Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een memorandum over levenslang leren"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een memorandum over levenslang leren"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een memorandum over levenslang leren"
Publicatieblad Nr. C 311 van 07/11/2001 blz. 0039 - 0046
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een memorandum over levenslang leren"
(2001/C 311/09)
Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 26 april 2001 besloten, overeenkomstig art. 23, derde alinea, van het reglement van orde, een advies op te stellen over "Een memorandum over levenslang leren".
De afdeling "Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 18 juli 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Koryfidis; co-rapporteurs waren de heren Rodíguez García Caro en Rupp.
Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 384e zitting (vergadering van 12 september 2001) het volgende advies uitgebracht, dat met 99 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Inleiding
1.1. Dit initiatiefadvies gaat over levenslang leren en het desbetreffende memorandum van de Commissie(1); het sluit aan bij het streven van het ESC om in een vroeg stadium aan zijn verplichting te voldoen om met de politieke instanties van de Unie overleg over nieuwe documenten te plegen. Het Comité beoogt met name met dit advies een bijdrage te leveren tot het rapport(2) dat de Commissie op basis van de resultaten van het overleg zal opstellen, en waarbij mogelijk ook een actieplan zal worden gevoegd.
2. Het memorandum
2.1. Met haar memorandum over levenslang leren wil de Commissie o.m.:
- haar standpunt betreffende levenslang leren te kennen geven; zij wijst erop dat "levenslang leren niet langer één aspect van onderwijs en opleiding is; het moet het leidend beginsel worden voor voorzieningen en participatie doorheen het hele continuüm van leercontexten";
- aantonen dat levenslang leren een noodzaak en een visie is: een noodzaak voor een "succesvolle overgang naar een kenniseconomie en kennismaatschappij" en een visie "dat deze overgang tijdens het volgende decennium zal plaatsvinden" en daarbij "al wie in Europa woont, zonder uitzondering gelijke kansen moet krijgen";
- bepalen "hoe" deze overgang naar een op kennis gebaseerde economie en samenleving moet gebeuren en welke rol levenslang leren bij die overgang zal spelen;
- ernaar streven dat "in heel Europa een debat wordt gelanceerd over een allesomvattende strategie voor het in de praktijk brengen van levenslang leren op individueel en institutioneel vlak en op alle gebieden van het openbare en het private leven".
2.2. Het memorandum presenteert zes kernboodschappen/doelstellingen waarover met het oog op de invulling en ontwikkeling van het levenslang leerproces moet worden nagedacht en gedebatteerd. De boodschappen vormen specifieke discussiethema's en kunnen als volgt worden weergegeven:
Kernboodschap 1: nieuwe basisvaardigheden voor iedereen
Kernboodschap 2: meer investeren in menselijke hulpbronnen
Kernboodschap 3: onderwijs- en leermethodes innoveren
Kernboodschap 4: leeractiviteiten opwaarderen
Kernboodschap 5: begeleiding en advies herdenken
Kernboodschap 6: leeractiviteiten dichter bij huis brengen.
2.3. Bij het memorandum zijn twee bijlagen gevoegd. De eerste bijlage bevat voorbeelden van goede praktijken op het gebied van levenslang leren, zowel in Europa als elders in de wereld; in de tweede bijlage wordt een diepgaande analyse gemaakt van de mogelijkheden voor uitwerking van indicatoren en criteria voor levenslang leren.
3. Algemene opmerkingen
3.1. Het memorandum over levenslang leren is van bijzonder belang voor het ESC en het maatschappelijk middenveld. Het is een hulpmiddel om de veranderingen beter te begrijpen die de digitale technologie en de nieuwe sociaal-economische ontwikkelingen (veranderingen in grootte en tempo, grotere mobiliteit en concurrentie op het gebied van creativiteit en innovatie, zware druk op individu en samenleving om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit op cognitief, technologisch en arbeidsgebied) in het leven van de burgers met zich hebben gebracht. Het memorandum wil echter ook nieuwe oplossingen aanreiken voor de grote actuele problemen waarmee jonge en oudere Europeanen, werkenden en werklozen, evenals de georganiseerde samenleving van Europese burgers in haar geheel worden geconfronteerd.
3.1.1. Tegen deze achtergrond vindt het ESC dat alles in het werk moet worden gesteld om levenslang leren en het desbetreffende memorandum de nodige bekendheid te geven, zodat het initiatief tot de hele Europese samenleving doordringt en ook begrepen wordt.
3.2. Het is overigens niet de eerste keer dat het ESC zich met levenslang leren en het memorandum van de Commissie bezighoudt.
3.2.1. Naar zijn mening heeft het Comité actief bijgedragen tot het opstellen van het memorandum door:
- deelneming aan de voorbereidende seminars en discussies die door de Commissie werden georganiseerd tijdens de lange fase van uitwerking van haar standpunten, en
- zijn algemene activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding via zijn desbetreffende adviezen(3).
