Home

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 4/2002 door de Raad vastgesteld op 16 oktober 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 4/2002 door de Raad vastgesteld op 16 oktober 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 4/2002 door de Raad vastgesteld op 16 oktober 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

Publicatieblad Nr. C 009 van 11/01/2002 blz. 0001 - 0006


Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 4/2002

door de Raad vastgesteld op 16 oktober 2001

met het oog op de aanneming van Richtlijn 2002/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ... tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

(2002/C 009/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het voorstel van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 70/220/EEG van de Raad(4) is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de typegoedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(5).

(2) Bij Richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad(6), zijn specifieke emissiegrenzen voor koolmonoxide en koolwaterstoffen ingevoerd in combinatie met een nieuwe proef waarmee deze emissies worden gemeten bij lage temperatuur zodat het gedrag van het emissiebeperkingssysteem van voertuigen van categorie M1, en categorie N1, klasse I, met een motor met elektrische ontsteking overeenkomt met dat bij de omgevingsomstandigheden in de praktijk.

(3) De Commissie heeft passende lagetemperatuuremissiegrenzen bepaald voor voertuigen van categorie N1, klassen II en III, met een motor met elektrische ontsteking. Het is inmiddels wenselijk dat de lagetemperatuurproef eveneens wordt uitgevoerd op voertuigen van categorie M1 met een motor met elektrische ontsteking bestemd voor het vervoer van meer dan zes personen en op voertuigen van categorie M1 met een motor met elektrische ontsteking en een maximummassa van meer dan 2500 kg, waarbij dit tot dusver niet noodzakelijk was.

(4) Gezien hun emissie-eigenschappen is het gerechtvaardigd voertuigen met elektrische ontsteking die uitsluitend op gasvormige brandstof lopen (LPG of aardgas), van de lagetemperatuurproef uit te zonderen. Voertuigen met een benzinesysteem dat uitsluitend voor noodsituaties of het starten is bestemd en waarbij de benzinetank niet meer dan 15 liter benzine kan bevatten, dienen te worden beschouwd als voertuigen die uitsluitend op gasvormige brandstof lopen.

(5) Het is wenselijk de emissieproef bij lage temperatuur af te stemmen op de emissieproef bij normale omgevingstemperatuur. De proef bij lage temperatuur blijft daarom beperkt tot voertuigen van de categorieën M en N met een maximummassa van ten hoogste 3500 kg.

(6) Het is noodzakelijk Richtlijn 70/220/EEG dienovereenkomstig aan te passen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en VII van Richtlijn 70/220/EEG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen negen maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze maatregelen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 365 E van 19.12.2000, blz. 268.

(2) PB C 139 van 11.5.2001, blz. 1.

(3) Advies van het Europees Parlement van 15 mei 2001 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 oktober 2001 en besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4) PB L 76 van 6.4.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/1/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 6.2.2001, blz. 34).

(5) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 9).

(6) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 1.

BIJLAGE

WIJZIGINGEN VAN BIJLAGE I BIJ RICHTLIJN 70/220/EEG

1. Tabel I.5.2, type VI, wordt vervangen door onderstaande tabel:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

2. Punt 5.3.5 wordt als volgt gewijzigd:

Voetnoot (1) wordt geschrapt.

3. Punt 5.3.5.1 wordt vervangen door: "5.3.5.1. Deze proef moet worden uitgevoerd bij alle voertuigen van categorie M1 en van categorie N1 met elektrische ontsteking, met uitzondering van voertuigen die uitsluitend op gasvormige brandstof (LPG of aardgas) lopen. Voertuigen die zowel op benzine als op gasvormige brandstof lopen maar waarvan het benzinesysteem uitsluitend voor noodsituaties of het starten is bestemd en waarvan de benzinetank niet meer dan 15 liter benzine kan bevatten, zullen voor de proef van type VI worden beschouwd als voertuigen die uitsluitend op gasvormige brandstof lopen.

