Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai /* SEC/2001/0892 def. - COD 2000/0194 */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
1. procedure
Voorstel COM(2000)468 def. van juli 2000 [1] is op 26 juli 2000 overeenkomstig de medebeslissingsprocedure van artikel 175, lid 1 van het EG-Verdrag aan de Raad gestuurd.
[1] PB C 337 van 28.11.2000.
Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 november 2000 hierover advies uitgebracht.
Het Comité van de Regio's heeft op 14 februari 2001 hierover advies uitgebracht.
Het Europees Parlement heeft bij de eerste lezing in de zitting van 14 december 2000 advies uitgebracht. Het Europees Parlement heeft bevestigd dat de stemming van 14 december 2000 als eerste lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure gold.
Ingevolge het advies van het Europees Parlement en overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag, heeft de Raad op 18 december 2000 een politiek akkoord bereikt over een gemeenschappelijk standpunt. De Raad heeft het gemeenschappelijk standpunkt formeel aangenomen op 7 juni 2001.
2. Doel van de richtlijn
De voorgestelde richtlijn draagt bij tot de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu zoals is voorgeschreven in de artikelen 174 en 152 van het Verdrag.
Met het voorstel wordt beoogd controle uit te oefenen op het milieuprobleem dat wordt veroorzaakt door lawaai, voor te schrijven dat actieplannen voor lawaaibeheersing worden voorgelegd, het publiek in te lichten en te raadplegen over geluidshinder en de maatregelen die daartegen worden genomen en een EU-strategie voor lawaaibeperking op lange termijn te ontwikkelen teneinde het aantal personen dat door geluidshinder wordt getroffen te verminderen. De voornaamste doelstellingen zijn bijgevolg:
- totstandbrenging van gemeenschappelijke geluidsindicatoren binnen en tussen de lidstaten teneinde een vergelijkbare beoordeling mogelijk te maken van de hinder en de slaapverstoring die in de gehele Gemeenschap wordt veroorzaakt door lawaai.
- opstelling en publicatie van strategische geluidskaarten van grote agglomeraties, wegen, spoorwegen en vliegvelden;
- voorschrijven dat de bevoegde instanties voor deze grote agglomeraties, wegen, spoorwegen en vliegvelden geluidsactieplannen opstellen en bekendmaken in overleg met de bevolking en daarbij met name de plaatselijke bevolking betrekken;
- herziening van de reeds op Gemeenschapsniveau genomen maatregelen teneinde het aantal mensen te verminderen dat getroffen wordt door lawaai (d.w.z. via wetgeving inzake het op de markt brengen van diverse producten die lawaai veroorzaken) en overweging of deze verscherpt moeten worden en/of daar nieuwe wetgeving aan moet worden toegevoegd. Met name zal bij de herziening worden overwogen welke voordelen zijn verbonden aan de vaststelling van EU-grenswaarden voor lawaai.
3. commentaar van de commissie
3.1. Algemeen commentaar
De Commissie heeft 22 van de 37 door het Europees Parlement in zijn eerste lezing voorgestelde amendementen volledig, ten dele of in beginsel aanvaard. 16 van deze amendementen zijn volledig, ten dele of in beginsel overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt.
De Commissie heeft alle amendementen aanvaard die tijdelijke regelingen mogelijk maakten voor de beoordeling van lawaai en die de van de lidstaten geëiste informatielast verminderden. Ook heeft de Commissie in beginsel de amendementen goedgekeurd die de regelingen voor overleg met het publiek versterkten; in veel gevallen heeft zij de amendementen die kleine uitbreidingen betekenden van het voorstel en de amendementen die een nuttige verduidelijking van de definities inhielden, aanvaard. De Raad is de Commissie in de meeste gevallen gevolgd.
De Commissie heeft geen amendementen aanvaard waarin dochterrichtlijnen werden voorgesteld over nieuwe grenswaarden inzake geluidsemissies door specifieke bronnen omdat zij gelooft dat het te vroeg is om grenswaarden vast te stellen.
De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt de algemene aanpak en doelstelling van het voorstel niet verandert en veel aspecten verduidelijkt. Op andere aspecten wordt het voorstel verzwakt en het tijdschema verlengd. Bijgevolg kan de Commissie grosso modo het gemeenschappelijk standpunt steunen maar zal zij zich soepel opstellen tegenover de tweede lezing.
