Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een duurzaam Europa"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een duurzaam Europa"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een duurzaam Europa"

Publicatieblad Nr. C 048 van 21/02/2002 blz. 0112 - 0121


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Een duurzaam Europa"

(2002/C 48/26)

Op 31 mei 2001 heeft het Economisch en Sociaal Comité krachtens de art. 11(4), 19(1) en 23(3) van het reglement van orde besloten een advies op te stellen over: "Een duurzaam Europa voor een betere wereld".

Het subcomité "Een duurzaam Europa", dat met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft zijn advies op 30 oktober 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Ehnmark; co-rapporteur de heer Ribbe.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 november 2001 gehouden 386e zitting (vergadering van 29 november) het volgend advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

1. Oproep tot de Europese Raad van Laken

1.1. Het initiatief van het Belgische voorzitterschap om een verklaring over de toekomst van Europa voor te bereiden en deze ter gelegenheid van de Europese Raad van Laken ter goedkeuring voor te leggen, is een uitermate geschikte kans om voorafgaand aan de brede maatschappelijke discussie een visie op de toekomst en de doelstellingen van de Unie naar voren te brengen.

1.2. Tijdens de Europese Raad van Göteborg werd besloten van duurzame ontwikkeling een prioritaire doelstelling van de Unie te maken. Met dit vérstrekkende besluit werd een nieuwe visie op de toekomst van Europa ingeluid.

1.3. In de Verklaring van Laken moet nog duidelijker uit de verf komen dat duurzame ontwikkeling één van de belangrijkste taken van de Unie is. Het is nú zaak om de uitdagingen en kansen die dit nieuwe project voor de Unie met zich meebrengt, in hun volle reikwijdte te belichten en om deze nieuwe visie in het brandpunt van de discussie over de toekomst van Europa te plaatsen. Wanneer het erop aankomt het Europa, de door ons gewenste vorm te geven, kunnen we niet om duurzame ontwikkeling heen.

1.4. Het afgelopen jaar heeft het ESC bijzondere aandacht aan de globale dimensie van duurzame ontwikkeling en aan de gevolgen van het besluit van de Europese Raad van Göteborg besteed. In zijn tweede advies over duurzame ontwikkeling bekijkt het Comité hoe deze visie kan worden toegepast en hoe de samenleving hier méér bij kan worden betrokken.

1.5. Met duurzame ontwikkeling wordt beoogd randvoorwaarden te creëren waarin het welzijn van álle burgers - niet alleen op economisch, maar ook op sociaal, cultureel en milieuvlak - op lange termijn verzekerd is. Een goede levenskwaliteit wordt immers niet uitsluitend door economische factoren, maar door een over een langere periode beschouwd samenspel van tal van elementen bepaald.

1.6. Duurzame ontwikkeling is plechtig tot één van de horizontale langetermijndoelstellingen van de Europese Unie uitgeroepen en derhalve stevig ingebed in de nieuwe visie op Europa. In een duurzame-ontwikkelingsstrategie wordt een radicaal antwoord gegeven op de vraag hoe het beleid ten dienste van algemeen welzijn en solidariteit kan worden gesteld; de nadruk ligt hierbij op een gecoördineerde en coherente stroomlijning van het beleid.

1.7. De toepassing van het concept duurzame ontwikkeling zoals hierboven beschreven, zal gevolgen hebben voor alle activiteiten van de Unie en haar lidstaten en bijdragen tot een beter contact tussen burger en Unie.

1.8. Nu de Unie deze nieuwe visie heeft omarmd, moet zij bewijzen dat zij in staat is om als blijk van solidariteit en verantwoordelijkheidszin de jonge generatie en andere delen van de wereld de hand te reiken. De beginselen die aan de basis van de oprichting van de Gemeenschap lagen, kunnen de Unie ook nu nog tot bron van inspiratie dienen. Om een ambitieus en vérstrekkend project als dit tot een goed einde te brengen, zullen de lidstaten van de Unie eens te meer de wil moeten tonen om de handen ineen te slaan en samen te werken.

1.9. Er is sprake van duurzame ontwikkeling, indien het economisch, sociaal en milieubeleid duidelijk op de totstandbrenging van een duurzame samenleving worden afgestemd. Milieu dient hierbij net zo zwaar te wegen als economische en sociale overwegingen. Aangezien de drie beleidsterreinen in al hun geledingen met elkaar moeten interageren, is het nodig dat de EU overeenkomstig het besluit van de Europese Raad van Göteborg het voortouw neemt en aan de burgers van de Unie en de rest van de wereld een belangrijk signaal afgeeft.

1.10. Concreet, burgergericht beleid

1.10.1. Door radicaal de kaart van de duurzame ontwikkeling te trekken, laten de beleidsmakers duidelijk zien welke weg zij met Europa willen inslaan. Een beleid waarin duurzame ontwikkeling vooropstaat, zal het leven en gedrag van de burger als geen andere beleidsvisie beïnvloeden, en maatschappij en bedrijfsleven voor enorme opgaven plaatsen.

1.10.2. De concrete toepassing van een beleid voor duurzame ontwikkeling - waarin solidariteit centraal staat - biedt een gelegenheid bij uitstek om de beginselen van good governance echt in de praktijk te brengen. Willen we een toekomst waarin het beleid op de langetermijnprioriteiten van de burger is afgestemd, dan zal politiek leiderschap van essentieel belang zijn en moet governance als thema voor het voetlicht worden gebracht.

1.11. Hoewel duurzame ontwikkeling per definitie pas op lange termijn kan worden verwezenlijkt, moeten nu reeds realistische en concrete streefdoelen worden vastgesteld. In Unie en lidstaten moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling in concrete projecten worden vertaald. Dit is zowel om psychologische als om politieke redenen belangrijk, aangezien de burger dan met eigen ogen kan vaststellen dat met zijn zorgen rekening wordt gehouden.