Bij voertuigen die zowel op benzine als op LPG of aardgas lopen, mag bij de proef van type VI uitsluitend benzine als brandstof worden gebruikt.

Dit punt is van toepassing op nieuwe types voertuigen van categorie M1 en categorie N1, klasse I, met uitzondering van voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van meer dan zes personen en voertuigen met een maximummassa van meer dan 2500 kg(1).

Met ingang van 1 januari 2003 is dit punt van toepassing op nieuwe types voertuigen van categorie N1, klassen II en III, nieuwe types van categorie M1, die bestemd zijn voor het vervoer van meer dan zes personen en nieuwe types voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van meer dan 2500 kg tot en met 3500 kg."

4. De tabel in punt 5.3.5.2 wordt vervangen door onderstaande tabel:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

WIJZIGINGEN VAN BIJLAGE VII BIJ RICHTLIJN 70/220/EEG

5. De eerste zin van punt 1 wordt als volgt gewijzigd: "1. Deze bijlage is alleen van toepassing op voertuigen met elektrische ontsteking als gedefinieerd in punt 5.3.5 van bijlage I."

6. De eerste zin van punt 2.1.1 wordt als volgt gewijzigd: "2.1.1. In dit hoofdstuk komen de proefinstallaties aan de orde die nodig zijn voor de toetsing bij lage temperaturen van de uitlaatemissies van voertuigen met elektrische onsteking, als gedefinieerd in punt 5.3.5 van bijlage I."

7. In punt 4.3.3 wordt voetnoot (1) geschrapt.

(1) Dit punt is op nieuwe types van toepassing met ingang van 1 januari 2002.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. Op 6 september 2000 heeft de Commissie een voorstel op basis van artikel 95 van het Verdrag ingediend(1).

2. Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 28 februari 2001 zijn advies uitgebracht(2).

3. Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing goedgekeurd op 15 mei 2001(3).

4. Op 16 oktober 2001 heeft de Raad overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt aangenomen.

II. DOEL

5. Met het voorstel wordt beoogd lagetemperatuuremissiegrenzen te bepalen voor de voertuigen met een motor met elektrische ontsteking die nog niet onder zulke wetgeving vallen.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

6. De Raad heeft het voorstel besproken en op enkele punten gewijzigd, zonder evenwel de algemene lijn te wijzigen.

7. De Raad stemde volledig in met de volgende amendementen van het Europees Parlement:

- amendement 1 (een overgangsperiode van negen maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn, in plaats van de specifieke datum 30 juni 2001);

- amendement 2 (tabel 1.5.2 ter wille van de juridische duidelijkheid gewijzigd om aan te geven dat de proef van type VI wordt uitgevoerd op alle voertuigen van de categorieën M en N met een motor met elektrische ontsteking); en

- amendement 4 (strengere CO- en HC-grenswaarden voor voertuigen van categorie N1, klassen II en III).

8. De Raad keurde in principe ook amendement 5 goed. Dit amendement verduidelijkt op welke categorieën voertuigen de koude proef moet worden uitgevoerd. Maar met het oog op grotere juridische duidelijkheid en overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 98/69/EG was de Raad ook van mening dat in de richtlijn moet worden vermeld dat volgens de bestaande wetgeving 1 januari 2002 de datum van toepassing is voor nieuwe types voertuigen van categorie M1 en categorie N1, klasse I, met uitzondering van voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van meer dan zes personen en voertuigen met een maximummassa van meer dan 2500 kg.

IV. CONCLUSIE

9. De Raad heeft het Commissievoorstel grotendeels overgenomen en aangepast aan de standpunten van het Europees Parlement, en meent zo tot een haalbare oplossing te zijn gekomen die zorgt voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van het leefmilieu.

(1) PB C 365 E van 19.12.2000, blz. 268.

(2) PB C 139 van 11.5.2001, blz. 1.

(3) Advies van het Europees Parlement van 15 mei 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).