekenning van voorlopige maatregelen diende toe te passen. Lord Slynn of Hadley verwoordde het meerderheidsstandpunt dat het in elk geval verdedigbaar was dat ieder verzoek om voorlopige maatregelen een vraag van Gemeenschapsrecht vormde, ingeval een richtlijn vóór het verstrijken van de omzettingstermijn in nationaal recht zou zijn omgezet. Hetzelfde zou gelden wanneer het een verzoek om voorlopige maatregelen betrof dat als doel had omzetting van de richtlijn te verhinderen. Hij voegde eraan toe dat deze analyse echter niet de mogelijkheid uitsloot dat een nationale rechterlijke instantie voorlopige maatregelen tegen een nationale regering instelt onder de in het Gemeenschapsrecht vastgelegde voorwaarden, hoewel volgens de jurisprudentie in voornoemde zaak Foto-Frost alleen het Hof van Justitie bevoegd is om een richtlijn ongeldig te verklaren. Voorts gaf hij aan dat, ook al leken de in voornoemd arrest Zuckerfabrik en in het nationale recht vastgestelde criteria elkaar in meerdere opzichten te overlappen, er zich toch verschillen zouden kunnen voordoen, met name wat betreft de vraag in hoeverre de financiële schade in aanmerking kan worden genomen. Ten slotte zei hij dat het noodzakelijk en verplicht zou zijn geweest een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voor te leggen ingeval het House of Lords om zijn arrest in deze zaak te kunnen wijzen, had moeten antwoorden op de vraag of het Gemeenschapsrecht moest worden toegepast en wat in het onderhavige geval de werkingssfeer daarvan was. Lord Slynn of Hadley voegt daaraan toe dat "eventuele gevoelens van spijt over het feit dat de gestelde vraag onbeantwoord blijft, in zekere mate worden getemperd door de overweging dat men bij een verzoek van deze aard met alle omstandigheden van de zaak in kwestie rekening dient te houden".

Eveneens in het Verenigd Koninkrijk moest het Court of Appeal zich uitspreken over een hoger beroep dat tegen een verwijzingsbesluit was ingesteld. Aan het High Court was in eerste aanleg een geschil voorgelegd over de parallelle invoer van farmaceutische producten; het had het daarbij nodig geacht het Hof van Justitie een reeks prejudiciële vragen te stellen [246]. Het had bovendien het verzoek van enkele partijen om tegen het verwijzingsbesluit beroep te mogen aantekenen, verworpen [247]. Vervolgens hebben deze partijen zich tot het Court of Appeal gewend met het verzoek beroep te mogen aantekenen.

[246] High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division, Patents Court, 28 februari 2000, Glaxo Group Ltd and others tegen Dowelhurst Ltd and Swingward Ltd, Common Market Law Reports 2000, Vol. 2, blz. 571-652.

[247] High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division, Patents Court, 7 maart 2000, Glaxo Group Ltd and others tegen Dowelhurst Ltd and Swingward Ltd, European Law Reports of Cases in the United Kingdom and Ireland 2000, blz. 660-664.

Hoewel het Court of Appeal erkende dat de argumenten van eisers betreffende de uitlegging van het recht in kwestie in de hoofdzaak wellicht klopten, heeft het dit verzoek verworpen. Het verklaarde dat het High Court terecht had gemeend dat de door deze zaak opgeworpen vragen niet duidelijk waren en dat het High Court zelf of een andere rechterlijke instantie zich tot het Hof van Justitie moest wenden [248]. Voorts was het Court of Appeal van oordeel dat, ook al zou een hoger beroep worden toegestaan, het niet erg waarschijnlijk was dat het tot de conclusie zou komen dat het antwoord op de gestelde vragen zo duidelijk was dat een verwijzing niet nodig zou zijn. Ten slotte voegde het Court of Appeal daaraan toe dat een verwijzingsbesluit slechts zou moeten worden genomen vanaf het moment dat de nationale procedure een stadium heeft bereikt waarin de nationale rechterlijke instantie het feitelijke en juridische kader van de gestelde vragen nader kan aangeven. Volgens het Court of Appeal was dit stadium na het vonnis van het High Court bereikt. Het High Court had het feitelijke kader uiteengezet en was dus bevoegd een beoordeling te geven omtrent de vraag of prejudiciële vragen naar het Hof van Justitie moesten worden verwezen of aan een instantie van hoger beroep moesten worden voorgelegd. Het Court of Appeal heeft verklaard zich niet met de beoordelingsbevoegdheid van het High Court te mogen bemoeien, behalve wanneer de rechter heeft nagelaten een essentieel gegeven in aanmerking te nemen of juist rekening heeft gehouden met irrelevante gegevens of wanneer hij kennelijk een onjuiste uitspraak heeft gedaan. Dit was in de onderhavige zaak niet het geval. Het Court of Appeal heeft derhalve geweigerd een hoger beroep toe te staan en de zaak is op het ogenblik nog steeds aanhangig bij het Hof van Justitie [249].

[248] Court of Appeal (England and Wales) Civil Division, 29 maart 2000, Glaxo Group Ltd and others tegen Dowelhurst Ltd and Swingward Ltd, European Law Reports of Cases in the United Kingdom and Ireland 2000, blz. 664-671.

[249] Zaak C-143/00, aanhangig (PB C 233 van 12.8.2000, blz. 12).

De mogelijkheid van dubbele verwijzing zoals in het geval van Duitsland is genoemd, bestaat ook in de Benelux, waar de drie betreffende lidstaten bepaalde kwesties bij verdrag hebben geregeld in de vorm van gemeenschappelijke eenvormige wetten die als nationale wetten gelden, bijvoorbeeld de eenvormige Benelux-wetten over merken [250] en over modellen [251], op grond waarvan merken- of modellenrechten worden toegekend waardoor een uniforme bescherming wordt geboden op het gehele grondgebied van de drie betrokken landen. Om deze eenvormigheid te waarborgen, voorziet artikel 6 van het Statuut van het Benelux-Gerechtshof [252] in een prejudiciële-verwijzingsprocedure bij het Benelux-Gerechtshof, die grotendeels gelijk is aan de procedure van artikel 234 EG. Wanneer zij te maken krijgen met vragen over de uitlegging van zowel voornoemde eenvormige Benelux-wetten als respectievelijk de Richtlijnen 89/104 (merken) [253], en 98/71 (modellen) [254], moeten de nationale rechterlijke instanties van de Benelux-landen de twee bevoegde rechterlijke instanties, te weten het Hof van Justitie en het Benelux-Gerechtshof, om een prejudiciële beslissing verzoeken. Een praktisch probleem is vervolgens te weten of deze dubbele verwijzing "in serie" of "parallel" dient plaats te vinden. In de eerste zaak waar deze situatie zich voordeed, een zaak betreffende de parallelle wederverkoop, dat wil zeggen buiten het gesloten netwerk van erkende wederverkopers om, van parfums van Christian Dior door Evora, een "discount"-drogisterijketen, had de Hoge Raad der Nederlanden de zaak gelijktijdig naar beide instanties verwezen. Vervolgens had het Benelux-Gerechtshof op grond van het primaat van het Gemeenschapsrecht de ingeleide procedure opgeschort, in afwachting van het arrest van het Hof van Justitie in dezelfde zaak. Naar aanleiding van dit arrest, voornoemd arrest Parfums Christian Dior [255], heeft het Benelux-Gerechtshof zijn eigen procedure afgehandeld, met als resultaat een arrest op 16 december 1998 [256]. Deze aanpak werd eveneens gehanteerd door het Gerechtshof te 's-Gravenhage in een zaak betreffende een absolute weigeringsgrond, namelijk het beschrijvende karakter, die het Benelux-Merkenbureau aanvoerde met betrekking tot een verzoek om registratie van het woordmerk "Postkantoor" [257]. Na voornoemd arrest Parfums Christian Dior, dat had bevestigd dat het Benelux-Gerechtshof zich tot het Hof van Justitie mocht wenden, heeft de Hoge Raad der Nederlanden er in een andere zaak betreffende een absolute weigeringsgrond, ditmaal omtrent het woordmerk "Biomild", de voorkeur aan gegeven eventuele vragen uitsluitend naar het Benelux-Gerechtshof te verwijzen. Dit Hof had dan alle vrijheid om op zijn beurt tot verwijzing over te gaan [258]. Derhalve heeft het Benelux-Gerechtshof het dossier onderzocht alvorens de zaak in juni 2000 bij het Hof van Justitie aanhangig te maken [259], dat wil zeggen twee jaar na het arrest van de Hoge Raad.

[250] Traktatenblad 1983, nr. 187; Mémorial belge van 14 oktober 1969, gewijzigd door het Protocol van 2 december 1992, Traktatenblad 1993, nr. 12.

[251] Traktatenblad 1966, nr. 292.

[252] Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, opgesteld te Brussel op 31 maart 1965, Traktatenblad 1965, nr. 71, 1966, nrs. 243 en 244; 1981, nrs. 159 en 1984, nr. 153.

[253] Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 40 van 1.2.1989, blz. 1).

[254] Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen (PB L 289 van 28.10.1998, blz. 35).

[255] Zie noot nr. 4.

[256] Benelux-Gerechtshof, 16 december 1998, zaak A-95/4, Nederlandse Jurisprudentie 2001, nr. 133.

[257] Gerechtshof te 's-Gravenhage, arrest houdende dubbele verwijzing van 3 juni 1999, ter inleiding van zaak C-363/99, KPN tegen Benelux-Merkenbureau, aanhangig (PB C 47 van 19.2.2000, blz. 11).

[258] Hoge Raad der Nederlanden, beschikking van 19 juni 1998, Nederlandse Jurisprudentie 1999, nr. 68.

[259] Benelux-Gerechtshof, 26 juni 2000, Nederlandse Jurisprudentie 2000, nr. 551, ter inleiding van voornoemde zaak C-265/00 (zie noot nr. 3).

2.4. Tweede vraag

Het onderzoek heeft geen beslissing van de door deze vraag beoogde soort aan het licht gebracht.

2.5. Derde vraag

In Duitsland heeft het Bundesverfassungsgericht in zijn arrest "Bananen II" [260] verduidelijkt wat de reikwijdte is van zijn vroegere jurisprudentie betreffende het primaat van het Gemeenschapsrecht en betreffende de bevoegdheid van deze rechterlijke instantie om na te gaan of besluiten van afgeleid Gemeenschapsrecht in het licht van de in de Grundgesetz vermelde grondrechten wettig zijn. In het kader van een procedure naar nationaal recht, die door bananen invoerende ondernemingen van de Atlanta Groep was ingeleid, had het Verwaltungsgericht te Frankfurt am Main zich naar aanleiding van het arrest van het Hof van 9 november 1995 [261] tot het Bundesverfassungsgericht gewend, dat had vastgesteld dat de destijds van kracht zijnde communautaire regeling voor de invoer van bananen rechtsgeldig was.

[260] Bundesverfassungsgericht, beschikking van 7 juni 2000, 2 BvL 1/97, Zeitschrift für Wirtschaft 2000, 1456; Wertpapier-Mitteilungen 2000, 1661; Europäische Grundrechte 2000, 328; Neue Juristische Wochenschrift 2000, 3124; Die öffentliche Verwaltung 2000, 957; Europäische Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 2000, 702; Europarecht 2000, 799; Bayerische Verwaltungsblätter 2000, 754.

[261] Zaak C-466/93, Atlanta, Jurispr. 1995, blz. I-3799.