1.12. De nieuwe visie maakt alleen een kans, indien onafgebroken aan de verwezenlijking ervan wordt gewerkt. Duurzame ontwikkeling is een proces van lange adem dat alleen met succes kan worden bekroond, indien de betrokkenen in alle sectoren zich hier onafgebroken voor inzetten. Aangezien de nodige kennis voorhanden moet zijn, is het van groot belang dat in onderwijs, levenslang leren en onderzoek wordt geïnvesteerd.

1.13. Duurzame-ontwikkelingsbeleid moet vanuit de basis worden opgebouwd en op een breed maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen. Nationale projecten ter bevordering van duurzame ontwikkeling zijn een ideale kweekvijver voor nieuwe vormen van dialoog; de burger moet de kans krijgen om mede dankzij een efficiënt voorlichtings- en raadplegingsproces aan de totstandkoming van dit beleid bij te dragen. Cruciaal is dat wordt verduidelijkt wat met de nationale plannen wordt beoogd en hoe deze op de strategie van de Europese Unie aansluiten.

1.14. Een essentiële rol is weggelegd voor de sociale partners; zij dienen het raadplegingsproces te ondersteunen en op te volgen. Zonder de actieve betrokkenheid van sociale partners en niet-gouvernementele organisaties is het onmogelijk om de strategie voor duurzame ontwikkeling op een succesvolle manier gestalte te geven.

1.15. Als vertegenwoordiger van alle geledingen van de georganiseerde civiele samenleving is het ESC een bij uitstek geschikte instantie om het raadplegingsproces te ondersteunen en op te volgen. Het Comité is van plan zich in het raadplegingsproces als een actieve partner op te stellen.

1.16. Aangezien het voor de kandidaat-lidstaten een erg moeilijke opdracht wordt de ontwikkeling in hun land op een duurzame manier aan te pakken, moet de Unie van meet af de dialoog met hen aangaan en alles in het werk stellen om hen achter de doelstellingen van dit project te scharen en bij de tenuitvoerlegging ervan te betrekken. Deze nieuwe visie op Europa kan het overgangsproces in deze landen een nieuw elan geven en de bevolking stimuleren om tot de totstandkoming van het EU-beleid bij te dragen.

1.17. Het is nu de taak van de EU-instellingen om in het licht van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling voor een gecoördineerde en coherente stroomlijning van het beleid te zorgen. Alle instellingen zullen aan deze nieuwe eis moeten voldoen. In de eerste plaats moet erop worden toegezien dat bij de planning en tenuitvoerlegging van het beleid meer rekening met duurzame ontwikkeling wordt gehouden. Met name de beleidscoördinatie bij de Commissie laat te wensen over. Het ESC stelt voor om in het secretariaat-generaal of het kabinet van de Commissievoorzitter een speciale dienst op te richten die met de coördinatie wordt belast.

1.18. De EU moet ter gelegenheid van de Europese Raad van Barcelona (maart 2002) concrete maatregelen inzake klimaatverandering, energie-opwekking en vervoer aankondigen. Voorts is het van essentieel belang dat nieuwe stappen worden genomen om het publiek van de veiligheid van ons voedsel te overtuigen.

1.19. Ook voor de sociale en de economische component van duurzame ontwikkeling moeten tijdens de Europese Raad van Barcelona nieuwe streefdoelen worden vastgesteld. Nieuwe arbeidsrisico's moeten in hun sociale, economische en milieutechnische context worden aangepakt. Een kwalitatieve verbetering van de arbeidsomstandigheden is een essentieel onderdeel van de sociale component van de strategie; volksgezondheid is - met name gezien de vergrijzing - nog een aspect. Voor de oplossing van deze problemen is een multidisciplinaire aanpak vereist, hoe moeilijk het ook zij deze in de praktijk om te zetten.

1.20. In samenwerking met scholen, universiteiten, bibliotheken, bedrijven, NGO's en sociale partners zou op Europese schaal een voorlichtingscampagne over de principes van duurzame ontwikkeling moeten worden opgezet.

1.21. Deze problematiek moet via dialoog en overleg aan de samenleving worden voorgelegd. Het ESC stelt voor om in 2002, ná de Europese Raad van Barcelona, een uitgebreide overlegperiode in te lassen.

2. Achtergrond

2.1. Tijdens de zitting van mei 2001 heeft het ESC met algemene stemmen zijn advies over de voorbereiding van een EU-strategie voor duurzame ontwikkeling goedgekeurd. De teneur van de belangrijkste aanbeveling van het ESC aan de Europese Raad van Göteborg was dat meer tijd moest worden uitgetrokken om politiek overleg te plegen, een maatschappelijk draagvlak te creëren en de mogelijke impact van concrete maatregelen in kaart te brengen. Daarenboven moesten Raad en regeringen van meer gegevensmateriaal worden voorzien om met kennis van zaken besluiten te kunnen nemen.

2.2. Voorts gaf het ESC in dit initiatiefadvies blijk van zijn belangstelling om aan de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de strategie mee te werken.

2.3. Het voorstel van de Commissie om samen met het ESC voor alle betrokkenen een tweejaarlijks forum over duurzame ontwikkeling te organiseren, kreeg in het ESC veel bijval.

2.4. Het Comité verklaarde zich daarnaast ook bereid om zijn leden ertoe aan te sporen de contacten met hun achterban te versterken en om als waakhond een kwaliteitsbeoordeling van de tenuitvoerlegging van de strategie op te stellen.

3. De Europese Raad van Göteborg

3.1. De politieke koers die in juni 2001 door de Europese Raad van Göteborg werd uitgezet, blijkt aan te sluiten bij de suggesties van het ESC: de standpunten blijken gelijk te lopen.

3.2. Het Raadsbesluit kan in de volgende vier punten worden samengevat:

- de economische, sociale en milieu-impact van alle beleidslijnen moet op een gecoördineerde manier in de besluitvorming worden meegenomen;

- als werkmethode dient gebruik te worden gemaakt van de bottom-up strategie, waarbij door de lidstaten opgestelde nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling de basis voor de communautaire strategie vormen;

- alle relevante betrokkenen moeten worden geraadpleegd; de lidstaten krijgen de opdracht het overleg naar behoren te organiseren;

- voor de volgende vier, nog nader uit te werken prioritaire onderdelen van de strategie moeten bij wijze van richtsnoer streefcijfers en maatregelen worden vastgesteld: klimaatverandering, vervoer, volksgezondheid en natuurlijke rijkdommen.

