Home

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 53/2002 door de Raad vastgesteld op 23 september 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Voor de EER relevante tekst)

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 53/2002 door de Raad vastgesteld op 23 september 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Voor de EER relevante tekst)

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 53/2002 door de Raad vastgesteld op 23 september 2002 volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. C 269 E van 05/11/2002 blz. 0001 - 0009


Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 53/2002

door de Raad vastgesteld op 23 september 2002

met het oog op de aanneming van Richtlijn 2002/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ... tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk

(2002/C 269 E/01)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie, opgesteld na raadpleging van de sociale partners en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In zijn conclusies van 7 april 1998 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest(4) heeft de Raad de Commissie verzocht voorstellen tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG(5) in te dienen, en er daarbij meer bepaald rekening mee te houden dat de beschermende maatregelen vooral gericht en afgestemd moeten zijn op de werknemers die momenteel het grootste risico lopen, met name werknemers die asbestverwijderingswerkzaamheden verrichten en werknemers die op het werk bij onderhoudswerkzaamheden incidenteel met asbest in aanraking komen.

(2) In bovengenoemde conclusies wordt de Commissie voorts verzocht om voorstellen tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG in te dienen en daarbij rekening te houden met de resultaten van het onderzoek naar grenswaarden voor blootstelling aan chrysotiel en naar methoden voor het meten van asbest in de lucht, uitgaande van de methode waarvoor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft gekozen. Soortgelijke maatregelen moeten worden genomen voor vervangingsproducten.

(3) Het Economisch en Sociaal Comité vraagt de Commissie in zijn advies over asbest(6) nieuwe maatregelen te nemen om het gevaar van blootstelling voor werknemers te verkleinen.

(4) Het verbod op het in de handel brengen en het gebruik van chrysotiel met ingang van 1 januari 2005, ingevoerd bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten(7), zal bijdragen aan een aanzienlijke vermindering van de blootstelling van de werknemers aan asbest.

(5) Alle werknemers moeten worden beschermd tegen de risico's van blootstelling aan asbest en dientengevolge moeten de uitzonderingen voor de sectoren zeescheepvaart en luchtvaart worden geschrapt.

(6) Om de betrokken vezels eenduidig te definiëren, moeten zij in mineralogisch opzicht of aan de hand van hun CAS-nummer (Chemical Abstract Service) opnieuw worden gedefinieerd.

(7) Onverminderd andere communautaire bepalingen inzake het in de handel brengen en het gebruik van asbest, zal een beperking van de activiteiten die een blootstelling aan asbest met zich meebrengen, bij de preventie van ziekten in verband met deze blootstelling een zeer belangrijke rol spelen.

(8) De meldingsregeling voor werkzaamheden die gepaard gaan met blootstelling aan asbest, dient aan de nieuwe werksituaties te worden aangepast.

(9) Activiteiten die werknemers aan asbestvezels blootstellen bij de winning van asbest, de vervaardiging en de verwerking van asbestproducten of de vervaardiging en verwerking van producten waaraan doelbewust asbestvezels zijn toegevoegd, moeten gelet op de ernstige en moeilijk te vermijden blootstelling worden uitgesloten.

(10) Rekening houdende met de meest recente technische kennis dienen de bemonsteringsmethodologie voor het meten van de asbestconcentratie in de lucht en de methode voor het vaststellen van het aantal vezels beter te worden gedefinieerd.

(11) Hoewel het niveau van blootstelling aan asbest waaronder geen risico op kanker bestaat, nog niet is vastgesteld, is het wenselijk de grenswaarde voor blootstelling aan asbest op het werk te verlagen.

(12) De werkgevers moeten worden verplicht om vóór de aanvang van het asbestverwijderingsproject aan te geven of er asbest in de gebouwen of installaties aanwezig is of kan zijn en om deze informatie mee te delen aan alle personen die door gebruik, onderhoud of andere werkzaamheden in of aan het gebouw het risico lopen aan asbest te worden blootgesteld.

