Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Europees Handvest voor het kleinbedr?f"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Europees Handvest voor het kleinbedr?f"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Europees Handvest voor het kleinbedrijf"

(2002/C 48/04)

Op 13 september 2001 heeft het Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 23, lid 2 van het reglement van orde, besloten een vervolg van initiatiefadvies op te stellen over het: "Europees Handvest voor het kleinbedrijf".

De afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 november 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Giron.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 386e zitting van 28 en 29 november 2001 (vergadering van 28 november) het volgende advies uitgebracht, dat met 111 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Stand van zaken

1.1. Het ESC heeft zich in zijn adviezen van 24 mei 2000 en 31 mei 2001 uitgesproken over het belang en de steekhoudendheid van het Europees Handvest voor het kleinbedrijf, hierna kortweg "het Handvest" genoemd. Tijdens de Europese top te Feira in juni 2000 aan het einde van het Portugese voorzitterschap is dit Handvest goedgekeurd. Toen heeft de Raad erkend dat het kleinbedrijf de ruggengraat vormt van de Europese economie en cruciaal is voor de werkgelegenheid. Ook zou er volgens hem specifiek beleid moeten komen, dat minder algemeen is dan het generieke beleid ten behoeve van het MKB.

1.1.1. Het Europees Parlement heeft zijn volledige steun gegeven aan het Handvest en heeft er in zijn verslag over het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap op gewezen dat het kleinbedrijf, evenals micro- en ambachtelijke ondernemingen, een significante bijdrage leveren aan concurrentievermogen, onderzoek en innovatie en een cruciale rol spelen bij de versterking van de sociale samenhang en de verbetering van de ruimtelijke ordening, met name in plattelands- en stadsgebieden en in de zones om de steden heen.

1.2. Toch moet nu, één jaar na de goedkeuring van het Handvest (dat expliciet bestemd is voor kleine ondernemingen met minder dan 50 werknemers(1); ESC-advies van 24 mei 2000), worden geconstateerd dat de hierin gedane aanbevelingen voor het merendeel dode letter zijn gebleven. Het bleef slechts bij de oorspronkelijke politieke verklaring. De praktische follow-up daarvan heeft niet veel om het lijf gehad, te oordelen naar de gegevens over de in de lidstaten geboekte vooruitgang en de door de Commissie genomen maatregelen.

1.2.1. Europa telt meer dan 19 miljoen kleine ondernemingen en deze verschaffen werk aan 53 % van de Europese beroepsbevolking werkzaam in de privésector (de landbouw niet meegerekend). Dit maakt dat het kleinbedrijf in al zijn verschijningsvormen een sleutelrol speelt in de economische en sociale samenhang in Europa. Desondanks wordt in de ook voor het kleinbedrijf relevante communautaire beleidsprogramma's onvoldoende aandacht geschonken aan het specifieke karakter van kleine ondernemingen en worden ze nog steeds gecategoriseerd volgens de gebruikelijke definitie van het MKB. Het ESC stelt vast dat er in de praktijk weinig maatregelen worden genomen ter ondersteuning van het kleinbedrijf en dat deze vaak beperkt blijven tot ongecoördineerde, ad-hoc acties.

1.2.2. De Commissie heeft bij het opstellen van maatregelen en wetgeving echter wel meer oog gekregen voor het kleinbedrijf. Dit geldt met name voor het praktische gevolg gegeven aan de uitkomsten van drie Europese conferenties over ambacht en kleinbedrijf gehouden in Avignon (1990), Berlijn (1994) en Milaan (1997). De maatregelen genomen in het kader van de structuurfondsen, het sociaal en werkgelegenheidsbeleid, de vereenvoudiging van de regelgeving, en de bevordering van de ondernemingsgeest en het concurrentievermogen zijn zeer positief en dienen een vervolg te krijgen.

1.2.3. Het ESC verbaast zich er echter over dat de aandacht voor kleine en ambachtelijke ondernemingen, die na de drie Europese conferenties over ambacht en kleinbedrijf was toegenomen, en de schat aan ervaringen die dankzij de op het MKB gerichte activiteiten van het voormalige DG XXIII was verworven, na de herstructurering van de Commissie op ongelukkige wijze verloren zijn gegaan.

