Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
Dit verordeningsvoorstel maakt deel uit van een algehele strategie om de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu en in levensmiddelen en diervoeder terug te dringen. Het beoogt maximumgehalten voor dioxinen en furanen in een aantal levensmiddelen vast te stellen.
De verontreiniging van diervoeder en levenmiddelen door dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (PCB's) is een risico voor de volksgezondheid. Daarom moeten maatregelen worden genomen om die verontreiniging te beperken. De Commissie heeft in het witboek over voedselveiligheid (COM(1999) 719 van 12 januari 2000) al aangegeven dat er maximumgehalten voor dioxinen in de hele voeder- en voedselketen moeten worden vastgesteld. Ook de Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst in Feira in juni 2000 de Commissie verzocht geharmoniseerde voorschriften voor verontreinigingen, in het bijzonder dioxinen, voor te stellen. Het Europees Parlement heeft op zijn plenaire vergadering van 4 oktober 2000 de Commissie gevraagd om maximumgehalten voor dioxinen en PCB's in alle diervoeders vast te stellen.
De wetenschappelijke basis om die grenswaarden te kunnen vaststellen is met voorrang onderzocht. De Commissie heeft het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) en het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding (SCAN) verzocht de risico's voor de volksgezondheid als gevolg van de aanwezigheid van dioxinen en PCB's in levensmiddelen en diervoeders te evalueren. Hierbij moest worden onderzocht hoeveel dioxinen en PCB's de bevolking van de EU via de voeding binnenkrijgt en waardoor deze inname vooral wordt veroorzaakt. Het SCF heeft op 22 november 2000 advies uitgebracht, het SCAN op 6 november 2000. Het SCF heeft zijn advies op 30 mei 2001 geactualiseerd op grond van nieuwe wetenschappelijke informatie die sinds de goedkeuring van zijn eerste advies beschikbaar gekomen was.
Volgens het SCF is de toelaatbare wekelijkse inname (TWI) 14 picogram per kilogram lichaamsgewicht per week. Dit stemt overeen met de voorlopige toelaatbare maandelijkse inname van 70 pg/kg lichaamsgewicht/maand die het Gemengd Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven van de FAO/WHO (JECFA) op zijn vergadering begin juni 2001 heeft vastgesteld. Het SCF concludeerde dat de gemiddelde inname van dioxinen en dioxineachtige PCB's door mensen in Europa zo'n 1,2 tot 3,0 pg/kg lichaamsgewicht/dag bedraagt. Dat betekent dat een groot deel van de Europese bevolking nog altijd meer van deze stoffen binnenkrijgt dan wat uit toxicologisch oogpunt toelaatbaar wordt geacht. Volgens het SCF hoeft dat niet te betekenen dat de gezondheid van mensen in gevaar komt, aangezien in de toelaatbare wekelijkse inname een veiligheidsfactor is verwerkt. Maar door het overschrijden van deze toelaatbare inname wordt de door de veiligheidsfactor geboden bescherming wel ondermijnd.
Mensen worden hoofdzakelijk (> 90%) via de voeding blootgesteld. Met de gemiddelde voedingsgewoonten draagt voedsel van dierlijke oorsprong tot zo'n 90% van de inname via de voeding bij (d.w.z. ongeveer 80% van de totale blootstelling van mensen aan dioxinen. Dioxinen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn afkomstig uit het diervoeder. De verontreiniging van diervoeder en levensmiddelen kan door milieuverontreiniging worden veroorzaakt. Daarom is er een integrale strategie nodig om de aanwezigheid van dioxinen in het milieu en in diervoeder en levensmiddelen terug te dringen.
Om de totale verontreiniging door dioxinen terug te dringen is het van groot belang bronmaatregelen te nemen waarmee de emissie van dioxinen in het milieu kan worden beperkt of geheel tegengehouden. Deze maatregelen zullen uiteengezet worden in een mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over een communautaire strategie voor dioxinen, furanen en PCB's. De Commissie zal die mededeling waarschijnlijk in het najaar van 2001 het licht doen zien.
