Home

Voorstel voor een beschikking van de Commissie tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO)

Voorstel voor een beschikking van de Commissie tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO)

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. INLEIDING

Bij Gemeenschappelijk optreden nr. 98/244/JBZ van 19 maart 1998 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, (VEU) is een programma ingevoerd voor opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen (Odysseus-programma) [1]. Dit programma bestrijkt de periode 1998-2002. De voor de uitvoering van het programma toegewezen middelen - 12 miljoen EUR - zullen echter in het boekjaar 2001 worden opgebruikt, dat derhalve het laatste feitelijke jaar zal zijn van het Odysseus-programma in zijn huidige vorm.

[1] PB L 99 van 31.3.1998, blz. 2-7.

Bij het Verdrag van Amsterdam, het door de Europese Raad van Wenen goedgekeurde actieplan van de Raad en van de Commissie en de conclusies van de Europese Raad van Tampere is een grootscheeps werkprogramma vastgesteld voor de ontwikkeling van de Europese Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Bij de presentatie van haar scorebord [2] in maart 2000 heeft de Commissie het actieplan vertaald in operationele, concrete termen, waarbij precieze uitvoeringsmodellen worden gebruikt.

[2] Document COM(2001)278.

Dit rechtvaardigt de veronderstelling dat er binnen een bepaald tijdsbestek een aantal rechtsinstrumenten in het leven zal worden geroepen, die het beoogde gemeenschappelijke juridische en politieke kader zullen vormen. Er mag dan ook worden aangenomen dat deze wetgevingsinspanningen zullen staan of vallen met diverse acties ter waarborging van de doeltreffendheid van dit beleid in de voorbereidende en de uitvoeringsfase. Het lijkt derhalve van essentieel belang dat de Gemeenschap uit hoofde van artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) een kader voor administratieve samenwerking tot stand brengt om de voor de totstandbrenging van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid essentiële steun te kunnen verlenen. Dit is de doelstelling van het ARGO-instrument, dat op de onder de artikelen 62 en 63 van het EG-Verdrag vallende gebieden de plaats zal innemen van het Odysseus-programma.

Dit actieprogramma beoogt te voorzien in de dringende noodzaak de administratieve samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren, waarop onder meer is gewezen in de beide mededelingen van de Commissie over asiel en migratie [3]. Bij de opstelling van dit nieuwe voorstel heeft de Commissie tevens rekening gehouden met het derde verslag aan het Europees Parlement en de Raad inzake de uitvoering van het Odysseus-programma [4], het in maart 2000 ingediende eindverslag betreffende de externe evaluatie van het programma en de conclusies van de in november 1999 gehouden Odysseus-conferentie.

[3] Documenten COM(2000)755 en 757 van 22.11.2000.

[4] Document SEC(2001)903.

2. DOELSTELLING

Het actieprogramma beoogt de procedures op het gebied van asiel, visa, immigratie en controle aan de buitengrenzen doeltreffender te maken, de nationale overheidsdiensten bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving die gebaseerd is op de artikelen 62 en 63 van het EG-Verdrag en openheid te verzekeren bij de toepassing van deze wetgeving.

De acties in het kader van dit programma moeten gericht zijn op de uitvoering van de desbetreffende Gemeenschapsbepalingen, ongeacht welke nationale overheidsdiensten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van die acties. Dit beginsel onderscheidt dit programma van andere programma's op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. De uiteindelijke doelstelling is dat onderdanen van derde landen gelijk worden behandeld door de nationale overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de Gemeenschapswetgeving op basis van de artikelen 62 en 63 van het EG-Verdrag, zodat wordt voorkomen dat er in de nationale praktijk verschillen ontstaan die de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid kunnen belemmeren.

De Gemeenschapsacties op dit gebied spitsen zich toe op:

(1) de ontwikkeling en verspreiding van de beste nieuwe werkmethoden, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het computeriseringsproces en de elektronische uitwisseling van gegevens teneinde de nationale overheidsdiensten van de lidstaten te helpen hun taak op een efficiënter manier uit te voeren;

(2) de vaststelling en versterking van een gemeenschappelijk opleidingsbeleid door de in het kader van het Odysseus-programma gefinancierde projecten maximaal te benutten. Dit zou moeten resulteren in een echte "gemeenschappelijke opleidingskern" ter verwezenlijking van de in dit actieprogramma gestelde doelen;

(3) de ontwikkeling van een gemeenschappelijke werkmethodologie en -cultuur voor de lidstaten om de bekendheid met de administratieve processen in iedere lidstaat te vergroten.

3. UITVOERING

De coördinatie en organisatie van de uitvoering van het actieprogramma vinden plaats binnen het kader van een partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten.