(13) Er moet nadrukkelijk op worden toegezien dat sloopwerkzaamheden of werkzaamheden voor het verwijderen van asbest worden verricht door ondernemingen die op de hoogte zijn van alle voor de bescherming van de werknemers te treffen voorzorgsmaatregelen.

(14) Werknemers die aan asbest blootgesteld worden of kunnen worden, moeten een specifieke opleiding krijgen teneinde de aan deze blootstelling verbonden risico's aanzienlijk te beperken.

(15) De blootstellingsregisters en gezondheidsdossiers, als bedoeld in Richtlijn 83/477/EEG, moeten in overeenstemming gebracht worden met de lijsten en dossiers bedoeld in Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(8).

(16) Het is wenselijk de praktische aanbevelingen voor het klinisch toezicht op de blootgestelde werknemers bij te werken, rekening houdend met de meest recente medische kennis, teneinde de met asbest verband houdende ziekten in een vroeg stadium te kunnen opsporen.

(17) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(18) De wijzigingen in deze richtlijn vormen een concreet onderdeel van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt.

(19) Deze wijzigingen zijn tot een minimum beperkt teneinde de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen niet onnodig te bemoeilijken.

(20) Derhalve dient Richtlijn 83/477/EEG dienovereenkomstig gewijzigd te worden,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 83/477/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1, lid 2, wordt geschrapt;

2. artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder 'asbest' de volgende vezelachtige silicaten verstaan:

- actinoliet, CAS-nummer 77536-66-4(9),

- bruine asbest (amosiet), CAS-nummer 12172-73-5(10),

- anthofylliet, CAS-nummer 77536-67-5(11),

- chrysotiel, CAS-nummer 12001-29-5(12),

- crocidoliet, CAS-nummer 12001-28-4(13),

- tremoliet, CAS-nummer 77536-68-6(14).";

3. artikel 3, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Mits het gaat om sporadische blootstellingen met een geringe intensiteit en uit de resultaten van de risicobeoordeling volgens lid 2 blijkt, dat de blootstellingsgrenswaarde voor asbest in de lucht van de arbeidsplaats niet zal worden overschreden, kunnen de artikelen 4, 15 en 16 buiten toepassing blijven, wanneer het werk bestaat in:

a) korte niet-continue onderhoudsactiviteiten, waarbij uitsluitend met niet-broze materialen wordt gewerkt;

b) het verwijderen van niet-beschadigde materialen, zonder deze stuk te maken, waarin de asbestvezels stevig in een matrix zijn gebonden;

c) het inkapselen en omhullen van asbesthoudende materialen die in goede staat zijn;

d) bewaking en onderzoek van de lucht en het nemen van monsters om vast te stellen of een bepaald materiaal asbest bevat.";

4. artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt 2. wordt vervangen door:

"2. Vóór de aanvang van de werkzaamheden doet de werkgever melding aan de verantwoordelijke autoriteit van de lidstaat, overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

De melding moet ten minste een beknopte beschrijving bevatten van:

a) de plaats waar de werkzaamheden worden verricht;

b) de gebruikte of gehanteerde types en hoeveelheden asbest;

c) de verrichte werkzaamheden en toegepaste procédés;

d) het aantal betrokken werknemers;

e) de datum waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan;

f) de maatregelen die zijn genomen om blootstelling van werknemers aan asbest te beperken.";

b) punt 4. wordt vervangen door:

"4. Telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan stof van asbest of asbesthoudende materialen, dient een nieuwe melding te worden gedaan.";

5. aan artikel 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:"Onverminderd andere Gemeenschapsvoorschriften betreffende het in de handel brengen en het gebruik van asbest zijn activiteiten die de werknemers aan asbestvezels blootstellen bij de winning van asbest, bij de vervaardiging en de verwerking van asbestproducten, dan wel de vervaardiging en de verwerking van producten die doelbewust toegevoegde asbest bevatten, verboden, met uitzondering van het behandelen en storten van producten die afkomstig zijn van sloop en asbestverwijdering.";

6. artikel 6 wordt vervangen door:

"Artikel 6

Bij alle in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden wordt de blootstelling op het werk aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen, tot een minimum beperkt en wordt zij in ieder geval onder de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde gebracht, met name door de volgende maatregelen:

1. Het aantal werknemers dat aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen blootgesteld wordt of kan worden, wordt zo klein mogelijk gehouden.