Deze strategie zal zich op twee aspecten richten:
* vanuit milieuoogpunt wordt de nadruk gelegd op huidige en toekomstige maatregelen om het vrijkomen van dioxinen in het milieu te beperken;
* op het gebied van de voeder- en voedselveiligheid wordt vooral aandacht besteed aan manieren om de aanwezigheid van dioxinen in diervoeder, en daardoor in levensmiddelen, te reduceren om zo de streefwaarden te bereiken en de dioxineblootstelling van mensen tot onder de door het SCF vastgestelde toelaatbare wekelijkse inname te doen dalen.
Er zijn echter nu al maatregelen voor de voedsel- en voederketen nodig om de aanwezigheid van dioxinen in levensmiddelen en diervoeder te beperken.
De voorgestelde maatregelen voor levensmiddelen bestaan uit drie onderdelen:
- ten eerste het vaststellen van strikte maar haalbare maximumgehalten, rekening houdend met de huidige achtergrondverontreiniging;
- ten tweede het vaststellen van actiedrempels met het oog op "vroegtijdige waarschuwing", zodat de bevoegde autoriteiten en de bedrijven proactief kunnen handelen door de bronnen en routes van verontreiniging op te sporen en maatregelen te treffen om die weg te nemen;
- ten derde het vaststellen van streefwaarden waarmee de blootstelling van het grootste deel van de EU-bevolking onder de door het SCF vastgestelde toelaatbare wekelijkse inname komt te liggen.
Voor het eerste punt stelt de Commissie maximumgehalten in levensmiddelen voor, met inachtneming van de huidige achtergrondverontreiniging. Geharmoniseerde maximumgehalten zijn essentieel als managementinstrument en om een uniforme toepassing in de hele EU te garanderen.
Om ervoor te zorgen dat alle bedrijven die betrokken zijn bij het productieproces van diervoeders en levensmiddelen, alles in het werk blijven stellen om de dioxineniveaus van deze producten te verlagen, is een herzieningsclausule opgenomen met als doel de geldende maximumgehalten in 2006 te verlagen.
Uit toxicologisch oogpunt moeten zowel voor dioxinen als voor dioxineachtige PCB's maximumgehalten worden vastgesteld. Aangezien echter de gegevens over de aanwezigheid van dioxineachtige PCB's nog erg schaars zijn, zouden die maximumgehalten onrealistisch kunnen zijn doordat het aandeel van dioxineachtige PCB's in de totale verontreiniging uiteenloopt al naar de beperkte beschikbare gegevens. Dat is echter geen reden om te wachten met het vaststellen van maximumgehalten voor dioxinen en furanen. Daarom worden maatregelen voorgesteld voor dioxinen en furanen - in afwachting van vollediger gegevens voor dioxineachtige PCB's - samen met een actieve aanpak om die gegevens te verkrijgen.
Het tweede onderdeel is het vaststellen van actiedrempels zodat de bevoegde autoriteiten en de bedrijven proactief kunnen handelen door de bronnen en routes van verontreiniging op te sporen en maatregelen te treffen om die weg te nemen; De aanwezigheid van dioxinen en PCB's in diervoeders en levensmiddelen moet namelijk in de hele EU permanent gevolgd worden. In geval van een abnormale stijging van het gehalte aan dioxinen en dioxineachtige PCB's moeten de bronnen en/of routes van de verontreiniging worden opgespoord. Als dat gebeurd is, moeten maatregelen worden vastgesteld en uitgevoerd om verontreiniging door die bronnen in de toekomst te voorkomen of te beperken.