3.2. Verder commentaar
3.2.1. Amendementen van het Parlement die door de Commissie worden aanvaard en die volledig of ten dele in het gemeenschappelijk standpunt zijn overgenomen
Amendement 2 stelt voor de laatste zin van overweging 5 te schrappen. Deze tekst is geschrapt uit wat nu overweging 6 is (een nieuwe overweging 5 is toegevoegd aan het gemeenschappelijk standpunt en de daaropvolgende overwegingen zijn opnieuw genummerd).
Amendement 3 omvat een toevoeging aan overweging 6 volgens welke de lidstaten momenteel niet beschikken over gemeenschappelijke definities inzake "omgevingslawaai" en stelt voor om voor zover in de lidstaten nationale grenswaarden bestaan, deze vast te leggen met inachtneming van "het preventiebeginsel". Deze punten worden nu weergegeven in overweging 7 van het gemeenschappelijk standpunt.
Amendement 4 omvat een nieuwe overweging 7bis betreffende een nieuwe geluidsindicator voor verstoring van de nachtrust die een maximumniveau definieert. Dit is niet noodzakelijk aangezien de in de richtlijn - Lnight -vastgestelde indicator het meest geschikt werd geacht om verstoring van de nachtrust te meten en omdat een aanvullende indicator die gebaseerd is op een maximumniveau expliciet is toegevoegd aan Bijlage 1.3 door de Raad. Dat betekent dat het amendement in beginsel wel is overgenomen, maar op een andere plaats in de tekst.
Amendement 6 last een nieuwe overweging 9bis in waarin wordt voorgesteld dat de meet- en weergavemethoden in de lidstaten geldig moeten blijven gedurende een overgangsperiode. Het principe dat hierachter schuilt werd aanvaard en een deel van de tekst is weergegeven in artikel 5 van het gemeenschappelijk standpunt.
Amendement 13 voegt de woorden "met name" toe aan het doel van de richtlijn. Deze woorden zijn toegevoegd hoewel een deel van de omringende tekst is gewijzigd om het hieronder vermelde amendement 42 weer te geven.
Amendement 42 schrapt de woorden "als waargenomen door mensen", "in agglomeraties, in relatief stille zones", "als leerling" en "als patiënt" uit het toepassingsgebied van de richtlijn. In het gemeenschappelijk standpunt zijn drie van deze vier zinsdelen geschrapt; "in agglomeraties, in stille zones" werd gehandhaafd.
Amendement 44 op artikel 3 schrapt de voorbeelden van negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. Deze voorbeelden zijn geschrapt.
Amendement 15 geeft een nieuwe definitie voor LAmax , indicator voor het maximum toegestane geluidsbelastingsniveau. Dit werd in beginsel aanvaard hoewel Lden en Lnight uitermate geschikte geluidsindicatoren werden geacht voor gebruik in de richtlijn. De lidstaten mogen nog altijd verdere geluidsindicatoren gebruiken zoals LAmax voor eigen gebruik (zie Bijlage I. 3.). Het is echter niet passend of noodzakelijk om LAmax of enige andere indicator in de richtlijn te definiëren.
Amendement 21 stelt evenals amendement 6 voor dat de geluidsindicatoren van de lidstaten gedurende een overgangsperiode verder mogen worden gebruikt. Dit werd weergegeven in artikel 5, lid 1, van het gemeenschappelijk standpunt.
Evenzo ondersteunt amendement 22 het verdere gebruik door de lidstaten van hun eigen geluidsbeoordelingsmethoden. In artikel 6 van het gemeenschappelijk standpunt is nu een overgangsregeling opgenomen.
Amendement 46 verlangt dat de actieplannen "wanneer een belangrijke ontwikkeling plaatsvindt" en iedere 5 vijf jaar worden herzien. Deze tekst is overgenomen.
De amendementen 28 en 29 geven verdere verduidelijking over de voorlichting van de bevolking en zijn eveneens ten dele verwerkt in het gemeenschappelijk standpunt in de nieuwe definitie van het publiek in artikel 3, maar ook in de wijzigingen van de Raad op de artikelen 8 en 9.
Amendement 30 last een nieuwe tekst in over de aan het publiek gegeven informatie. Deze tekst is letterlijk overgenomen met uitzondering van de verwijzing naar de nieuwe leden 1 en 3 die nu vallen onder de definitie van het publiek in artikel 3.
Amendement 32 stelt voor artikel 12 volgens welke de bijlagen bij de richtlijn door comités konden worden aangepast volledig te schrappen. Dit is ten dele aanvaard in het gemeenschappelijk standpunt met dien verstande dat de procedure beperkt is tot Bijlage I, punt 3 (aanvullende geluidsindicatoren), Bijlage II (evaluatiemethoden) en Bijlage III (evaluatiemethoden voor gevolgen voor de gezondheid). De andere bijlagen moeten ook in de toekomst worden aangepast via de volledige medebeslissingsprocedure.