3.3. Voorts kondigde de Raad aan de geboekte vooruitgang in het komende jaar twee keer op ministerniveau aan de orde te stellen:

- op de Europese Raad van Laken, waar de Commissie zal voorstellen mechanismen in te stellen om de economische, sociale en milieu-impact van alle belangrijke beleidsvoorstellen op duurzaamheid te toetsen;

- op de in maart 2002 te houden Europese Raad, waar in een breder kader geëvalueerd zal worden hoever men met het uitstippelen en tenuitvoerleggen van de strategie is gevorderd.

3.4. Onderstreept werd dat duurzame ontwikkeling een nieuwe golf van technologische innovatie, groei en werkgelegenheid kan teweegbrengen. De Raad nodigde het bedrijfsleven uit om aan de ontwikkeling van nieuwe milieuvriendelijke technologie in o.m. de energie- en de vervoersector mee te werken en het gebruik ervan te promoten.

4. De Europese Raad van Göteborg in perspectief

4.1. Ondanks de omstandigheden heeft de Europese Raad van Göteborg aan de verwachtingen beantwoord. Door een langetermijnstrategie voor duurzame ontwikkeling op de rails te zetten, maakte de Raad duurzaamheid tot een onlosmakelijk bestanddeel van de Europese samenwerking. De Raad beklemtoonde met recht en reden dat duurzame ontwikkeling op de steun van de burgers moet kunnen rekenen en dat geschikte raadplegingsmechanismen moeten worden uitgewerkt. Tot slot stelde de Raad een aantal prioritaire maatregelen en een tijdschema vast.

4.2. De Europese Raad heeft er met klem op gewezen dat het streven naar duurzame ontwikkeling door een gecoördineerde beleidsaanpak moet worden ondersteund.

4.3. Commissie en Raad erkennen dat duurzame ontwikkeling in de EU alleen in nauw overleg met alle geledingen van het maatschappelijk middenveld kan totstandkomen. Dit impliceert intens overleg en nauwe samenwerking met een brede waaier actoren.

4.3.1. Wegens tijdsgebrek konden in Göteborg geen concrete maatregelen ter verwezenlijking van de afgesproken doelen worden vastgesteld. Hierdoor wordt het des te belangrijker dat de Commissie in het samenvattend verslag dat bij de Europese Raad van Barcelona als basis voor de werkzaamheden zal worden gebruikt, concrete en realistische maatregelen voorstelt. Gebeurt dit niet, dan is het niet ondenkbaar dat de maatschappelijke steun voor duurzame ontwikkeling afbrokkelt.

4.3.2. Ter illustratie: in de discussienota van de Commissie van maart 2001 wordt weliswaar melding gemaakt van een vermindering van de CO2-uitstoot met 70 % op de lange termijn - wat op de instemming van het Comité kan rekenen -, maar van de "strategie" waarmee deze daling tot stand moet worden gebracht, wordt met geen woord gerept.

4.3.3. Om een vermindering van de CO2-uitstoot met 70 % te verwezenlijken, zouden we het in het economisch en maatschappelijk leven over een radicaal andere boeg moeten gooien. Volgens het Europees Milieu-Agentschap zal de EU reeds alle zeilen moeten bijzetten om het Kyoto-protocol na te leven, laat staan dat zij zich voorneemt om nóg verdergaande langetermijndoelstellingen te halen.

4.3.4. Een actief klimaatbeheersingsbeleid wordt door sommigen als een rem op het concurrentievermogen beschouwd. Een efficiënt gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen is echter niet alleen uit ecologisch, maar ook uit economisch oogpunt renderend; een lager energieverbruik betekent immers niet alleen minder broeikasgassen, maar ook lagere energiekosten voor het bedrijfsleven. Met het gebruik van vernieuwende en doeltreffende technologie vangt men dus twee vliegen in één klap.

4.3.5. Doordat de standpunten niet altijd gelijklopen en doel en middel soms slecht op elkaar zijn afgestemd, is het moeilijk het publiek ervan te doordringen dat duurzame ontwikkeling een prioritaire doelstelling is geworden, en een maatschappelijk draagvlak ervoor te creëren.

4.4. Tijdens de Europese Raad van Göteborg is duidelijk gesteld dat institutionele mechanismen ter bevordering van de beleidscoherentie moeten worden opgezet. Dit impliceert dat maatregelen ten aanzien van de Europese instellingen moeten worden genomen om voor grensoverschrijdende coördinatie te zorgen en de sectorale beleidsterreinen op elkaar af te stemmen. In Göteborg werd de Raad Algemene Zaken verzocht de voorbereiding van de strategie voor duurzame ontwikkeling op horizontaal niveau te coördineren.

4.5. Een van de belangrijke conclusies van de Europese Raad van Göteborg was dat de lidstaten vanaf het voorjaar van 2002 - net zoals bij de structuurfondsen - nationale actieplannen ter ondersteuning van de communautaire inspanningen op het vlak van duurzame ontwikkeling moeten opstellen. Bedoeling hiervan is dat de lidstaten de door de Raad vastgestelde prioriteiten naar de eigen nationale situatie vertalen en dat een duurzaam beleid tot stand komt dat vanuit de basis is gegroeid en niet van boven af is opgelegd.

4.6. Tot slot werd er in Göteborg de nadruk op gelegd dat het échte werk aan de strategie voor duurzame ontwikkeling nu pas van start kan gaan. Aangezien een duurzame-ontwikkelingsstrategie pas na 20 tot 25 jaar vruchten afwerpt, is het irrealistisch te verwachten dat na enkele maanden maatschappelijk debat en politieke topbijeenkomsten reeds een kant-en-klare strategie uit de bus komt.