Het derde onderdeel van de maatregelen is het te zijner tijd vaststellen van streefwaarden. Die zijn bedoeld om de blootstelling van vrijwel de hele EU-bevolking onder de door het SCF vastgestelde toelaatbare wekelijkse inname te brengen. Streefwaarden zullen stimuleren tot het nemen van maatregelen die nodig zijn om de emissies in het milieu verder terug te dringen. Als de emissies steeds verder dalen zal de verontreiniging in de verschillende soorten levensmiddelen omlaaggaan en de streefwaarden benaderen. Vooralsnog kan echter niet nauwkeurig worden voorspeld wat het effect van milieumaatregelen op de verontreiniging in de verschillende voedermiddelen en de verschillende levensmiddelen van dierlijke oorsprong zal zijn. Er kunnen dan ook nog geen numerieke streefwaarden met redelijke wetenschappelijke zekerheid worden vastgesteld.
Tegelijk met deze richtlijn zal een aanbeveling van de Commissie aan de lidstaten over actiedrempels en streefwaarden in levensmiddelen en diervoeders worden vastgesteld.
Voor de bemonsteringswijzen en analysemethoden worden binnenkort maatregelen tot vaststelling van prestatiecriteria ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.
Overeenkomstig de procedure van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen [1] werden de maatregelen van dit Commissievoorstel op 25 juli 2001 voor advies aan het Permanent Comité voor levensmiddelen voorgelegd.
[1] PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.
Aangezien de Commissie geen positief advies over de voorgestelde ontwerp-maatregelen heeft ontvangen, moet zij die volgens bovengenoemde verordening onverwijld aan de Raad voorleggen.
Dit voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Gemeenschappen.
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen
(Voor de EER relevante tekst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen [2], en met name op artikel 2, lid 3,
[2] PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.
Gezien het voorstel van de Commissie [3],
[3] PB C ... van ..., blz. ...
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie van 8 maart 2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen [4] bepaalt dat levensmiddelen die op de markt worden gebracht geen hoger verontreinigingsniveau mogen vertonen dan hetgeen in de verordening is toegestaan.
[4] PB L 77 van 16.3.2001, blz. 1.
(2) De term "dioxinen" heeft betrekking op een groep van 75 polychloordibenzo-p-dioxinecongeneren ("PCDD's") en 135 polychloordibenzofuraancongeneren ("PCDF's"), waarvan er 17 uit toxicologisch oogpunt van belang zijn. De giftigste congeneer is 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine (TCDD), die door het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek en andere gerenommeerde internationale organisaties als een bekend carcinogeen voor de mens is geclassificeerd. Conform het oordeel van de Wereldgezondheidsorganisatie ("WHO") concludeerde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding ("SCF") dat dioxinen niet kankerverwekkend zijn onder bepaalde drempelniveaus. Andere negatieve gevolgen, zoals endometriose en neurobehaviorale en immunosuppressieve effecten, treden bij veel lagere niveaus op en worden daarom als relevant beschouwd voor het bepalen van de toegestane inname.
(3) Polychloorbifenylen ("PCB's") zijn een groep van 209 verschillende congeneren, die op basis van hun toxicologische eigenschappen in twee groepen kunnen worden verdeeld. 12 Congeneren hebben toxicologische eigenschappen van dioxinen en worden daarom vaak "dioxineachtige PCB's" genoemd. De andere PCB's vertonen geen dioxineachtige toxiciteit maar hebben een ander toxicologisch profiel.
(4) Elke congeneer van dioxinen of dioxineachtige PCB's vertoont een verschillende toxiciteit. Bij het beschrijven van de toxiciteit van deze verschillende congeneren is het begrip toxische-equivalentiefactoren ("TEF's") geïntroduceerd om de risicobeoordeling en wettelijke controle te vergemakkelijken. Dit betekent dat de analyseresultaten voor elk van de 17 dioxinecongeneren en de 12 dioxineachtige PCB-congeneren in één kwantificeerbare eenheid worden uitgedrukt: "TCDD toxische-equivalentconcentratie" (TEQ).
(5) Dioxinen en PCB's zijn zeer resistent tegen chemische en biologische afbraak, blijven dus lang in het milieu en accumuleren zich zo in de voedselketen van mens en dier.