In zijn arrest heeft het Bundesverfassungsgericht bevestigd dat een prejudiciële verwijzing betreffende de geldigheid van een besluit van afgeleid Gemeenschapsrecht onmiddellijk niet-ontvankelijk wordt verklaard wanneer in de verwijzingsgronden niet uitvoerig wordt uiteengezet dat het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de jurisprudentie van het Hof van Justitie na het arrest "Solange II" van het Bundesverfassungsgericht [262], de in de Grundgesetz genoemde grondrechten niet langer voldoende beschermt, zodat deze bescherming niet meer in algemene zin wordt gewaarborgd. In de gronden voor een dergelijke verwijzing moet derhalve een vergelijking worden gemaakt tussen de bescherming van de grondrechten op nationaal niveau en de bescherming op Gemeenschapsniveau.

[262] Bundesverfassungsgericht, beschikking van 22 oktober 1986, 2 BVR 197/83 (Solange II), Entscheidungen des Bundesverfassungsgerichts 73, 339.

Volgens het Bundesverfassungsgericht voldoet de verwijzing in kwestie niet aan deze eisen. De verwijzende rechter zou zijn beslissing met name hebben gebaseerd op een foutieve interpretatie van het arrest "Maastricht" van het Bundesverfassungsgericht [263], door aan te nemen dat hij voortaan opnieuw zijn bevoegdheid om communautaire instrumenten te controleren, zou uitoefenen, hoewel hij dat in samenwerking met het Hof van Justitie zou doen. Het Bundesverfassungsgericht stelt vast dat het in het arrest "Maastricht" geen afstand heeft genomen van zijn jurisprudentie in de zaak "Solange II" en dat deze twee beslissingen evenmin met elkaar in tegenspraak zijn. In het onderhavige geval had de verwijzende rechter nog uitvoeriger moeten uitleggen in welk opzicht de bescherming van de grondrechten ontoereikend was. Daarvóór had het Hof van Justitie in zijn arrest van 26 november 1996 [264] namelijk geoordeeld dat de Commissie, krachtens artikel 30 van Verordening nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen, verplicht was alle noodzakelijk geachte overgangsmaatregelen te treffen om de omschakeling van de nationale regelingen op de gemeenschappelijke marktordening te vergemakkelijken. De verwijzende rechter had uiterlijk op het moment dat dit arrest van het Hof werd uitgesproken, moeten erkennen dat de motivering van zijn verwijzingsbesluit onvoldoende was. In navolging van een vroegere beslissing van het Bundesverfassungsgericht zelf [265] heeft het Hof van Justitie namelijk geoordeeld dat het eigendomsrecht beschermd moet worden via overgangsmaatregelen die ertoe dienen de omschakeling op de communautaire regeling te vergemakkelijken. Zo zouden deze beslissingen het verband illustreren dat er bestaat tussen de procedures bij de nationale en communautaire rechterlijke instanties om de bescherming van de grondrechten te waarborgen. Het Bundesverfassungsgericht heeft bijgevolg de prejudiciële verwijzing door het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main als niet-ontvankelijk verworpen.

[263] Bundesverfassungsgericht, arrest van 12 oktober 1993, 2 BvR 2134/92 en 2 BvR 2159/92 (Maastricht), Entscheidungen des Bundesverfassungsgerichts 89, 155.

[264] Zaak C-68/95, Port, Jurispr. 1996, blz. I-6065.

[265] Bundesverfassungsgericht, arrest van 25 januari 1995, 2 BvR 2689/94 en BvR 52/95, Zeitschrift für Europäisches Wirtschaftsrecht 1995, 126.

Eveneens in Duitsland heeft het Bundesverfassungsgericht het grondwettelijke beroep tegen het arrest van het Bundesverwaltungsgericht naar aanleiding van het prejudiciële arrest van het Hof van Justitie in de zaak Alcan [266] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen schending had plaatsgevonden van de grondwettelijke beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen.

[266] Arrest van het Hof van 20 maart 1997, C-24/95, Alcan Deutschland, Jurispr. 1997, blz. I-1591.

Overeenkomstig het arrest van het Hof had het Bundesverwaltungsgericht [267] in laatste aanleg het beroep van verzoekster tot nietigverklaring van de beslissing van de deelstaat Rijnland-Palts verworpen. Genoemde beslissing hield in dat verzoekster de onrechtmatig geachte steun die haar was toegekend, moest terugbetalen. Het Bundesverwaltungsgericht onderstreepte het verplichte karakter van de beslissing van het Hof en stelde vast dat de bevoegde nationale autoriteit het besluit tot verlening van steun die in strijd was met het Gemeenschapsrecht, diende in te trekken en de uitgekeerde steun moest terugvorderen, ook al is een dergelijke terugvordering volgens het Duitse recht uitgesloten wanneer de daarvoor vastgestelde termijn is verlopen en de begunstigde van de steun zich daarmee niet heeft verrijkt. Het Bundesverwaltungsgericht was voorts van oordeel dat de redenering van verzoekster niet gefundeerd was. Volgens die redenering was het Hof van Justitie de bevoegdheden die het Verdrag hem toekent, te buiten gegaan en zou het zich in de plaats van de wetgever hebben gesteld. Het stelde namelijk vast dat het Hof alleen maar zijn vroegere jurisprudentie concreet vorm had gegeven volgens welke de terugvordering van steun die in strijd met het Gemeenschapsrecht is uitgekeerd, plaats moet vinden onder de voorwaarden en overeenkomstig de procedures van het nationale recht mits deze nationale regels de terugvordering van de steun in de praktijk niet onmogelijk maken. Wat betreft het argument van verweerster volgens welke het Hof het grondrecht op eerbiediging van het gewettigd vertrouwen zou hebben miskend, was het Bundesverwaltungsgericht enerzijds van mening dat het Hof dit beginsel had geëerbiedigd door te oordelen dat een ter zake kundige marktdeelnemer in principe slechts vertrouwen in de rechtmatigheid van de hem toegekende steun kan hebben wanneer deze bij de Commissie is aangemeld in overeenstemming met artikel 93, lid 3, van het Verdrag (thans artikel 88, lid 3, EG) en anderzijds dat verzoekster middels een beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie waarin de onrechtmatigheid van de steun werd geconstateerd, de bijzondere omstandigheden had kunnen beschrijven die een beschermwaardig vertrouwen hadden kunnen scheppen.

[267] Bundesverwaltungsgericht, beschikking van 17 februari 2000, 2 BvR 1210/98, Wertpapier-Mitteilungen 2000, 621; Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 2000, 633; Europäische Grundrechte 2000, 175; Internationales Steuerrecht 2000, 253; Deutsche Verwaltungsblätter 2000, 900; Neue Juristische Wochenschrift 2000, 2015; Europäische Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 2000, 445; Europarecht 2000, 257; Bayerische Verwaltungsblätter 2000, 655.

Het Bundesverfassungsgericht, waarbij weer een grondwettelijk beroep tegen deze beslissing werd ingesteld, oordeelde dat rekening moest worden gehouden met het feit dat de Gemeenschap in het openbaar belang de communautaire mededingingsregels uitvoerde, en wel in het kader van een beschikking betreffende de terugvordering van onrechtmatige steun. Het was voorts van mening dat het Bundesverwaltungsgericht slechts het beginsel van het primaat van het Gemeenschapsrecht had toegepast door terugvordering van de steun toe te staan ondanks het verstrijken van de in de Duitse wetgeving vermelde termijn. Het gaf tevens aan dat verzoekster op het moment van uitkering had kunnen weten dat de steun in formele en materiële zin onrechtmatig was of dat zij de terugvorderingsbeschikking van de Commissie bij de communautaire rechter had kunnen aanvechten. Ten slotte merkte het Bundesverfassungsgericht enerzijds op dat het arrest slechts zorgde voor de toepassing van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag (thans artikel 88, lid 2, EG), zodat de vraag of het een handeling betrof die voorbij de bevoegdheden van de Gemeenschap in de zin van het arrest "Maastricht" van het Bundesverfassungsgericht strekte, niet aan de orde was, en anderzijds dat dit arrest bedoeld was voor een individueel geval zonder een algemeen geldend administratiefrechtelijk voorschrift in het leven te roepen.

In Oostenrijk heeft men zich gewend tot het Oberste Gerichtshof [268] in het kader van een procedure tegen twee beheerders van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aan wie een dwangsom was opgelegd omdat zij de jaarrekening van deze vennootschap niet binnen de door de wet vastgestelde termijn aan de handelsrechtbank hadden overgelegd. Deze nalatigheid wordt bestraft door de Oostenrijkse wetgeving betreffende de boekhoudkundige verplichtingen van handelaars en bepaalde vennootschappen, die de eerste Richtlijn 68/151 (waarborgen voor vennootschappen) [269] en de vierde Richtlijn 78/660 (jaarrekeningen) [270] in Oostenrijks recht omzet. Voor het Oberste Gerichtshof hebben de beheerders aangevoerd dat de Oostenrijkse wetgeving op het gebied van boekhoudkundige verplichtingen een schending van hun grondrechten betekende, voor zover zij gedwongen waren hun rekeningen openbaar te maken. Zij beriepen zich met name op de vrije uitoefening van een beroep, het eigendomsrecht, het recht op bescherming van persoonlijke gegevensbestanden en het gelijkheidsbeginsel. Het Oberste Gerichtshof was onder meer van oordeel, onder verwijzing naar het arrest van het Hof in de zaak Daihatsu [271], dat de nationale wetgever gehouden is een richtlijn om te zetten, zelfs indien deze inbreuk maakt op door de grondwet erkende rechten. Het primaat van het Gemeenschapsrecht geldt ook ten aanzien van de bepalingen van het nationale grondwettelijke recht. De wet ter omzetting van de richtlijn, die op zulke rechten inbreuk maakt, kan dus niet strijdig met de grondwet worden verklaard.

[268] Oberster Gerichtshof, arrest van 9 maart 2000, 6 Ob 14/00b, Wirtschaftsrechtliche Blätter 2000, blz. 286-288.

[269] Eerste richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).

[270] Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11).

[271] Arrest van het Hof van 4 december 1997, C-97/96, Daihatsu, Jurispr. 1997, blz. I-6843.

Eveneens in Oostenrijk is aan het Oberste Gerichtshof de vraag voorgelegd welk waarborgfonds ingevolge artikel 3 van Richtlijn 80/987 (bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever) [272] bevoegd is om de aanspraken van een werknemer te honoreren bij insolventie van zijn werkgever, wanneer de werkgever is gevestigd in een andere lidstaat dan die waarin de werknemer woont en zijn loonactiviteit verricht. In het onderhavige geval ging het om een Oostenrijkse werknemer die in dienst was van een onderneming die haar activiteiten in Oostenrijk verrichte, waarbij de werknemer voor deze onderneming tijdelijk in Duitsland werkte. Na enkele weken ging het bedrijf failliet en eiste de werknemer zijn salaris bij het Oostenrijkse waarborgfonds op. Het fonds weigerde de eis in te willigen omdat de werknemer in Duitsland had gewerkt en het derhalve niet bevoegd was. Overeenkomstig het arrest Mosbaek [273] van het Hof van Justitie oordeelde het Oberste Gerichtshof dat het fonds dat zich bevindt op het grondgebied van de staat waar volgens artikel 2, lid 1, van de richtlijn tot inleiding van de procedure inzake gezamenlijke voldoening is besloten of de sluiting van de onderneming of de vestiging van de werkgever is vastgesteld, bevoegd is, dat wil zeggen in dit geval het Oostenrijkse fonds [274].

[272] Richtlijn 80/987 van de Raad van 20 oktober 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283 van 28.10.1980, blz. 23).

[273] Arrest van het Hof van 17 september 1997, C-117/96, Mosbæk, Jurispr. 1997, blz. I-5017.

[274] Oberster Gerichtshof, arrest van 27 januari 2000, 8 ObS 148/99v (gepubliceerd in Wirtschafsrechtliche Blätter 2000, blz. 232).