5. Een samenhangende strategie voor duurzame ontwikkeling

5.1. De strategie voor duurzame ontwikkeling is het sluitstuk in het EU-beleid ter bevordering van economische en sociale vernieuwing. Met deze strategie hebben de beleidsmakers tevens een milieucomponent (of -dimensie) aan de strategie van Lissabon toegevoegd.

5.2. In zijn vorige advies heeft het ESC benadrukt dat het van essentieel belang is de maatregelen die onder de drie componenten ressorteren, volledig op elkaar af te stemmen. In milieudoelstellingen moeten zowel werkgelegenheids- als andere sociale overwegingen een plaats krijgen. Gezonde overheidsfinanciën zijn een voorwaarde om sociale voorzieningen en een beleid voor sociale integratie (en tegen uitsluiting) op een duurzame manier gestalte te geven.

5.3. Het ESC begrijpt dat het moeilijk is een beleid uit te werken waarin de drie componenten aan bod komen. Het is niet altijd even duidelijk hoe de componenten interageren - of ze op elkaar aansluiten, dan wel elkaar in de weg zitten. Vandaar het cruciale belang van evaluatie-indicatoren; het probleem is evenwel - zoals uit een recente OESO-analyse blijkt - dat indicatoren meestal maar betrekking hebben op één van de drie componenten (economische, sociale of milieu-aspecten). Het zal verre van eenvoudig zijn indicatoren op te stellen die de interactie tussen de verschillende componenten in beeld brengen.

5.4. In de algemene analyse en de aanbevelingen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid zijn een aantal aspecten van duurzaamheid geïntegreerd. In de ontwerprichtsnoeren, die door de Commissie zijn opgesteld en later door Raad en Parlement in licht gewijzigde vorm goedgekeurd, wordt het belang van gezonde overheidsfinanciën benadrukt en staat aan het eind een verwijzing naar het besluit van de Europese Raad van Stockholm om duurzame ontwikkeling in de strategie van Lissabon op te nemen.

5.5. Duurzame economische groei, een hoge arbeidsparticipatie, draagkrachtige pensioenstelsels, doeltreffende beleidsmaatregelen ter bestrijding van sociale uitsluiting, nieuwe investeringen in onderzoek en ontwikkeling, nieuwe maatregelen ter bevordering van een duurzaam milieubeleid - al deze factoren moeten bij het opstellen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid in aanmerking worden genomen.

5.6. De sociale component is met al zijn facetten een uitdaging op zich. Krachtens het sociale-actieplan moet vastberaden worden opgetreden om sociale uitsluiting in te dijken en integratie te bevorderen. Het werkgelegenheidsbeleid van de EU, dat tijdens de Europese Raad van Luxemburg in 1997 werd gelanceerd, is een tweede essentieel onderdeel van de sociale component. Onderwijs, opleiding en levenslang leren maken er ook deel van uit, evenals de kwaliteit van arbeid, die door de Europese Raad van Stockholm van 2001 werd toegevoegd.

5.7. In de door de Commissie opgestelde ontwerprichtsnoeren voor werkgelegenheid (2002) worden de besluiten betreffende duurzame ontwikkeling enkel terloops vermeld. Ondanks de aanbeveling van de Europese Raad dat werkgelegenheid in de milieusector middels de nationale actieplannen dient te worden bevorderd, is in de voorgestelde richtsnoeren nauwelijks een verwijzing naar duurzame ontwikkeling terug te vinden.

5.8. Een ander belangrijk thema dat deel uitmaakt van de sociale component en implicaties op lange termijn heeft, is het Europese sociale model. In het licht van de uitbreiding en het toenemende aantal internationale verplichtingen van de EU wordt het belang van dit model steeds groter. Hoewel vaak zonder verdere analyse of uitleg naar het Europese sociale model wordt verwezen, weet iedereen waar het voor staat: nl. solidariteit en sociale bescherming, gekoppeld aan een concurrerende industrie en economische groei.

5.9. De sociale partners dienen het als hun specifieke verantwoordelijkheid te beschouwen het Europese sociale model verder te analyseren en te actualiseren.

5.10. Een ander sleutelelement in de strategie voor duurzame ontwikkeling is samenhang, in de meest algemene betekenis van het woord. Behoud en versterking van de samenhang is, met name in het licht van de uitbreiding, cruciaal voor de toekomst van de Europese Unie. Ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied volstaat evenwel niet om een hechte samenhang te bereiken. Hiervan is pas sprake, indien ook de culturele component - gemeenschappelijke waarden, intercultureel begrip en respect voor culturele diversiteit - tot zijn recht komt.

5.11. De culturele component van de strategie voor duurzame ontwikkeling moet verder worden geanalyseerd. Multiculturaliteit en culturele diversiteit zijn hoekstenen in de visie van de Unie, die ook in de duurzame-ontwikkelingsstrategie - in de vorm van maatregelen ter bevordering van duurzame multiculturaliteit en culturele diversiteit - aan bod moeten komen.

5.12. Het ESC pleit voor een prominentere plaats voor de culturele component in de strategie voor duurzame ontwikkeling. Europese culturele waarden die door gewoonten en gedragspatronen van generatie op generatie worden doorgegeven, bepalen rechtstreeks of onrechtstreeks hoe cohesiemodellen evolueren. Erkenning en aanvaarding van gemeenschappelijke culturele tradities en gedragspatronen dragen bij tot wederzijds begrip en respect. De culturele component van duurzame ontwikkeling kan worden beschouwd als een instrument tot behoud en bevordering van multiculturaliteit.

5.13. Aangezien een strategie voor duurzame ontwikkeling per definitie uitgaat van solidariteit tussen de generaties, moeten alle generaties de gelegenheid krijgen om hun standpunten kenbaar te maken. Het zou met name erg waardevol zijn jongeren (min 25) en ouderen (plus 55) aan het woord te laten.