2. Doelstelling van dit advies

2.1. De implementatie van het Handvest valt niet alleen onder de bevoegdheid van de lidstaten die het hebben ondertekend, maar is ook een taak van de Europese instellingen en in het bijzonder van de Commissie. Dit wordt in het Handvest trouwens expliciet zo verwoord. De Commissie zou zich behalve met de publicatie vóór elke Europese voorjaars-top van het jaarverslag over de uitvoering van het Handvest ook kunnen bezighouden met het opstellen van een echt operationeel meerjarenactieplan met daarin op EU-niveau en in de lidstaten te nemen maatregelen ten behoeve van een adequate en efficiënte tenuitvoerlegging van het Handvest.

2.2. Teneinde verbetering te brengen in de huidige situatie, heeft het Belgisch voorzitterschap zich in zijn op 4 juli 2001 aan het Europees Parlement voorgelegde economisch programma ertoe verplicht werk te maken van de tenuitvoerlegging van het Handvest.

2.3. In onderhavig advies worden de eerste voornaamste maatregelen besproken die de komende jaren nodig zijn om het Handvest in de praktijk te kunnen brengen.

3. Tenuitvoerlegging van het Handvest in de lidstaten

3.1. Overeenkomstig de in het Handvest opgenomen richtsnoeren en op aandringen van het Parlement moet de Europese voorjaars-top worden belast met de jaarlijkse evaluatie van de door de lidstaten gemaakte vorderingen bij de tenuitvoerlegging van het Handvest. Het Comité dringt er bij Raad en Commissie op aan in het desbetreffende verslag duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende specifieke onderverdelingen van het kleinbedrijf, en het MKB niet als één geheel te behandelen. Bovendien moet het verslag onafhankelijk worden uitgebracht van andere publicaties, zoals het verslag over de tenuitvoerlegging van de BEST-procedure ter vereenvoudiging van de administratieve rompslomp of het actieplan ter bevordering van de ondernemingsgeest en het concurrentievermogen.

3.1.1. Het ESC wil op deze plaats zijn ongenoegen uitspreken over het korte jaarverslag inzake de tenuitvoerlegging van het Handvest dat de Commissie op 7 maart 2001 ter voorbereiding van de top in Stockholm heeft uitgebracht. In dit verslag wordt alleen maar gesproken over het MKB in algemene zin en worden de werkelijke gevolgen van de 11 projecten t.b.v. kleine en micro-ondernemingen niet genoemd, evenmin als de resultaten van de maatregelen genomen in het kader van communautaire programma's van andere diensten van de Commissie dan het DG Ondernemingen.

3.2. Het ESC beveelt aan het verslag over de tenuitvoerlegging van het Handvest een vervolg te geven in de vorm van echte maatregelen, en het doet voorstellen voor speciaal voor het kleinbedrijf bestemde actielijnen. Het stelt dan ook voor om (op soortgelijke wijze als in het kader van de werkgelegenheidsrichtsnoeren) de lidstaten aanbevelingen te doen over de economische ontwikkeling van kleine ondernemingen en de versterking van hun rol in de werkgelegenheidsstrategie.

3.2.1. Het ESC is van mening (zoals ook in het Handvest zelf valt te lezen en zoals het Parlement nog eens heeft onderstreept) dat het Handvest een logische volgende stap is in de processen van Luxemburg, Cardiff en Keulen, maar wil het toch niet de kwalificatie "proces van Feira" geven. Desondanks past het precies in dit logische geheel en vormt het er één van de voornaamste pijlers van. In dit licht denkt het ESC dat het nuttig is dergelijke aanbevelingen tot de lidstaten te richten.