3.3. Het ESC stemt in met de algemene benadering van de problematiek door de Commissie (zie inleiding van het memorandum). Het is met name ingenomen met:
- de opmerking dat de Europese Raad van Lissabon (maart 2000) de strekking van het Europese beleid en optreden wezenlijk heeft veranderd;
- de vaststelling dat de Europese onderwijs- en opleidingssystemen moeten worden aangepast met het oog op een succesvolle overgang naar een kenniseconomie en -maatschappij(4);
- de erkenning van de noodzaak om op Europees niveau een dialoog op gang te brengen, met deelneming van zoveel mogelijk burgers, om een gemeenschappelijke strategie voor levenslang leren uit te stippelen(5);
- het standpunt dat "levenslang leren niet langer één aspect van onderwijs en opleiding is; het moet het leidend beginsel worden voor voorzieningen en participatie doorheen het hele continuüm van leercontexten"(6).
3.3.1. Wat met name de vaststelling van "een allesomvattende en coherente Europese strategie voor levenslang leren" betreft, plaatst het ESC de volgende kanttekeningen:
3.3.1.1. Een dergelijke strategie is noodzakelijk omdat volgens het ESC:
- een goed uitgestippelde en doordachte overgang van heel Europa naar het digitale tijdperk, de informatie- en kennismaatschappij een absolute voorwaarde is voor het voortbestaan van Europa als Unie en meer nog van de lidstaten(7);
- de problemen i.v.m. de overgang uiteraard gemeenschappelijk zijn en zij bijgevolg gemakkelijker via een gemeenschappelijke aanpak kunnen worden opgelost (ook al beperkt deze aanpak zich aanvankelijk tot het verspreiden en hanteren van goede praktijken en de open-coördinatiemethode);
- de stap naar de overgang juist via het leren wordt gezet.
3.3.1.2. Deze doelstelling is volgens het ESC haalbaar omdat:
- de politieke conjunctuur voor strategische acties van de Unie op onderwijsgebied gunstig is(8);
- de problemen waarmee de Europese burger thans in het kader van o.m. de globalisering van de economie wordt geconfronteerd, ervoor zorgen dat er een politieke consensus over dergelijke maatregelen kan worden gevonden en dat deze maatregelen een degelijk maatschappelijk draagvlak hebben;
- de technologische context ten slotte een en ander in de hand werkt, daar de inschakeling van digitale technologie een uniforme ontwikkeling van grote deelgebieden van het onderwijsgebeuren mogelijk maakt.
3.3.1.3. De strategie zal volgens het ESC een noodzakelijke en waarschijnlijk doeltreffende bijdrage leveren tot de oplossing van de huidige problemen in Europa, met name de problemen die verband houden met:
- de werkgelegenheid en het benutten van de kansen die de nieuwe economie biedt;
- het vertrouwd maken van de Europese burgers met de digitale technologie;
- de Europese éénmaking, de nieuwe Europese bestuursvormen en het concurrentievermogen van de Europese economie in het algemeen.
3.4. Het ESC is zich bewust van zijn rol en, in het algemeen, van de rol van de maatschappelijke organisaties bij de ontplooiing van een gemeenschappelijke strategie voor levenslang leren. Bij de aanpak van dit thema gaat het dan ook omzichtig te werk. De standpunten die het eerder heeft ingenomen op dit gebied, alsmede zijn huidige werkzaamheden spelen op vele discussiethema's en punten van het memorandum in.
3.4.1. De eerder te kennen gegeven algemene standpunten van het ESC ten aanzien van levenslang leren kunnen als volgt worden samengevat:
- "Het bestaande onderwijsstelsel, waarbij het individu beperkingen in duur en leeftijd worden opgelegd, is niet langer toereikend om de Europese burger datgene bij te brengen wat de cognitieve samenleving en de economie van hem vragen. Het wordt nu dus dringend zaak dat onderwijs in al zijn schakeringen voortdurend toegankelijk blijft voor het individu; zulks vraagt om een nieuwe benadering van het thema, die aansluit bij de idee van permanente vorming"(9).
- Levenslang leren wordt gedefinieerd aan de hand van de volgende basisprincipes(10):
- het principe van het aanpassingsvermogen: op basis hiervan is levenslang leren erop gericht burgers aan te passen aan de thans steeds veranderende levensomstandigheden en moet het ieder individu de mogelijkheid bieden kennis en vaardigheden te verwerven, te vernieuwen, te verbeteren en aan te vullen;
- het principe van mobiliteit: de mogelijkheid voor iedere burger om tijdens zijn hele leven afwisselend te kiezen voor onderwijs, opleiding en arbeid, zonder grenzen of beperkingen. Dit basisprincipe van levenslang leren betekent ook dat iedere burger de mogelijkheid heeft om over te stappen van het ene naar het andere opleidingsniveau of van de ene naar de andere opleidingsstructuur en dat hij zijn studies kan voortzetten indien en wanneer hij dit wil;
- het principe van globaliteit: volgens dit principe is levenslang leren niet beperkt tot volwassenenopleiding maar omvat het alle onderwijs- en opleidingsfasen en -vormen.