6. De strategie voor duurzame ontwikkeling - een dringend begin van een lange reis

6.1. Tijdens de discussie inzake het Commissievoorstel over de duurzame-ontwikkelingsstrategie tekenden zich twee kampen af: het "visionaire", dat niet-duurzame tendensen wil tegengaan, en het "operationele", dat de nadruk legt op concrete maatregelen, met name op milieugebied. Ter ondersteuning van deze laatste visie werd herhaaldelijk verwezen naar de vele jaren die zijn verlopen, sinds duurzame ontwikkeling tijdens de conferentie van Rio als algemeen streefdoel werd goedgekeurd.

6.2. Alle energie die in de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Europese Raad van Göteborg is gestopt, heeft niet kunnen beletten dat de discussie sindsdien op een laag pitje staat en het onderwerp, n.a.v. de gebeurtenissen op wereldvlak, in de luwte is beland. Sociale partners en het maatschappelijk middenveld in het algemeen wachten op initiatieven van de Europese instellingen om de in Göteborg genomen besluiten, alsmede de strategie ten uitvoer te leggen.

6.3. Tegen deze achtergrond bestaat het gevaar dat uiteenlopende maatschappelijke groeperingen de druk om met de opbouw van een duurzame samenleving te beginnen, laten verslappen. In het vorige advies over duurzame ontwikkeling poneert het Comité overigens dat dit proces dringend van start moet gaan en concreet moet worden ingevuld. Een half jaar na de Europese Raad van Göteborg staan we nog steeds even ver.

6.4. Anderzijds moet de duurzame-ontwikkelingsstrategie aan het absorptievermogen van burgers en overheden worden aangepast en stapsgewijs, over een lange periode worden uitgestippeld. De strategie kan niet in een soort oerknal verwezenlijkt worden; indien de lat te hoog wordt gelegd, zouden we ons doel wel eens voorbij kunnen schieten.

6.5. Het ESC vindt het belangrijk te beklemtonen dat de strategie voor duurzame ontwikkeling stapsgewijs moet worden uitgevoerd. Met het besluit om in de strategie van Lissabon een jaarlijkse follow-up in te bouwen, toont de Europese Raad overigens aan dezelfde mening te zijn toegedaan.

7. Cruciale milieukwesties

7.1. In het gedeelte van de duurzame-ontwikkelingsstrategie dat op milieu betrekking heeft, worden een aantal kritische kwesties aangesneden die een belangrijke impact hebben op het leven van de burger en de werking van de samenleving. In de volgende paragrafen gaat het ESC dieper op enkele van deze onderwerpen in.

7.2. Raad en Commissie hebben er vaak op gewezen dat duurzame ontwikkeling een nieuwe golf van technologische innovatie zal aanwakkeren die op zijn beurt nieuwe markten zal ontsluiten en de weg zal effenen voor een nieuwe economie. De Commissie heeft een aantal voorstellen inzake energie-efficiency en energiebesparing voorgelegd waarover het ESC vervolgens advies heeft uitgebracht. De algemene indruk die het Comité hieraan heeft overgehouden, was evenwel dat het terrein in deze sector - bijv. inzake inspraak van de burger - nagenoeg onontgonnen is.

7.2.1. Om op een duurzame manier te produceren of een andere economische activiteit te ontplooien, is aanzienlijk meer denkwerk nodig dan voor kortetermijnexploitatie van of roofbouw op de natuurlijke hulpbronnen. Voorts mag niet uit het oog worden verloren dat een duurzame economische activiteit met de huidige economische spelregels vaak niet rendabel is.

7.2.2. Onze planeet is een gesloten systeem; een groot aantal stabiele, gesloten systemen situeren zich op lokaal en regionaal niveau. Doordat de mens op een gegeven moment op massieve schaal de natuurlijke hulpbronnen is gaan overexploiteren, zijn cycli die voordien stabiel waren, verstoord geraakt - een proces dat nog steeds niet tot staan is gebracht.

7.2.3. Helaas is met de exploitatie van algemeen beschikbare factoren zoals natuurlijke hulpbronnen en arbeidskrachten het gemakkelijkst geld te verdienen. Wie voor zijn productie strengere normen dan de wettelijke hanteert, boekt daarom per definitie niet méér winst.

7.2.4. Deze vaststellingen zijn niet bedoeld om de huidige politieke of economische besluitvormers met de vinger te wijzen, maar om iedereen met de neus op de feiten te drukken, hoe onaangenaam deze ook zijn. Willen we bedrijven ertoe aanzetten in hun activiteiten en jaarverslagen niet enkel de economische, maar ook de sociale en milieudimensie te laten meewegen, zal de gehele samenleving zich achter dit project moeten scharen.

7.2.5. Uit het voorgaande moge blijken dat de strategie voor duurzame ontwikkeling een zaak van lange adem is, dat over doelstellingen en instrumenten continu een debat met de samenleving moet worden gevoerd en dat de strategie voor duurzame ontwikkeling zich niet gemakkelijk in de moderne economische modellen laat inpassen.

7.3. Wil de strategie voor duurzame ontwikkeling geen dode letter blijven, dan is politiek leiderschap vereist. Regeringen en politieke partijen zullen zich moeten inspannen om de burger achter dit project te scharen.

8. Een maatschappij waarin duurzame ontwikkeling vooropstaat - een kennismaatschappij

8.1. In een eerder uitgebracht advies stelt het Comité dat een maatschappij die zich op een duurzame manier wil ontwikkelen, de nodige kennis in huis moet hebben. De Europese Raad van Göteborg heeft daarenboven benadrukt dat duurzame ontwikkeling een golf van technologische vernieuwing en investeringen kan teweegbrengen.

8.2. De strategie voor duurzame ontwikkeling is ingebed in de strategie van Lissabon waarmee van de EU de meest concurrerende regio ter wereld moet worden gemaakt. In de vereisten voor duurzame ontwikkeling wordt er net als in de strategie van Lissabon op gehamerd dat dringend in onderzoek en onderwijs moet worden geïnvesteerd. Voorts kan het concurrentiepositie van de EU erbij gebaat zijn, indien voor oplossingen wordt gekozen die duurzame ontwikkeling bevorderen.