4. Tenuitvoerlegging van het Handvest op EU-niveau

4.1. Opmerkingen vooraf

4.1.1. Hoewel op veel gebieden het beleid inzake kleine ondernemingen taak blijft van de lidstaten, worden op een aantal terreinen (onderwijs, kwalificaties en belastingen) de gevolgen voor de Unie als geheel en de Europese dimensie van dit beleid steeds belangrijker. Ook bij de uitoefening van bepaalde beroepen, o.m. op het gebied van algemene en voedselveiligheid, is hiervan sprake. Kleine ondernemingen moeten voortaan een sleutelrol spelen in alle doelstellingen van de EU, met inbegrip van de voor de toekomst belangrijke onderwerpen als de uitbreiding, governance en economische en sociale samenhang. Er zal vanaf nu moeten worden gelet op de belangen, verwachtingen en werkelijke behoeften van het kleinbedrijf.

4.1.1.1. Niettemin stelt het ESC vast dat op Europees niveau de kennis hiervan verre van volledig is. Wetenschappers en economen hebben tot nu toe geen belangstelling getoond voor diepgaand onderzoek naar het kleinbedrijf en zijn verschillende verschijningsvormen. Het ESC wil dat aan deze situatie snel een einde komt.

4.1.2. Iedereen dient zich te realiseren dat het Handvest betrekking heeft op álle communautaire beleidsmaatregelen die gevolgen hebben voor het kleinbedrijf. Omdat voor de tenuitvoerlegging van het Handvest niet slechts één dienst van de Commissie verantwoordelijk is, is coördinatie geboden. Het ESC stelt voor het overleg tussen de betrokken diensten van de Commissie onderling en met de organisaties van kleine ondernemers te intensiveren, om op die manier te komen tot een echt open samenwerkingsbeleid voor het kleinbedrijf.

4.1.3. Daarnaast moet de EU alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de kandidaat-lidstaten het Handvest eenvoudig in hun beleid kunnen integreren. Het Handvest vormt namelijk een zeer belangrijke basis voor het beleid van deze landen, omdat hiermee initiatieven van overheid en bedrijfsleven gericht op kleine en ambachtelijke ondernemingen, kunnen worden gestructureerd en omdat op basis van het Handvest adequaat economisch en sociaal beleid kan worden gevoerd.

4.1.3.1. Bijgevolg dringt het ESC er bij Commissie, Raad en Parlement op aan uitwisselingen tussen ondernemersorganisaties op te zetten en te stimuleren, de oprichting van bedrijfsbemiddelingsorganisaties te bevorderen en deze organisaties te versterken.

4.2. Noodzakelijke Europese maatregelen ten behoeve van de omzetting van de actielijnen uit het Handvest

4.2.1. Opleiding en vorming ter bevordering van de ondernemingsgeest

- analyse en verspreiding van praktijken m.b.t. de bedrijfsorganisatie, met name van acties "op locatie" van de organisaties die het dichtst bij de betrokken burgers staan;

- beleggen van technische bijeenkomsten waar de organisatoren van deze acties ervaringen kunnen uitwisselen (op EU-niveau en in de lidstaten) gecombineerd met financiële maatregelen ter bevordering van deze bijeenkomsten;

- invoering van een specifiek programma en vrijmaking van financiële middelen ten behoeve van de kandidaat-lidstaten, inclusief het creëren van samenwerkingsverbanden met organisaties van kleine ondernemers uit de EU;

- opname in de cursusprogramma's van activiteiten om scholen en het kleinbedrijf dichter bij elkaar te brengen.

4.2.2. Goedkopere registratie en snellere inschrijving

- bekendmaking van de uitkomsten van lopende studies waarbij de situatie in elke categorie van het kleinbedrijf nadrukkelijk aan bod dient te komen;

- onderzoek naar de juridische, administratieve en fiscale problemen waarmee bestaande bedrijven die tijdelijk in een andere lidstaat (m.n. in grensgebieden) activiteiten willen uitoefenen, en startende ondernemers die hun bedrijf in een andere lidstaat willen opzetten, te maken hebben.