De amendementen 34 en 35 stellen voor te schrappen dat lidstaten gegevens moeten verstrekken over de geluidsbelasting van leerlingen en patiënten. Dit is aanvaard.
3.2.2. Door het Parlement voorgestelde amendementen die de Commissie heeft aanvaard, maar die niet zijn overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt
Amendement 1 verandert de titel in "tot instelling van een communautair kader" voor de evaluatie van omgevingslawaai. Deze formulering was aanvaardbaar voor de Commissie met dien verstande dat zulks niet noodzakelijkerwijze resulteert in kaderrichtlijnen.
Amendement 39 voegt een verwijzing naar vier algemene beginselen toe. Dit was onaanvaardbaar voor de Raad ten dele omdat het niet overeenstemt met de algemene beginselen van het Verdrag, maar zou aanvaardbaar zijn voor de Commissie mits de betrokken beginselen worden voorafgegaan door de woorden "onder andere".
Amendement 45 stelt voor een deel van de definitie van relatief stille zones op het platte land te schrappen. Dit was aanvaardbaar voor de Commissie maar niet voor de Raad.
3.2.3. Amendementen van het Parlement die zijn verworpen door Commissie en Raad en die niet zijn overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt
Amendement 5 omvat een toevoeging aan overweging 9 waarin gesuggereerd wordt dat de geluidsnormen voor voertuigen voor weg en spoorweg en voor banden moeten worden aangescherpt. Dit is niet evenredig omdat andere bronnen ook bijdragen tot omgevingslawaai; en het is daarvoor nog te vroeg omdat we de algemene situatie met betrekking tot lawaai moeten beoordelen alvorens wij verdere veronderstellingen uiten over bronnen.
Amendement 41 stelt voor de laatste zin van overweging 10 te schrappen. De verwijzing naar "de beschikbare middelen" werd gehandhaafd teneinde een zekere evenredigheid te bewaren en omdat tijdens het overleg met het Europees Parlement en andere betrokkenen over het Groenboek betreffende het toekomstige beleid inzake de bestrijding van lawaai in 1996 het accent met name was gelegd op kosten-baataspecten.
Amendement 8 omvat een nieuwe overweging 10bis met betrekking tot EU-grenswaarden voor omgevingslawaai met name rond luchthavens. Ook de amendementen 38, 10 en 11 betreffen de vaststelling van grenswaarden waarvoor al dan niet dochterrichtlijnen zijn vereist. Deze benadering wordt te vroeg geacht op basis van de wetenschappelijke bewijzen op Europees niveau. We hebben momenteel onvoldoende geharmoniseerde gegevens over de geluidssituatie om grenswaarden voor Europa te kunnen vaststellen. Ook zijn dochterrichtlijnen daarvoor niet vereist. Als de Commissie namelijk voor een aantal bronnen zou besluiten nieuwe grenswaarden voor te stellen, kan zij dit doen op basis van de bestaande wetgeving zonder dat daarvoor nieuwe richtlijnen zijn vereist. De richtlijn verlangt evenwel van de lidstaten dat zij vergelijkbare geluidskaarten en actieplannen indienen voor de voornaamste wegen, spoorwegen, luchthavens en agglomeraties zodat de Commissie in de toekomst in het kader van de clausule van artikel 11 inzake herziening en rapportering kan overwegen de vaststelling van grenswaarden voor te stellen als één van de maatregelen die in het kader van scenario's ter vermindering van lawaai mogelijk zijn.
Amendement 14 breidt het toepassingsgebied van de richtlijn uit tot geluid dat wordt voortgebracht door "alle soorten machinerie" van industriële locaties of gebouwen. Deze specificatie werd verworpen omdat buitenshuis gebruikte apparatuur reeds valt onder Richtlijn 2000/14/EG en omdat lawaai binnen industriële gebouwen valt onder de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid.
Amendement 16 schrapt het woord "burgerlijke" uit de definitie van "belangrijke luchthaven". Dit amendement is verworpen om de mogelijkheid te behouden zuiver militaire luchthavens uit te sluiten.
Amendement 17 bevat een nieuwe clausule op grond waarvan lidstaten maatregelen moeten vaststellen "voor het terugbrengen van de oorzaken die tot overschrijding van de grenswaarden leiden". Deze formulering is verworpen op advies van de Juridische Dienst van de Raad.
