Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt"

Publicatieblad Nr. C 094 van 18/04/2002 blz. 0005 - 0006


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt"

(2002/C 94/02)

De Raad heeft op 25 januari 2002 besloten, overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden van het Comité was belast, heeft haar advies op 29 januari 2002 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Jaschick.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 20 en 21 februari 2002 gehouden 388e zitting (vergadering van 20 februari 2002) het volgende advies uitgebracht, dat met 116 stemmen vóór, bij één onthouding werd goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. In 1998 is de EU partij geworden bij de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (Raad van Europa - ETS 123).

1.2. Het instrument voor de uitvoering van deze overeenkomst is Richtlijn 86/609/EEG(1) incl. bijlagen. Bepaald is dat de bijlagen continu moeten worden bijgewerkt om ze aan de meest recente wetenschappelijke inzichten en technologische ontwikkelingen aan te passen.

1.3. Om verbeteringen van de fysiologische en ethologische situatie van dieren zo snel mogelijk te kunnen doorvoeren, heeft de Raad van Europa in een "wijzigingsprotocol" (ETS 170) een "vereenvoudigde procedure" geïntroduceerd waarmee aanpassingen van de bijlagen vlotter gerealiseerd kunnen worden. Volgens de Commissie zou het zonder de "procedure van het regelgevend comité" die zij nu voorstelt, voor de EU heel moeilijk worden om aan de verplichtingen uit bovengenoemde overeenkomst te voldoen.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité steunt het Commissievoorstel behoudens een aantal opmerkingen die in onderstaande paragrafen uiteengezet worden. Met de voorgestelde procedurevereenvoudiging zal de bescherming van dieren in een relatief kort tijdsbestek kunnen worden verbeterd (fase 1 van het desbetreffende strategisch plan van de Commissie).

2.2. De betrokken regeling sluit volledig aan bij de in het Verdrag vastgelegde verplichting van de EU, om zich ten volle in te zetten voor de bescherming van dieren.

2.3. Bovenstaande onverlet latend, dringt het Comité aan op een verstrekkende herziening van Richtlijn 86/609/EEG (fase 2 van het strategisch plan van de Commissie).

2.3.1. In de herziene richtlijn dient te worden verwezen naar bepaalde basiselementen van dierenwelzijn, te weten: vervanging, reducering en verfijning(2) en de vijf v's(3), zoals gestipuleerd in ETS 87 betreffende de bescherming van dieren die voor landbouwdoeleinden worden gehouden.

2.3.2. Het Comité stelt vast dat zelfs 15 jaar na de goedkeuring van de richtlijn deze in drie landen (België, Frankrijk en Nederland) nog steeds niet is omgezet in nationale wetgeving. Het is ervan op de hoogte dat bij het Europees Hof van Justitie momenteel drie zaken aanhangig zijn met betrekking tot de genoemde landen. In zijn vorige advies (86/C 207/03) betoogde het Comité expliciet: "De wijze van uitvoering van deze richtlijn zal voor het verwezenlijken van de doelstellingen hiervan essentieel zijn."

2.3.2.1. Het Comité acht de huidige situatie vooral kwalijk, omdat de ontoereikende omzetting van de richtlijn in een aantal lidstaten de nagestreefde bescherming van dieren allerminst ten goede komt.

2.3.2.2. Het Comité spoort de Commissie verder aan de nodige stappen te nemen om ervoor te zorgen dat de richtlijn naar behoren wordt omgezet.

2.3.2.3. Het Comité merkt op dat op dit moment slechts 7 (van de 43) landen het wijzigingsprotocol (ETS 170) hebben ondertekend, overigens zonder dat in deze landen dit protocol al in werking is getreden; vijf van deze landen zijn lidstaten van de EU (Finland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden). Het Protocol is ook nog niet van kracht op het niveau van de Raad van Europa. Bovendien moeten vijf lidstaten (Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal) de basistekst (ETS 123) nog ratificeren.

2.3.2.4. Het ESC dringt er bij de Commissie op aan te streven naar verdere ratificering van ETS 123 en het wijzigingsprotocol door de lidstaten

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. Het Comité staat positief tegenover het voorstel van de Commissie (zie par. 2.1), ook al betekent de "procedure van het regelgevend comité" dat het Comité niet meer geraadpleegd hoeft te worden over wijzigingen in de bijlagen van de betrokken richtlijn [het EP zal in de toekomst nog wel worden geraadpleegd, namelijk in het kader van het "recht op toezicht" ("droit de regard")]. Het Comité heeft reeds in het verleden verklaard dat de bijlagen van de voorgestelde richtlijn van grote betekenis zijn en dat duidelijk tot uiting dient te komen of er nog aan een andere overlegprocedure wordt gedacht. Geringe wijzigingen in de bijlagen kunnen voor wetenschap en bedrijfsleven van grote betekenis zijn(4)(5).