- Levenslang leren is een sleutelement bij het vertrouwd maken van de Europese burger met de logica van de informatiemaatschappij, de nieuwe technologieën en de nieuwe economie(11).
- Het ESC wil dat met levenslang leren ook wordt ingespeeld op de behoefte aan aanpassing aan de nieuwe ondernemingsgeest en het aanleren van nieuwe sociale vaardigheden(12).
- Levenslang leren is volgens het Comité ook een intelligente manier om te reageren op het nieuwe ritme, het tempo en de nieuwe denkwijze die de huidige uitdagingen meebrengen. Aldus zullen de Europese burgers thans een actieve bijdrage kunnen leveren aan de nieuwe internationale ontwikkelingen op politiek, economisch, sociaal en technologisch gebied(13).
- Ten slotte moet levenslang leren, samen met onderwijsgebieden die betrekking hebben op de informatiemaatschappij en de nieuwe economie, volgens het ESC ook in het kader van de Europese ruimte voor onderwijs en opleiding worden bekeken. Een en ander moet dan ook worden bevorderd aan de hand van benchmarking en de open-coördinatiemethode(14).
3.4.2. Het ESC onderschrijft dus het standpunt van de Commissie t.a.v. de bevordering van het levenslange leerproces en antwoordt tegelijkertijd ook op een aantal fundamentele vragen die in het desbetreffende memorandum aan de orde worden gesteld.
- Het antwoordt positief op de vraag of "voor alle burgers een persoonlijk recht op het verwerven en actualiseren van vaardigheden door middel van levenslang leren kan worden overwogen".
- Het wijst op de noodzaak om in goed overleg bruggen te slaan tussen o.m. de verschillende onderwijsvormen, en hiervan gebruik te maken in het kader van het levenslange leerproces.
- Het beklemtoont eveneens de noodzaak van samenwerking tussen zowel lidstaten, sociale partners, onderwijsmilieus op alle niveaus, als lokale en regionale overheden, teneinde een en ander gestalte te geven.
3.4.3. De in het memorandum van de Commissie voorgestelde specifieke discussiethema's (met betrekking tot de zes kernboodschappen) zijn ook voor het ESC van groot belang. In deze vroege overlegfase wil het ESC evenwel in het bijzonder dieper ingaan op die thema's waarover het reeds zijn standpunt te kennen heeft gegeven en die hem min of meer direct aanbelangen(15).
3.4.3.1. In de hierboven geschetste context wil het ESC met name enkele punten van het memorandum verduidelijken en enkele begrippen, verbanden en procedures vanuit zijn oogpunt nader omschrijven.
4. Bijzondere opmerkingen
4.1. Omschrijving van begrippen
4.1.1. Levenslang leren: een definitie
4.1.1.1. Onder deze term verstaat het ESC de systematische en actieve leerinspanning van Europese burgers tijdens hun gehele leven om tegemoet te komen aan de huidige eisen om als individu en als gemeenschap te kunnen overleven, alsmede aan de behoefte aan persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing (voor zover de voorwaarden voor maximale ontwikkeling van het individuele en maatschappelijke potentieel zijn vervuld).
4.1.1.2. De huidige eisen om als individu en gemeenschap te kunnen overleven, zijn:
- actieve aanpassing van de burger aan steeds veranderende werkomstandigheden op politiek, economisch, sociaal, ecologisch, technologisch en wetenschappelijk gebied;
- voortdurende aanpassing van de burger aan de nieuwe middelen, het nieuwe ritme en tempo dat ieder nieuw werkingskader (al dan niet met instemming van de betrokkenen) met zich brengt;
- dynamische en bewuste participatie van de burger aan het onderzoek en de vaststelling van de verschillende parameters van het nieuwe werkingskader en aan de democratische controle van de middelen, het ritme en het tempo die binnen dit kader zullen worden ontwikkeld;
- een betere toegang voor allen tot algemeen onderwijs en beroepsopleiding en tot levenslang leren op nationaal en Europees niveau.
4.1.2. Uitgaande van deze definitie is levenslang leren niet alleen maar een nieuwe vorm, een nieuw niveau of een gedeeltelijk nieuwe dimensie van het onderwijs. Het is evenmin een procedure die er alleen op gericht is de inzetbaarheid van de Europese burgers te verzekeren. Levenslang leren is veeleer de eigentijdse globale benadering en conceptie van op elkaar voortbouwende opleidingsmaatregelen. Een en ander omvat alle fasen en niveaus van onderwijs en opleiding - gedurende het hele leven en in alle levenssferen. Levenslang leren is een absolute voorwaarde voor de verwezenlijking van de democratische kennismaatschappij.