4.2.3. Betere wet- en regelgeving

- stelselmatige consultatie van de representatieve Europese organisaties van het kleinbedrijf vanaf het begin van het communautaire wetgevingsproces, en vrijmaking van middelen voor bijeenkomsten en reiskosten van deskundigen;

- systematiseren van effectbeoordelingen over de gevolgen van communautaire wetgeving voor kleine en micro-ondernemingen;

- vereenvoudiging van de omzetting van EU-regelgeving in praktijk (d.w.z. in de kleine ondernemingen zelf) door de verantwoordelijke bemiddelingsinstanties handleidingen te laten opstellen met daarin praktijkvoorbeelden die op de dagelijkse gang van zaken binnen elke bedrijfstak of beroepsgroep zijn afgestemd, en uitwisseling van deze handleidingen tussen organisaties uit de verschillende lidstaten;

- onderzoek naar de fiscale en rechtspositie van eenmanszaken en vergelijking daarvan met die van ondernemingen die een vennootschap vormen, en voorstellen voor adequate regelgeving op dit gebied;

- studie naar een statuut voor een Europese besloten vennootschap (zie het nog in voorbereiding zijnde ESC-advies van de heer Malosse hierover);

- studie naar de bescherming van het eigen vermogen van onafhankelijke ondernemers waarvoor een bijzondere regeling zou kunnen worden ingevoerd;

- het ontbreken van een Europees octrooi is nadelig voor kleine ondernemingen (gezien hun geringe omzet) en aan deze situatie dient dan ook een einde te komen.

4.2.4. Vaardigheden, toegankelijkheid en diplomawaardering

- intensivering van uitwisselingsprogramma's in het kader van leerlingenstelsels en instelling van een Europees Erasmus-programma voor opleidingen en stages, naar analogie van de programma's voor studenten, die hun nut hebben bewezen en waar duizenden jongeren gebruik van maken;

- instelling van een Europees leerlingenstelsels teneinde uitwisselingsprocedures, regels m.b.t. sociale bescherming en overleg tussen betrokkenen (verantwoordelijk voor opleidingen en stages) eenvoudiger te maken;

- stimulering van overleg en samenwerking tussen instanties voor beroepsopleidingen en stages ter ondersteuning van hoogwaardige opleidingen;

- onderzoek naar de problemen van kleine ondernemingen i.v.m. het gebrek aan gekwalificeerde arbeidsplaatsen, en mogelijke oplossingen;

- invoering van een Europese "equivalentietabel" voor vakdiploma's, zodat voor een startende ondernemer registratieprocedures in een andere lidstaat eenvoudiger worden.

4.2.5. Verbetering van on line dienstverlening

- ondernemersorganisaties helpen bij het opzetten van op maat gesneden on line dienstverlening, met name op het gebied van levenslange (bij)scholing, advisering en het starten of overnemen van een bedrijf.

4.2.6. Optimaal gebruik maken van de interne markt

Hier zijn op de volgende deelgebieden maatregelen nodig:

4.2.6.1. Gegevens over kleine ondernemingen en hun behoeften

- bij de herziening van de definitie van "MKB" zou wat het criterium "omzet" betreft moeten worden gelet op de specifieke behoeften van kleine industriële of dienstverlenende ondernemingen;

- wetenschappers en universiteiten zouden een statistisch en economisch onderzoeksprogramma moeten opzetten (inclusief analyse van best practices) in het kader van de Europese waarnemingspost voor het MKB, over ambacht, micro-ondernemingen en kleinbedrijf in de vrijeberoepensector;

- statistisch en economisch onderzoek naar het kleinbedrijf en micro-ondernemingen in de kandidaat-lidstaten;

- analyses en studies naar de toekomst van kleine en ambachtelijke ondernemingen in het kader van de algemene richtsnoeren voor het toekomstige Europese beleid: samenhang en uitbreiding, governance, mondialisering;

- de Commissie en de Europese Academie voor ambachtelijke en kleine ondernemingen zouden een werk- en onderzoeksprogramma moeten uitwerken inzake kennis over het kleinbedrijf, tenuitvoerlegging van het Handvest en uitvoering van de actiepunten zoals die in het ESC-advies van 30 mei 2001 over MKB en ambacht in Europa zijn omschreven.

4.2.6.2. Mededingingsregels

- invoering van een systeem voor registratie van gevallen van concurrentievervalsing waarmee het kleinbedrijf met name in grens en eilandregio's te maken heeft, en ontwikkeling van een methode om snel geschillen te kunnen beslechten.