8.3. Beleid en prioriteiten van het communautair kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en van de duurzame-ontwikkelingsstrategie moeten op elkaar worden afgestemd. De EU dient met haar wetenschapsbeleid een voortrekkersrol te spelen en voldoende middelen voor de ontwikkeling van oplossingen voor o.m. de vervoers- en energieproblemen uit te trekken. Zonder EU-steun zullen de nationale fondsen voor wetenschappelijk onderzoek de kar moeilijk kunnen trekken. Tot slot dient de EU netwerken van universiteiten en instellingen die samenwerken aan duurzame-ontwikkelingprojecten, financieel te ondersteunen.

8.4. Onderwijs- en opleidingsprogramma's zullen aan de specifieke kennisvereisten moeten worden aangepast. Er zal vraag zijn naar ingenieurs en technici die in de toepassing van duurzame oplossingen zijn opgeleid, naar agronomen en andere deskundigen die in de levensmiddelen- en dierenvoersector gespecialiseerd zijn. Interdisciplinariteit in onderwijs en opleiding zal steeds belangrijker worden.

8.5. Ook de stelsels voor levenslang leren en bedrijfsopleidingen zullen op de kennisvereisten van de strategie voor duurzame ontwikkeling moeten worden afgestemd.

9. Overleg en dialoog

9.1. Dát raadpleging en dialoog nodig zijn om een maatschappelijk draagvlak voor het EU-beleid te creëren, wordt door niemand in twijfel getrokken; de vraag is alleen hoé dergelijke processen het beste kunnen worden georganiseerd. Het probleem is namelijk dat duurzame ontwikkeling een technische aangelegenheid is en door de basis niet als prioriteit wordt beschouwd. De Europese Raad van Göteborg heeft duurzame ontwikkeling geoormerkt als een beleidsterrein waar raadpleging en dialoog uitermate belangrijk zijn.

9.2. Voor een nadere analyse van de duurzame-ontwikkelingsstrategie worden twee vormen van raadpleging voorgesteld die in de volgende paragrafen onder de loep worden gelegd. In het eerste proces stellen lidstaten in nauw overleg met de betrokkenen nationale plannen voor duurzame ontwikkeling op. In het tweede organiseert de Commissie in samenwerking met het ESC een tweejaarlijks forum voor alle betrokken partijen.

9.2.1. De modaliteiten van het overleg op nationaal niveau worden door lidstaten en betrokken partijen vastgesteld. Hierbij moet evenwel worden aangetekend dat er raakpunten met het werk op EU-niveau zijn.

9.3. Het eerste forum voor betrokken partijen is gepland voor het najaar van 2002.

9.3.1. Aangezien het succes van het forum in grote mate afhankelijk is van het voorbereidend werk, moeten de organisaties van alle actoren al in een vroeg stadium bij het proces worden betrokken.

9.3.2. Het forum moet worden voorafgegaan door een lange periode van overleg op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Zo wordt dit overleg een zeldzame gelegenheid voor de Unie om niet alleen met organisaties van actoren, maar met de burgers zelf de dialoog aan te gaan, bijv. ter gelegenheid van activiteiten in scholen of vrijwilligersorganisaties. Doel van dit overleg is de bevolking ervan te overtuigen dat niet duurzame tendensen moeten worden omgebogen, alsmede een communicatiekanaal tussen Unie en burger openen.

9.3.3. Om de aandacht van een breed publiek te trekken én vast te houden, is veel verbeeldingskracht nodig. Het zou goed zijn aan de hand van één of twee hoofdthema's te verduidelijken wat op het spel staat.

9.3.4. Het publiek is zich er onvoldoende van bewust dat duurzame ontwikkeling noodzakelijk is. De Commissie dient in samenwerking met het maatschappelijk middenveld de burger beter over de concrete inhoud van duurzame ontwikkeling voor te lichten.

10. Institutionele mechanismen voor beleidscoherentie

10.1. Het blijkt moeilijk te zijn duurzame ontwikkeling beleidsmatig op een coherente manier aan te pakken. Oorzaak hiervan is een algemeen euvel binnen de Europese instellingen en elders, dat in het witboek van de Commissie over governance wordt behandeld. De Europese Raad van Göteborg heeft benadrukt dat duurzame ontwikkeling alleen mogelijk is, indien economisch, sociaal en milieubeleid elkaar versterken.

10.2. Het ESC heeft met tevredenheid kennisgenomen van de signalen van de Europese Raad en deelt het standpunt dat duurzame ontwikkeling alleen mogelijk is, indien verschillende beleidssectoren elkaar versterken.

10.3. Om de beleidscoördinatie bij de Commissie vlot te doen verlopen, stelt het Comité met nadruk voor om in het secretariaat-generaal van de Commissie of in het kabinet van de Commissievoorzitter een coördinator voor de duurzame-ontwikkelingsstrategie aan te wijzen.

10.4. Het Europees Parlement zou er volgens het ESC goed aan doen een speciale groep met de coördinatie van de werkzaamheden inzake duurzame ontwikkeling te belasten.

10.5. Het ESC heeft zelf een subcomité voor duurzame ontwikkeling opgericht en zal zich in een latere fase over een institutionele regeling buigen.

10.6. Tijdens de Europese Raad van Laken in december 2001 moeten verdergaande stappen ter bevordering van de beleidscoherentie aan de orde worden gesteld. De Commissie heeft erop gewezen dat, hoewel de doelstellingen van een groot aantal strategieën en programma's op elkaar aansluiten, van enige coördinatie nauwelijks of geen sprake is.

11. Indicatoren voor de follow-up

11.1. Eind oktober heeft de Commissie duurzame-ontwikkelingsindicatoren voorgelegd. Zo worden acht nieuwe indicatoren toegevoegd en worden er acht geschrapt. Uiteindelijk is er dus een korte lijst indicatoren overgebleven voor de follow-up van de strategie van Lissabon - waarin ook duurzame ontwikkeling een plaats heeft gekregen.

