Home

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 48/2002 door de Raad vastgesteld op 20 juni 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken (Voor de EER relevante tekst)

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 48/2002 door de Raad vastgesteld op 20 juni 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken (Voor de EER relevante tekst)

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 48/2002 door de Raad vastgesteld op 20 juni 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. C 228 E van 25/09/2002 blz. 0001 - 0013


Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 48/2002

door de Raad vastgesteld op 20 juni 2002

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2002 van het Europees Parlement en de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken

(2002/C 228 E/01)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97(5) vormde een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, opstellen, toezenden en evalueren van communautaire statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van bedrijven in de Gemeenschap.

(2) Door ontwikkelingen in de communautaire integratie op monetair, economisch en sociaal gebied moet het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk kader worden uitgebreid tot kredietinstellingen, pensioenfondsen, andere financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs.

(3) Door de werking en de ontwikkeling van de interne markt ontstaat er meer behoefte aan informatie waarmee de doelmatigheid ervan kan worden gemeten, met name op het gebied van kredietinstellingen, pensioenfondsen, andere financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs.

(4) De liberalisering van de internationale handel in financiële diensten maakt bedrijfsstatistieken op het gebied van financiële diensten noodzakelijk ter ondersteuning van handelsbesprekingen.

(5) Voor de opstelling van nationale en regionale rekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap(6) zijn vergelijkbare, volledige en betrouwbare bedrijfsstatistieken op het gebied van de financiële dienstverlening nodig.

(6) De invoering van de eenheidsmunt zal grote gevolgen hebben voor de structuur van de financiëledienstensector en de grensoverschrijdende kapitaalstromen. Daarom is informatie over concurrentievermogen, de interne markt en internationalisering van groot belang.

(7) Omwille van een goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en omwille van de stabiliteit van het financiële stelsel is er behoefte aan aanvullende informatie over kredietinstellingen en aanverwante diensten.

(8) De zich ontwikkelende pensioenfondsensector kan de kapitaalmarkten stimuleren door in toenemende mate van de liberalisering van de regelgeving inzake investeringen gebruik te maken.

(9) In Besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"(7) is er opnieuw op gewezen dat betrouwbare en vergelijkbare gegevens, statistieken en indicatoren een belangrijk hulpmiddel zijn om te kunnen beoordelen wat naleving van milieuregelgeving kost.

(10) Het Comité statistisch programma, opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom(8), het Raadgevend Comité voor het bankwezen, opgericht bij Richtlijn 77/780/EEG(9), het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek, opgericht bij Besluit 91/115/EEG(10), en het Comité voor het verzekeringswezen, opgericht bij Richtlijn 91/675/EEG(11) zijn geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG, Euratom) nr. 58/97 wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 5 worden de volgende streepjes toegevoegd: "- een gedetailleerde module voor de structurele bedrijfsstatistieken van kredietinstellingen in bijlage 6;

- een gedetailleerde module voor de structurele bedrijfsstatistieken van pensioenfondsen in bijlage 7.";

2. de in de bijlage bij deze verordening opgenomen bijlagen 6 en 7 worden toegevoegd.

Artikel 2

Bijlage 1 bij Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 wordt als volgt gewijzigd:

1. in sectie 5 wordt de volgende zin toegevoegd: "Het eerste referentiejaar waarvoor statistieken over de klassen in groep 65.2 en afdeling 67 van de NACE Rev. 1 worden opgesteld, wordt echter volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening vastgesteld.";

2. sectie 8 wordt vervangen door: "Sectie 8

Toezending van resultaten

1. De resultaten worden toegezonden binnen een termijn van 18 maanden, gerekend vanaf het einde van het kalenderjaar van de referentieperiode, behalve voor klasse 65.11 van de NACE Rev. 1 en voor de in de bijlagen 5, 6 en 7 bedoelde NACE Rev. 1-activiteiten. Voor klasse 65.11 geldt een toezendingstermijn van 10 maanden. De toezendingstermijn voor de in de bijlagen 5, 6 en 7 bedoelde activiteiten is in deze bijlagen vastgesteld. De toezendingstermijn voor de resultaten voor groep 65.2 en afdeling 67 van de NACE Rev. 1 wordt echter volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening vastgesteld.