4.2.6.3. Samenwerking tussen organisaties en tussen bedrijven

- opnieuw opzetten (volgens een nieuwe, geschiktere en flexibelere formule) van de Interprise-programma's voor grensoverschrijdende samenwerking.

4.2.6.4. Toegang van het bedrijfsleven tot EU-programma's en -activiteiten

- vereenvoudiging van voor het kleinbedrijf geldende aanmeldingscriteria en procedures voor de levering van kwaliteitsattesten, en een meer systematische raadpleging van organisaties voor advisering en begeleiding van ondernemers;

- versoepeling van de procedures voor de indiening van offertes, en opnieuw instellen (in gewijzigde vorm) van de mogelijkheid tot directe onderhandse financiering van tal van transnationale proefprojecten, waarbij nationale en Europese bemiddelingsorganisaties hiertoe voordrachten doen.

4.2.6.5. Normalisatie

- kleine en micro-ondernemingen moeten kunnen deelnemen aan de Europese normalisatiewerkzaamheden, hiertoe dient er o.a. een financieringsregeling te komen voor deskundigen die namens hen optreden. In het bijzonder moet het Normapme-project worden ondersteund en uitgebreid;

- ontwikkeling van speciaal aan de verschillende sectoren en bedrijfsgroottes aangepaste instrumenten en technische handleidingen;

- oprichting van en steun aan een netwerk van deskundigen dat onderdeel moet worden van de bemiddelings- en beroepsorganisaties van het kleinbedrijf en dat zich moet gaan bezighouden met het geven van voorlichting en advies over de omzetting van Europese normen en EU-etiketteringsregels.

4.2.6.6. Milieuaspecten

- er dient op te worden toegezien dat bij de opstelling van communautaire teksten vanaf het begin systematisch rekening wordt gehouden met de belangen van het kleinbedrijf en hun specifieke behoeften;

- vereenvoudiging van procedures, naar analogie van de nieuwe EMAS-regeling voor milieuaudits. Met deze regeling zijn de procedures voor de allerkleinste ondernemingen zeer vereenvoudigd en hebben ambachtskamers en bemiddelings- en beroepsorganisaties de mogelijkheid gekregen voor kleine bedrijven aangepaste audits uit te voeren;

- invoering en instandhouding van een netwerk van "milieuombudsmannen" bij de bemiddelingsorganisaties en die worden belast met het geven van voorlichting en advies aan en het opleiden van kleine ondernemers;

- invoering van fiscale prikkels en financiële steun om te bereiken dat ondernemers milieuvriendelijk investeren en zich aan milieunormen houden.

4.2.7. Fiscale en financiële kwesties

4.2.7.1. Fiscale aanpassingen

- uitbreiding van de proefmaatregelen inzake BTW-verlaging tot alle arbeidsintensieve activiteiten.

4.2.7.2. Beschikbaarstelling van kredieten en bevordering van wederzijdse borgstelling

- het kleinbedrijf moet echt betere toegang kunnen krijgen totde bestaande instrumenten van de Europese instellingen (EIB, EIF en Commissie) of van nog uit te werken instrumenten. Dit om gemakkelijker in aanmerking te kunnen komen voor kredieten voor de financiering van (technologische) investeringen in nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, om te kunnen voldoen aan technische en milieunormen en om de voor opleidingen noodzakelijke immateriële investeringen te kunnen doen. Hiertoe dient het gebruik van deze producten door het kleinbedrijf te worden geanalyseerd en dienen nieuwe maatregelen te worden genomen om de toegang tot deze kredieten te vergemakkelijken;

- ontwikkeling van een behoorlijk Europees beleid ter bevordering van onderlinge borgstelling;

- er dient op te worden toegezien dat de door het Bazels Comité (Bazel 2) voorgestelde maatregelen inzake de hervorming van het bankwezen (die de Commissie in een volgend richtlijnvoorstel zal integreren), niet leiden tot een kostenstijging en een verschraling van het aanbod van kredietverlening aan het kleinbedrijf.