Amendement 18 introduceert tekst waardoor de definitie van actieplannen zo wordt verruimd dat "activiteiten die bedoeld zijn ter vermindering van het lawaai op plaatsen... waar de grenswaarde overschreden dreigt te worden" hieronder vallen. Dit is verworpen omdat de zinsnede "voor de regeling van lawaaivraagstukken en de effecten van lawaai" dit aspect al omvat.
Amendement 19 moet waarborgen dat de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor geluidsbelastingkaarten en actieplannen, onafhankelijk zijn. Het aanwijzen van de bevoegde autoriteiten is de verantwoordelijkheid van de lidstaten, zodat het amendement is verworpen.
Amendement 20 verplicht de lidstaten bijkomende geluidsbelastingsindicatoren te gebruiken voor speciale gevallen. Volgens de tekst van het gemeenschappelijk standpunt staat het de lidstaten vrij alle mogelijke indicatoren te gebruiken voor andere doeleinden dan strategische geluidsbelastingkaarten. De Europese Gemeenschap heeft niet tot taak deze voor te schrijven.
De amendementen 23 en 25 schrijven voor dat er geluidsbelastingkaarten respectievelijk actieplannen worden opgesteld in geval van ernstige klachten van het publiek. Deze amendementen zijn verworpen omdat het begrip "ernstige klacht" zich moeilijk laat definiëren.
Amendement 24 betreft een overgangsperiode waarin bestaande nationale geluidsbelastingkaarten kunnen worden gebruikt. Dit amendement is verworpen omdat de strategische geluidsbelastingkaarten die we onder deze richtlijn willen opstellen, iets volledig nieuws zijn en sterk afwijken van de kaarten die de lidstaten in het verleden hebben opgesteld.
Amendement 26 schrijft industriële actieplannen voor. Deze zijn niet nodig omdat het lawaai van bedrijven in agglomeraties in kaart moet worden gebracht en moet worden behandeld in de actieplannen voor die agglomeraties. Buiten agglomeraties worden stille zones op het platteland eveneens krachtens de richtlijn beschermd.
Amendement 33 schrapt geheel artikel 13, waarin is bepaald dat het comité dat de richtlijn nader moet invullen, het comité van Richtlijn 2000/14/EG betreffende de geluidsemissie van materieel voor gebruik buitenshuis is. Dit is verworpen omdat een comité inzake geluidshinder de technische bijlagen moet aanpassen aan de wetenschappelijke vooruitgang en het logisch is dat de diensten van de Commissie, om de kosten en de bureaucratie zoveel mogelijk te beperken, erop hebben aangedrongen dat er slechts één permanent comité inzake geluidshinder moet zijn. Het comité van Richtlijn 2000/14/EG zal bevoegd zijn voor technische aspecten van lawaai.
3.2.4. Door de Raad in het voorstel aangebrachte wijzigingen
Overwegingen
In de overwegingen 3 en 4 zijn enkele kleine wijzigingen aangebracht ter verduidelijking. Aan het eind van overweging 4 is een zin toegevoegd waarin is verklaard dat de richtlijn een basis moet verschaffen om bestaande maatregelen van de Gemeenschap inzake de geluidsemissie van bepaalde bronnen verder te ontwikkelen en om op korte, middellange en lange termijn aanvullende maatregelen te ontwikkelen. Deze tekst komt in de plaats van overweging 10, die geschrapt is.
Er is een nieuwe overweging 5 toegevoegd om de categorieën lawaai te verduidelijken die zijn uitgesloten van de richtlijn
Overweging 6 (oud 5) is gewijzigd om het voorstel beter te laten sporen met de doelstellingen van het Verdrag en het subsidiariteits- en het evenredigheids beginsel en ook om het aanvaarde amendement 2 vorm te geven.
Overweging 7 (oud 6) is gewijzigd om aan te geven dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van grenswaarden voor de geluidsbelasting.
Overweging 8 (oud 7) is uitgebreid om de reden voor de keuze van de indicatoren Lden en Lnight duidelijk te maken, om gevolg te geven aan amendement 6 en om duidelijk te maken dat de lidstaten in speciale gevallen aanvullende indicatoren kunnen gebruiken.
De overwegingen 9 en 10 vervangen de oude overweging 8 teneinde de tekst van de artikelen beter weer te geven zonder herhalingen.
Overweging 11 betreft de informatie van het publiek.