Met dit arrest heeft het Oberste Gerichtshof afstand genomen van zijn vaste jurisprudentie betreffende de toepassing van het territorialiteitsbeginsel met het oog op de rechten die voortvloeien uit de bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever. Er zij evenwel op gewezen dat bij deze beslissing geen rekening lijkt te zijn gehouden met het Everson-arrest [275] van het Hof van Justitie, dat ongeveer vijf weken eerder werd gewezen. Volgens dit arrest is krachtens artikel 3 van Richtlijn 80/987 het fonds, dat gevestigd is op het grondgebied van de staat waar de werknemers hun loonactiviteit verrichten, bevoegd om hun aanspraken te honoreren, wanneer deze werknemers slachtoffer zijn van de insolventie van hun werkgever en hun loonactiviteit verrichten in een lidstaat voor rekening van het daar gevestigde filiaal van een vennootschap die is opgericht volgens het recht van een andere lidstaat waar deze vennootschap haar hoofdkantoor heeft en in staat van liquidatie is gesteld.

[275] Arrest van het Hof van 16 december 1999, C-198/98, Everson, Jurispr. 1999 blz. I-8903.

In België heeft het Hof van Cassatie [276] in een zaak betreffende het verbod op misleidende reclame, zonder in te gaan op het verzoek van een van de partijen om het Hof van Justitie een prejudiciële vraag voor te leggen, de uitlegging van het Hof van Beroep van Luik van het begrip "consument" bevestigd, een begrip dat beschermd wordt door de Wet betreffende de handelspraktijken en de bescherming van de consument [277], waarvan de bepalingen op het gebied van misleidende reclame Richtlijn 84/450 (misleidende reclame) [278] in Belgisch recht omzetten. Volgens genoemde uitlegging beschermt de wet de laag opgeleide en weinig oordeelkundige consument.

[276] Hof van Cassatie, 12 oktober 2000, Revue de jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, 2001, blz. 188-196.

[277] Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (Belgisch Staatsblad, 29 augustus 1991).

[278] Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame (PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17).

De Belgische staat had een vordering tot staking ingesteld tegen een postorderbedrijf, omdat het reclamemethoden zou gebruiken die door bovenstaande wet werden verboden. De vordering betrof onder andere een verkoopactie in de vorm van een opiniepeiling bedoeld om de klant over te halen een bestelling te plaatsen, en een geschenk dat bij aankoop van een goed of dienst werd aangeboden. Hoewel hij in eerste aanleg grotendeels in het gelijk was gesteld, ging de Belgische staat niettemin tegen het vonnis in hoger beroep, dat op deze twee punten niet met zijn eis overeenkwam. Het Hof van Beroep van Luik willigde de eis in hoger beroep in en vernietigde het vonnis. Vervolgens wendde het postorderbedrijf zich tot het Hof van Cassatie. De eerste rechtsgrond die eiser aanvoerde en die zowel op bovenstaande wet als op voornoemde Richtlijn 84/450 was gebaseerd, betrof een verwijt aan het Hof van Beroep vanwege diens uitlegging van het begrip beschermde consument, namelijk de weerloze consument die gespeend is van een kritisch denkvermogen. Eiser stelde dat de beslissing van het Hof van Beroep wettelijk niet gerechtvaardigd is, voor zover de omschrijving van het begrip beschermde consument, die aan de redenering van het Hof ten grondslag ligt, fout is. Het Hof van Beroep had namelijk geoordeeld dat "de minst alerte consumenten moeten worden beschermd, zij die kritiekloos aanvaarden wat hen handig wordt voorgesteld en de valstrikken, overdrijvingen of het bedrieglijk stilzwijgen van de reclamemaker niet ontwaren". Eiser stelde daarentegen dat de wet in kwestie de "gemiddelde consument uitgerust met een normaal en redelijk verstand" beschermt. Hij wees, wat dit aangaat, op de noodzaak voor de nationale rechter om de bepalingen van bovenstaande wet te interpreteren overeenkomstig Richtlijn 84/450, die door deze bepalingen wordt omgezet. Hij wees eveneens op de jurisprudentie van het Hof van Justitie, waaruit blijkt dat het begrip consument in de zin van deze richtlijn betrekking heeft op een gemiddelde consument die is uitgerust met een normaal en redelijk verstand. Ten slotte stelde eiser het Hof van Cassatie voor zich, in geval van twijfel, met een prejudiciële vraag tot het Hof van Justitie te wenden.

Het Hof van Cassatie heeft het beroep verworpen. Het was allereerst van mening dat het Hof van Beroep, dat had bepaald dat in het onderhavige geval de praktijken in kwestie niet strookten met de eerlijke handelspraktijken, zijn beslissing uitsluitend had gebaseerd op artikel 94 van bovenstaande wet, dat elke handeling die niet strookt met eerlijke handelspraktijken, verbiedt. Om te beoordelen of een gedraging met eerlijke handelspraktijken in overeenstemming is, kan de rechter, volgens het Hof van Cassatie, rekening houden met de bijzondere situatie waarin bepaalde categorieën consumenten zich bevinden, en met de noodzaak hen beter te beschermen. Wat dit betreft heeft het Hof geoordeeld dat de beslissing in het arrest wettelijk gerechtvaardigd was, omdat in het arrest werd geoordeeld dat de wet de laag opgeleide en weinig ontwikkelde consument beschermt. Wat betreft het middel ontleend aan de uitlegging van Richtlijn 84/450, heeft het Hof van Cassatie alleen maar gezegd dat de richtlijn niet door voornoemd artikel 94 werd omgezet en dat uit de eerdere overwegingen bleek dat de beslissing in het arrest op deze grondslag wettelijk gerechtvaardigd was. Het Hof heeft derhalve de argumenten die werden ontleend aan de artikelen 7 - omschrijving van het begrip consument -, 22 en 23 - verbod op misleidende reclame - van de wet, betreffende de handelspraktijken ter zijde geschoven, hetgeen bijgevolg ook geldt voor de argumenten ontleend aan de bepalingen van de communautaire richtlijn waarvan zij de omzetting in Belgisch recht vormen.

Ook in België heeft het Hof van Cassatie, in zijn arrest van 25 februari 2000 [279], zijn jurisprudentie van een arrest van 7 mei 1999 [280] bevestigd, als het gaat om de toepassing van de mededingingsregels op de vrije beroepen; het betreft hier een zaak tegen de Orde van Apothekers. Het Hof heeft herhaald dat de Orde van Apothekers een "ondernemersvereniging" vormt in de zin van de wet op de mededinging, die is gebaseerd op de artikelen 81 (ex-artikel 85) en volgende EG, en dat zijn beslissingen door de disciplinaire instanties van de Orde in het licht van de mededingingsregels op hun rechtsgeldigheid dienen te worden onderzocht, voor zover zij ten doel of tot gevolg hebben dat de mededinging wordt geschaad. Wanneer een orgaan van de Orde van Apothekers aan een of meerdere van zijn leden mededingingsbeperkingen oplegt die niet nodig zijn om de grondregels van het beroep te handhaven, maar die in werkelijkheid bedoeld zijn om bepaalde materiële belangen van de apothekers te behartigen of een economische regeling in het leven te roepen of in stand te houden, kan het gaan om een beslissing van een orgaan van een ondernemersvereniging, waarvan de nietigheid ambtshalve door de Raad van Beroep kan worden vastgesteld. Een beslissing waarin een disciplinaire straf gebaseerd wordt op een algemeen en absoluut reclameverbod en waarin elke vorm van mededinging op de farmaceutische markt veroordeeld wordt, is niet wettelijk gerechtvaardigd.

[279] Hof van Cassatie, 25 februari 2000, nr. D.98.0041.F.

[280] Hof van Cassatie, 7 mei 1999, Rechtskundig Weekblad, 1999-2000, blz. 112-11, vermeld in het XVIIde jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht.

Eveneens in België heeft het Hof van Beroep van Brussel zich, in een arrest van 15 september 2000 [281], in kort geding uitgesproken over de reikwijdte van de communautaire uitputting en over het begrip "toestemming" van de houder van het merk voor het in de handel brengen in de Europese Economische Ruimte van een merkproduct in de zin van artikel 7 van de eerste Merkenrichtlijn 89/104 [282], zoals door het Hof van Justitie geïnterpreteerd. Partijen bij het geschil waren een vennootschap naar Amerikaans recht, houdster van een beroemd spijkerbroekenmerk, en een groot distributiebedrijf dat producten voorzien van dat merk verkoopt en daarbij van parallelle invoer gebruikmaakt. De vennootschap heeft tegen het distributiebedrijf een vordering ingesteld om gedaan te krijgen dat het bedrijf het merk niet langer zou gebruiken voor producten die van het merk zijn voorzien, tenzij deze door de houdster of met haar toestemming in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht. Subsidiair vroeg verzoekster het Hof van Beroep zijn beslissing in afwachting van het arrest van het Hof van Justitie in de zaken Davidoff et Levi-Strauss [283] op te schorten en, nog in sterkere mate subsidiair, aan het Hof van Justitie een reeks prejudiciële vragen te stellen over de uitlegging van artikel 7 van voornoemde richtlijn, zoals geïnterpreteerd in het arrest Sebago [284].

[281] Hof van Beroep van Brussel, 15 september 2000, Revue de droit intellectuel, 2000, blz. 263-284.

[282] Zie noot nr. 50.

[283] Gevoegde zaken C-414/99 (PB C 6 van 8.1.2000, blz. 18) en C-415/99 (PB C 79 van 18.3.2000, blz. 5), aanhangig.

[284] Arrest van het Hof van 1 juli 1999, C-173/98, Jurispr. blz. I-4103.

Het Hof van Beroep heeft in de eerste plaats geoordeeld dat het recht dat een merk aan de houder ervan verleent om een derde te verbieden het merk in de EER te gebruiken voor producten die buiten de EER in de handel zijn gebracht en niet met toestemming van de houder opnieuw op het grondgebied van de EER zijn geïntroduceerd, overeenkomstig de communautaire jurisprudentie [285], beoogt de integriteit van de interne markt te waarborgen. In antwoord op een argument van verweerder voegt het daaraan toe dat dit recht derhalve niet afhankelijk kan zijn van de voorwaarde dat het gebruik bovendien op het eerste gezicht de functie van herkomstaanduiding van het merk schaadt of dat dit gebruik plaatsvindt onder omstandigheden die beschadiging van het imago van het merk bij het publiek mogelijk maken.

[285] Arrest van het Hof van 16 juli 1998, C-355/96, Silhouette, Jurispr. blz. I-4799.