Het jaarlijkse werkprogramma zal het belangrijkste instrument zijn voor de uitvoering van dit actieprogramma. De in het verleden met de uitvoering van programma's opgedane ervaring leert dat de onderwerpen van de bij de Commissie ingediende voorstellen soms lacunes vertonen, dat wil zeggen dat zij niet geheel beantwoorden aan de in de jaarprogramma's uiteengezette specifieke doelstellingen en thematische prioriteiten. Tevens kunnen toegespitste en gerichte acties zodanig worden opgezet dat zij voldoen aan specifieke behoeften in specifieke gebieden. Daarom wordt er voorgesteld dat het jaarlijkse werkprogramma slechts enkele acties omvat, waarbij de vorm ervan (onder andere betere werkmethoden, uitwisselingsprogramma, opleiding en specifieke acties) en een duidelijk omschreven onderwerp en doel worden aangegeven. Aan de hand van het jaarlijkse werkprogramma kan de Commissie de prioriteiten vaststellen voor de administratieve samenwerking op de onder deze beschikking vallende gebieden, waarbij met name moet worden gedacht aan:

- de vaststelling van acties ter verbetering van de werkmethoden van de bevoegde overheidsdiensten van de lidstaten;

- de vaststelling van Gemeenschapsacties voor specifieke sectoren;

- het rationeel gebruik en de coördinatie van de middelen van de Gemeenschap en de lidstaten;

- de coördinatie en de planning van opleidingsinitiatieven met het oog op de ontwikkeling van een werkelijk Gemeenschapsbeleid op dit gebied, met inbegrip van technische bijstand voor de overheidsdiensten van derde landen voor zover zulks noodzakelijk wordt geacht.

4. FINANCIERING

De in het kader van dit actieprogramma voorgestelde acties kunnen in aanmerking komen voor financiering uit de Gemeenschapsbegroting, overeenkomstig de toewijzingen op de betrokken begrotingsplaats. Vanuit het gezichtspunt van de lidstaten vormt iedere maatregel ter uitvoering van dit actieprogramma tevens een financiële verbintenis volgens hun eigen begrotingsprocedures. In medefinanciering door de Gemeenschap is slechts voorzien ten aanzien van acties die ofwel reeds zijn vastgelegd ofwel anderszins onder het jaarlijkse werkprogramma vallen. In haar voorstel voor het jaarlijkse werkprogramma zal de Commissie sommige van deze acties met name kunnen noemen en de nationale overheidsdiensten kunnen verzoeken voorstellen in te dienen betreffende de wijze van uitvoering ervan. In het jaarlijkse werkprogramma zal tevens worden aangegeven welk deel van de jaarlijkse middelen wordt gereserveerd voor specifieke acties die niet in dit werkprogramma worden genoemd of er op andere wijze onder vallen, en welke de desbetreffende doelstellingen en evaluatiecriteria zijn. Wat de toepassing van informatietechnologie (IT) bij de informatie-uitwisseling betreft, kunnen de nationale overheidsdiensten en de Commissie tevens gebruik maken van de algemene IDA-diensten die in het kader van het IDA-programma worden gefinancierd. [5]

[5] Besluit nr. 1719/1999/EG en Besluit nr. 1720/1999/EG (PB L 203 van 3.8.1999).

5. DE KEUZE VAN RECHTSGROND

De keuze van de rechtsgrond strookt met de wijzigingen van het EG-Verdrag die voortvloeien uit het Verdrag van Amsterdam, dat op 1 mei 1999 in werking is getreden. Artikel 66 van het EG-Verdrag is de rechtsgrond van deze beschikking, die in eerste instantie tot doel heeft de geleidelijke totstandkoming van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te ondersteunen via verbetering van de administratieve samenwerking tussen de betrokken instanties van de diverse lidstaten en de Commissie. Titel IV van het EG-Verdrag is niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, tenzij deze lidstaten anders besluiten volgens de procedure welke is vastgelegd in het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Zo is ook, uit hoofde van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, Titel IV niet van toepassing op Denemarken.

Het hiernavolgende voorstel houdt geen ontwikkeling in van het Schengenacquis in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis [6]. Aangezien het bij het onderhavige voorstel voor een beschikking vastgestelde actieprogramma ook relevant is voor onder artikel 62 van het EG-Verdrag vallende beleidsterreinen, kan het Gemengd comité echter op de hoogte worden gesteld overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemde overeenkomst. Er moet op worden gewezen dat uit hoofde van artikel 10, in het kader van het voorgestelde actieprogramma ook medefinanciering mogelijk is voor acties waarbij Noorwegen en IJsland zijn betrokken.

[6] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

6. SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

De opneming van de nieuwe Titel IV betreffende visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen in het EG-Verdrag creëert een communautaire verantwoordelijkheid op deze gebieden. Deze verantwoordelijkheid moet echter worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag, dat wil zeggen indien en voorzover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Dit voorstel voor een beschikking voldoet aan deze criteria.

6.1 Subsidiariteit

Afzonderlijke nationale overheidsdiensten kunnen in het kader van de toepassing van het Gemeenschapsrecht niet zorgen voor een homogene gedragslijn van de lidstaten. Er is dan ook een communautair kader vereist om tot een hechtere onderlinge samenwerking te komen. Vraagstukken in verband met de organisatie, bevoegdheden en middelen van de betrokken diensten vallen voor zover mogelijk onder verantwoordelijkheid van de lidstaten.