In overwegingen 12 (oud 9) zijn de woorden "burgers" vervangen door "publiek".
De overwegingen 14 en 15 zijn opnieuw genummerde versies van de overwegingen 11 en 12 iet wat aangepast om de standaardwetstekst weer te geven.
Artikel 1
Doelstellingen
Het doel is thans "op basis van prioriteiten de effecten van blootstelling aan omgevingslawaai te bestrijden". Dit is een zwakkere formulering dan het oorspronkelijke voorstel waarin sprake was van vermijding, voorkoming en vermindering van de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid van de blootstelling aan lawaai.
Geluidsbelastingkaarten en actieplannen worden thans meer expliciet vermeld. In een nieuw lid 2 is bepaald dat de richtlijn een grondslag moet bieden voor het ontwikkelen van Gemeenschapsmaatregelen om lawaai van bepaalde bronnen te beperken.
Artikel 2
Werkingssfeer
In lid 1 is "omgevingslawaai als waargenomen door mensen in de omgeving van hun woning" vervangen door "omgevingslawaai waaraan mensen in bebouwde gebieden worden blootgesteld". In het oorspronkelijke voorstel was getracht het beleid inzake geluidshinder vooral te richten op het meten van de perceptie van het geluid door mensen op de plaats waar zij wonen en op de daaraan verbonden gevolgen voor de gezondheid en af te stappen van de traditionele benadering waarbij de geluidsemissie buitenshuis wordt gemeten (waarbij geen rekening wordt gehouden met de gevoeligheid van afzonderlijke personen voor lawaai).
Eveneens in lid 1 is "relatief stille zones" vervangen door kortweg "stille zones". Leerlingen en patiënten worden niet langer genoemd. In lid 2 is een nieuwe uitzondering toegevoegd voor lawaai "door militaire activiteiten in militaire zones".
Artikel 3
Definities
Er is een aantal, hoofdzakelijk kleine, wijzigingen aangebracht in de definities. Wat de ingrijpender wijzigingen betreft, kan de Commissie zich vinden in de volgende:
* Schrapping van de definitie van "volksgezondheid" (oud 3(b)) en geluidszone (oud 3(m)).
* In de definitie van "stille zone op het platteland" is de zinsnede "waar de stilte van de natuur kan worden ervaren" geschrapt.
* Aan de definitie van "belangrijke luchthaven" is de uitsluiting van bewegingen louter voor opleidingsdoeleinden met lichte vliegtuigen toegevoegd.
* Toevoeging van een definitie van "het publiek" (3 (x))
* De definities van "speciale isolatie tegen geluidshinder" en "een relatief stille gevel" zijn geschrapt; overeengekomen werd dat het wenselijk is deze te definiëren in de betrokken bijlage (thans bijlage VI).
Minder bevredigend is de toevoeging van twee nieuwe definities voor de geluidsbelastingsindicatoren Lday en Levening (3f en g) en de daarmee samenhangende wijziging van de definitie van "grenswaarde", waardoor de lidstaten de mogelijkheid krijgen deze waarden vast te stellen als Lday en Levening-waarden. Volgens het oorspronkelijke voorstel waren Lden en Lnight de enige indicatoren die in verband met de richtlijn zouden worden gebruikt.
Artikel 4
Uitvoering en verantwoordelijkheden
Lid 2, op grond waarvan de lidstaten moesten toezien op de nauwkeurigheid van de evaluatiemethodes, is geschrapt. De Commissie heeft dit aanvaard, maar zij is minder tevreden met de eerste van de vele wijzigingen in het tijdschema van de richtlijn, die in lid 3 is aangebracht. In het oorspronkelijke voorstel waren voor alle termijnen specifieke data vermeld. In dit artikel was de termijn voor het aanwijzen van de bevoegde autoriteiten eerst 30 juni 2003, terwijl de termijn volgens het gemeenschappelijk standpunt 3 jaar na de inwerkingtreding is. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat de richtlijn vóór eind 2001 nog in werking treedt, betekenen deze wijzigingen een vertraging van ten minste 18 maanden. Dit geldt voor vrijwel alle bepalingen in het voorstel.
Artikel 5
Geluidsbelastingsindicatoren en hun toepassing
In de leden 1 en 3 van dit artikel in het gemeenschappelijk standpunt is het gebruik van de geluidsbelastingsindicatoren Lden en Lnight beperkt tot het opstellen en herzien van strategische geluidsbelastingkaarten. Deze gemeenschappelijke indicatoren zijn niet langer vereist voor akoestische planning en geluidszonering.