4.1.2.1. Daarbij gaat het ESC ervan uit dat een solide en brede algemene basis van iemands (beroeps)opleiding zowel fundamenteel bestanddeel als hoeksteen van "levenslang leren" is.
4.1.2.2. Tegen deze achtergrond moeten algemene en beroepsopleidingsstelsels tegelijk gezien worden als gevestigde sociale instellingen met solide structuren en tradities, én als bundeling van bij onderwijs en beroepsopleiding gecreëerde relaties die persoonlijke en sociale ontwikkelingsprocessen ten goede komen. Samen vormen zij de vertrouwde "opleidingsstructuur", die in de loop van de ontwikkeling van de moderne samenlevingen intussen tot iets vanzelfsprekends is uitgegroeid. Levenslang leren vergt nieuwe denkpatronen en andere regelingen voor onderwijs en beroepsopleiding. In dit advies kan niet dieper worden ingegaan op de daaruit voortvloeiende problematiek. Wel kan ter overweging gegeven worden dat de beginselen en hoekstenen van een passende nieuwe opleidingsstructuur voor de kennismaatschappij nog uitgewerkt moeten worden. Het Comité neemt aan dat daardoor een gemeenschappelijke Europese dimensie in de opleidingsstelsels van de EU-lidstaten ingebouwd wordt.
4.2. Verbanden
4.2.1. Levenslang leren en onderwijs op school
4.2.1.1. Onderwijs op school verhoudt zich volgens het ESC tot levenslang leren als een deel tot het geheel. Dit betekent o.m. dat het zoveel mogelijk om een systeem moet gaan dat conceptueel één geheel vormt, d.w.z. van een globaal systeem uitgaat. Tevens moet het vanuit opleidingsoogpunt coherent en complementair zijn. Daarbij moet de huidige taakverdeling in het onderwijs volgens het Comité tegen het licht worden gehouden. De overheid blijft als eerste verantwoordelijk voor de basisopleiding. De verantwoordelijkheid voor de aansluitende algemene en beroepsopleiding moet, zoals nu het geval is, billijk tussen overheid, sociale partners en de burgers zelf verdeeld worden. Levenslang leren kan slechts in praktijk worden gebracht indien de overheid de in het memorandum genoemde stimulerende maatregelen ten behoeve van bedrijven en privépersonen neemt en werkgevers en werknemers zich meer voor aanvullende beroepsopleiding inzetten.
4.2.2. Levenslang leren en hoger onderwijs
4.2.2.1. Daar levenslang leren tegemoet komt aan behoeften die verband houden met productie en duurzame ontwikkeling, milieu en ontplooiing van het individu en de samenleving, moet de link met het hoger onderwijs in stand worden gehouden. Een en ander moet volgens het ESC uiteindelijk ook vergelijkbaar zijn met de verhouding tussen levenslang leren en onderwijs op school. In de huidige technologische context waarbij o.m. gebruik wordt gemaakt van digitale technologie kan het verband tussen "levenslang leren en onderwijs op school" als volgt worden omschreven:
- ontwikkeling van een vast en duurzaam communicatiekanaal, onderlinge uitwisseling tussen en interdependentie van instellingen voor hoger onderwijs en centra voor levenslang leren(16);
- totstandbrenging van samenwerking met het oog op de oplossing van specifieke problemen i.v.m. arbeidskrachten, lokale gemeenschappen, de moderne mens en de actieve burger;
- openstelling van instellingen voor hoger onderwijs om in te spelen op de behoeften van met name de lokale burgers aan aanvullende studies, specifieke opleidingen en permanente bijscholing van leerkrachten.
4.2.3. Levenslang leren, buitenschools en niet-formeel onderwijs
4.2.3.1. Het ESC wijst op de bijdrage van buitenschoolse en niet-formele onderwijs- en opleidingsvormen tot de huidige ontwikkeling van de Europese samenleving en economie. Leren binnen het gezin, zelfstudie, onderwijs en opleiding die door ondernemingen en vakverenigingen aan werknemers worden aangeboden, voorlichting die via de pers of langs elektronische weg, door de markt, via de literatuur of door NGO's aan de burgers wordt verstrekt, zijn van onschatbare waarde. Het probleem hierbij ligt evenwel in het feit dat deze informele onderwijsvormen in de regel niet tot een getuigschrift leiden. Volgens het Economisch en Sociaal Comité moeten er instrumenten en procedures komen om informele vormen van onderwijs en door werkervaring opgedane kennis en vaardigheden als officiële kwalificatie te erkennen. Met inachtneming van nationale gebruiken moeten hierbij alle betrokken partijen, met name de sociale partners, worden ingeschakeld.