3.2. Het Comité stemt derhalve in met het voorstel op voorwaarde dat de Commissie bij de herziening van de richtlijn (fase 2) erop let:

- alle belanghebbende partijen(6), met name ngo's en lobbygroepen die zich inzetten voor het welzijn van dieren, te betrekken bij de voorbereidende werkzaamheden;

- spoedig werk te maken van de herziening van Richtlijn 86/609/EEG; en

- het bevoegde Wetenschappelijk Comité van de Commissie (voor Diergezondheid en Dierenwelzijn - SCAHAW) bij de herziening te betrekken.

3.2.1. Het Comité stelt zich welwillend op tegenover het voorstel vanwege het feit dat de Commissie als verdragspartij bij ETS 123 aan bepaalde verplichtingen zal moeten voldoen. Het Comité herinnert evenwel eraan dat internationale overeenkomsten van dit type (de zgn. gemengde overeenkomsten) niet per definitie bindende regelingen omvatten.

3.3. Voor het overige loopt de inmiddels 15 jaar oude richtlijn - ook naar mening van de Commissie - achter bij de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen. O.a. de definities zijn aan herziening toe.

3.4. Bovendien is de werkingssfeer van de overeenkomst van de Raad van Europa uitgebreid en vallen hier bijvoorbeeld ook dieren onder die voor onderwijs en opleiding worden gebruikt.

3.5. Ten slotte zou de Commissie het toezicht op en de bescherming van bepaalde diersoorten, zoals niet-menselijke primaten, moeten verbeteren(7).

3.6. De EG dient het voorbehoud in te trekken dat zij in de op 30 april 1998 uitgebrachte akte van goedkeuring heeft laten opnemen. Daarin verklaart zij zich niet gebonden te achten aan de verplichting om statistische gegevens door te geven, zoals bepaald in art. 28 van ETS 123. Vanwege dit voorbehoud is het onmogelijk tot adequate en homogene resultaten te komen, zoals naar voren komt in "Het tweede verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de statistische gegevens over het aantal dieren dat in de lidstaten van de Europese Unie voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden wordt gebruikt". De EG zou Duitsland, Frankrijk en Portugal moeten oproepen, haar voorbeeld te volgen.

3.6.1. Tegelijkertijd moet de Commissie de lidstaten met klem verzoeken, ervoor te zorgen dat de bepalingen van artt. 13 en 26 van Richtlijn 86/609/EEG volledig en op een meer efficiënte manier ten uitvoer worden gelegd. Hiertoe zou ze bijvoorbeeld de lidstaten kunnen aansporen jaarlijks verslag uit te brengen.

3.7. Het Comité erkent de goede reputatie die het CEVMA (Europees Centrum voor de validatie van alternatieve methoden) Europa- en wereldwijd geniet, en acht een bijdrage van het CEVMA van groot belang om alternatieve testmethoden, in het bijzonder de in-vitro-techniek, te kunnen valideren.

4. Werkingssfeer

4.1. Het Comité is er uitdrukkelijk voorstander van dat de richtlijn ook de EER gaat omvatten en zou tevens graag zien dat de werkingssfeer van de richtlijn uitgebreid wordt tot Zwitserland, zodra de mogelijkheid hiervoor zich aandient.

4.2. Het Comité gaat ervan uit dat de Commissie de kandidaat-lidstaten zal aansporen eveneens alles eraan te doen om zo snel mogelijk deze regelingen over te nemen.

Brussel, 20 februari 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) PB C 207 van 18.8.1986, blz. 3.

(2) Gebruik van lagere diersoorten, voor zover verenigbaar met het doel van de proef; beperking van het gebruik van het aantal proefdieren; en verbetering van opzet, methoden en technieken bij proeven.

(3) Vrijwaring van honger en dorst, stress, pijn, verwondingen en ziekte en vrijheid tot het ontplooien van fysiologisch gedrag, zodat b.v. kannibalisme wordt tegengegaan.

(4) PB C 207 van 18.8.1986, blz. 3.

(5) Er dient te worden gezocht naar mogelijkheden om het ESC op de meest geschikte wijze in de informatiestroom te betrekken.

(6) Incl. het ESC.

(7) Daarbij dient ook de situatie van deze bij dierproeven gebruikte soorten in hun landen van herkomst te worden bekeken, zeker als het gaat om niet-menselijke primaten of bedreigde diersoorten.