6.2 Evenredigheid

Uit hoofde van deze beschikking zal er financiële steun kunnen worden verleend voor bepaalde door de betrokken nationale overheidsdiensten voorgestelde acties. Hoe deze acties zullen worden uitgevoerd in het kader van met de Commissie overeengekomen regelingen wordt eveneens beslist door deze overheidsdiensten. Aangezien de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het voorstellen en het beheer van de acties moet het gebruik van Gemeenschapsmiddelen onderworpen zijn aan duidelijke en uniforme regels welke zijn vastgelegd in een Raadsbeschikking, het passende instrument voor de uitvoering van Gemeenschapsprogramma's.

7. COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 1

In dit artikel worden de naam, de reikwijdte en de duur alsmede het gebied van toepassing van dit actieprogramma vastgesteld.

Artikel 2

In dit artikel wordt het begrip "nationale overheidsdiensten" in het kader van dit actieprogramma gedefinieerd.

Artikel 3

In dit artikel worden de algemene doelstellingen beschreven die ten grondslag moeten liggen aan de acties van de nationale overheidsdiensten. Deze doelstellingen vormen tevens de ontvankelijkheidscriteria voor de medefinanciering van door de lidstaten voorgestelde acties.

Artikel 4

Dit artikel definieert de activiteiten van de nationale overheidsdiensten van de lidstaten op het gebied van de buitengrenzen die door ARGO worden gesteund met het oog op een doelmatiger toepassing van de bepalingen inzake de onder het Schengenacquis vallende controles aan de buitengrenzen.

Artikel 5

Dit artikel bevat een omschrijving van de activiteiten van de nationale overheidsdiensten van de lidstaten op het gebied van visa die door ARGO worden gesteund, met name ter verbetering van de consulaire samenwerking.

Artikel 6

In dit artikel worden de door ARGO gesteunde activiteiten van de nationale overheidsdiensten van de lidstaten op het gebied van asiel aangegeven, welke reeds waren genoemd in de Mededeling van de Commissie van november vorig jaar "Naar een gemeenschappelijke asielprocedure en een in de gehele Unie geldige uniforme status voor personen aan wie asiel wordt verleend" [7].

[7] COM(2000)755 def.

Artikel 7

Dit artikel omvat de activiteiten van de nationale overheidsdiensten van de lidstaten op het gebied van immigratie die gesteund worden door ARGO. Deze activiteiten hebben betrekking op zowel de legale als de illegale immigratie en sluiten aan bij de Mededeling van de Commissie over een communautair immigratiebeleid [8]. Ook moeten deze activiteiten stroken met de voornaamste richtsnoeren en belangrijkste vereisten van een Gemeenschapsbeleid op het gebied van preventie en bestrijding van illegale immigratie, waarover de Commissie in de nabije toekomst een mededeling zal uitbrengen.

[8] COM(2000)757 def.

Artikel 8

In dit artikel worden de verschillende soorten acties beschreven die de nationale overheidsdiensten kunnen voorstellen om in aanmerking te komen voor communautaire financiering uit hoofde van ARGO.

Artikel 9

Dit artikel betreft onvoorziene gebeurtenissen die zich in de lidstaten of in buurlanden op één van de onder de artikelen 62 en 63 van het EG-Verdrag vallende beleidsterreinen kunnen voordoen en een onmiddellijke en gecoördineerde reactie van de nationale overheidsdiensten van de lidstaten vereisen.

Artikel 10

In dit artikel is vastgelegd wie in aanmerking komt voor medefinanciering in het kader van dit actieprogramma en welke de criteria hiervoor zijn. De mogelijkheid om acties te financieren waarbij niet alleen lidstaten, maar ook kandidaat- en derde landen zijn betrokken, is open gelaten.

Artikel 11

Dit artikel heeft betrekking op de financiële en begrotingsregels van het actieprogramma en op de basisbeginselen voor de financiering van acties.

Artikel 12

Dit artikel betreft de uitvoering van het actieprogramma: uiteengezet worden zowel de basisregels terzake als de door de Commissie te volgen stappen, de desbetreffende comitéprocedures en de bij de beoordeling van de voorgestelde acties toe te passen selectiecriteria .

Artikel 13

In dit artikel is bepaald dat de Commissie bij de uitvoering van het actieprogramma wordt bijgestaan door een uit vertegenwoordigers van de lidstaten samengesteld comité.

Artikel 14

Bij dit artikel wordt de lidstaten en de Commissie de verplichting opgelegd ervoor te zorgen dat het programma wordt gecontroleerd en geëvalueerd. Tevens wordt de Commissie verplicht jaarlijks verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 15

In dit artikel worden de geadresseerden van deze beschikking aangegeven.

2001/0230 (CNS)

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 66,

Gezien het voorstel van de Commissie [9],

[9] PB C ...

Gezien het advies van het Europees Parlement [10],

[10] PB C ...

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [11],

[11] PB C ...