4.2.3.2. Het ESC verheugt zich in dit verband over de inspanningen van de Commissie om uniforme indicatoren en criteria voor levenslang leren uit te werken en vast te leggen. Het roept het Europees Parlement, de Raad en de Commissie dan ook op, de nodige politieke stappen te ondernemen om zo spoedig mogelijk tot de invoering van een geïntegreerd Europees systeem van erkenning van bekwaamheden en vaardigheden te komen.
4.2.4. Levenslang leren en de maatschappelijke organisaties(17)
4.2.4.1. Levenslang leren betreft en is bedoeld voor alle burgers. In het licht van het voorgaande hebben maatschappelijke organisaties een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling van levenslang leren.
4.2.4.2. Uit de tot dusver opgedane ervaring met acties van maatschappelijke organisaties, en met name van de sociale partners, blijkt dat deze organisaties een belangrijke voortrekkersrol te spelen hebben bij de coördinatie, de uiteindelijke vaststelling en de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd proces van levenslang leren.
4.2.4.3. Wat de procedures betreft, komt het er eerst en in hoofdzaak op aan de niet-formele en buitenschoolse onderwijsvormen die tot dusver door de sociale partners en andere NGO's in het leven zijn geroepen, te inventariseren, te evalueren en bij te stellen. Vervolgens moeten deze aangepaste onderwijsvormen samen met de onderwijssystemen worden gebundeld tot een algemeen geherstructureerde werkingsbasis, die op moderne digitale technologieën steunt, een brede waaier aan onderwijsactiviteiten omvat en aan de huidige sociale en economische behoeften tegemoet komt.
4.2.4.4. In ieder geval hangt het welslagen van de ontwikkeling van levenslang leren in wezen af van de vraag of en in welke mate het maatschappelijk middenveld, en met name de sociale partners, hieraan actief zullen meewerken. Deze medewerking mag overigens niet beperkt blijven tot het uitstippelen van het leerproces, maar is ook nodig bij de uitwerking en concretisering ervan.
4.2.4.5. Naar de mening van het ESC draagt het CEDEFOP een bijzondere verantwoordelijkheid bij het inventariseren, evalueren en bijstellen van de niet-formele en buitenschoolse onderwijsvormen en, in het algemeen, bij de ontwikkeling van het levenslange leerproces.
4.3. Procedures
4.3.1. Levenslang leren en leerinstellingen
4.3.1.1. Levenslang leren kan volgens het Comité worden ontwikkeld op vele verschillende wijzen, waarbij rekening moet worden gehouden met de plaatselijke situatie en de desbetreffende ervaringen op nationaal niveau. In het licht daarvan is het ESC dan ook van mening dat de veelzijdige lokale leercentra, waarvan in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon sprake is, mits kleine aanpassingen, de meest aangewezen instanties zijn om de ontwikkeling van levenslang leren te coördineren. Een nieuw en modern multifunctioneel lokaal leer- en onderwijscentrum, dat onafhankelijk van de overheid functioneert, kan immers:
- zich makkelijker ontplooien tot een verbindings- en samenwerkingspool voor de betrokken partijen: scholen en universiteiten, sociale partners en in het algemeen maatschappelijke organisaties, de markt en lokale, regionale, nationale en Europese overheden;
- gemakkelijker worden opgebouwd op basis van de specifieke lokale behoeften en omstandigheden (inschakeling van de bestaande infrastructuur van het onderwijssysteem, benutting van de lokale ervaring terzake en van eventuele bestaande samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke acties, enz.);
- gemakkelijker door het brede publiek worden aanvaard, daar het een nieuwe instelling is die niet te lijden heeft onder vooroordelen of negatieve ervaringen;
- overgaan tot het sluiten van arbeidscontracten voor de ontwikkeling van specifieke programma's voor levenslang leren; een en ander moet met de nodige transparantie gebeuren en gebaseerd zijn op het plaatselijk aanwezige potentieel voor de ontwikkeling van dergelijke diensten;
- gemakkelijker nieuw administratief en onderwijspersoneel met specifieke bekwaamheden en vaardigheden uit de bestaande plaatselijke en regionale onderwijsreserve putten.
Het ligt voor de hand dat een dergelijke instelling op een vanuit lokaal oogpunt evenwichtige manier moet worden beheerd; dit is overigens noodzakelijk wil men productieve en maatschappelijke krachten, de onderwijswereld en onderzoekskringen op een harmonische en constructieve manier laten samenwerken.
4.3.2. Levenslang leren en plaats van gebeuren
Voor de ontwikkeling van levenslang leren zal in principe gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur, en met name:
- bestaande schoolgebouwen die om demografische redenen niet langer worden gebruikt;
- bestaande schoolgebouwen op tijdstippen dat er geen gebruik van wordt gemaakt;
- andere openbare dienstverleningscentra (culturele centra, jeugdcentra, enz.);
- andere voor dergelijke projecten gebruikte gebouwen, op voorstel van de personen die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van specifieke programma's voor levenslang leren (opleidingscentra van bedrijven, centra voor beroepsopleiding, muziekscholen, taalinstituten, enz.).