Er is een nieuw lid 1(bis) toegevoegd dat de lidstaten de mogelijkheid biedt om bestaande nationale geluidsbelastingsindicatoren en daarmee verband houdende gegevens te blijven gebruiken totdat het gebruik van gemeenschappelijke evaluatiemethoden voor de bepaling van Lden en Lnight verplicht is gesteld. Aangezien het nog geruime tijd zal duren voordat de gemeenschappelijke evaluatiemethoden zijn voltooid, zal deze benadering het gebruik van gemeenschappelijke indicatoren waarschijnlijk ernstig vertragen en bijgevolg ook het opstellen van zinvolle en vergelijkbare geluidsbelastingkaarten vertragen.
In lid 4 wordt de lidstaten de mogelijkheid geboden om grenswaarden uit te drukken in Lday en Levening. Volgens het oorspronkelijke voorstel waren Lden en Lnight de enige indicatoren die in verband met de richtlijn zouden worden gebruikt.
Artikel 6
Evaluatiemethoden
In lid 1 is "berekenings- of meetmethoden" vervangen door de algemenere term "evaluatiemethoden". De Commissie juicht dit toe.
Er is een nieuw lid 2 toegevoegd dat de lidstaten de mogelijkheid biedt om hun eigen evaluatiemethoden voor de geluidsbelasting (onder bepaalde voorwaarden) te blijven gebruiken totdat de gemeenschappelijke evaluatiemethoden volgens de Comitéprocedure zijn vastgesteld. De Commissie heeft ernstige twijfels over deze aanpak, omdat geen enkele lidstaat ervaring heeft met het type evaluatie van de geluidsbelasting en strategische geluidsbelastingkaarten dat met het voorstel wordt beoogd.
In lid 3 is de tekst afgezwakt, zodat de schadelijke effecten "kunnen" worden geëvalueerd aan de hand van de in bijlage III bedoelde dosis/effect-relaties. In het oorspronkelijke voorstel was het doel de richtlijn te gebruiken om een vergelijkbare meting van de (niet meer "moeten") schadelijke effecten van geluid in de gehele Gemeenschap te ontwikkelen.
Artikel 7
Strategische geluidsbelastingkaarten
De titel van dit artikel is gewijzigd om het onderscheid duidelijk te maken tussen strategische (d.w.z. EU-niveau) geluidsbelastingkaarten en de meer lokale, kleinschalige geluidsbelastingkaarten die binnen de lidstaten nog steeds zullen worden opgesteld.
Ook in dit artikel zijn de termijnen opgeschoven van 31 december 2004, 30 juni 2003, 31 december 2009 en 31 december 2008 naar uiterlijk respectievelijk vijf, drie, tien en acht jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn.
In de leden 1 en 2 is het in twee fasen verdeelde proces voor het opstellen van geluidsbelastingkaarten voor agglomeraties - waarbij in de eerste fase alleen geluidsbelastingkaarten zouden worden opgesteld voor agglomeraties met meer dan 250.000 inwoners en in de tweede fase ook voor agglomeraties met meer dan 100.000 inwoners - ook ingevoerd voor belangrijke wegen en belangrijke spoorwegen. In de eerste fase gaat het alleen om wegen waarop jaarlijks meer dan 6 miljoen voertuigen passeren en spoorwegen waarop jaarlijks meer dan 60.000 treinen passeren; in de tweede fase wordt dit uitgebreid tot respectievelijk meer dan 3 miljoen voertuigen en meer dan 30.000 treinen. Dit is een logische benadering.
Lid 5 is zo gewijzigd dat de strategische geluidsbelastingkaarten ten minste om de vijf jaar opnieuw worden bezien en zo nodig worden aangepast. Deze wijzigingen bieden de lidstaten meer flexibiliteit.
Artikel 8
Actieplannen
Ook in dit artikel zijn de termijnen opgeschoven doordat van specifieke data is overgestapt op drie jaar na de inwerkingtreding.
Evenals hierboven beschreven voor de geluidsbelastingkaarten is hetzelfde in twee fasen verdeelde proces ingevoerd voor belangrijke wegen en spoorwegen. Ook nu weer is dit een logische benadering.
Aan lid 1a is nieuwe tekst toegevoegd om duidelijk te maken dat de lidstaten beslissen over de maatregelen in de actieplannen. Lid 5 is zo gewijzigd dat de actieplannen ten minste om de vijf jaar opnieuw worden bezien en zo nodig worden aangepast en ook wanneer er sprake is van een belangrijke ontwikkeling die van invloed is op de geluidshindersituatie. Deze wijzigingen bieden de lidstaten meer flexibiliteit en geven gevolg aan amendement 46 van het EP.