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [12],

[12] PB C ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Administratieve samenwerking tussen de lidstaten op de onder de artikelen 62 en 63 van het Verdrag vallende gebieden is een onderdeel van de doelstelling van de Gemeenschap om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen;

(2) Het op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie door de Raad aangenomen Gemeenschappelijk optreden 98/244/JHA van 19 maart 1998 ter invoering van een programma voor opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen (Odysseus-programma) [13] zal aflopen wanneer de toegewezen middelen in 2001 zullen zijn uitgeput;

[13] PB L 99 van 31.3.1998, blz. 2.

(3) Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Commissie in haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement - halfjaarlijkse bijwerking van het scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van "vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" in de Europese Unie - (1ste halfjaar 2001) [14] een verstrekkend wetgevingsprogramma uitgestippeld, dat zal moeten leiden tot een nieuwe, door de lidstaten ten uitvoer te leggen communautaire regelgeving op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

[14] COM(2001)278 def.

(4) Een uniforme gedragslijn van de lidstaten bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht kan worden verwezenlijkt door middel van een hechtere samenwerking tussen hun nationale overheidsdiensten en tussen hen en de Commissie.

(5) Dit resultaat kan niet worden bereikt door individueel optreden van de overheidsdiensten afzonderlijk. Er is dus een communautair kader vereist ter verbetering van het wederzijds begrip tussen de bevoegde nationale overheidsdiensten en van de wijze waarop zij de desbetreffende communautaire wetgeving toepassen; tevens dienen de prioritaire gebieden van de vereiste administratieve samenwerking te worden aangegeven.

(6) Een hoog niveau van opleiding van vergelijkbare kwaliteit in de hele Gemeenschap is nodig om dit actieprogramma te doen slagen, waarbij de met het Odysseus-programma opgedane ervaring moet worden benut.

(7) De uitvoering van een communautair actieprogramma is één van de doeltreffendste manieren om deze doelstellingen te verwezenlijken en zal de Commissie de mogelijkheid bieden om na te gaan of de oprichting van een gemeenschappelijk opleidingsinstituut op passende wijze zou kunnen bijdragen tot verbetering van de opleiding van personeelsleden van de lidstaten op het gebied van het Gemeenschapsrecht.

(8) De voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking noodzakelijke acties moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [15],

[15] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 3.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en reikwijdte

Bij deze beschikking wordt een "ARGO" te noemen communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning en aanvulling van de door de Gemeenschap en de lidstaten opgezette acties met het oog op de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving op basis van de artikelen 62, 63 en 66 van het Verdrag.

Het ARGO-programma bestrijkt de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

Definitie

In deze beschikking worden onder "nationale overheidsdiensten" verstaan de afdelingen van de bestuursorganen van de lidstaten of andere door deze bestuursorganen gemachtigde instanties die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving die gebaseerd is op de artikelen 62 en 63 van het Verdrag en op artikel 66 van het Verdrag voorzover het gaat om administratieve samenwerking op de onder genoemde artikelen 62 en 63 vallende gebieden.

Artikel 3

Algemene doelstellingen

Dit actieprogramma draagt bij tot de volgende doelstellingen:

(a) bevordering van samenwerking tussen nationale overheidsdiensten bij de toepassing van communautaire regels, met bijzondere aandacht voor het gemeenschappelijk gebruik van hulpbronnen en gecoördineerde en homogene procedures;

(b) bevordering van de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht ter harmonisering van de door de nationale overheidsdiensten in elk van de lidstaten genomen beslissingen, zodat storingen die de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in gevaar kunnen brengen, worden voorkomen;

(c) verbetering van de algemene efficiëntie van de nationale overheidsdiensten bij de uitvoering van hun taken in het kader van de toepassing van het Gemeenschapsrecht;

(d) ervoor zorgen dat er naar behoren rekening wordt gehouden met de communautaire dimensie bij de organisatie van de nationale overheidsdiensten die bijdragen tot de toepassing van het Gemeenschapsrecht;

(e) de transparantie van door de nationale instanties uitgevoerde acties bevorderen door middel van nauwere betrekkingen tot stand te brengen tussen de nationale overheidsdiensten en nationale en internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties op dit gebied.

HOOFDSTUK II - ONDER ARGO RESSORTERENDE ACTIVITEITEN

Artikel 4

Activiteiten op het gebied van de buitengrenzen

Teneinde de in artikel 3 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van dit actieprogramma steun verleend voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van de buitengrenzen waarmee het volgende wordt beoogd:

(a) ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de uitvoering van grenscontroles de in het Gemeenschapsrecht vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsbepalingen in acht nemen;

(b) te zorgen voor een gelijkwaardig niveau van daadwerkelijke bescherming en bewaking aan de buitengrenzen;

(c) het verhogen van de doeltreffendheid van de controles aan de grensovergangen en van het toezicht tussen grensovergangen.