4.3.3. Levenslang leren en werkwijze
4.3.3.1. In het licht van het voorgaande kan worden gesteld dat levenslang leren:
- gestalte krijgt onder impuls van de sociale partners en in het algemeen de maatschappelijke organisaties, de markt, de onderwijs- en onderzoeksmilieus en hun actoren, evenals de overheden (met name op lokaal en regionaal niveau);
- wordt gecoördineerd door de multifunctionele lokale leer- en onderwijscentra;
- door deze centra en, onder hun verantwoordelijkheid, door andere openbare en particuliere instanties wordt georganiseerd;
- wordt georganiseerd via samenwerking, op basis van een specifiek uitgangspunt en een specifieke motivering, een specifieke doelstelling en inhoud en een specifiek actieplan, alsmede een welbepaald systeem voor evaluatie van de resultaten;
- zoveel mogelijk op het individu wordt afgestemd, op basis en in het kader van de leerbehoeften van de burgers.
4.3.4. Levenslang leren en de kosten
4.3.4.1. Het dekken van de kosten van het opleidingsaanbod met het oog op levenslang leren is geenszins een zuiver financiële kwestie, maar vertoont velerlei aspecten. Desalniettemin moeten al degenen in de kosten bijdragen die profijt trekken van de opleiding, niet in het minst de bedrijven. Deze krijgen op die manier namelijk goed opgeleide arbeidskrachten die zich aan de hervormde arbeidsmarkt en gewijzigde arbeidsprocessen kunnen aanpassen en in nieuwe beroepsprofielen kunnen worden ingepast.
4.3.4.2. Het is de plicht van de overheid, de verschillende bestuursniveaus voldoende geld ter beschikking te stellen om overal in Europa degelijke en duurzame opleidingsstelsels te garanderen.
4.3.4.3. Met name op lokaal en regionaal niveau dienen de maatschappelijke organisaties samen met de plaatselijke ondernemingen in de kosten van levenslang leren bij te dragen - ook door infrastructuur (ruimte, voorzieningen) en mensen (deskundigheid, netwerkspecialisten, tijd) ter beschikking te stellen.
4.3.4.4. Met betrekking tot de financiering moet vooral gewezen worden op de verantwoordelijkheid van de overheid en van de bedrijven: de hele samenleving en de hele economie trekken zonder meer profijt van een verhoging en constante aanpassing van het kwalificatieniveau van alle leeftijdsgroepen.
4.3.4.5. Volgens het Comité moet er een wetenschappelijke studie worden verricht naar de vermoedelijke kosten pro capita van levenslang leren. Die studie kan dan als een stevige basis dienen voor een open maatschappelijk debat, dat op zijn beurt tot een overeenkomst kan leiden over een doelmatige en billijke verdeling van de totale kosten naar gelang van inhoud en doel van de opleiding.
4.4. Levenslang leren en het gevaar van uitsluiting
4.4.1. Het ESC is hoe dan ook van mening dat het feit dat levenslang leren kosten meebrengt, er niet toe mag leiden dat burgers, groepen van burgers of regio's van het bedoelde leerproces en de voordelen ervan worden uitgesloten. Het gaat er dan ook van uit dat de overheid, samen met andere maatschappelijke actoren, ook op het gebied van levenslang leren sociale uitsluiting bestrijdt en zo mogelijk voorkomt. Deze doelstelling moet in het kader van de Europese open-coördinatiestrategie actief worden nagestreefd, ook met het oog op het feit dat bij de huidige Europese besluitvorming sterk de nadruk ligt op de integratie van zeer benadeelde personen- en leeftijdsgroepen.
5. Specifieke voorstellen i.v.m. de zes kernboodschappen
5.1. Kernboodschap 1: Nieuwe basisvaardigheden voor iedereen
Doelstelling:
Universele en permanente toegang verzekeren tot leeractiviteiten om de vaardigheden te verwerven en op te frissen die nodig zijn voor een duurzame participatie in de kennismaatschappij
5.1.1. De invoering van de schoolplicht kan terecht als één van de belangrijkste verwezenlijkingen van de moderne industriële samenlevingen worden beschouwd. In sommige lidstaten is de toegang tot het hoger onderwijs afhankelijk van het behalen van een getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs. Het ESC pleit met klem voor een modernisering van deze burgerrechten, teneinde met de huidige omstandigheden rekening te houden. Een en ander is gebaseerd op de idee dat ieder individu een persoonlijk recht heeft op toegang tot een minimumniveau van algemeen onderwijs en beroepsopleiding, en dit recht blijft behouden zolang het nog nader te bepalen kwalificatieniveau (rekening houdend met de sociaal-economische ontwikkeling) niet bereikt is. Tegelijk moet de thans geldende praktijk, waarbij het verstrekken van een getuigschrift op basis van behaalde resultaten recht geeft op voortgezette opleiding en kwalificatie, worden verruimd, zodat een en ander niet alleen betrekking heeft op de overgang van hoger middelbaar naar hoger onderwijs, maar gericht is op een aanzienlijke verbetering van de verticale en horizontale onderlinge doorstroming tussen alle opleidings- en kwalificatiesystemen in de Europese Unie.