11.2. Willen gegevens en indicatoren voor iedereen aanvaardbaar zijn, dan moeten ze door alle betrokkenen worden goedgekeurd en gevalideerd. Alleen als die voorwaarde is vervuld, kan op gedegen, zakelijke gronden een discussie worden gevoerd en kan ideologische standpunten de pas worden afgesneden. Het moet mogelijk zijn om aan de hand van de indicatoren een overzicht te krijgen van alle elementen - dus niet alleen van kortetermijn - of deelaspecten.

11.3. Het ESC zal in een latere fase dieper op de indicatoren ingaan.

12. Prioriteiten van de Europese Raad van Göteborg

12.1. In Göteborg zijn vier beleidsterreinen vastgesteld waar maatregelen ter bevordering van duurzame ontwikkeling bijzonder dringend zijn. Het ESC zal hier in de toekomst gedetailleerd advies over uitbrengen.

12.2. Wat het eerste prioritaire beleidsterrein - bestrijding van klimaatverandering - betreft, bevestigde de Raad andermaal zijn belofte om aan de doelstellingen van Kyoto te voldoen en het streefcijfer voor het aandeel met duurzame energie geproduceerde elektriciteit te halen. Voorts werd de Europese Investeringsbank verzocht met de Commissie samen te werken bij de uitvoering van het EU-beleid inzake klimaatverandering.

12.2.1. In het recent goedgekeurde advies inzake het groenboek van de Commissie over het energiebeleid(1) benadrukt het ESC dat aanzienlijke investeringen in infrastructuur en technologische ontwikkeling vereist zijn, wil men het aandeel met duurzame energie geproduceerde elektriciteit opvoeren. In de richtlijn over hernieuwbare energie is voor "groene stroom" overigens een ambitieus streefcijfer vastgesteld dat tegen 2010 moet worden gehaald. Dit streefdoel te bereiken én zelfs verder te gaan, is een grote uitdaging.

12.2.2. Het budget van de kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling moet o.m. worden gebruikt om universiteitsnetwerken die onderzoek verrichten naar een efficiënter gebruik van duurzame energie, financieel te ondersteunen.

12.2.3. Het ESC vraagt zich af welke maatregelen de EU zal nemen om de uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig het Kyoto-protocol te verminderen, en kijkt uit naar de initiatieven van de Commissie terzake.

12.3. Met betrekking tot het tweede beleidsterrein - zorgen voor duurzaam vervoer - benadrukte de Europese Raad van Göteborg dat maatregelen moeten worden genomen om het vervoer over de weg naar vervoer per spoor- of waterweg en naar het openbaar personenvervoer te verleggen. Europees Parlement en Raad werd verzocht tegen 2003 herziene richtsnoeren voor trans-Europese vervoersnetwerken aan te nemen. Tot slot nam de Europese Raad er nota van dat de Commissie een kader zal voorstellen om ervoor te zorgen dat de prijzen voor de verschillende vervoersmodi tegen 2004 een betere afspiegeling vormen van de kosten voor de samenleving.

12.3.1. Het verband tussen vervoer, ruimtelijke ordening en nieuwe, zuinige voertuigen moge duidelijk zijn. Minder bekend is dat de motor achter deze verandering op gemeentelijk en regionaal niveau te vinden is. Overleg op lokaal niveau is m.a.w. een must.

12.4. Ten derde heeft de Europese Raad van Göteborg aangekondigd dat, gezien de bezorgdheid van de consument over veiligheid en kwaliteit van het voedsel, maatregelen ter bestrijding van gevaren voor de volksgezondheid moeten worden genomen. De volgende onderwerpen werden door de Raad als prioritair beschouwd: goedkeuring van het beleid inzake chemische stoffen, het actieplan betreffende uitbraken van infectieziekten, goedkeuring en inwerkingtreding van de Europese Voedselautoriteit en van de verordening inzake de levensmiddelenwetgeving. Tot slot deed de Raad een oproep om de mogelijkheid te onderzoeken een Europees netwerk voor surveillance en vroegtijdige opsporing met betrekking tot gezondheidskwesties op te richten.

12.4.1. Deze materie is bij uitstek geschikt om de burger ervan te overtuigen dat de EU in staat is slagvaardig op zijn zorgen te reageren. Anderzijds bestaat juist bij deze materie het gevaar dat nationale en communautaire overheden in elkaars vaarwater geraken. Gezien de recente uitbraken van infectieziekten bij vee is het voor het publiek waarschijnlijk belangrijker te weten dát er wordt opgetreden dan door wié.

12.4.2. Het Europese netwerk voor surveillance en vroegtijdige opsporing met betrekking tot volksgezondheid moet hoog op de prioriteitenlijst worden geplaatst. Het ESC hoopt dat de Commissie snel een initiatief in dit verband ter tafel zal leggen.

12.5. Wat het vierde prioritaire beleidsterrein - een meer verantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen - betreft, onderstreepte de Europese Raad van Göteborg dat goede economische prestaties hand in hand moeten gaan met een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Voorts bereikte de Raad een akkoord over een wijziging van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en over het kader voor de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarenboven werden afspraken gemaakt over de tenuitvoerlegging van het geïntegreerd productbeleid van de EU en kwam de Raad overeen dat tegen 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit een halt moet zijn toegeroepen.

12.5.1. Het ESC-advies over de toekomst van het GLB zal in het najaar van 2002 worden gepresenteerd.

13. De verdere procedure; nieuwe onderwerpen

13.1. De eerste follow-up van de duurzame-ontwikkelingsstrategie zal tijdens de Europese Raad van Barcelona in maart 2002 plaatsvinden. Het samenvattend verslag dat als basis voor deze werkzaamheden zal dienen, zal uiterlijk in januari 2002 door de Commissie worden afgerond.