4.2.8. Uitbreiding en flexibilisering van technologie binnen het kleinbedrijf

- steun geven aan de aanstelling binnen bemiddelingsorganisaties van het kleinbedrijf van adviseurs/bemiddelaars met technologische kennis en bevordering van samenwerking op het gebied van netwerken;

- er dient op te worden gelet dat er in het zesde kaderprogramma voor O& D aandacht wordt besteed aan het kleinbedrijf, en in het bijzonder aan de traditionele bedrijven;

- vereenvoudiging van de uitvoering van collectief onderzoek door bemiddelingsorganisaties in samenwerking met wetenschappers.

4.2.9. Modellen van webhandel die hun nut reeds hebben bewezen; kwaliteitssteun aan het kleinbedrijf

4.2.9.1. Webhandel

- steun voor door de bemiddelingsorganisaties van het bedrijfsleven georganiseerde voorlichting, bewustmaking en proefprojecten m.b.t. nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en voor adviesverstrekking door deze organisaties;

- steun aan kleine en micro-ondernemingen voor investeringen in hard- en software en in opleidingen.

4.2.9.2. Kwaliteitssteun aan het kleinbedrijf

- ontwikkeling op Europees niveau van een echt beleid inzake netwerken tussen organisaties die ondersteunende diensten bieden;

- opstellen van een Europees bestek voor ondersteunende diensten waarin de minimumvoorwaarden moeten worden vastgelegd voor het opzetten van dergelijke dienstverlening in de Unie;

- instelling op EU-niveau van een opleiding tot bedrijfsadviseur, die beantwoordt aan de specifieke bepalingen in het bestek;

- hulp bieden aan de kandidaat-lidstaten voor het opzetten van eigen netwerken voor ondersteunende diensten volgens Europese specificaties.

4.2.10. De belangenbehartiging van het kleinbedrijf op nationaal en EU-niveau ontwikkelen, uitbreiden en doeltreffender maken

4.2.10.1. Belangenbehartiging van het kleinbedrijf

- uitbreiding en systematisering van het directe overleg met de representatieve nationale en Europese organisaties van kleine ondernemers op alle communautaire beleidsterreinen;

- bevordering van en steun aan het overleg tussen Kamers (bijv. van Koophandel), bemiddelings- en beroepsorganisaties van kleine en micro-ondernemingen en ambachtsbedrijven uit de verschillende lidstaten, en deze organisaties op Europees niveau proberen te structureren, ten einde hun prioriteiten eenvoudiger in voor hen relevante algemene en specifieke (= per bedrijfstak) wetgeving vastgelegd te krijgen;

- bevordering van de oprichting en het functioneren van dergelijke bemiddelings- en beroepsorganisaties in de kandidaat-lidstaten, steun geven aan door hen op touw gezette activiteiten voor het bedrijfsleven en aan partnerschappen met zusterorganisaties uit de huidige lidstaten.

4.2.10.2. De rol van het kleinbedrijf in de sociale dialoog

- de rechtstreekse en automatische deelname van vertegenwoordigers van kleinbedrijf en ambacht aan alle Europese raadplegings- en besluitvormingsprocedures dient te worden gewaarborgd, evenals de deelname van deze vertegenwoordigers aan voor hen relevante belangrijke politieke bijeenkomsten;

- er moet worden toegezien op een betere follow up van de tussen de sociale partners gesloten overeenkomsten. Dit kan door impulsen te geven aan een betere vertegenwoordiging van de belangenorganisaties van kleinbedrijf en ambacht op alle niveaus van de sociale dialoog (Europees, nationaal, per sector, per bedrijfstak en per bedrijf);

- opstellen van een overzicht van best practices op het gebied van de maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen het kleinbedrijf en deze onder besluitvormers verspreiden;

- kleine ondernemingen die actief zijn op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid, helpen hun partners beter over hun activiteiten te informeren.

5. Conclusies

5.1. Volgens het ESC is het Handvest voor alle Europese beleidsmakers een uitgelezen mogelijkheid om aan de 19 miljoen kleine ondernemers in de Unie en hun werknemers te laten zien dat de Unie zich ook bewust is van de problemen van de kleine en micro-ondernemingen en hier aandacht aan besteedt.