Artikel 5

Activiteiten op het gebied van visa

Teneinde de in artikel 2 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van dit actieprogramma steun verleend voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van visa waarmee het volgende wordt beoogd:

(a) ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de verstrekking van visa de in het Gemeenschapsrecht vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsbepalingen in acht nemen;

(b) een gelijkwaardig niveau van controle en veiligheid bij het verstrekken van visa te bevorderen;

(c) harmonisatie op het gebied van de behandeling van visumaanvragen, en met name van documenten betreffende het doel van de reis, de bestaansmiddelen en de huisvesting te bevorderen;

(d) harmonisatie te bevorderen van de door de lidstaten toegepaste uitzonderingsregelingen voor bepaalde categorieën van personen die visa aanvragen, teneinde zowel de controles aan de buitengrenzen als het vrije verkeer tussen de lidstaten te vergemakkelijken;

Artikel 6

Activiteiten op het gebied van asiel

Teneinde de in artikel 3 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van dit actieprogramma steun verleend voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van asiel waarmee het volgende wordt beoogd:

(a) de invoering en toepassing van het Gemeenschappelijk Europees asielstelsel te bevorderen door maatregelen en normen te steunen die leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status in de gehele Gemeenschap voor degenen aan wie asiel is verleend;

(b) de methode ter bepaling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag te vergemakkelijken;

(c) de onderlinge aanpassing van de regels inzake de erkenning en de inhoud van de vluchtelingenstatus te steunen; ter aanvulling dienen maatregelen te worden getroffen inzake subsidiaire vormen van bescherming, uit hoofde waarvan eenieder die dergelijke bescherming behoeft een passende status wordt verleend;

(d) de doelmatigheid en billijkheid van de asielprocedure te vergroten en de mate van convergentie van beslissingen inzake asielaanvragen te verhogen;

(e) reïntegratie- en toegangsfaciliteiten en de wettelijke mogelijkheden voor toelating tot de lidstaten op humanitaire gronden te ontwikkelen;

Artikel 7

Activiteiten op het gebied van immigratie

Teneinde de in artikel 3 aangegeven doelstellingen te bereiken, wordt in het kader van dit actieprogramma steun verleend voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van immigratie waarmee het volgende wordt beoogd:

(a) te verzekeren dat de lidstaten bij de afgifte van verblijfstitels en arbeidsvergunningen de in het Gemeenschapsrecht vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsvoorschriften eerbiedigen teneinde bepalingen in acht nemen;

(b) de bekendheid met de regels inzake verblijfstitels en arbeidsvergunningen voor onderdanen van derde landen te bevorderen;

(c) de verificatie van het effect van het communautaire immigratiebeleid in de landen van herkomst van de migranten en van de wijze waarop dit in die landen wordt opgevat te stimuleren;

(d) te zorgen voor een daadwerkelijke, efficiënte en uniforme toepassing van de gemeenschappelijke bepalingen en beleidslijnen ten aanzien van onregelmatige migratiestromen en illegale immigratie en tegelijkertijd te zorgen voor een toereikende mate van toegang tot internationale bescherming;

(e) de samenwerking te verbeteren op het gebied van de terugkeer van illegale immigranten, inclusief de doorreis door andere lidstaten.

Artikel 8

Soorten acties

Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 3 aangegeven doelstellingen en het uitvoeren van de in de artikelen 4, 5, 6 of 7 genoemde activiteiten kunnen in het kader van dit actieprogramma de volgende soorten acties worden gesteund:

(a) opleidingsacties, waartoe met name het opstellen van geharmoniseerde leerplannen en van gemeenschappelijke, door de nationale overheidsdiensten te organiseren basisopleidingsprogramma's behoren evenals aanvullende acties om de nationale overheidsdiensten attent te maken op de beste, in andere lidstaten ontwikkelde werkmethoden en technieken;

(b) personeelsuitwisselingen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het gedetacheerde personeel feitelijk deelnemen aan de werkzaamheden van de ontvangende nationale instanties;

(c) acties ter bevordering van enerzijds de geautomatiseerde behandeling van dossiers en afhandeling van procedures, mede door gebruik te maken van de meest geavanceerde technieken voor elektronische gegevensuitwisseling, en anderzijds de verzameling, analyse, distributie en verwerking van informatie, waarbij de informatietechnologie ten volle wordt benut, en met name het opzetten van informatiecentra en websites;

(d) evaluatie van het effect van gemeenschappelijke regels en procedures op basis van de artikelen 62 en 63 van het Verdrag;

(e) acties om het ontwikkelen van degelijke praktijken te stimuleren teneinde werkmethoden en outillage te verbeteren, de procedures te vereenvoudigen en de termijnen te verkorten;

(f) de oprichting van gemeenschappelijke operatieve centra en van teams bestaande uit personeel dat afkomstig is van twee of meer lidstaten om met name op te treden in noodsituaties;

(g) studies, onderzoek, conferenties en studiebijeenkomsten waaraan personeel van de lidstaten en van de Commissie deelneemt en, in voorkomend geval, personeel van de betrokken nationale en internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties;

(h) organisatorische voorzieningen om de betrokken nationale en internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties te raadplegen en in te schakelen;

(i) de activiteiten van de lidstaten in derde landen, met name informatieopdrachten in de landen van herkomst en doorreis.