13.2. Naast de prioriteiten waarover tijdens de Europese Raad van Göteborg een akkoord is bereikt, moeten volgens het ESC ook de volgende onderwerpen in het samenvattend verslag van 2002 aan de orde worden gesteld:

13.2.1. Kwalitatieve verbetering van de arbeidsomstandigheden. In de sociale component van de duurzame-ontwikkelingsstrategie ligt de nadruk vooral op sociale uitsluiting, sociale integratie en werkgelegenheidsbeleid. Het ESC stelt voor om hieraan "duurzame arbeid" toe te voegen.

13.2.2. In Stockholm waren de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie het erover eens dat, om iedereen bij het arbeidsproces te betrekken, niet alleen meer, maar ook betere banen nodig zijn. Om de kwaliteit van arbeid te behouden en te verbeteren, moet een gemeenschappelijke aanpak worden vastgesteld. In recent onderzoek wordt aangetoond dat de huidige arbeidsomstandigheden milieuproblemen en met name psychische problemen (o.i.v. werkdruk en overwerk) veroorzaken. In de ICT-sector is het bestaan van dergelijke problemen reeds geruime tijd bekend.

13.2.3. Wetenschappelijke netwerken en de rol van de universiteiten. Bepaalde doelstellingen van de duurzame-ontwikkelingsstrategie zijn alleen haalbaar, indien overheid en particuliere sector investeren in wetenschap en technologie. De Europese Raad heeft benadrukt dat de strategie voor duurzame ontwikkeling en het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling voldoende op elkaar moeten worden afgestemd. Het ESC suggereert dat in het samenvattend verslag met name wordt bekeken welke bijdrage de reeds bestaande en nog op te richten wetenschappelijke netwerken tot de strategie voor duurzame ontwikkeling kunnen leveren.

13.2.4. Samenwerking met het bedrijfsleven. De Europese Raad heeft benadrukt dat het bedrijfsleven actief bij het werk inzake de duurzame-ontwikkelingsstrategie moet worden betrokken. Het ESC beschouwt het bedrijfsleven als een bondgenoot bij de bevordering van een coherent, duurzaam beleid, en stelt voor diens rol in het samenvattend verslag dan ook goed uit de verf te laten komen.

13.2.5. Globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Overeenkomstig het besluit van de Europese Raad maakt het economisch beleid integraal deel uit van de strategie voor duurzame ontwikkeling. In de volgende reeks globale richtsnoeren voor het economisch beleid moet de wisselwerking tussen richtsnoeren en strategie worden geëvalueerd. Deze wisselwerking dient ook in het samenvattend verslag aan bod te komen.

14. De uitbreiding en de internationale context

14.1. Uitwerking en tenuitvoerlegging van de duurzame-ontwikkelingsstrategie zullen jaren in beslag nemen. Het is dan ook van het grootste belang de kandidaat-lidstaten bij de verdere besprekingen over de strategie te betrekken.

14.2. Zo zouden vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten geregeld voor vergaderingen met de coördinerende instantie van de Commissie - m.a.w. het secretariaat-generaal - kunnen worden uitgenodigd. Zo krijgen deze landen de kans om reeds geruime tijd vóór hun toetreding de problemen op hun grondgebied aan te pakken.

14.3. Het ESC zal van tijd tot tijd vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld uit de kandidaat-lidstaten uitnodigen om samen over de duurzame-ontwikkelingsstrategie van gedachten te wisselen.

14.4. Naar aanleiding van de Conferentie van Rio over duurzame ontwikkeling is reeds gebleken dat duurzame ontwikkeling een materie is met een belangrijke globale dimensie. Tijdens de volgend jaar in Johannesburg te houden VN-conferentie over duurzame ontwikkeling zal de blik zowel op het verleden - de sinds Rio geboekte vooruitgang - als op de toekomst - urgente kwesties - gericht zijn.

14.5. Op het wereldtoneel heeft de EU heeft m.b.t. de strategie voor duurzame ontwikkeling een tweeledige verantwoordelijkheid. Niet alleen moet de Unie het goede voorbeeld geven en aantonen dat duurzame-ontwikkelingsmaatregelen kunnen en moeten worden toegepast, maar ook moet zij inspanningen voor de totstandkoming van een nieuwe, versterkte Global Deal met klem ondersteunen. Dit laatste punt zal het werk van de Unie de komende jaren beheersen. Het ESC zal al het mogelijke doen om deze inspanningen te ondersteunen.

15. De rol van het ESC in de strategie voor duurzame ontwikkeling

15.1. In het vorige advies verklaarde het ESC zich bereid tot het uitstippelen van de strategie bij te dragen, in samenwerking met de Commissie een tweejaarlijks forum van betrokkenen te organiseren en mede op basis van de verslagen van lidstaten en Unie als "waakhond" te fungeren.

15.2. In dit advies pleit het Comité ervoor dat vóór het in het najaar van 2002 te houden forum van betrokkenen een ruime raadplegingsfase wordt ingebouwd. Het ESC zal meewerken aan de voorbereiding en opvolging van dit proces, alsook van het forum van betrokkenen.

15.3. Om de beleidscoherentie te bevorderen, heeft het ESC een multisectoraal subcomité voor duurzame ontwikkeling opgericht. Later zal worden bekeken of het met het oog op de beleidscoherentie nodig is een meer permanente structuur in te stellen. Voorts zal in toekomstige adviezen geregeld naar de strategie voor duurzame ontwikkeling moeten worden verwezen.

15.4. Het ESC zal volgend jaar een aantal sleutelelementen van de duurzame-ontwikkelingsstrategie nader belichten en zo tot de integratie van duurzame ontwikkeling in alle belangrijke segmenten van het EU-werkprogramma bijdragen.

15.5. Het ESC vertegenwoordigt als enige EU-instelling brede geledingen van de georganiseerde civiele samenleving. Dit maakt het ESC bij uitstek geschikt om op een constructieve en positieve manier tot de verdere uitwerking en opvolging van de duurzame-ontwikkelingsstrategie bij te dragen.

Brussel, 29 november 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) ESC-advies over het "Groenboek - Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" (COM(2000) 769 def. - PB C 221 van 7 .8.2001).