Het Hof van Beroep geeft aan dat de bescherming die merkhouders binnen de EER genieten, niet kan afhangen van een beperking van de uitvoer naar de EER, die de houder oplegt aan elk van zijn distributeurs in derde landen, aangezien internationale uitputting krachtens artikel 7 van voornoemde Richtlijn 89/104 is verboden. Een andere beslissing zou volgens het Hof van Beroep betekenen dat het beginsel van de internationale uitputting opnieuw wordt geïntroduceerd, omdat de merkhouder onmogelijk het bewijs kan leveren dat het mondiale distributienetwerk van producten die van een merk voorzien zijn, ondoordringbaar is. Voorts zou de omstandigheid dat de houder zijn distributeurs in derde landen niet heeft verboden naar de EER te exporteren, niet de minste invloed hebben op de verplichting voor de houders om het specifieke doel van het merkenrecht te eerbiedigen, namelijk het uitsluitende recht om het merk te gebruiken wanneer een product voor het eerst in de EER op de markt wordt gebracht. Uit het ontbreken van dergelijke maatregelen zou derhalve op geen enkele wijze kunnen worden opgemaakt dat de houder impliciet toestemming geeft om producten uit derde landen in de EER in de handel te brengen. Ten slotte wijst het Hof van Beroep erop dat, overeenkomstig voornoemd arrest Sebago, de begrippen "in de handel brengen in de EER" en "toestemming van de houder voor het in de handel brengen" in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn per geval moeten worden geanalyseerd, of het nu gaat om een exemplaar of een partij van het product waarvoor de uitputting wordt ingeroepen. Het Hof geeft aan dat, in tegenstelling tot hetgeen verweerder verklaarde, op grond van deze uitlegging de merkhouder niet kan worden verplicht op de producten een teken aan te brengen waardoor alle wederverkopers kunnen nagaan of de producten die van het merk zijn voorzien, al dan niet voor de Europese markt bestemd zijn. Het voegt daaraan toe dat bij twijfel over de vraag of de producten legaal binnen de EER in de handel zijn gebracht, de wederverkoper moet concluderen dat er geen toestemming is verleend en dat hij de betreffende producten niet moet aanschaffen met het oog op wederverkoop. Wat betreft de bewijslast van de communautaire uitputting geeft het Hof van Beroep aan dat het aan de tegenpartij van de merkhouder is documenten te overleggen waaruit blijkt dat voor de producten die hij doorverkoopt, door een erkende wederverkoper een factuur is opgemaakt alvorens het product in de distributieketen terechtkomt.

In antwoord op het argument van verweerder dat de merkhouder zijn uitsluitende recht misbruikte door te trachten de mededinging aangaande de betreffende producten binnen de EER te beperken, wijst het Hof van Beroep er ten slotte op dat geen enkele invoerbelemmering voor producten uit derde landen een obstakel voor de vrijheid van intracommunautaire handel zou kunnen vormen en dat, indien het beginsel van het verbod op internationale uitputting invloed op dergelijke producten heeft, het doel daarvan is de integriteit van de interne markt te behouden.

In Spanje heeft het Tribunal Constitucional in een arrest van 30 november 2000 [286] zijn jurisprudentie bevestigd volgens welke het afgeleide Gemeenschapsrecht, dat geen grondwettelijke status bezit en derhalve niet in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling van de grondwettigheid van normen die de status van wet hebben, niettemin een interpretatiecriterium vormt als het gaat om het bepalen van de betekenis en de reikwijdte van de rechten en vrijheden die door de Spaanse grondwet worden erkend. Het beroep, dat door de Spaanse ombudsman was ingesteld, had als doel enkele bepalingen van de Spaanse wet inzake de bescherming van persoonsgegevens [287], die Richtlijn 95/46 [288] in Spaans recht omzet, nietig te verklaren. Verzoeker beweerde onder andere dat het grondrecht op eerbiediging van de privacy zoals erkend door de Grondwet was geschonden en dat men zich niet had gehouden aan de grondwettelijke beperkingen met betrekking tot het informaticagebruik, die vastgelegd waren om dit recht te waarborgen. Volgens verzoeker had de Spaanse wetgever namelijk een bredere opvatting dan in de richtlijn gehanteerd wat betreft de uitzonderingen op de informatieplicht die het hoofd gegevensverwerking heeft jegens de persoon die deze gegevens moet verstrekken, en op het recht dat deze persoon heeft om dergelijke gegevens in te zien. Het Tribunal Constitucional heeft de in beroep betwiste bepalingen van de wet inzake de bescherming van persoonsgegevens nietig verklaard, onder verwijzing naar voornoemde richtlijn en naar artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, die zijn grondwettelijke interpretatie van deze rechten versterken.

[286] Tribunal Constitucional, Pleno, 30 november 2000, nr. 292/2000, Diario La Ley nr. 5213, 27 december 2000.

[287] Ley Orgánica nr. 15/1999, de 13 de diciembre, de Protección de Datos de Carácter Personal (Boletín Oficial del Estado nr. 298, 14 december 1999).

[288] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

In een uitspraak van 24 april 2000 [289], die na een prejudicieel arrest van het Hof van Justitie [290] werd gewezen, was het Juzgado de Primera Instancia e Instrucción nr. 5 van Oviedo van oordeel dat het Hof in dit arrest "een kans heeft gemist" om Richtlijn 93/83 (auteursrecht/kabel en satelliet) [291] te interpreteren in het licht van de Berner Conventie en een voor de nationale rechterlijke instanties van de lidstaten noodzakelijke eenvormige uitlegging te geven van de bepalingen die bij deze verwijzing in het geding zijn. Het Juzgado streefde ernaar te weten te komen of er sprake was van een "mededeling aan het publiek" of van "ontvangst door het publiek" in de zin van de richtlijn in het geval van een hotel dat per satelliet of via de aarde televisiesignalen opving en deze door middel van de kabel in de verschillende kamers van het hotel bracht. Om het gebrek aan eenvormigheid in de uitlegging van de richtlijn te onderstrepen, heeft het Juzgado uitgebreid de voorbeelden besproken van tegenstrijdige jurisprudentie van de rechterlijke instanties in Spanje en in de andere lidstaten. Voorts stelde het Juzgado, onder verwijzing naar de conclusies die de advocaat-generaal in deze zaak had getrokken en overeenkomstig de door deze laatste voorgestelde uitlegging van de Berner Conventie, dat er sprake is van een mededeling aan het publiek waarvoor toestemming van de auteurs nodig is of waarover auteursrechten moeten worden betaald, wanneer er televisiesignalen worden opgevangen en deze via de kabel in de verschillende kamers van een hotel worden gebracht. Het Juzgado baseert zich daarbij op het door de advocaat-generaal voorgestelde criterium van het "winstoogmerk" van de distributie en op de kwalificatie van de klanten van het hotel als "successief publiek", elementen waardoor dit type distributie kan worden onderscheiden van distributie in een huiskamer.

[289] Juzgado de Primera Instancia e Instrucción nr. 5 van Oviedo, 24 april 2000, Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA) c. Hostelería Asturiana, SA (HOASA).

[290] Arrest van het Hof van 3 februari 2000, C-293/98, Egeda, Jurispr. blz. I-629.

[291] Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15).

In Frankrijk heeft de Chambre commerciale van het Franse Cour de cassation in een arrest van 22 februari 2000 [292] een serie beroepen verworpen waarin een kwalificatie werd betwist van geneesmiddelen die uitsluitend door apothekers mogen worden verkocht. Het betrof een kwalificatie die het Cour d'appel van Amiens gaf aan een reeks producten waarvan beweerd werd dat zij tot de in een apotheek verkochte drogisterijartikelen behoorden. Het Cour de cassation heeft de Richtlijnen 76/768 van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten en 65/65 betreffende farmaceutische specialiteiten toegepast, alsmede de jurisprudentie van het Hof van Justitie in de zaak Upjohn [293] als het gaat om de "functionele" of "aandienings"-definitie van geneesmiddelen. Het bevestigt voorts het standpunt van het Cour d'appel, dat onder verwijzing naar het arrest Keck en Mithouard [294] had gemeend dat het verbod op de verkoop van bepaalde producten buiten apotheken onder de verkoopvoorschriften valt waardoor artikel 30 van het Verdrag (thans artikel 28 EG) daarop niet van toepassing is, aangezien de nationale regelgeving wettelijk en feitelijk dezelfde invloed heeft op het in de handel brengen van nationale en ingevoerde producten.

[292] Cour de cassation, chambre commerciale, financière et économique, arrest van 22 februari 2000, Beiersdorf, Bulletin des arrêts de la Cour de cassation - Chambres civiles 2000, IV, nr 34.

[293] Arrest van het Hof van 16 april 1991, C-112/89, Jurispr. 1991, blz. I-1703.

[294] Arrest van het Hof van 24 november 1993, gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Jurispr. 1993, blz. I-6097.

Er zij opgemerkt dat de Chambre criminelle van het Franse Cour de cassation tot dezelfde conclusie is gekomen in een arrest van 5 september 2000 [295]. Daarin staat dat "de regelgeving ter instelling van een geneesmiddelenmonopolie, die zonder onderscheid van toepassing is op uit de lidstaten en de Europese Gemeenschap ingevoerde producten en nationale producten, op grond van de artikelen 30 en 36 van het Verdrag (thans de artikelen 28 en 30 EG) gerechtvaardigd is uit hoofde van de bescherming van de volksgezondheid".

[295] Cour de cassation, chambre criminelle, arrest van 5 september 2000, Gabard, Bulletin des arrêts de la Cour de Cassation - Chambre criminelle, 2000, nr. 26.

In een arrest van 14 juni 2000 [296] heeft het Cour d'appel van Parijs dezelfde conclusies getrokken als het arrest Parodi van het Hof van Justitie [297] en heeft het kritiek geleverd op de jurisprudentie van het Cour de cassation [298] betreffende de voorwaarden waaronder een kredietinstelling die in een andere lidstaat is gevestigd, in Frankrijk een hypothecaire lening kan verstrekken. Het Cour d'appel heeft namelijk verklaard dat de Franse wetgeving voorafgaand aan Richtlijn 89/646 [299] van de Raad "niet slechts een hinderpaal opwierp voor het vrij verrichten van bankdiensten door van kredietinstellingen die in een andere lidstaat gevestigd en erkend zijn, te verlangen dat zij opnieuw erkenning verkrijgen van de toezichthoudende instantie van de staat van bestemming, maar tevens de uitoefening van deze communautaire vrijheid onmogelijk maakte door aan de erkenning de voorwaarde te verbinden dat de dienstverrichter op het nationale grondgebied moest zijn gevestigd".

[296] Cour d'appel van Parijs, arrest van 14 juni 2000, SCI Parodi, Recueil Dalloz, 2000, Jur., blz. 614-616.

[297] Arrest van het Hof van 9 juli 1997, C-222/95, Jurispr. blz. I-3899.

[298] Cour de cassation, Chambre commerciale, financière et économique, arrest van 20/10/98, SCI Parodi, Bulletin des arrêts de la Cour de Cassation - Chambres civiles 1998, IV, nr. 246.

[299] Tweede Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG (PB L 386 van 30.12.1989, blz. 1).

Het Cour d'appel heeft vervolgens onderzoek gedaan naar het onontbeerlijke karakter van dergelijke wetgeving in het licht van de te beschermen belangen en daartoe het onderscheid overgenomen dat het Hof van Justitie had gemaakt in punt 29 van voornoemd arrest Parodi, en wel naar de aard van de bankactiviteit in kwestie en het risico dat de begunstigde van de dienst liep. Het was van oordeel dat de Franse wetgeving verderging dan objectief gezien nodig was om de haar toevertrouwde belangen te beschermen en heeft bijgevolg verklaard dat genoemde wetgeving onverenigbaar met het Verdrag was.