Artikel 9

Specifieke acties

Onder dit ARGO kunnen ook andere vormen vallen van administratieve samenwerking op de beleidsterreinen waarop de artikelen 62 en 63 van het Verdrag betrekkin hebben, in het bijzonder gemeenschappelijke maatregelen en acties met een beperkte reikwijdte en duur in situaties die een onmiddellijke reactie vereisen. In het in artikel 12 bedoelde jaarlijkse werkprogramma wordt een kader vastgesteld voor de financiering van deze specifieke acties, waarvan ook de doelstellingen en evaluatiecriteria deel uitmaken.

HOOFDSTUK III -FINANCIËLE BEPALINGEN,

BEHEER EN TOEZICHT

Artikel 10

Subsidiabiliteit

1. Om in aanmerking te komen voor medefinanciering in het kader van het actieprogramma ARGO moeten de in artikel 8 bedoelde maatregelen

(a) worden voorgesteld door de nationale overheidsdienst van een lidstaat en moeten

- ten minste twee andere lidstaten of

- een andere lidstaat en een kandidaat-lidstaat, indien het de bedoeling is de toetreding ervan voor te bereiden, of

- een andere lidstaat en een derde land, indien zulks het doel van de voorgesteld maatregel zou bevorderen, erbij betrokken zijn;

(b) een van de in artikel 3 bedoelde algemene doelstellingen beogen, en

(c) de uitvoering behelzen van een van de activiteiten op de in artikel 4, 5, 6 resp. 7 bedoelde beleidsterreinen.

Artikel 11

Financiering

1. De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten toegestaan door de begrotingsautoriteit.

2. De medefinanciering van een maatregel door het actieprogramma ARGO is niet verenigbaar met enige andere financiering door een ander programma dat door de begroting van de Europese Gemeenschappen wordt gefinancierd.

3. De financieringsbesluiten zijn afhankelijk van subsidieovereenkomsten tussen de Commissie en de nationale overheidsdiensten die de maatregelen voorstellen. Deze besluiten en overeenkomsten worden onderworpen aan de financiële controle van de Commissie en aan de controle van de Rekenkamer.

4. De financiële steun uit de van de Europese Gemeenschappen kan in het algemeen niet meer bedragen dan 60% van de kosten van de maatregel. Onder bijzondere omstandigheden kan dit aandeel echter worden verhoogd tot 80%.

Artikel 12

Uitvoering

1. De Commissie is in partnerschap met de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de uitvoering van het actieprogramma ARGO.

2. De Commissie beheert het actieprogramma ARGO overeenkomstig het Financieel Reglement.

3. Ter uitvoering van het actieprogramma ARGO dient de Commissie binnen het kader van de in artikel 3 vervatte algemene doelstellingen:

(a) een jaarlijks werkprogramma op te stellen dat specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten en indien noodzakelijk een lijst van maatregelen omvat;

(b) de door de nationale overheidsdiensten voorgestelde maatregelen te evalueren en te selecteren.

4. Het jaarlijkse werkprogramma wordt goedgekeurd volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde beheersprocedure. De lijst van geselecteerde maatregelen wordt goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 13, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

5. Bij de evaluatie en selectie van de door de nationale overheidsdiensten voorgestelde acties hanteert de Commissie de volgende criteria:

(a) conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, met de algemene doelstellingen vervat in artikel 3 en de activiteiten op de in artikel 4, 5, 6 resp. 7 bedoelde beleidsterreinen;

(b) de Europese dimensie van de voorgestelde maatregel en de ruimte voor deelname van de kandidaat-landen;

(c) verenigbaarheid met de uitgevoerde of voorgenomen werkzaamheden in het kader van de politieke prioriteiten van de Gemeenschap op de onder de artikelen 62 en 63 vallende gebieden;

(d) complementariteit ten opzichte van andere vroegere, huidige of toekomstige maatregelen op het gebied van de administratieve samenwerking;

(e) vermogen van de nationale overheidsdiensten om de voorgestelde maatregel uit te voeren;

(f) de inherente kwaliteit van de voorgestelde maatregel wat betreft ontwerp, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

(g) bedrag van de uit hoofde van het actieprogramma ARGO aangevraagde steun en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

(h) effect van de verwachte resultaten op de in artikel 3 vervatte algemene doelstellingen en op de activiteiten op de in artikel 4, 5, 6 resp. 7 bedoelde beleidsterreinen.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna "het ARGO-comité" genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel 7 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde temrijn wordt op drie maanden vastgesteld.

3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de adviesprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 7 van dat besluit.

4. De Commissie kan vertegenwoordigers van de kandidaat-landen uitnodigen op informatiebijeenkomsten na vergaderingen van het comité.

Artikel 14

Controle en evaluatie

1. De Commissie en de lidstaten controleren en evalueren de uitvoering van het actieprogramma ARGO op continue basis.

2. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het actieprogramma ARGO.