(6) Ruim 90% van de blootstelling van de mens aan dioxinen is afkomstig van levensmiddelen. Levensmiddelen van dierlijke oorsprong veroorzaken circa 80% van alle blootstelling. Het dioxinegehalte van dieren is voornamelijk afkomstig uit diervoeder. Daarom wordt diervoeder, en in sommige gevallen grond, beschouwd als potentiële bron van dioxineverontreiniging.
(7) Het SCF keurde op 30 mei 2001 een advies goed over de risicobeoordeling van dioxinen en dioxineachtige PCB's in voedsel; het betreft een update op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie die sinds de goedkeuring van het SCF-advies van 22 november 2000 over dit onderwerp bekend is geworden. Het SCF heeft voor dioxinen en dioxineachtige PCB's een toelaatbare wekelijkse inname (tolerable weekly intake - "TWI") vastgesteld van 14 pg WHO-TEQ/kg lichaamsgewicht. Uit blootstellingsschattingen blijkt dat een aanzienlijk deel van de EU-bevolking een dioxineinname heeft die boven de toelaatbare grens ("TWI") ligt. In sommige landen kunnen bepaalde bevolkingsgroepen een groter risico lopen vanwege hun specifieke voedingsgewoonten.
(8) In het belang van de consumentenbescherming moet er daarom voor worden gezorgd dat de bevolking via levensmiddelen minder aan dioxinen wordt blootgesteld. Bepaalde groepen levensmiddelen blijken bijzonder hoge dioxineniveaus te bevatten. Aangezien de verontreiniging van levensmiddelen rechtstreeks samenhangt met de verontreiniging van diervoeder, is er een geïntegreerde aanpak nodig om de incidentie van dioxinen in de hele voedselketen te reduceren, d.w.z. van diervoeder via voedselproducerende dieren tot mensen.
(9) Het SCF heeft aanbevolen dat er voortdurende inspanningen moeten worden gedaan om het vrijkomen van dioxinen en verwante verbindingen in het milieu zo veel mogelijk tegen te gaan. Dit is de meest efficiënte en effectieve manier om de aanwezigheid van dioxinen en vergelijkbare stoffen in de voedselketen te reduceren en het niveau in het menselijk lichaam blijvend te verlagen. Het SCF heeft opgemerkt dat recent onderzoek naar moedermelk en menselijk bloed lijkt aan te tonen dat de dioxineniveaus niet langer afnemen.
(10) Maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's zijn een nuttig hulpmiddel om een onaanvaardbaar hoge blootstelling van de bevolking te voorkomen en de distributie van levensmiddelen met een onaanvaardbaar verontreinigingsniveau bv. ten gevolge van accidentele verontreiniging en blootstelling tegen te gaan. Maximumgehalten zijn tevens nodig om een wettelijk controlesysteem te kunnen uitvoeren en een uniforme toepassing te garanderen.
(11) Om de blootstelling van de mens aan dioxinen te verminderen is het niet genoeg alleen maatregelen te nemen gebaseerd op het instellen van maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's in levensmiddelen, tenzij deze maximumgehalten zo laag zouden zijn dat een groot deel van de voedselvoorraad ongeschikt voor de menselijke consumptie zou moeten worden verklaard. Het wordt algemeen erkend dat er, om de aanwezigheid van dioxinen in levensmiddelen actief terug te dringen, behalve aan maximumgehalten ook behoefte is aan maatregelen die een proactieve aanpak stimuleren, zoals actiedrempels en streefwaarden voor voedingsmiddelen, in combinatie met maatregelen om de emissies te beperken. Streefwaarden zijn de gehalten die moeten worden bereikt om de blootstelling van het grootste deel van de bevolking uiteindelijk terug te brengen tot de door het Wetenschappelijk Comité vastgestelde TWI. Actiedrempels zijn een middel voor de bevoegde autoriteiten en de betrokken bedrijven om te bepalen in welke gevallen het wenselijk is een verontreinigingsbron op te sporen en maatregelen te nemen om deze te reduceren of te elimineren, niet alleen als deze verordening niet wordt nageleefd, maar ook als in voedingsmiddelen hoge dioxineniveaus boven de normale achtergrondniveaus worden aangetroffen. Deze aanpak zal ertoe leiden dat de dioxinegehalten in levensmiddelen geleidelijk zullen afnemen en uiteindelijk de streefwaarden zullen bereiken. De Commissie is daarom bezig een aanbeveling aan de lidstaten over dit onderwerp op te stellen.