5.1.2. Volgens het ESC vormt een en ander een absolute voorwaarde voor de succesvolle tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren 3, 4 en 6; daarbij wordt ervan uitgegaan dat de lidstaten samen met de Commissie concrete gemeenschappelijke voorstellen uitwerken met het oog op een kaderovereenkomst waarin de nieuwe basiskwalificaties zijn vastgesteld die alle burgers voor actieve deelneming aan de kennismaatschappij en de kenniseconomie nodig hebben.
5.1.2.1. Het ESC wijst erop dat in de voorgestelde strategie ook rekening moet worden gehouden met de volgende punten:
- de behoefte aan onderwijs in nieuwe basisvaardigheden mag niet doen vergeten dat analfabetisme in sommige lidstaten nog steeds een ernstig probleem vormt;
- er moeten stimulansen komen om de belangstelling voor leren te vergroten, vooral bij personen met een lage opleiding;
- de voorlichting over opleidingsmogelijkheden moet worden uitgebreid.
5.2. Kernboodschap 2: Meer investeren in menselijke hulpbronnen
Doelstelling:
De investeringen in menselijke hulpbronnen duidelijk verhogen om prioriteit te verlenen aan Europa's grootste troef - zijn mensen
5.2.1. Het ESC is zich bewust van de complexiteit en verscheidenheid van de uitgangspositie waarin de verschillende lidstaten zich thans bevinden wat omvang en structuur van openbare, particuliere en individuele financiering van onderwijs en opleiding betreft. Volgens het ESC moet er dan ook een initiatief worden genomen met het oog op een systematische en uitvoerige inventarisering en evaluatie van de huidige praktijken; op basis hiervan zou onder coördinatie van ter zake bevoegde Europese instanties (b.v. CEDEFOP, dat op dit gebied baanbrekend werk heeft verricht en waarin de sociale partners goed vertegenwoordigd zijn) en in samenwerking met ander internationale organisaties van deskundigen terzake (met name de OESO) een Europees document kunnen worden opgesteld waarin goed onderbouwde antwoorden worden gegeven op de in het memorandum over levenslang leren gestelde vragen.
5.3. Kernboodschap 3: Onderwijs- en leermethodes innoveren
Doelstelling:
Effectieve onderwijs- en leermethodes en -contexten ontwikkelen voor het continue proces van levenslang en levensbreed leren
5.3.1. Het ESC wijst met klem op de noodzaak, het hele opleidings- en kwalificatiesysteem open te stellen voor innovatieve onderwijs- en leermethoden; daarbij moet uiteraard bijzonder belang worden gehecht aan de inschakeling van nieuwe technologieën. Daarnaast moet evenwel ook meer aandacht worden besteed aan goede praktijken die in veeleer niet-formele contexten worden gehanteerd, b.v. op de werkplek, in de onderneming, in het kader van buitenschoolse jeugdvorming of door maatschappelijke organisaties op lokaal of regionaal niveau. Het ESC pleit voor een Europees samenwerkingsverband tussen het zesde communautaire kaderprogramma voor onderzoek en de bevoegde Europese instanties (met name CEDEFOP en EURYDICE); verder zou het graag zien dat een Europees team van deskundigen wordt samengesteld, dat moet zorgen voor een basisinventaris en een evaluatie van deugdelijke en innovatieve pedagogische methoden, met inachtneming van de belangrijkste verschillen tussen doelgroepen (leeftijd, geslacht, sociale, culturele en etnische achtergrond, enz.); het rapport van deze deskundigen, waarin zij een en ander moeten evalueren en aanbevelingen moeten formuleren - ook m.b.t. de concrete ontwikkeling van kwalitatieve benchmarks - moet dan aan de Raad "Onderwijs" worden voorgelegd. Ook de sociale partners moeten in dit team van deskundigen voldoende vertegenwoordigd zijn.
5.4. Kernboodschap 4: Leeractiviteiten naar waarde schatten
Doelstelling:
De manieren waarop deelname aan en resultaten van leeractiviteiten worden ervaren en gewaardeerd, aanzienlijk verbeteren, in het bijzonder wat niet-reguliere en informele leeractiviteiten betreft
5.4.1. Om de ideeën over evaluatie van het leren, die in het memorandum onder het desbetreffende discussiethema te vinden zijn, in praktijk te brengen, moet een intensievere communicatie en betere dialoog tot stand worden gebracht tussen de sociale partners in hun geheel en de instanties die op onderwijsgebied voor evaluatieprocedures en kwalificatiesystemen verantwoordelijk zijn. Het ESC is bereid actief aan de ontwikkeling van een desbetreffende strategie mee te werken, in samenwerking met de Europese organisaties die de algemene onderwijs- en beroepsopleidingssector vertegenwoordigen.