In dit verslag worden alle geboekte vorderingen geanalyseerd en het gaat zo nodig vergezeld van voorstellen met het oog op een homogene toepassing van de op de artikelen 62 en 63 van het Verdrag gebaseerde communautaire wetgeving in de lidstaten. De Commissie legt het eerste verslag uiterlijk voor op 31 december 2003 en het eindverslag uiterlijk op 31 december 2007.

Artikel 15

Geadresseerden

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ DE BESCHIKKING

Beleidsgebied(en): de artikelen 62, 63 en 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Activiteit(en): Justitie en binnenlandse zaken

Benaming van de actie: voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (Argo)

1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN)

B5 - 820 (Actie D): Programma voor opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1 Totale toewijzing voor de actie (deel B): miljoen EUR aan VK: 25 miljoen EUR

2.2 Duur: 2002-2006

2.3 Meerjarenraming van de uitgaven:

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (cf. punt 6.1.1)

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (cf. punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4 Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

X Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

( Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

( inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord.

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

X Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

OF

( Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1 Doel van het communautaire optreden

5.1.1 Doelstellingen

Het verstrekken van financiële steun voor bepaalde door de lidstaten voorgestelde acties op het gebied van de buitengrenzen, visa, asiel en immigratie waarmee wordt beoogd samenwerking en coördinatie tussen de nationale overheidsdiensten te bevorderen. Daarenboven zal er een communautair kader tot stand worden gebracht om de prioriteiten te bepalen op het gebied van de samenwerking tussen de nationale overheidsdiensten.

Dit zal resulteren in een grotere doeltreffendheid van de procedures op de onder dit voorstel vallende gebieden, terwijl tegelijkertijd moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe communautaire wetgeving worden gesignaleerd en er wordt gezorgd voor meer openheid bij de toepassing ervan.

5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

De doelstellingen van het aan dit nieuwe actieprogramma voorafgaande Odysseus-programma beantwoordden aan reële behoeften van de nationale overheidsdiensten, en de kredieten waren in feite een jaar voor het einde van het programma in hun geheel vastgelegd. De externe evaluatie van maart 2000 onderstreepte dat het algemene karakter van de doelstellingen van het Odysseus-programma de oorzaak zou kunnen zijn van bepaalde moeilijkheden. Dit is één van de redenen waarom het nieuwe ARGO-instrument naast een algemeen kader van doelstellingen activiteiten vaststelt op de onder de artikelen 62 en 63 van het EG-Verdrag vallende beleidsterreinen. Het strakke tijdschema voor de wetgeving dat is opgenomen in het scorebord betreffende de op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid geboekte vorderingen en dat zal leiden tot een nieuw communautair acquis geeft eveneens een sterke impuls voor de opstelling van een nieuw programma, dat zich zal toespitsen op de toepassing van dit nieuwe communautaire acquis.

Gemeenschapsoptreden is gerechtvaardigd aangezien dergelijke resultaten niet kunnen worden bereikt door middel van individuele actie van de respectieve overheidsdiensten en er dan ook een communautair kader nodig is ter verbetering van het wederzijds begrip van de bevoegde nationale overheidsdiensten en van de manier waarop zij de desbetreffende communautaire wetgeving ten uitvoer leggen, en ter vaststelling van de prioritaire gebieden waarop de administratieve samenwerking zal moeten plaatsvinden.

5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het actieprogramma. In dit verslag wordt alle geboekte vooruitgang geanalyseerd en worden eventuele voorstellen opgenomen met het oog op een homogene toepassing in de lidstaten van de op de artikelen 62 en 63 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gebaseerde communautaire wetgeving. De Commissie dient het eerste verslag in december 2003 in, en het eindverslag uiterlijk in december 2007.

5.2 Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

Doelgroep:

Dit actieprogramma is gericht op de nationale overheidsdiensten van de lidstaten. Deze nationale overheidsdiensten zijn de enige directe begunstigden aangezien zij als enige instanties bij het voorstellen van bepaalde acties om Gemeenschapsfinanciering uit hoofde van ARGO kunnen verzoeken.

De uiteindelijke begunstigden zijn de onderdanen van derde landen en EU-burgers, aangezien er sprake zal zijn van een grotere doeltreffendheid en openheid van de nationale overheidsdiensten bij de toepassing van de desbetreffende communautaire wetgeving.

Het voorstel voor een beschikking omvat activiteiten op het gebied van de buitengrenzen (artikel 4), visa (artikel 5), asiel (artikel 6) en immigratie (artikel 7). In het kader van het ARGO-actieprogramma zal er financiële steun kunnen worden verleend voor concrete acties ter verwezenlijking van deze activiteiten. Deze acties kunnen bestaan in een verbetering van de werkmethoden, opleiding, uitwisseling van functionarissen, seminars en andere vormen van administratieve samenwerking.