(12) Hoewel de maximumgehalten uit toxicologisch oogpunt voor zowel dioxinen als furanen en dioxineachtige PCB's zouden moeten gelden, zijn ze voorlopig alleen van toepassing op dioxinen en furanen en niet op dioxineachtige PCB's, omdat er nog te weinig bekend is over de prevalentie van dioxineachtige PCB's. Toch zal het toezicht worden voortgezet, in het bijzonder op de aanwezigheid van dioxineachtige PCB's, met de bedoeling om ook voor deze stoffen maximumgehalten te doen gelden.
(13) Onaanvaardbare dioxineniveaus in levensmiddelen moeten worden beoordeeld aan de hand van de huidige achtergrondverontreinigingsniveaus, die per voedingsmiddel kunnen verschillen. De drempel moet strikt maar haalbaar zijn, rekening houdend met de achtergrondverontreiniging.
(14) Om ervoor te zorgen dat alle bedrijven die betrokken zijn bij het productieproces van diervoeder en levensmiddelen, alles in het werk stellen om de dioxineniveaus van deze producten te verlagen, moeten de geldende maximumgehalten na een bepaalde periode worden verlaagd. Tegen 2006 moet de algehele blootstelling van de mens aan dioxinen met ten minste 25% zijn gereduceerd.
(15) De maximumgehalten zijn vooral van toepassing op levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Momenteel gelden er geen maximumniveaus voor paardenvlees, geitenvlees, konijnenvlees en eenden-, ganzen- en kwarteleieren. Er is maar weinig bekend over de prevalentie van dioxinen in deze voedingsmiddelen. Bovendien is er nog geen maximumgehalte vastgesteld omdat deze levensmiddelen maar in beperkte mate worden geconsumeerd. Er zijn ook nog geen maximumgehaltes vastgesteld voor granen, fruit en groenten, omdat deze voedingsmiddelen in het algemeen lage verontreinigingsniveaus hebben en daarom slechts in geringe mate bijdragen tot de algehele blootstelling van de mens aan dioxinen. Desalniettemin is het nodig deze levensmiddelen regelmatig te controleren op dioxinen en dioxineachtige PCB's.
(16) Plantaardige oliën bevatten gewoonlijk geen hoge gehalten dioxinen of dioxineachtige PCB's. Aangezien plantaardige oliën gewoonlijk gemengd met dierlijke vetten op de markt worden gebracht of gebruikt in levensmiddelen, dient om controleredenen een maximumgehalte voor plantaardige oliën te worden vastgesteld.
(17) Met de huidige gegevens is het niet mogelijk maximumgehalten te bepalen voor verschillende categorieën vis en visserijproducten. Vanwege het maximale dioxinegehalte in visvoer bevat kweekvis aanzienlijk minder dioxinen. Zodra meer gegevens beschikbaar zijn, kan het in de toekomst nodig worden verschillende niveaus te bepalen voor de diverse categorieën vis en visserijproducten of bepaalde soorten vis vrij te stellen voorzover deze maar in beperkte mate worden geconsumeerd.
(18) Uit controlegegevens blijkt dat eieren van hennen met vrije uitloop meer dioxinen bevatten dan eieren van batterijkippen. Eventueel kunnen maatregelen worden genomen om het dioxineniveau van deze eieren te verlagen. Daarom dient een overgangsperiode te gelden voordat de maximumgehalten van toepassing worden op eieren van hennen met vrije uitloop.
(19) Het is van belang het algehele dioxinegehalte in levensmiddelen te reduceren. Daarom is het noodzakelijk te verbieden dat producten die voldoen aan de maximumgehalten worden gemengd met producten die deze gehalten overschrijden.