2. Behalve voor de afdelingen 65 en 66 van de NACE Rev. 1 worden binnen een termijn van tien maanden, gerekend vanaf het einde van het kalenderjaar van de referentieperiode, voorlopige nationale resultaten of ramingen toegezonden voor de bedrijfsstatistieken die betrekking hebben op de volgende kenmerken:

12 11 0 (omzet),

16 11 0 (aantal werkzame personen).

Deze voorlopige resultaten of ramingen worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met drie cijfers (groepen), behalve voor de secties H, I, en K van de NACE Rev. 1, waarvoor ze worden uitgesplitst volgens de samenvoegingen van activiteiten in sectie 9. Voor afdeling 67 van de NACE Rev. 1 wordt de toezendingstermijn voor voorlopige resultaten of ramingen vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening.";

3. in sectie 9 wordt sectie J vervangen door: "Sectie J

Financiële intermediairs

Om het opstellen van communautaire statistieken mogelijk te maken verstrekken de lidstaten nationale resultaten die naar NACE Rev. 1-klassen zijn uitgesplitst.";

4. in sectie 10, punt 1, wordt de eerste zin vervangen door: "De lidstaten dienen bij de Commissie een verslag in over de definitie, de structuur en de beschikbaarheid van informatie over de statistische eenheden die zijn ingedeeld in de secties M, N en O van de NACE Rev. 1.".

Artikel 3

Bijlage 2 bij Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 wordt als volgt gewijzigd:

1. in sectie 4, punt 3, wordt na de variabele 21 11 0 (investeringen in apparatuur en installaties ter voorkoming van verontreiniging en speciaal toebehoren ter bestrijding van verontreiniging (hoofdzakelijk end-of-pipe-apparatuur)) het volgende kenmerk ingevoegd: "21 12 0 - Investeringen in apparatuur en installaties voor schonere technologieën ('geïntegreerde technologie') (*)";

2. in sectie 4, punt 3, wordt de voetnoot vervangen door: "(*) Indien in een lidstaat de totale omzet of het aantal werkzame personen in een afdeling van de secties C, D en E van de NACE Rev. 1 minder dan 1 % van het totaal van de Europese Gemeenschap bedraagt, behoeven de gegevens die voor het opstellen van statistieken over de kenmerken 21 11 0, 21 12 0, 22 11 0 en 22 12 0 benodigd zijn, niet te worden verzameld voor de toepassing van deze verordening. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening verzoeken dat deze gegevens op ad-hocbasis worden verzameld, indien dat uit beleidsoverwegingen voor de Gemeenschap noodzakelijk is.";

3. in sectie 4, punt 4, wordt na de variabele 20 31 0 (aankoop van elektriciteit (waarde)) het volgende kenmerk ingevoegd: "21 14 0 - Totale lopende uitgaven voor milieubescherming (*)";

4. aan sectie 4, punt 4, wordt de volgende voetnoot toegevoegd: "(*) Indien in een lidstaat de totale omzet of het aantal werkzame personen in een afdeling van de secties C, D en E van de NACE Rev. 1 minder dan 1 % van het totaal van de Europese Gemeenschap bedraagt, behoeven de gegevens die voor het opstellen van statistieken over het kenmerk 21 14 0 benodigd zijn, niet te worden verzameld voor de toepassing van deze verordening. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening verzoeken dat deze gegevens op ad-hocbasis worden verzameld, indien dat uit beleidsoverwegingen voor de Gemeenschap noodzakelijk is.";

5. aan sectie 5 worden de volgende punten toegevoegd: "3. Het eerste referentiejaar waarvoor de statistieken voor de kenmerken 21 12 0 en 21 14 0 worden opgesteld, is het kalenderjaar 2001.