Enkel de betrokken nationale overheidsdiensten kunnen deze acties voorstellen, en zij alleen bepalen hoe deze acties worden uitgevoerd in het kader van met de Commissie overeengekomen regelingen. De Gemeenschapsfinanciering bedraagt maximaal 60% - 80% in uitzonderlijke omstandigheden - van de totale kosten van de voorgestelde actie. De financieringsbesluiten zijn afhankelijk van subsidieovereenkomsten tussen de Commissie en de nationale overheidsdiensten.

5.3 Tenuitvoerlegging

De Commissie is in partnerschap met de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma. De lidstaten zijn echter als enigen verantwoordelijk voor het voorstellen en beheren van de in het kader van dit programma gefinancierde acties. Voor het gebruik van de Gemeenschapsmiddelen moeten duidelijke en uniforme regels worden vastgelegd in een Raadsbeschikking, het passende instrument voor de tenuitvoerlegging van Gemeenschapsprogramma's.

Het enige alternatief voor de voorgestelde regelingen is dat de Commissie de individuele acties rechtstreeks beheert. De ervaring die is opgedaan met de aan deze beschikking voorafgaande gemeenschappelijke acties en proefprojecten leert dat dit een onevenredig zware administratieve last oplevert, zonder dat de efficiëntie daardoor wordt gemaximaliseerd.

Door het beheer aan de lidstaten over te dragen, kan de Commissie zich concentreren op de algemene doelstellingen en de algehele samenhang, terwijl er tevens voor wordt gezorgd dat de selectie en de uitvoering van de afzonderlijke acties aan de basis plaatsvinden, met inachtneming van de specifieke situatie in de betrokken lidstaat en de behoeften waarin moet worden voorzien.

De acties die in aanmerking komen voor medefinanciering uit hoofde van dit programma moeten de uitvoering beogen van de betrokken Gemeenschapsbepalingen door de nationale overheidsdiensten. Onder nationale overheidsdiensten worden verstaan de afdelingen van de bestuursorganen van de lidstaten of andere door hen gemachtigde instanties die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1 Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

6.1.1 Financiering

VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (vastleggingskredieten)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2 Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

7.1 Gevolgen voor de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

Bij de raming van de voor de actie noodzakelijke personele en administratieve middelen, moeten de DG's/diensten rekening houden met de besluiten van de Commissie in het kader van het oriënterend debat en de goedkeuring van het voorontwerp van begroting (VOB). Dit betekent dat de DG's moeten aangeven dat de personeelskosten kunnen worden gedekt binnen de voorlopige toewijzing waarin bij de goedkeuring van het VOB is voorzien.

In uitzonderlijke gevallen waarin de acties niet konen worden voorzien bij de opstelling van het VOB, zal de Commissie moeten worden verzocht te beslissen of en hoe (via een aanpassing van de voorlopige toewijzing, een herschikking ad hoc, een gewijzigde en aanvullende begroting of een nota van wijzigingen bij het ontwerp van begroting) de tenuitvoerlegging van de voorgestelde actie kan worden aanvaard.

7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

(1) De aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt, vermelden.

I. Jaartotaal (7.2 + 7.3)

II. Duur van de actie

III. Totale kosten van de actie (I x II) // 357.600 EUR

5 jaar

1.788.000 EUR

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1 Follow-upsysteem

Toezicht op de specifieke acties die door de nationale overheidsdiensten worden uitgevoerd en in aanmerking komen voor Gemeenschapsfinanciering. Als basis dienen de door de begunstigden bij voltooiing van de acties over te leggen verslagen. De Commissie is voornemens een voor alle begunstigden bestemd "model" voor de eindverslagen te ontwikkelen.

De toezichtactiviteiten zullen de elementen leveren voor het jaarlijkse verslag dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad moet overleggen (zie punt 5.1.3).

8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

Dit actieprogramma wordt geëvalueerd met het oog op een tussentijdse herziening en beoordeling van het effect ervan, en het evaluatieproces moet worden geïntegreerd in het toezicht op de actie.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het voorstellen van acties en voor het financiële beheer en de administratie ervan; zij zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de financiële controle van de acties. De voorgestelde acties moeten bovendien voldoen aan de in deze beschikking vastgelegde ontvankelijkheidscriteria.

De financieringsbesluiten en -contracten zijn onderhevig aan financiële controle door de Commissie en aan audits door de Rekenkamer. Volgens de beginselen van gezond financieel beheer moeten de lidstaten de uitgavenaangiften certificeren en erop toezien dat er in het boekhoudsysteem gebruik wordt gemaakt van verifieerbare bescheiden. Tevens dienen zij onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren, dienen zij de noodzakelijke gerechtelijke procedures in te leiden en de Commissie hiervan op de hoogte te stellen en dienen zij samen te werken met de Commissie en bedragen terug te vorderen die als gevolg van onregelmatigheden verloren zijn gegaan. Daarnaast moet de Commissie het bestaan en de goede werking van de beheer- en controlesystemen in de lidstaten verifiëren en kan zij controlebezoeken ter plaatse uitvoeren of de betrokken lidstaat verzoeken inspecties te verrichten, waaraan eventueel wordt deelgenomen door functionarissen of ander personeel van de Commissie.