5.5. Kernboodschap 5: Begeleiding en advies herdenken
Doelstelling:
Gemakkelijke toegang voor iedereen tot informatie en advies van goede kwaliteit over de opleidingsmogelijkheden in heel Europa en tijdens het hele leven
5.5.1. De behoefte aan evaluatie, uitbreiding en differentiëring van de advies- en begeleidingsvoorzieningen is voldoende aangetoond. Ook pleit het ESC voor een nieuwe aanpak van de begeleiding bij de beroepskeuze; dit soort diensten moet immers voor iedereen, een leven lang, openstaan en afgestemd worden op de vraag. Het ESC is ingenomen met de aandacht die in het memorandum wordt geschonken aan deze problematiek, die ondanks tal van inspanningen op nationaal en communautair niveau zich tot dusver niet in beleid of concrete maatregelen heeft vertaald. Het ESC is bereid al zijn overtuigingskracht op lokaal en regionaal niveau aan te wenden om ervoor te zorgen dat de vele huidige en toekomstige "begeleiders" (zoals beschreven in het kader van het desbetreffende discussiethema in het memorandum) de nodige middelen krijgen en via een netwerk met elkaar in verbinding worden gesteld; voorts wil het ook een bijdrage leveren door het inbrengen van de knowhow waarover de sociale partners op grond van hun contacten met - vooral (maar niet uitsluitend) werkende en werkzoekende - burgers in het veld zeer zeker beschikken.
5.6. Kernboodschap 6: Leeractiviteiten dichter bij huis brengen
Doelstelling:
Mogelijkheden voor levenslang leren aanbieden zo dicht mogelijk bij de cursisten die de opleidingen volgen, in hun eigen gemeenschappen en zo nodig ondersteund door ICT-faciliteiten
5.6.1. Veelbelovend is dat het memorandum over levenslang leren expliciet erkent dat Europese instanties zoals het ESC over een groot potentieel beschikken met het oog op de bevordering en versterking van partnerschappen op lokaal en regionaal niveau. Er zijn ongetwijfeld vele mogelijkheden om beter gebruik te maken van de netwerken en structuren van de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties en om materiële en personele middelen gerichter in te zetten ten dienste van de burgers als (afwisselend) afnemers en verstrekkers van onderwijs en opleiding. Het ESC zal nog meer voorstellen en aanbevelingen daaromtrent uitwerken.
Brussel, 12 september 2001.
De voorzitter
van het Economisch en Sociaal Comité
G. Frerichs
(1) SEC(2000) 1832 (inleiding).
(2) De Commissie is voornemens dit najaar het desbetreffende rapport uit te brengen.
(3) Met name via zijn advies inzake het Witboek over onderwijs en opleiding (PB C 295 van 7.10.1996, blz. 25) en zijn informatief rapport over de Europese dimensie van het onderwijs. Opgemerkt zij dat in het memorandum van de Commissie over levenslang leren wordt verwezen naar dit rapport (noot 2, blz. 43).
(4) PB C 295 van 7.10.1996, blz. 25, paragrafen 3 en 5.
(5) PB C 295 van 7.10.1996, blz. 25, paragraaf 4.4, en het desbetreffende CEDEFOP-rapport "Een tijdperk van leren"
(6) PB C 295 van 7.10.1996, blz. 25, paragraaf 3.2 (zesde streepje).
(7) Zie het Witboek over onderwijs en opleiding COM(95) 590 (inleiding).
(8) PB C 123 van 25.4.2001, paragraaf 4.2.1.2 - eerste zin.
(9) PB C 295 van 7.10.1996, blz. 25, paragraaf 3.2.3.
(10) PB C 295 van 7.10.1996, blz. 25, paragrafen 3.2.4.1, 3.2.4.2 en 3.2.4.3.
(11) PB C 139 van 11.5.2001, paragraaf 4.4.
(12) PB C 139 van 11.5.2001, paragraaf 3.1.2.1.
(13) PB C 139 van 11.5.2001, paragraaf 3.1.2.1.
(14) PB C 139 van 11.5.2001, paragraaf 4.1.
(15) Voor de door de Commissie aan de orde gestelde discussiethema's en de desbetreffende standpunten van het ESC zie paragraaf 5.
(16) Zie paragraaf 4.3.1.
(17) In de volgende overlegfase zal dieper worden ingegaan op de rol van de maatschappelijke organisaties in de ontwikkeling van levenslang leren; een en ander zal gebeuren op basis van het desbetreffende eindrapport van de Commissie.