Er is een nieuw lid 6 toegevoegd op grond waarvan aan elkaar grenzende lidstaten moeten samenwerken bij het opstellen van de actieplannen voor grensregio's. Er is tevens een nieuw lid 7 toegevoegd dat de tekst over de inspraak van het publiek bij het opstellen van de actieplannen kracht bijzet.
Artikel 9
Informatie voor het publiek
Dit artikel is herzien in verband met het feit dat de tekst over de inspraak van het publiek in actieplannen is verplaatst naar artikel 8. De Raad heeft een verwijzing opgenomen naar Richtlijn 90/313/EEG, met dien verstande dat deze automatisch zal worden gewijzigd in een verwijzing naar de nieuwe ontwerp-richtlijn inzake de toegang tot milieu-informatie zodra deze is aangenomen. Deze aanpak ontbeert een zekere mate van transparantie, aangezien het beter zou zijn geweest de eisen inzake informatie van het publiek duidelijker te omschrijven in plaats van te verwijzen naar andere richtlijnen.
Artikel 10
Verzameling en bekendmaking van gegevens door de lidstaten en de Commissie
Het oude lid 1 is geschrapt, aangezien dit overbodig werd geacht. In het nieuwe lid 2 (oud lid 3) is het tijdschema gewijzigd, zodat de lidstaten zes in plaats van drie maanden de tijd krijgen om informatie uit strategische geluidsbelastingkaarten en samenvattingen aan de Commissie toe te zenden. Deze verdere opschuiving van het tijdschema heeft tot gevolg dat de tijd die de Commissie heeft om haar verslag over de gegevens op te stellen, wordt bekort. Lid 3 is uitgebreid om duidelijker uiteen te zetten wat de Commissie met de door de lidstaten verstrekte gegevens zal doen. Lid 3 is gewijzigd om de termijn voor het eerste beknopte verslag van de Commissie te verduidelijken.
Artikel 11
Evaluatie en verslagen
Dit artikel is ingrijpend gewijzigd. In de eerste plaats is ook in dit artikel de termijn opgeschoven doordat is overgestapt van een specifieke datum (31 december 2007) op uiterlijk zeven jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn.
In lid 2 is het begrip communautaire kwaliteitsdoelstellingen vervangen door "communautaire maatregelen met betrekking tot omgevingslawaai". Punt a) is licht gewijzigd om rekening te houden met het aantal personen "dat schade ondervindt" van omgevingslawaai, "waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met klimaat- en cultuurverschillen". In punt b) wordt nog eens de nadruk gelegd op de vermindering van het lawaai van specifieke bronnen.
Er is een nieuw lid 4 ingevoegd waarin wordt ingegaan op technische details, op grond waarvan de Commissie de mogelijkheid heroverweegt om de meethoogte voor huizen van één verdieping op 1,5 m te stellen en een mogelijke ondergrens vast te stellen voor het geraamde aantal mensen dat is blootgesteld aan lawaai in verschillende geluidsniveaugebieden. De Commissie aanvaardt deze toevoeging, maar herhaalt nog eens dat geen enkele lidstaat strategische geluidsbelastingkaarten heeft opgesteld en dat voor het opstellen van dergelijke kaarten de voornaamste geluidsevaluatiemethode waarschijnlijk zal worden gevormd door berekeningen en niet door metingen.
Artikel 12
Aanpassing
Dit artikel is zo gewijzigd dat de toepassing van de Comitéprocedure is beperkt tot bijlage I, punt 3 (aanvullende geluidsbelastingsindicatoren), bijlage II (evaluatiemethoden) en bijlage III (evaluatiemethoden voor gezondheidseffecten). Dit is aanvaardbaar voor de Commissie en geeft amendement 32 van het EP, althans gedeeltelijk, weer.
Artikel 13
Comité
Lid 4, sub a) en b), is geschrapt; de verwijzing naar de uitwerking van richtsnoeren is thans opgenomen in de bijlagen.
Artikel 14
Beoordeling
Dit is geschrapt en opgenomen in artikel 11.
Artikel 15
Omzetting
In lid 1 is de termijn voor de omzetting gewijzigd in "uiterlijk 24 maanden na de aanneming" in plaats van "uiterlijk op 30 juni 2003".