4. De statistieken voor kenmerk 21 12 0 worden jaarlijks opgesteld. De statistieken voor kenmerk 21 14 0 worden om de drie jaar opgesteld.";

6. in sectie 7 wordt punt 6 vervangen door: "6. De resultaten voor de kenmerken 21 11 0, 21 12 0 en 21 14 0 worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met twee cijfers (afdelingen).";

7. aan sectie 7 wordt het volgende punt toegevoegd: "7. De resultaten voor de kenmerken 21 11 0, 21 12 0 en 21 14 0 worden uitgesplitst in de volgende milieugebieden: bescherming van omgevingslucht en klimaat, afvalwaterbeheer, afvalbeheer, en overige milieubeschermende maatregelen. De resultaten voor de milieugebieden worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met twee cijfers (afdelingen).";

8. in sectie 9 wordt het volgende kenmerk ingevoegd: "21 11 0 - Investeringen in apparatuur en installaties ter voorkoming van verontreiniging en speciale toebehoren ter bestrijding van verontreiniging (hoofdzakelijk end-of-pipe-apparatuur)".

Voor de kenmerken 21 11 0, 21 12 0 en 21 14 0 wordt de volgende opmerking toegevoegd: "Alleen de specifieke uitsplitsing naar de milieugebieden biodiversiteit en landschap, en bodem en grondwater.";

9. aan sectie 10 wordt de volgende zin toegevoegd: "Voor het opstellen van de statistieken voor de kenmerken 21 12 0 en 21 14 0 kan deze overgangsperiode volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening met nog eens vier jaar worden verlengd.".

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 129 en PB C 332 E van 27.11.2001, blz. 340.

(2) PB C 260 van 17.9.2001, blz. 54.

(3) PB C 131 van 3.5.2001, blz. 5.

(4) Advies van het Europees Parlement van 13 juni 2001 (PB C 53 E van 28.2.2002, blz. 213), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van ... (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(5) PB L 14 van 17.1.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 410/98 (PB L 52 van 21.2.1998, blz. 1).

(6) PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1).

(7) PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1.

(8) PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

(9) PB L 322 van 17.12.1977, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 29).

(10) PB L 59 van 6.3.1991, blz. 19. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/174/EG (PB L 51 van 1.3.1996, blz. 48).

(11) PB L 374 van 31.12.1991, blz. 32.

BIJLAGE

"BIJLAGE 6

GEDETAILLEERDE MODULE VOOR DE STRUCTURELE BEDRIJFSSTATISTIEKEN VAN KREDIETINSTELLINGEN

Sectie 1

Doelstellingen

Deze bijlage heeft ten doel een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor het verzamelen, opstellen, toezenden en beoordelen van communautaire statistieken inzake de structuur, de activiteiten, de prestaties en het concurrentievermogen van de sector kredietinstellingen. Deze module bevat een gedetailleerde lijst van kenmerken waarvoor statistieken moeten worden opgesteld teneinde de kennis van de nationale, communautaire en internationale ontwikkeling van kredietinstellingen te verbeteren.

Sectie 2

Gebieden

De op te stellen statistieken hebben betrekking op de in artikel 2, onder i), ii) en iii), van deze verordening bedoelde gebieden en met name op:

1. een gedetailleerde analyse van de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van kredietinstellingen,

2. de ontwikkeling en spreiding van het gehele kredietbedrijf en van het kredietbedrijf per product, de internationale activiteiten, het aantal werknemers, het eigen vermogen en andere activa en passiva.

Sectie 3

Toepassingsgebied

1. De statistieken worden opgesteld voor de activiteiten van kredietinstellingen in de klassen 65.12 en 65.22 van de NACE Rev. 1.

2. De statistieken worden opgesteld voor de activiteiten van alle kredietinstellingen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), en lid 2, van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen(1) (met uitzondering van de centrale banken).

3. Bijkantoren van kredietinstellingen als bedoeld in artikel 24 van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(2), wier activiteiten in de klassen 65.12 en 65.22 van de NACE Rev. 1 vallen, worden gelijkgesteld aan de in lid 2 gespecificeerde kredietinstellingen.