5.2. Het ESC spreekt zijn bezorgdheid en vrees uit over een toekomstscenario waarin deze miljoenen ondernemers, zelfstandigen en werknemers zich vervreemd zullen gaan voelen van de EU indien de Europese beleidsmakers de behoeften en het specifieke karakter van het kleinbedrijf niet laten meewegen in hun beslissingen. De consequenties van het onbegrip en het gevoel van vervreemding die hierdoor bij zojuist genoemde groepen kunnen ontstaan, zouden rampzalig zijn voor de verdere ontwikkeling, consolidatie en uitbreiding van de EU, in een periode waarin Europese samenhang gezien de internationale situatie belangrijker is dan ooit.

5.2.1. Onderhavig advies verwoordt de bezorgdheid van kleine en ambachtelijke ondernemers. Tevens wil het de Europese Commissie bouwstenen aanreiken die onmisbaar zijn voor het opstarten van duidelijk zichtbare activiteiten waarmee volgens de beginselen van Lissabon en in het licht van een steeds fellere internationale concurrentie de rol en de betekenis van het kleinbedrijf moet worden versterkt.

5.3. Nu is het moment zich uit te spreken vóór een werkelijk allesomvattend, adequaat en zichtbaar beleid dat de bekrachtiging vormt van een Europees juridisch, fiscaal en sociaal klimaat dat noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van het kleinbedrijf. Van dit beleid moeten, op samenhangende wijze en ingebed in een operationeel meerjarenactieplan bestemd voor het kleinbedrijf, alle door de verschillende diensten van de Commissie afzonderlijk reeds genomen of nog te nemen maatregelen deel gaan uitmaken. Het ESC spreekt de wens uit dat de Commissie overleg tot stand brengt tussen haar verschillende diensten ten einde haar maatregelen die het kleinbedrijf betreffen, op elkaar af te stemmen en haar besluiten hieromtrent te harmoniseren. Met het beeld voor ogen van de groep commissarissen die samenwerkt op het gebied van gelijke kansen, zou volgens het ESC het EU-beleid inzake het kleinbedrijf veel efficiënter en werkbaarder kunnen worden als de hoogste organen van de Commissie ook op dit terrein een dergelijke stap zouden zetten.

5.4. Derhalve dringt het ESC er bij Commissie en lidstaten op aan op de kortst mogelijke termijn het Handvest via het meerjarenactieplan ten uitvoer te brengen, net als Parlement, Economisch en Sociaal Comité en de echt representatieve belangenorganisaties van kleinbedrijf en ambacht dit reeds hebben gedaan. De omzetting van dit plan kan alleen maar slagen en een Europees beleid bestemd voor het kleinbedrijf kan alleen maar een succes worden als er sprake is van een werkelijke rechtstreekse dialoog, als de samenwerkingsverbanden met de bemiddelings- en belangenorganisaties van ambachtelijke en kleine ondernemers en met de sociale partners worden geconsolideerd en als zij rechtstreeks bij het gehele besluitvormingsproces en bij de omzetting van maatregelen worden betrokken. Het netwerk van deze organisaties is immers wijdvertakt en ze beschikken over een schat aan ervaringen.

5.5. Het ESC roept de Raad op tijdens één van haar volgende bijeenkomsten een positief besluit te nemen over de tenuitvoerlegging van het Handvest via dit meerjarenactieplan, waarvan alle initiatieven die van belang zijn voor het kleinbedrijf, en de voorstellen uit onderhavig advies deel uitmaken, en om voor de betreffende programma's de nodige middelen ter beschikking te stellen. In dit licht stelt het ESC Parlement en Raad voor een positief vervolg te geven aan het voorstel tot instelling van een speciaal budget zoals dat vorig jaar werd geformuleerd tijdens de behandeling van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap. Hiermee werd beoogd steun te verlenen aan vernieuwende activiteiten in het kader van het Handvest die niet door andere programma's werden gedekt.

Brussel, 28 november 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Aanbeveling van de Commissie, PB L 107 van 30.4.1996.