In Griekenland heeft de Symvoulio tis Epikrateias (Raad van State) via een elliptische redenering in zijn arrest van 30 maart 1999 [300] niet de uitlegging van het Hof van Justitie in het arrest van 5 juni 1997, SETTG [301], gevolgd, dat werd gewezen na prejudiciële verwijzing door de Symvoulio tis Epikrateias. Het Hof had geoordeeld dat de Griekse regelgeving die de rechtsvorm van de arbeidsovereenkomst verplicht stelt voor verrichtingen van toeristengidsen ten behoeve van reisorganisatoren die toeristische programma's opzetten, in strijd was met artikel 59 van het EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 49 EG). De Symvoulio tis Epikrateias is van mening dat de door het Hof gegeven uitlegging in het onderhavige geval niet relevant is, voor zover het geschil niet samenhangt met het Gemeenschapsrecht. Volgens hem is er geen enkele verbinding met het Gemeenschapsrecht omdat geen van de partijen bij het geschil bestaat uit communautaire onderdanen die in een andere lidstaat zijn gevestigd en hun diensten in Griekenland willen aanbieden. Op deze wijze wordt de regelgeving die het voorwerp van de prejudiciële verwijzing was, gezien als een eenvoudige rechtsgrondslag voor de arbitrale uitspraak waar de Symvoulio tis Epikrateias tijdens de hoofdprocedure toezicht op houdt. Deze arbitrale uitspraak is het enige werkelijke voorwerp van het geschil. De Symvoulio tis Epikrateias laat derhalve voor de oplossing van het geschil het vraagstuk van de onverenigbaarheid van deze regelgeving met het Gemeenschapsrecht volledig buiten beschouwing, hetgeen ook geldt voor de verplichting die daaruit voortvloeit om deze regelgeving, in voorkomend geval, niet als rechtsgrondslag voor de arbitrale uitspraak toe te passen. Er is blijkbaar geen enkele toelichting gegeven op de redenen waarom de hoogste rechterlijke instantie tot het oordeel is gekomen dat het antwoord van het Hof van Justitie op haar prejudiciële vraag geen invloed heeft op het voorwerp van het geschil.

[300] Symvoulio tis Epikrateias, 30 maart 1999, 1014/1999, To Syntagma, 1999, blz. 1129-1135, Elliniki Dikaiosyni 2000, p. 1131, EDDDD 2000, blz. 400.

[301] C-398/95, Jurispr. blz. I-3091.

Eveneens in Griekenland is nog een verschil tussen een prejudicieel arrest van het Hof van Justitie [302] en de eindbeslissing van de verwijzende rechterlijke instantie op te merken in drie vonnissen van de administratieve rechtbank van Athene op 31 augustus 1999. Laatstgenoemde was namelijk van oordeel dat de niet-omzetting van Richtlijn 89/48 betreffende de erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten [303], in dit geval geen schending door de staat van zijn communautaire verplichtingen vormde en daarom geen verplichting met zich meebrengt tot herstel van de schade die particulieren als gevolg van de niet-omzetting hebben geleden [304]. De administratieve rechtbank lijkt daarmee verder te gaan dan de voorschriften van het arrest van het Hof, dat slechts had vastgesteld dat de richtlijn bij een zuiver interne aangelegenheid van een lidstaat niet van toepassing was, zonder zich te mengen in de discussie over de voorwaarden van de wettelijke aansprakelijkheid van de staat als gevolg van de niet-omzetting van de richtlijn. Voorts werd de veroordeling van Griekenland wegens dezelfde niet-omzetting van Richtlijn 89/48 door een vroeger arrest van het Hof van Justitie [305] niet in aanmerking genomen.

[302] Arrest van het Hof van 2 juli 1998, Kapasalakis, gevoegde zaken C-225/95, C-226/95 en C-227/95, Jurispr. blz. I-4239.

[303] Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PB 1989, L 19, blz. 16).

[304] Dioikitiko Protodikeio Athinon, 31 augustus 1999, 8240/1999, 8241/1999 en 8242/1999.

[305] Arrest van 23 maart 1995, C-365/93, Griekenland/Commissie, Jurispr. blz. I- 499.

In Italië heeft het Corte costituzionale uitspraak gedaan in het kader van een controle voorafgaand aan de organisatie van een referendum voor de intrekking van een wet. Hierbij heeft het zich uitgesproken over de verplichtingen die voor de lidstaten gelden als gevolg van de tenuitvoerlegging van een communautaire richtlijn [306]. In Italië kan een referendum over de intrekking van een wet slechts worden uitgeschreven wanneer aan twee voorwaarden is voldaan: het verzoek om een referendum dient door 500.000 kiezers te zijn ondertekend en het Corte constituzionale moet vooraf hebben nagegaan of de vraag van het referendum niet in strijd is met de grondwet. In het onderhavige geval werd in het voorgestelde referendum gevraagd om schrapping van artikel 5 van wet nr. 863 van 19 december 1984, dat het beroep op een deeltijdarbeidsovereenkomst beperkt. Deze materie wordt behandeld in Richtlijn 97/81 [307] betreffende de door de UNICE, het CEEP en de EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdwerk, die op 20 januari 2000 afliep en die de Italiaanse staat nog niet had omgezet.

[306] Corte costituzionale, 7 februari 2000, Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, 2000, Spec. 1, nr. 7, blz. 65.

[307] Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid - Bijlage : Kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid (PB L 14 van 20.1.1998, blz. 9).

Het Corte costituzionale heeft eerst nagegaan of de gestelde vraag verenigbaar was met de grenzen die in artikel 75, tweede alinea, van de grondwet aan het gebruik van het referendum worden gesteld; dit artikel verbiedt onder andere referenda over wetten ter ratificatie van internationale verdragen. Tegelijkertijd werd gekeken naar de verenigbaarheid met de beperkingen die voortvloeien uit een systematische uitlegging van de grondwet. Een dergelijke uitlegging houdt in dat moet worden onderzocht of het referendum verenigbaar is met de bepalingen van de communautaire richtlijnen en dat moet worden nagegaan of deze geen gevolgen hebben die kunnen verhinderen dat een wet wordt ingetrokken, voor zover de Italiaanse staat door een dergelijke intrekking niet aan de verplichtingen die uit het afgeleide Gemeenschapsrecht voortvloeien, kan voldoen. Vervolgens was het Corte costituzionale, na het primaat van het Gemeenschapsrecht ten opzichte van het nationale recht te hebben bevestigd, van mening dat de wet waarvan de intrekking werd gevraagd, een "harde kern" vormde van bepalingen die reeds in overeenstemming met de richtlijn waren. Zij kon dan ook niet worden ingetrokken zonder dat er andere maatregelen zouden worden getroffen om de verplichtingen van de richtlijn na te komen. Anders gezegd, de situatie van "preconformiteit" (preconformazione) die door deze wet werd geschapen, moest na het verstrijken van de termijn voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn behouden blijven. Wat dit betreft verwijst het Corte costituzionale naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie volgens welke de verplichting tot loyale samenwerking die op de lidstaten rust, betekent dat zij vanaf de inwerkingtreding van een richtlijn tot de vervaldatum ervan, afzien van elke maatregel die het door deze richtlijn gewenste resultaat in gevaar kan brengen [308]. Het Corte costituzionale stelt vast dat in dit geval niet alleen de omzettingstermijn voor Richtlijn 97/81 op 20 januari 2000 afliep, waardoor de Italiaanse staat op dit punt in gebreke bleef, maar dat daarnaast in de richtlijn uitdrukkelijk wordt bepaald dat de tenuitvoerlegging ervan geen rechtvaardiging kan vormen voor enige achteruitgang ten opzichte van de bestaande situatie in een lidstaat wat betreft de bescherming die werknemers wordt geboden. Door voornoemde bepaling middels een referendum te schrappen, zou de bescherming van werknemers zoals deze in de regelgeving over deeltijdwerk is vastgelegd, eenvoudigweg komen te vervallen. De Italiaanse staat zou dan aansprakelijk worden gesteld wegens schending van een specifieke verplichting van het Gemeenschapsrecht en er zou sprake zijn van strijdigheid met artikel 75, tweede alinea, van de grondwet.

[308] Arrest van het Hof van 18 december 1997, C-129/96, Inter-Environnement Wallonie, Jurispr. blz. I-7411.

Eveneens in Italië heeft ook het Corte di cassazione zich in een arrest van 1 februari 2000 uitgesproken over de directe werking van een richtlijn voor situaties die zijn ontstaan vóór het verstrijken van de termijn waarbinnen de lidstaten deze ten uitvoer moeten hebben gelegd [309]. Richtlijn 93/13 [310] betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten werd ten uitvoer gelegd krachtens wet nr. 52 van 6 februari 1996, terwijl de omzettingstermijn op 31 december 1994 afliep. Ingevolge artikel 10 van deze richtlijn geldt zij voor alle overeenkomsten die na deze datum zijn gesloten. Overeenkomstig voornoemde wet van 1996 wordt in het nieuwe artikel 1469-bis van het Italiaanse burgerlijk wetboek een beding oneerlijk genoemd op grond waarvan een rechter die in een andere plaats zetelt dan de woon- of verblijfplaats van de consument, bevoegdheid krijgt toegekend. De Giudice di pace di Roma was een geschil voorgelegd over een overeenkomst die in mei 1994 was gesloten tussen een ondernemer en een consument en had zich onbevoegd verklaard ten gunste van de rechter in de verblijfplaats van de consument (Udine), omdat de in voornoemd nieuw artikel 1469-bis van het burgerlijk wetboek vastgelegde consumentenbescherming ook van toepassing was op overeenkomsten die vóór de inwerkingtreding van de wet ter uitvoering van Richtlijn 93/13 waren gesloten, krachtens de directe werking daarvan. De ondernemer tekende tegen deze beslissing beroep aan bij het Corte di cassazione, dat het aangevochten arrest vernietigde en de zaak terugverwees naar de Giudice di pace di Roma voor een uitspraak ten gronde. Nadat het Corte di cassazione erop had gewezen dat een richtlijn pas rechtstreeks uitvoerbaar kan zijn wanneer de bepalingen ervan, inhoudelijk gezien, onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn en wanneer de betrokken lidstaat de richtlijn niet binnen de vastgestelde termijn ten uitvoer heeft gelegd, verklaarde het niet zeker te weten of Richtlijn 93/13 van de Raad aan de voorwaarde van nauwkeurigheid en onvoorwaardelijkheid voldoet. Het Corte di cassazione gaf evenwel aan dat, toen de omstreden overeenkomst werd getekend, te weten in mei 1994, de Italiaanse staat nog niet in gebreke was aangezien de termijn voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn, december 1994, nog niet verstreken was, zodat de directe werking van Richtlijn 93/13 nog geen gevolgen kon hebben voor het beding inzake de toekenning van bevoegdheid zoals de Giudice di pace di Roma had gesteld.

[309] Corte di cassazione, Sezione I, 1 februari 2000, nr. 1099, Giustizia civile, 2000, blz. 1690.

[310] Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1994, blz. 29).

Tenslotte heeft ook in Italië de Consiglio di Stato, in een zaak betreffende de privatisering van een luchtvaartmaatschappij via het op de markt brengen van het merendeel van haar aandelen, geoordeeld dat een ministerieel decreet dat de deelneming van openbare en zelfs economische organen en van overheidsondernemingen in het kapitaal van de maatschappij tot 2% beperkt, in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht [311]. In het onderhavige geval heeft een overheidsonderneming waarvan de comune en provincia Milano 99% van het aandelenkapitaal in handen had, zich tot de Tribunale amministrativo regionale Lazio gewend om gedaan te krijgen dat het beding in de aankondiging van de verkoop van de aandelen van de luchtvaartmaatschappij, waarin voornoemde grens van 2% was opgenomen, nietig zou worden verklaard. Verzoekster beriep zich onder meer op schending van het non-discriminatiebeginsel, van de vrijheid van vestiging en van kapitaalverkeer en op het evenredigheidsbeginsel. Wat dit betreft had de Tribunale amministrativo in zijn arrest van 14 juli 1999 het beroep verworpen, omdat hij van mening was dat het evenredigheidsbeginsel geen onafhankelijk criterium voor de beoordeling van de wettigheid van communautaire handelingen vormde, maar uitsluitend een criterium voor de uitlegging van bepalingen van het Verdrag [312]. Verzoekster stelde beroep in bij de Consiglio di Stato, dat de in eerste aanleg gegeven beslissing bevestigde en de reikwijdte van het evenredigheidsbeginsel preciseerde.

[311] Consiglio di Stato, Sezione VI, 1 april 2000, Il Consiglio di Stato, 2000, I, blz. 833-847.