Sectie 4

Kenmerken

De kenmerken worden hieronder vermeld. De cursief gedrukte kenmerken zijn tevens opgenomen in de lijsten van de gemeenschappelijke module in bijlage 1. Wanneer kenmerken rechtstreeks aan de jaarrekeningen worden ontleend, worden boekjaren die in een referentiejaar eindigen gelijkgesteld aan dat referentiejaar.

De lijst omvat:

i) van de kenmerken genoemd in artikel 4 van Richtlijn 86/635/EEG: activa: post 4; passiva: posten 2 a) en 2 b) als aggregaat, posten 7 + 8 + 9 + 10 + 11 + 12 + 13 + 14 als aggregaat;

ii) van de kenmerken genoemd in artikel 27 van Richtlijn 86/635/EEG: post 2, posten 3 a) + 3 b) + 3 c) als aggregaat, post 3 a), post 4, post 5, post 6, post 7, posten 8 a) + 8 b) als aggregaat, post 8 b), post 10, posten 11 + 12 als aggregaat, posten 9 + 13 + 14 als aggregaat, posten 15 + 16 als aggregaat, post 19, posten 15 + 20 + 22 als aggregaat, post 23;

iii) onderstaande aanvullende kenmerken:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

iv) kenmerken waarvoor jaarlijks regionale statistieken worden opgesteld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Sectie 5

Eerste referentiejaar

Het eerste referentiejaar waarvoor jaarstatistieken voor de in sectie 4 genoemde kenmerken worden opgesteld, is het kalenderjaar 2001.

Sectie 6

Productie van resultaten

1. De resultaten worden uitgesplitst naar de NACE Rev. 1-klassen 65.12 en 65.22.

2. De resultaten van de regionale statistieken worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met vier cijfers (klassen) en op niveau 1 van de nomenclatuur van territoriale eenheden (NUTS).

Sectie 7

Toezending van resultaten

De toezendingstermijn wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening en bedraagt niet meer dan tien maanden, gerekend vanaf het einde van het referentiejaar.

Sectie 8

Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek

De Commissie licht het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek in over de praktische uitvoering van deze module en over alle maatregelen voor de aanpassing aan de economische en technische ontwikkeling inzake het verzamelen en statistisch verwerken van gegevens, alsmede het verwerken en toezenden van de resultaten.

Sectie 9

Modelstudies

1. De Commissie stelt voor de in deze bijlage bedoelde activiteiten de volgende, door de lidstaten uit te voeren modelstudies vast:

a) informatie over derivaten en posten buiten de balanstelling,

b) informatie over de distributienetten,

c) informatie die nodig is voor het uitsplitsen van de transacties van kredietinstellingen naar prijzen en volumes.

2. Deze modelstudies worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre het verkrijgen van gegevens nodig en mogelijk is. Daarbij worden de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens afgewogen tegen de kosten voor het verzamelen van de gegevens en de lasten voor het bedrijfsleven.

Sectie 10

Overgangsperiode

Voor deze gedetailleerde module geldt een overgangsperiode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf het begin van het in sectie 5 genoemde eerste referentiejaar voor de opstelling van de statistieken.

(1) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

(2) PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG (PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37).

BIJLAGE 7

GEDETAILLEERDE MODULE VOOR DE STRUCTURELE BEDRIJFSSTATISTIEKEN VAN PENSIOENFONDSEN

Sectie 1

Doelstellingen

Deze bijlage heeft ten doel een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor het verzamelen, opstellen, toezenden en beoordelen van communautaire statistieken inzake de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van de pensioenfondsensector. Deze module bevat een gedetailleerde lijst van kenmerken waarvoor statistieken moeten worden opgesteld, teneinde de kennis van de nationale, communautaire en internationale ontwikkeling van de pensioenfondsensector te verbeteren.