Artikel 16
Inwerkingtreding
Dit is gewijzigd zodat de inwerkingtreding nu plaatsvindt op de dag van de bekendmaking in het Publicatieblad en niet twintig dagen daarna.
BIJLAGEN
BIJLAGE I - Geluidsbelastingsindicatoren
De Raad heeft enkele verduidelijkingen aangebracht in de tekst van deze bijlage, onder andere in de definitie van gemiddeld jaar en van invallend geluid.
De definitie van de geluidsbelastingsindicator Lden is ingrijpend gewijzigd om de lidstaten de mogelijkheid te bieden twee uur van de avondperiode te verschuiven naar de dag- en/of de nachtperiode. De Commissie is van mening dat deze wijziging kan leiden tot verschillen in de door de lidstaten verschafte gegevens, zonder dat de aan lawaai blootgestelde mensen extra bescherming wordt geboden. Zij is dan ook van mening dat in de komende wetgevingsprocedure bijzondere aandacht aan deze kwestie moet worden geschonken.
In deel 3 zijn een paar nieuwe indicatoren, die zijn gebaseerd op maximale geluidsniveaus, toegevoegd aan de aanvullende geluidsbelastingsindicatoren die door de lidstaten voor speciale gevallen kunnen worden gebruikt.
BIJLAGE II - Evaluatiemethoden voor de geluidsbelastingsindicatoren
De Raad heeft de structuur van deze bijlage gewijzigd om het doel ervan duidelijker kenbaar te maken. De Commissie acht dit bevredigend, hoewel zij van mening is dat sommige bepalingen inzake de evaluatiemethoden die in andere delen van de richtlijn zijn opgenomen (met name in artikel 5 inzake het gebruik van bestaande gegevens en in bijlage I inzake de hoogte van de metingen) eigenlijk in deze bijlage thuishoren.
BIJLAGE III - Evaluatiemethoden voor gezondheidseffecten
Bijlage III had oorspronkelijk betrekking op "Minimumeisen voor de software voor het opmaken van geluidsbelastingkaarten", maar de Raad heeft deze kwestie verplaatst naar punt 8 van bijlage IV.
Er werd overeengekomen een nieuwe bijlage III op te stellen inzake "Evaluatiemethoden voor gezondheidseffecten" als verdere uitwerking van het vroegere punt 4 van bijlage II.
BIJLAGE IV - Minimumeisen voor strategische geluidsbelastingkaarten
De Raad heeft verschillende onderdelen van deze bijlage gewijzigd om de bepalingen te verduidelijken. Met name is deze bijlage, als gevolg van de wijzigingen in artikel 7 inzake geluidsbelastingkaarten, thans beperkt tot strategische (d.w.z. op EU-niveau) geluidsbelastingkaarten. Voor andere doeleinden, zoals de informatie van de burger en het opstellen van actieplannen, worden de lidstaten slechts enkele fundamentele richtsnoeren gegeven.
BIJLAGE V - Minimumeisen voor actieplannen
Aangezien de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de actieplannen, heeft de Raad verschillende onderdelen van deze bijlage zo gewijzigd dat alleen maar fundamentele richtsnoeren voor de inhoud van de actieplannen worden gegeven. Deze wijzigingen zijn met name bedoeld om onderscheid te maken tussen de informatie die de actieplannen moeten bevatten en de maatregelen in de actieplannen waarover de bevoegde instanties beslissen.
BIJLAGE VI - Aan de Commissie toe te zenden gegevens
De Raad heeft deze bijlage gewijzigd, zodat de hoeveelheid gegevens die de lidstaten aan de Commissie moeten toezenden is verminderd. Deze wijzigingen hebben de bepalingen inzake de evaluatie van de geluidsbelasting in de richtlijn afgezwakt. Met name zijn de boven- en ondergrenzen van Lden en Lnight, waartussen een raming van het aantal aan lawaai blootgestelde mensen moet worden uitgevoerd, gewijzigd. Daardoor wordt het bereik waarbinnen de geluidsbelasting wordt geëvalueerd, beperkt. Deze veranderingen maken het moeilijker een goed overzicht te krijgen van de hinder als functie van de geluidsbelasting, en met name het behoud van stille zones.
4. Conclusie
De wijzigingen die de Raad heeft aangebracht, dragen over het algemeen bij aan de duidelijkheid van de tekst van de voorgestelde richtlijn. Anderzijds is het voorstel afgezwakt en het tijdschema vertraagd. De Commissie steunt het gemeenschappelijk standpunt dan ook in grote lijnen, maar zij zal zich flexibel opstellen tijdens de tweede lezing.