[312] Tribunale amministrativo regionale del Lazio, Sezione III, 14 juli 1999, nr. 2155, I tribunali amministrativi regionali, 1999, I, blz. 3126-3133.

De Consiglio di Stato verwijst naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie [313] volgens welke het evenredigheidsbeginsel een algemeen beginsel van Gemeenschapsrecht vormt dat de instellingen van de lidstaten bij de uitoefening van hun discretionaire bevoegdheden moeten eerbiedigen en dat in werking is om zowel de activiteit van de nationale wetgever als de wetgevingsbesluiten zelf te kunnen beoordelen. De Consiglio di Stato erkent dat het argument ontleend aan de schending van het evenredigheidsbeginsel onvoldoende door de partijen was ontwikkeld, maar verklaart niettemin dat het stellen van een grens aan de deelneming van overheidsondernemingen in het aandelenkapitaal van een vennootschap die zich in een privatiseringsfase bevindt, een maatregel vormt die noodzakelijk en passend is om de doelstellingen van een dergelijke operatie te verwezenlijken, namelijk de overdracht van de aandelen van een overheidsonderneming aan particulieren tegen een financiële compensatie waardoor de in de wet vermelde doelen van de overheid beter kunnen worden bereikt. Deze doelstellingen zouden teniet worden gedaan indien men toestond dat de aandelen van de staat aan een overheidsonderneming werden overgedragen en omgekeerd. Voorts geldt dat, wanneer de wettigheid van een dergelijke grens is erkend, deze niet door een rechterlijke instantie mag worden getoetst, omdat het hier gaat om een keuze van economisch beleid van de kant van de regering. Het is de regering die bepaalt wat de limiet is van de overheidsdeelneming in het aandelenkapitaal van een geprivatiseerde vennootschap.

[313] Arresten van het Hof van 12 maart 1987, 176/84, Commissie/Griekenland, Jurispr. blz. 1193; 19 juni 1980, gevoegde zaken 41/79, 121/79 en 796/79, Vittorio Testa e.a., Jurispr. blz. 1979; 25 februari 1988, C-427/85, Commissie/Duitsland, Jurispr. blz. 1123, en 27 oktober 1993, C-127/92, Enderby, Jurispr. blz. I-5535.

In het Verenigd Koninkrijk werd bij het Court of Appeal hoger beroep ingesteld tegen twee tegenstrijdige beslissingen van de High Court aangaande de overgang van ondernemingen in de zin van de Transfer of Undertakings (Protection of Employment) Regulations 1981, via welke Richtlijn 77/187 [314] in het Verenigd Koninkrijk is omgezet. Het Court of Appeal was van oordeel dat de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van de cedent jegens een werknemer in loondienst betreffende lichamelijk letsel dat laatstgenoemde vóór de overgangsdatum had opgelopen, krachtens artikel 5, lid 2, van de Regulations 1981 op de verkrijger overging [315]. Het Court of Appeal geeft namelijk aan dat artikel 5, lid 2, doelt op "alle rechten, bevoegdheden, plichten en verantwoordelijkheden van de cedent krachtens of in samenhang met de arbeidsovereenkomst" [316], hetgeen impliceert dat de overgang niet uitsluitend betrekking heeft op de contractuele rechten, maar op alle rechten die "in samenhang met" de arbeidsovereenkomst zijn ontstaan. Zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar de regeling voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is deze bepaling dus zo ruim dat zij ook deze vorm van aansprakelijkheid van de werkgever omvat. Bijgevolg was in dit geval de aansprakelijkheid van de werkgever wegens nalatigheid wel degelijk op de verkrijger overgegaan in de zin van de Regulations 1981.

[314] Richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB L 61 van 5.3.1977, blz. 26).

[315] Court of Appeal (Civil Division), 16 mei 2000, Martin tegen Lancashire County Council, Bernadone tegen Pall Mall Services Group Ltd and others, The All England Law Reports 2000, Vol. 3, blz. 544-560.

[316] "All the transferor's rights, powers, duties and liabilities under or in connection with the contract of employment".

In de tweede zaak was het Court of Appeal bovendien van oordeel dat de rechten van de cedent op een schadevergoeding krachtens een arbeidsongevallenverzekering eveneens op de verkrijger overgingen, hoewel de betreffende verzekering bij een derde (verzekeraar) was afgesloten. Het Court of Appeal wees erop dat Richtlijn 77/187 ten doel heeft de rechten van werknemers bij overgang van een bedrijf te beschermen, en was van mening dat de Regulations 1981, die de richtlijn in nationaal recht omzetten, voor zover mogelijk zodanig moesten worden uitgelegd dat de werknemers niet de rechten werden ontnomen die zij zouden genieten indien er geen overgang zou plaatsvinden, en die krachtens of in samenhang met de arbeidsovereenkomst zijn ontstaan. Bovendien omvat het recht van de werkgever op een schadevergoeding ten laste van de verzekeraar ook een aansprakelijkheid die in samenhang met de arbeidsovereenkomst is ontstaan. Bijgevolg was in dit geval het voordeel van de door de cedent afgesloten verzekering op de verkrijger overgegaan.

Ook in het Verenigd Koninkrijk was het Court of Appeal [317] van mening dat artikel 7 van Richtlijn 93/104 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd [318] niet voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk was om rechtstreeks van toepassing te zijn. Daarbij had het de in eerste aanleg gegeven beslissing ongedaan gemaakt. In deze zaak tussen een zweminstructrice en haar werkgever, een regionale overheid, had de Employment Appeal Tribunal geoordeeld dat eiseres, die tijdens de schoolvakanties niet kreeg doorbetaald, recht had op een jaarlijks betaalde vakantie van vier weken krachtens artikel 7, lid 1, van de richtlijn: "De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken wordt toegekend, overeenkomstig de in de nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaarden voor het recht op en de toekenning van een dergelijke vakantie". Op het tijdstip waarop deze feiten zich voordeden, in 1997, was de richtlijn nog niet omgezet in het Verenigd Koninkrijk, hoewel dat vóór 23 november 1996 had moeten gebeuren. De omzetting vond plaats door middel van de op 1 oktober 1998 in werking getreden Working Time Regulations (SI 1998, No 1883). Eiseres stelde dat zij voor de periode tussen deze twee data de directe werking van deze bepaling tegen de overheid kon inroepen. Het Employment Appeal Tribunal was tot de conclusie gekomen dat artikel 7 voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk was om rechtstreeks van toepassing te zijn en dat eiseres er zich tegenover verweerster op kon beroepen.

[317] Court of Appeal (Civil Division), 21 juni 2000, Gibson tegen East Riding of Yorkshire District Council, Common Market Law Reports 2000, Vol. 3, blz. 329-338.

[318] Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 307 van 13.12.1993, blz. 18).

Lord Justice Mummery van het Court of Appeal onderzocht artikel 7 in het bredere kader van de aard, de algemene structuur en de formulering van de richtlijn en keek daarbij vooral naar het begrip "arbeidstijd", dat in artikel 2 van de richtlijn wordt omschreven als "de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken". Hij was van oordeel dat deze onnauwkeurige omschrijving die naar de wetgeving van de lidstaten verwees, bijzonder belangrijk was in de context van afdeling II betreffende de jaarlijkse vakantie, waaronder artikel 7 valt. Artikel 7 was weliswaar nauwkeurig als het gaat om de minimumperiode van de jaarlijkse betaalde vakantie, te weten vier weken, maar daaruit kon niet worden afgeleid dat de in deze bepaling genoemde verplichting zo nauwkeurig was dat een particulier zich daarop voor de nationale rechter kon beroepen. Omdat noch artikel 7 noch enige andere bepaling van de richtlijn antwoord gaf op de vraag welke "arbeidstijd" voor de werknemer moest gelden om op de in deze bepaling genoemde jaarlijkse vakantie aanspraak te kunnen maken, kwam Lord Justice Mummery tot de conclusie dat de ingeroepen bepaling geen directe werking kon worden toegemeten.

Eveneens in het Verenigd Koninkrijk werd bij het Outer House van het Court of Session [319] (Schotse rechtspraak) een vordering ingesteld betreffende de verbreking van een contract voor handelsagenten. Het wees enerzijds op het beginsel van overeenkomstige uitlegging van het nationale recht en verklaarde anderzijds dat, wanneer een van de onderdelen van een richtlijn aan het rechtsstelsel van een lidstaat is ontleend, een beroep op het recht van deze lidstaat kan worden gedaan om de exacte reikwijdte van de richtlijn te bepalen. Lord Hamilton stelde allereerst vast dat de door verzoeker ingeroepen Commercial Agents (Council Directive) Regulations 1993 waren aangenomen om Richtlijn 86/653 inzake zelfstandige handelsagenten [320] om te zetten en wees op de noodzaak om het nationale recht voor zover mogelijk niet alleen overeenkomstig de tekst en het doel van de richtlijn die het geacht wordt om te zetten, uit te leggen, maar ook overeenkomstig de uitlegging die daarvan door het Hof van Justitie wordt gegeven, hetgeen belangrijker is dan zich aan een letterlijke interpretatie van de nationale bepalingen te houden. Hij gaf voorts in het algemeen aan dat wetgeving ter omzetting van een communautaire richtlijn voor de overige regels van nationaal recht op het betrokken gebied slechts wijzigingen met zich meebrengt in zoverre deze strijdig met de bepalingen van de richtlijn zijn. Vervolgens ging het om de mogelijkheid om in Schotland een beroep te doen op het recht van een andere lidstaat en op de praktijk van de rechterlijke instanties van die staat om de reikwijdte te beoordelen van een communautaire richtlijn waarvan een van de onderdelen aan dat rechtsstelsel is ontleend. Lord Hamilton was van oordeel dat een dergelijke gang van zaken in overeenstemming was met de doelstelling van harmonisatie binnen de lidstaten. Zo kan het, voor zover de richtlijn in kwestie voorziet in een door het Franse recht geïnspireerde oplossing, met het oog op een geharmoniseerde aanpak nodig zijn om te kijken naar de ervaring van de Franse rechterlijke instanties op dit terrein, zonder evenwel de hulp van deskundigen op het gebied van het Franse recht te hoeven inroepen. Volgens hem betrof het de uitoefening van vergelijkend recht, waarbij de Schotse rechters volledig bevoegd zijn om met bronnen van buitenlands recht rekening te houden.

[319] Court of Session, Outer House, 10 maart 1999, Stewart Roy tegen M. R. Pearlman Ltd, Common Market Law Reports 1999,Vol. 2, blz. 1155-1171.

[320] Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (PB L 382 van 31.12.1986, blz. 17).

Aan het Inner House van het Court of Session werd een soortgelijke zaak voorgelegd [321]. Het wees op de noodzaak het nationale toepasselijke recht in het licht van het Gemeenschapsrecht te interpreteren. Het wist dat de in Richtlijn 86/653 vermelde compensatieregeling op het Franse recht gebaseerd was en legde de regelgeving van het Verenigd Koninkrijk uit in het licht van het Franse recht inzake het stelsel van compensatie en schadeloosstelling van zelfstandige handelsagenten na verbreking van hun contract.

[321] Court of Session, Inner House, 16 maart 2000, King tegen T. Tunnock Ltd, European Law Reports of Cases in the United Kingdom and Ireland 2000, blz. 531-550.