Sectie 2

Gebieden

De op te stellen statistieken hebben betrekking op de in artikel 2, onder i), ii) en iii), van deze verordening bedoelde gebieden en met name op:

1. een gedetailleerde analyse van de structuur, de activiteiten, de prestaties en het concurrentievermogen van pensioenfondsen,

2. de ontwikkeling en spreiding van het gehele pensioenfondsenbedrijf, de bij pensioenfondsen aangeslotenen, de internationale activiteiten, het aantal werknemers, de investeringen en passiva.

Sectie 3

Toepassingsgebied

1. De statistieken worden opgesteld voor alle activiteiten in klasse 66.02 van de NACE Rev. 1. Deze klasse omvat de activiteiten van zelfstandige pensioenfondsen.

2. Een aantal statistieken wordt opgesteld voor ondernemingen met niet-zelfstandige, als hulpactiviteit beheerde pensioenfondsen.

Sectie 4

Kenmerken

1. In onderstaande lijst van kenmerken worden, waar zulks relevant is, de typen statistische eenheden vermeld waarvoor de statistieken worden opgesteld. De cursief gedrukte statistieken zijn tevens opgenomen in de lijsten van de gemeenschappelijke module in bijlage I. Wanneer kenmerken rechtstreeks aan de jaarrekeningen worden ontleend, worden boekjaren die in een referentiejaar eindigen, aan dat referentiejaar gelijkgesteld.

2. Demografische en ondernemingskenmerken waarvoor jaarlijks statistieken worden opgesteld (alleen voor zelfstandige pensioenfondsen):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Demografische en ondernemingskenmerken waarvoor jaarlijks statistieken worden opgesteld (alleen voor ondernemingen met niet-zelfstandige pensioenfondsen):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Sectie 5

Eerste referentiejaar

Het eerste referentiejaar waarvoor jaarstatistieken voor de in sectie 4 genoemde kenmerken worden opgesteld, is het kalenderjaar 2002.

Sectie 6

Productie van de resultaten

1. De resultaten voor de in sectie 4, punt 2, genoemde kenmerken worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met vier cijfers (klassen).

2. De resultaten voor de in sectie 4, punt 3, genoemde kenmerken worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met twee cijfers (afdelingen).

Sectie 7

Toezending van resultaten

De resultaten worden toegezonden binnen een termijn van 12 maanden, gerekend vanaf het einde van de referentieperiode.

Sectie 8

Comité voor het verzekeringswezen

De Commissie licht het Comité voor het verzekeringswezen in over de praktische uitvoering van deze module en over alle maatregelen voor de aanpassing aan de economische en technische ontwikkeling inzake het verzamelen en statistisch verwerken van gegevens, alsmede het verwerken en toezenden van de resultaten.

Sectie 9

Modelstudies

Voor de activiteiten die door deze bijlage worden bestreken, stelt de Commissie de volgende, door de lidstaten uit te voeren modelstudies vast.

1. Gedetailleerde informatie over grensoverschrijdende activiteiten van pensioenfondsen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Aanvullende informatie over niet-zelfstandige pensioenfondsen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Informatie over derivaten en posten buiten de balanstelling.

Deze modelstudies worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre het verzamelen van gegevens nodig en mogelijk is. Daarbij worden de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens afgewogen tegen de kosten voor het verzamelen van de gegevens en de lasten voor het bedrijfsleven.

Sectie 10

Overgangsperiode

Voor deze gedetailleerde module geldt een overgangsperiode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf het begin van het in sectie 5 genoemde eerste referentiejaar voor de opstelling van de statistieken. Deze periode kan volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening met maximaal drie jaar worden verlengd."

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. Op 25 januari 2001 heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken.

2. Het voorstel is gebaseerd op artikel 285 van het Verdrag, volgens hetwelk in artikel 251 van het Verdrag vastgestelde medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement van toepassing is.