(20) Gezien de verschillen tussen de lidstaten en de concurrentievervalsing die daarvan het gevolg kan zijn, moeten op communautair niveau maatregelen worden genomen om de volksgezondheid te beschermen, de interne markt te vrijwaren en tegelijkertijd het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen.
(21) Verordening (EG) nr. 466/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(22) Het SCF is overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 315/93 geraadpleegd over de bepalingen die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid.
(23) Het Wetenschappelijk Comité voor levensmiddelen heeft geen positief advies uitgebracht. Daardoor kon de Commissie de beoogde bepalingen niet vaststellen volgens de procedure van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 315/93,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 466/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 4 bis
Met betrekking tot dioxinen in de in deel 5 van bijlage I genoemde producten, is het verboden
a) producten die voldoen aan de maximumgehalten te mengen met producten die deze gehalten overschrijden;
b) producten die niet voldoen aan de maximumgehalten als ingrediënten te gebruiken voor de productie van andere levensmiddelen."
2) Aan artikel 5 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:
"3. De Commissie herziet aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's deel 5 van bijlage I uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst, met name om de vast te stellen niveaus ook voor dioxineachtige PCB's te doen gelden.
Deel 5 van bijlage I wordt uiterlijk op 31 december 2006 opnieuw herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen en eventueel maximumgehalten voor andere levensmiddelen vast te stellen."
3) Bijlage I wordt gewijzigd zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2002.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, [...]
Voor de Raad
De Voorzitter
BIJLAGE
In bijlage I wordt het volgende deel 5 toegevoegd:
"Deel 5: Dioxine (de som van de polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD's) en de polychloordibenzofuranen (PCDF's), uitgedrukt in toxische equivalenten (TEQ), waarbij gebruik wordt gemaakt van de door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) vastgestelde TEF waarden (toxische-equivalentiefactoren van 1997)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(25) Bovengrensconcentraties; bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens.
(26) Deze maximumgehalten moeten uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst worden herzien aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's, met name wat betreft de toepassing van de vast te stellen niveaus op dioxineachtige PCB's, en zullen tegen 31 december 2006 opnieuw worden herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen.
(27) De maximumgehalten zijn niet van toepassing op voedingsmiddelen die <1% vet bevatten.
(28) Vlees van runderen, schapen, varkens, gevogelte en gekweekt wild zoals bedoeld in artikel 2 (a), van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad (PB 121 van 29.7.1964, blz. 2012), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/23/EG van de Raad (PB L 243 van 11.10.1995, blz. 7) en artikel 2(1), van Richtlijn 71/118/EEG van de Raad (PB L 55 van 8.3.1971, blz. 23), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/79/EG (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 31) en artikel 2(2) van Richtlijn 91/495/EG van de Raad (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 41) laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/65/EG (PB L 368 van 31.12.1994, blz. 10), met uitzondering van eetbare slachtafvallen als omschreven in artikel 2(e) van Richtlijn 64/433/EEG en artikel 2(5) van Richtlijn 71/118/EEG.
(29) Vlees van vis en visserijproducten zoals omschreven in de categorieën (a), (b), (c), (e) en (f) van de lijst in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22). Het maximumgehalte geldt voor schaaldieren, met uitzondering van bruin vlees van krab, en voor koppotigen zonder ingewanden.
(30) Melk (rauwe melk, melk voor producten op basis van melk en warmtebehandelde melk zoals bedoeld in Richtlijn 92/46/EEG van de Raad (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 1) laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/71/EG van de Raad (PB L 368 van 31.12.1994, blz. 33)).
(31) Kippeneieren en eierproducten zoals bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 89/437/EEG van de Raad (PB L 212 van 22.7.1989, blz. 87).
(32) Eieren van hennen met vrije uitloop (extensief en semi-intensief) zoals bedoeld in artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 1274/91 van de Commissie (PB L 121 van 16.5.1991, blz. 1) moeten vanaf 1 januari 2004 voldoen aan het maximumgehalte."