Tenslotte heeft nog steeds in het Verenigd Koninkrijk het Outer House van het Court of Session [322] zich uitgesproken over het vraagstuk van de uitputting van het aan een merk verbonden recht in een zaak betreffende de parallelle invoer van producten van het merk Davidoff vanuit Singapore naar het Verenigd Koninkrijk. De vordering die eisers, merkhouders, op grond van artikel 5 van Richtlijn 89/104 [323] hadden ingesteld, had als doel verweerders te verbieden zonder toestemming de van het merk voorziene producten in de Europese Economische Ruimte te distribueren en te verkopen. De partijen waren het erover eens dat het geschil in hoofdzaak het in artikel 7 van de richtlijn genoemde begrip "toestemming" betrof. Eisers voerden aan dat noch zij noch de vergunninghouders de goederen in de EER op de markt hadden gebracht en dat zij deze aan hun distributeurs te Singapore met het oog op de wederverkoop in deze regio ter beschikking hadden gesteld. De verkoop van de producten was in een contract naar Duits recht geregeld. Daarin werd de wederverkopers het uitsluitende recht toegekend de goederen op het in het contract vermelde Aziatische grondgebied te distribueren en kregen de distributeurs de verplichting opgelegd erop toe te zien dat deze beperking door de opeenvolgende wederverkopers zou worden geëerbiedigd.

[322] Court of Session, Outer House, 4 april 2000, Zino Davidoff SA tegen M&S Toiletries Ltd, Common Market Law Reports 2000, vol. 2, blz. 735-753.

[323] Zie noot nr. 50.

Het Outer House oordeelde dat verweerders niet hadden aangetoond dat zij toestemming van eisers hadden gekregen. Het was enerzijds van mening dat de intentie van eisers om de wederverkoop van de producten tot het in het contract vermelde grondgebied te beperken, duidelijk uit dat contract kon worden opgemaakt en anderzijds dat het argument van verweerders, volgens welke de toestemming van eisers impliciet voortvloeide uit het feit dat zij de latere invoer van de producten in de EER niet hadden verhinderd (bijvoorbeeld een uitdrukkelijke verbodsvermelding op de producten zelf), niet strookte met de realiteit van de handel in kwestie. Lord Ingarth van het Outer House nam afstand van de beslissing die in een gelijksoortige zaak [324] door Mr. Justice Laddie van de Chancellery Division van het Engelse High Court of Justice was gegeven. Laatstgenoemde had besloten dat Davidoff zijn Britse merkenrecht niet jegens uit Singapore ingevoerde producten kon laten gelden. Hij was van oordeel dat volgens het Engelse contractenrecht de merkhouder verondersteld werd in te stemmen met de wederverkoop van de goederen in de EER, omdat er op het moment dat de distributeur de goederen kocht, voor hem geen expliciete beperkingen golden. Er zij op gewezen dat de Engelse rechter zich met een prejudiciële vraag over het begrip impliciete toestemming tot het Hof heeft gewend [325]. Lord Kingarth onderstreepte de verschillen tussen dit geval en de Engelse beslissing, met name het feit dat het verkoopcontract onder het Duitse en niet onder het Engelse recht viel. Hij was van mening dat het op impliciete toestemming gebaseerde argument van de verdediging niet relevant was, gezien de duidelijke uitvoerbeperkingen die in het verkoopcontract waren vastgesteld, waarin stond dat de goederen slechts in de genoemde gebieden van Azië konden worden doorverkocht. In dit kader oordeelde de Schotse rechter dat er geen impliciete toestemming voor latere verkoop in de EER kon worden afgeleid.

[324] Davidoff SA/A&G Imports Ltd, [1999] 3 All ER 711.

[325] Zie voornoemde gevoegde zaken C-414/99, Davidoff, en C-415/99, Levi Strauss, noot 82.

Wat betreft het begrip "toestemming" als bedoeld in artikel 7 van de richtlijn, was Lord Kingarth van mening dat de redenering van eisers gegrond was. Deze deden, zonder te ontkennen dat er van impliciete toestemming sprake zou kunnen zijn, een beroep op het beginsel dat werd aangevoerd in het arrest Silhouette [326], volgens welke artikel 7, lid 1, in beperkende zin moet worden uitgelegd omdat het een uitzondering vormt op de rechten die artikel 5, lid 1, aan de merkhouder toekent.

[326] Arrest van het Hof van 16 juli 1998, C-355/96, Jurispr. 1998, blz. I-4799.

Tenslotte achtte de Schotse rechter het niet nodig een prejudiciële vraag aan het Hof voor te leggen, aangezien een dergelijke vraag over het begrip toestemming reeds aan het Hof gesteld was in voornoemde zaken Davidoff en Levi Strauss en geen van de partijen hem verzocht heeft zich tot het Hof te wenden. Daarna heeft het Outer House van het Court of Session [327] een voorlopig rechterlijk bevel (interim interdict) ten gunste van eisers gegeven. Meer bepaald vond Lord McCluskey dat door het bewust knoeien met de streepjescodes op het eerste gezicht de herkomst van de producten onduidelijk werd en de rechten van eisers werden geschonden.

[327] Court of Session, Outer House, 8 augustus 2000, Zino Davidoff SA tegen M&S Toiletries Ltd.

Ook in het Verenigd Koninkrijk heeft het High Court of Justice van het eiland Man [328] in een arrest van 19 januari 1999 in hoger beroep geoordeeld dat noch artikel 52 van het EG-Verdrag noch de communautaire regels inzake het vrije verkeer van personen en het vrij verrichten van diensten op het eiland Man van toepassing zijn en dat bijgevolg de arresten van het Hof van Justitie over deze kwesties geen enkel gevolg hebben voor het recht van het eiland Man. Het concludeerde daaruit dat de rechtbanken op het eiland geen gehoor aan deze arresten hoeven te geven.

[328] High Court of Justice of the Isle of Man, Staff of Government Division, 19 januari 1999, Fielding tegen Oake.

Eiser, een Brits onderdaan met het eiland Man als verblijfplaats, was vervolgd wegens het rijden zonder rijbewijs, meer dan drie maanden maar minder dan een jaar na zijn aankomst op het eiland. Hij was destijds houder van een geldig Brits rijbewijs dat hij echter niet binnen de in de lokale regelgeving vastgelegde termijn van drie maanden had ingeruild tegen een rijbewijs dat door de autoriteiten van het eiland werd afgegeven. Eiser beriep zich onder andere op een bepaling van de Road Traffic Act van 1985, op grond waarvan volgens hem de autoriteiten van het eiland de nodige maatregelen moesten treffen om op het eiland de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op vervoersgebied ten uitvoer te leggen. Het High Court verwierp dit argument en wees er daarbij allereerst op dat de communautaire regelgeving betreffende het wegvervoer krachtens Protocol nr. 3 bij de Toetredingsakte van 1972 niet op het eiland van toepassing is. Het voegt daaraan toe dat de door eiser ingeroepen bepaling de autoriteiten van het eiland weliswaar de bevoegdheid geeft maatregelen te nemen om het Gemeenschapsrecht toepasselijk te maken, maar dat deze geen enkele verplichting inhoudt. Eiser verwees tevens naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Skanavi en Chryssanthakopoulos [329], waarin strijdigheid met artikel 52 van het Verdrag werd geconstateerd wat betreft de vervolging van een persoon met een rijbewijs dat in een andere lidstaat was afgegeven en dat hij niet binnen de gestelde termijn had ingeruild tegen een rijbewijs dat werd afgegeven door de staat waarin hij verbleef. Het High Court oordeelde dat noch artikel 52 van het Verdrag betreffende de vrijheid van vestiging noch de communautaire regels inzake het vrije verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten op het eiland Man van toepassing zijn en dat bijgevolg deze jurisprudentie in het onderhavige geval niet relevant is.

[329] Arrest van het Hof van 29 februari 1996, C-193/94, Jurispr. 1996, blz. I-929.

2.6. Vierde vraag

In Oostenrijk heeft men bij het Oberste Gerichtshof twee zaken aanhangig gemaakt betreffende een weigering om de administratieve machtiging te verlenen die vereist is voor de aankoop van onroerend goed in Tirol.

In de eerste zaak [330] had een Duitse burger in juli 1997 een huis in Tirol gekocht om daar zijn hoofdverblijf te vestigen. De bevoegde autoriteit van eerste aanleg (Bezirkshauptmannschaft Schwaz) had de machtiging voor de aankoop van het onroerend goed geweigerd krachtens de wet van de deelstaat Tirol op vastgoedtransacties (Tiroler Grundverkehrsgesetz), hoewel verzoeker zich niet alleen had beroepen op het vrije verkeer van personen maar ook op de vrijheid van vestiging, waarbij hij had aangevoerd dat hij gemachtigd was in Oostenrijk een commerciële activiteit te verrichten. De bevoegde instantie paste de wettelijke bepalingen voor alle aankopen van goederen door buitenlanders op verzoeker toe en argumenteerde dat in de deelstaat Tirol voor deze vestiging een commercieel, cultureel of sociaal belang ontbrak.

[330] Oberster Gerichtshof, arrest van 10 juni 2000, 1 Ob 12/00x.

Het Oberste Gerichtshof was van oordeel dat de Bezirkshauptmannschaft had moeten weten dat de in haar beslissing vermelde voorwaarden niet van toepassing waren op de burgers van een lidstaat van de Europese Unie, hetgeen eveneens viel af te leiden uit een rondschrijven van de regering van de deelstaat Tirol. Gezien het primaat van het Gemeenschapsrecht en de jurisprudentie van het Hof had de Bezirkshauptmannschaft het vrije verkeer van personen en de vrijheid van vestiging moeten eerbiedigen, zelfs indien de nationale wet anders bepaalde. Het gaf aan dat de staat aansprakelijk kon worden gesteld wanneer een orgaan van een deelstaat het Gemeenschapsrecht niet of onjuist toepast. In dit geval werd de deelstaat Tirol derhalve veroordeeld tot vergoeding van de kosten die verzoeker als gevolg van de onrechtmatige beslissing had gemaakt om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen.

In de tweede zaak [331], waarin de rechter van eerste aanleg het Hof van Justitie om een prejudiciële uitspraak had verzocht [332], moest het Oberste Gerichtshof uiteindelijk beslissen of de deelstaat of de federale overheid verantwoordelijk was voor de vergoeding van schade die een particulier was berokkend doordat de wetgeving van een deelstaat het Gemeenschapsrecht niet had geëerbiedigd. Daar dit in de rechtsinterpretatie van Oostenrijk een controversiële vraag is, oordeelde het Oberste Gerichtshof in navolging van de argumentatie van het arrest van het Hof in voornoemde zaak Konle dat schade die aan particulieren is toegebracht door nationale maatregelen die strijdig zijn met het Gemeenschapsrecht, niet noodzakelijkerwijs door de federale overheid hoeft te worden vergoed. Naar analogie van de wet op de bestuurlijke aansprakelijkheid (Amtshaftungsgesetz), die regels bevat omtrent de aansprakelijkheid van een overheidsinstantie die een overtreding heeft begaan volgens "functionele en organisatorische criteria", kan alleen de betrokken deelstaat en niet de federale overheid verantwoordelijk zijn voor de vergoeding van de toegebrachte schade. Het verzoek werd dus verworpen, aangezien het betrekking had op de federale overheid en niet op de deelstaat Tirol.

[331] Oberster Gerichtshof, arrest van 25 juli 2000, 1 Ob 146/00b.

[332] Arrest van het Hof van 1 juni 1999, C-302/97, Konle, Jurispr. 1999, blz. I-3099.

In België heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 14 januari 2000 [333] een nadere omschrijving gegeven van de criteria voor de aansprakelijkheid van de staat wanneer deze een voorschrift aanneemt of goedkeurt dat niet strookt met een communautaire bepaling die directe werking in de nationale rechtsorde heeft. In dit geval betrof het nationale regelgeving inzake de technische kenmerken van voertuigen. Het Hof van Cassatie was van oordeel dat de handelingen van de overheidsinstantie moesten worden beoordeeld in het licht van de algemene criteria van het Belgische recht op het gebied van wettelijke aansprakelijkheid, die veel ruimer waren dan de in het Gemeenschapsrecht vastgestelde criteria [334].