3. De Europese Centrale Bank heeft op 6 april 2001 advies uitgebracht.

4. Het Europees Parlement heeft op 13 juni 2001 amendementen op het voorstel aangenomen.

5. Het Economisch en Sociaal Comité bracht op 11 juli 2001 advies uit.

6. Op 27 september 2001 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag bij de Raad een gewijzigd voorstel ingediend waarin alle amendementen van het Europees Parlement zijn opgenomen.

7. Op 20 juni 2002 heeft de Raad overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt aangenomen.

II. DOEL VAN HET VOORSTEL

Het voorstel heeft ten doel Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken zo te wijzigen, dat ook kredietinstellingen, pensioenfondsen, andere financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs onder het toepassingsgebied vallen.

Het voorstel houdt met name in dat bijlage I bij de verordening wordt uitgebreid tot andere financiële intermediairs (groep 65.2 van NACE Rev. 1) en tot ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs (afdeling 67 van NACE Rev. 1), dat in bijlage 2 van de verordening twee nieuwe kenmerken betreffende uitgaven voor milieubescherming worden ingevoegd, en dat er twee nieuwe bijlagen over kredietinstellingen en pensioenfondsen worden toegevoegd.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

Het gemeenschappelijk standpunt sluit nauw aan bij het gewijzigde Commissievoorstel, waarin alle amendementen van het Europees Parlement zijn verwerkt. De Raad heeft het gewijzigde Commissievoorstel als volgt gewijzigd.

In artikel 3, punt 9, wordt de mogelijkheid van verlenging van de overgangsperiode voor het opstellen van statistieken over de kenmerken 21 12 0 en 21 14 0 van drie op vier jaar gebracht. Dit is nodig opdat alle nationale instellingen voor statistiek over voldoende tijd beschikken om regelingen te treffen voor het verzamelen van gegevens over deze kenmerken.

In de nieuwe bijlage 6 bij Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 heeft de Raad amendement nr. 4 van het Europees Parlement niet aanvaard en heeft hij het oorspronkelijke Commissievoorstel hersteld: de variabelen 45 31 0, 45 41 0 en 45 42 0 zullen facultatief in plaats van verplicht zijn, omdat zij niet van wezenlijk belang zijn.

De Raad heeft in de nieuwe bijlage 7 een aantal wijzigingen aangebracht in verband met de moeilijkheden waarmee bepaalde lidstaten bij het verzamelen van gedetailleerde gegevens over pensioenfondsen worden geconfronteerd:

de variabelen 11 61 0, 48 15 1 en 48 15 2 zullen facultatief zijn, omdat ze niet van wezenlijk belang zijn voor een studie over de prestaties van pensioenfondsen en omdat de kosten voor het verzamelen ervan wellicht zwaarder wegen dan de voordelen;

de titel van variabele 48 64 0 wordt: "Totale investeringen naar euro en niet-eurobestanddelen", zodat er voldoende informatie over de verdeling van de valuta's wordt verstrekt, zonder dat het bedrijfsleven onnodig wordt belast;

de variabelen 11 71 0, 48 65 0, 48 70 7, 11 15 1, 48 40 1 en 48 72 0 worden overgebracht naar de modelstudies, zodat kan worden nagegaan in hoeverre het verzamelen van gegevens over deze kenmerken relevant en haalbaar is. Sommige lidstaten wijzen erop dat gegevens over deze kenmerken momenteel ontbreken; modelstudies zijn derhalve nodig alvorens zij in de verplichte gegevens kunnen worden opgenomen;

in sectie 5 zal het eerste referentiejaar 2002 i.p.v. 2001 zijn in verband met de vermoedelijke datum van de inwerkingtreding van de verordening.

IV. CONCLUSIE

De Raad meent dat de in het gemeenschappelijk standpunt aangebrachte wijzigingen volledig stroken met de doelstellingen van de beoogde verordening. Zij creëren het juiste evenwicht tussen de behoefte aan gedetailleerde gegevens om de betrokken bedrijfssectoren te analyseren, en het verlangen om de kosten voor het verzamelen van de gegevens en de administratieve belasting van het bedrijfsleven tot een minimum te beperken.