[333] Hof van Cassatie, 14 januari 2000, nr. C.98.0477.F.

[334] In artikel 1382 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek worden de voorwaarden voor de wettelijke aansprakelijkheid genoemd, te weten een fout (schuld), schade en een oorzakelijk verband.

De oorspronkelijke vordering van eiseres had als doel een uitspraak waarin zou worden bepaald dat de Belgische staat een fout had begaan die eiseres schade had berokkend door in strijd met artikel 30 van het Verdrag (thans artikel 28 EG) de erkenning van autobussen uit andere lidstaten, die niet aan de Belgische regelgeving betreffende de draaicirkel van voertuigen voldoen, tegen te houden. Daarbij verlangde eiseres vergoeding van de haar toegebrachte schade. In het aangevochten arrest had het Hof van Beroep van Brussel, steunend op het arrest Factortame [335], geoordeeld dat de goedkeuring door een overheidsinstantie van een met het Verdrag strijdig voorschrift, slechts een fout vormt indien de schending van het Verdrag voldoende kenmerkend, ernstig en duidelijk is. Het gaf aan dat, wil er sprake zijn van een voldoende kenmerkende schending van het Verdrag, het beslissende criterium de overduidelijke miskenning van dit recht door de lidstaat is. Vervolgens had het de gegevens opgesomd die de bevoegde rechterlijke instantie in aanmerking zou kunnen nemen om het duidelijke karakter van de schending vast te stellen [336]. Op basis van de omstandigheden van de zaak was het Hof van Beroep tot de conclusie gekomen dat in dit geval de schending van artikel 30 van het Verdrag niet duidelijk was, althans niet gedurende de periode waarvoor schadevergoeding werd verlangd.

[335] Arrest van het Hof van 5 maart 1996, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jurispr. 1996, blz. I-1029.

[336] Het Hof van Beroep noemt onder andere de helderheid van de geschonden regel, de beoordelingsmarge die aan de nationale autoriteiten wordt gelaten, het doelbewuste of onvrijwillige karakter van de begane overtreding, de mate waarin een rechtsdwaling al dan niet te verontschuldigen is en de omstandigheid dat de houding van een Gemeenschapsinstelling heeft kunnen bijdragen tot het nalaten, goedkeuren of handhaven van nationale maatregelen die niet stroken met het Gemeenschapsrecht.

Het Hof van Cassatie heeft dit arrest vernietigd omdat het in strijd zou zijn met de nationale bepalingen op het gebied van wettelijke aansprakelijkheid. Het Hof van Cassatie erkent allereerst, onder voorbehoud van het bestaan van een vrijwaringsclausule, dat de overheidsinstantie een fout begaat wanneer zij een voorschrift aanneemt of goedkeurt dat niet strookt met een bepaling van internationaal recht die directe werking in de nationale rechtsorde heeft, zodat zij wettelijk aansprakelijk is indien deze fout schade tot gevolg heeft. Het wijst er vervolgens op dat het Hof van Beroep besloten heeft dat de onrechtmatige daad van de staat geen fout vormde, zonder daarbij te concluderen dat er een clausule voor de vrijwaring van aansprakelijkheid bestond. Uitsluitend op grond van deze vaststelling en zonder zich uit te spreken over de door het Hof van Beroep ontwikkelde beginselen van Gemeenschapsrecht, kwam het tot de conclusie dat het arrest in strijd is met de nationale bepalingen betreffende wettelijke aansprakelijkheid.

In Griekenland heeft de Symvoulio tis Epikrateias zich in het arrest 2079/1999 van 26 februari 1999 [337], gewezen in verband met de niet-omzetting van Richtlijn 89/48 [338], niet beziggehouden met de problematiek van het arrest Francovich, hoewel verzoeker zich had beroepen op de wettelijke aansprakelijkheid van de staat wegens niet-omzetting van de richtlijn en Griekenland voor deze nalatigheid door het Hof van Justitie was veroordeeld [339]. De Symvoulio tis Epikrateias erkent dat de staat verplicht is de richtlijn om te zetten, maar verklaart dat het aan de wetgevende en uitvoerende macht is het daartoe geëigende rechtsmiddel te kiezen waarbij hij uitsluit dat de rechterlijke macht zich met de kwestie mag bemoeien, met name via de erkenning van een wettelijke aansprakelijkheid van de staat wegens schending van zijn communautaire verplichtingen.

[337] Symvoulio tis Epikrateias, Olomeleia, 26 februari 1999, Deltio Forologikis Nomothesias, 1999, blz. 1783-1787; EDDDD, 2000, blz. 98-104; European Current Law, 2000, Part 6, nr. 75 (Engelse samenvatting).

[338] Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PB L 19 van 24.1.1989, blz. 16).

[339] Arrest van 23 maart 1995, zaak C-365/93, Jurispr. blz. I-499.

In Ierland heeft het Circuit Court in zijn arrest van 29 oktober 1999 in de zaak Dublin Bus tegen Motor Insurers' Bureau of Ireland (het MIBI) [340] de Francovich-jurisprudentie op vernieuwende wijze toegepast. Ierland had de tweede autoverzekeringsrichtlijn 84/5 [341] omgezet door middel van een overeenkomst met de verweerster, een privaatrechtelijke organisatie die de verzekeringsmaatschappijen vertegenwoordigt die op het terrein in kwestie werkzaam zijn. Deze overeenkomst bevatte een uitzonderingsbepaling die ruimer was dan haar tegenhanger in de richtlijn ten aanzien van de dekking van schade die door niet-geïdentificeerde voertuigen wordt veroorzaakt. In de overeenkomst was die dekking namelijk uitgebreid tot gevallen waarin de identiteit van de chauffeur niet kan worden achterhaald. Het Hof heeft voor recht verklaard dat de richtlijn op een verkeerde manier is omgezet. Bovendien moest volgens het Circuit Court het MIBI als partner van de staat, aan die staat worden verbonden, gezien de methode die de Ierse autoriteiten hadden gekozen om de richtlijn om te zetten. Het Circuit Court heeft derhalve het MIBI als vertegenwoordiger van de staat aangemerkt, waarvan de wettelijke aansprakelijkheid voor een voldoende kenmerkende omzettingsfout zou kunnen worden vastgesteld. Aangezien het MIBI reeds wist dat de uitzonderingsbepaling in de overeenkomst te ruim was en het zich reeds bereid had verklaard zich daarop in andere zaken niet te beroepen, heeft het Circuit Court bepaald dat aan de voorwaarden als vermeld in de arresten Francovich en British Telecom was voldaan, en het MIBI veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de partij die door de foutieve omzetting van de richtlijn benadeeld was.

[340] McMahon J., nog niet gepubliceerd.

[341] Tweede Richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB 1984 L 8 van 15.2.1984, blz. 17).

In Nederland heeft de Hoge Raad in een BTW-arrest van 29 maart 2000 [342] geoordeeld dat een naheffingsaanslag door de fiscale autoriteiten, die in strijd was met een bepaling van de Wet op de omzetbelasting, een bepaling die in overeenstemming met de Zesde BTW-Richtlijn 77/388 [343] werd geacht, geen schending van het Gemeenschapsrecht betekende en dat er derhalve krachtens het Gemeenschapsrecht geen aanleiding was om aan de benadeelde belastingplichtige schadevergoeding toe te kennen. De Hoge Raad heeft onderstreept dat Nederland de richtlijn weliswaar correct had omgezet, maar dat de omstreden wijziging niet gebaseerd was op belastbare feiten in de zin van de betreffende bepaling en dat de BTW in dit geval dus niet verschuldigd was. De belastingplichtige, die slechts het vaste bedrag terugbetaald had gekregen dat in de Wet op de fiscale procedures genoemd wordt, eiste voor de Hoge Raad vergoeding van de schade die bestond uit de werkelijk gemaakte kosten vanwege de procedure die hij tegen de naheffingsaanslag had aangespannen. Deze eis is derhalve verworpen.

[342] Hoge Raad, arrest van 29 maart 2000, Beslissingen in belastingzaken, 2000, 342.

[343] Zie noot nr. 20.

In het Verenigd Koninkrijk heeft het House of Lords [344] zich, in het kader van procedures die door duizenden spaarders tegen de Bank of England zijn ingesteld na de liquidatie van de Bank of Credit and Commerce International SA ("BCCI"), enerzijds uitgesproken over de bestanddelen van de civielrechtelijke onrechtmatige daad van misbruik van bevoegdheid bij de uitoefening van een overheidsfunctie ("misfeasance in public office") en anderzijds over de vraag of Richtlijn 77/780 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen [345], particulieren het recht op schadevergoeding door de staat geeft, waarop zij zich bij de nationale rechterlijke instanties kunnen beroepen. In 1980 had de Bank of England (de Bank) als toezichthoudende instantie in de zin van de Banking Act 1979, die de richtlijn in nationaal recht omzette, de BCCI toestemming gegeven om als deposito-instelling op te treden (licensed deposit-taking institution). In 1991 benoemde het High Court op verzoek van de Bank de voorlopige liquidatoren van de BCCI. Deze beslissing leidde tot de sluiting van de BCCI in het Verenigd Koninkrijk en tot grote verliezen voor duizenden spaarders. De ondergang van de BCCI was hoofdzakelijk te wijten aan grootscheepse fraude op hoog niveau binnen de BCCI. Vervolgens hebben de spaarders rechtsvervolging tegen de Bank ingesteld, op basis van enerzijds het vergrijp van "misfeasance in public office" - zij beweerden dat bepaalde hoge functionarissen te kwader trouwe hadden gehandeld door de BCCI op onwettige wijze toestemming te verlenen, terwijl zij de ogen sloten voor hetgeen na het verlenen van de toestemming gebeurde en verzuimden de maatregelen te treffen die voor de sluiting van de BCCI noodzakelijk waren - en anderzijds Richtlijn 77/780.

[344] House of Lords, 18 mei 2000, Three Rivers District Council and others tegen The Governor and Company of the Bank of England, Common Market Law Reports 2000, Vol. 3, blz. 205-269.

[345] Eerste Richtlijn 77/780/EEG van de Raad van 12 december tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 322 van 17.12.1977, blz. 30).

Wat betreft het op de richtlijn gefundeerde bezwaar was het House of Lords van mening dat deze de lidstaten niet verplichtte particulieren rechten te geven waarop zij een eis tot schadevergoeding konden baseren. Volgens het House of Lords is het namelijk niet nodig dergelijke rechten te erkennen om het doel van de richtlijn te verwezenlijken, die een eerste stap vormt in de richting van de onderlinge aanpassing van de wetgevingen betreffende de activiteiten van kredietinstellingen binnen de Gemeenschap en die beoogt de belemmeringen voor het recht van vestiging weg te nemen, waarbij wel erkend wordt dat er ter bescherming van de spaargelden regelgeving moet komen die op dergelijke instellingen van toepassing is. Hieruit volgt dat de maatregelen met het oog op de onderlinge aanpassing aan twee eisen moeten voldoen: bescherming van de spaargelden en het scheppen van geheel gelijkwaardige mededingingsvoorwaarden voor kredietinstellingen die hun activiteiten in meerdere lidstaten verrichten. Volgens het House of Lords verplicht de richtlijn de bevoegde autoriteiten weliswaar tot samenwerking wanneer een kredietinstelling haar activiteiten verricht in een of meer andere lidstaten dan de lidstaat waar zij haar hoofdkantoor heeft, maar is de bevoegde autoriteit niet gehouden binnen iedere lidstaat toezicht uit te oefenen. Op grond van de "acte clair"-theorie van de heeft het House of Lords uitspraak gedaan zonder het Hof een prejudiciële vraag voor te leggen.