2. De werkprocédés zijn zo ingericht dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of dat, indien zulks onmogelijk is, er geen asbeststof in de lucht vrijkomt.

3. Alle ruimten en uitrustingen die dienen voor de behandeling van asbest, kunnen doeltreffend en regelmatig worden gereinigd en onderhouden.

4. Asbest en materialen waaruit asbeststof vrijkomt of die asbesthoudend zijn, worden opgeborgen en vervoerd in daartoe geschikte gesloten verpakkingen.

5. Afvalstoffen worden zo spoedig mogelijk verzameld en van de arbeidsplaats weggevoerd in geschikte gesloten verpakkingen met een etiket dat zij asbest bevatten. Deze maatregel geldt niet voor winningswerkzaamheden. De in de eerste alinea bedoelde afvalstoffen worden vervolgens behandeld overeenkomstig Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen(15).";

7. artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

1. Afhankelijk van de resultaten van de eerste risicobeoordeling wordt, om de naleving van de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde te waarborgen, op gezette tijden de concentratie aan asbestvezels in de lucht op het werk gemeten.

2. De monstername is representatief voor de persoonlijke blootstelling van de werknemer aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen.

3. De monstername wordt uitgevoerd na raadpleging van de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming.

4. De monstername wordt uitgevoerd door personeel met de vereiste deskundigheid. De daaropvolgende monsteranalyse wordt uitgevoerd in laboratoria die toegerust zijn voor het tellen van vezels overeenkomstig de methode van lid 6.

5. De duur van de monstername wordt zo gekozen dat, hetzij door meting hetzij door een tijdgewogen berekening, de representatieve blootstelling voor een achturige referentieperiode (één ploeg) kan worden vastgesteld.

6. De telling van de vezels gebeurt bij voorkeur met een fasecontrastmicroscoop overeenkomstig de in 1997(16) door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen methode of een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert.

Bij het meten van de in lid 1 bedoelde asbestconcentratie in de lucht worden alleen vezels die langer zijn dan vijf micrometer, een breedte hebben van minder dan 3 micrometer en een lengte/breedteverhouding van meer dan 3:1 in aanmerking genomen.";

8. artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

De werkgevers zorgen ervoor dat geen enkele werknemer wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die groter is dan 0,1 vezel per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur (TGG).";

9. artikel 9, lid 1, wordt geschrapt;

10. artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:"Wanneer de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde wordt overschreden, worden de oorzaken voor deze overschrijding opgespoord en worden zo snel mogelijk passende maatregelen getroffen om deze situatie te verhelpen.";

b) lid 3 wordt vervangen door:

"3. Wanneer de blootstelling niet met andere middelen kan worden beperkt en de grenswaarde het dragen van individuele ademhalingsapparatuur vereist, mag dit niet blijvend zijn en moet het voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke worden beperkt.";

11. het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 10 bis

Voordat wordt begonnen met sloop- of onderhoudswerkzaamheden neemt de werkgever, indien van toepassing na het opvragen van informatie bij de eigenaren, alle nodige maatregelen om de materialen waarvan wordt vermoed dat ze asbest bevatten, te identificeren.

Indien ook maar de geringste twijfel bestaat over de aanwezigheid van asbest in een materiaal of constructie, worden de van toepassing zijnde bepalingen van deze richtlijn gevolgd.";

12. artikel 11, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Voor bepaalde werkzaamheden, zoals sloop, verwijdering, reparatie en onderhoud, waarvan kan worden verwacht dat ondanks preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht, de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde zal overschreden worden, stelt de werkgever maatregelen vast voor de bescherming van de werknemers tijdens deze werkzaamheden, in het bijzonder:

a) krijgen de werknemers verplicht te dragen passende ademhalingsapparatuur en andere individuele beschermingsmiddelen;

b) worden er waarschuwingsborden aangebracht om erop te wijzen dat een overschrijding van de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde kan worden verwacht;

c) wordt de verspreiding van stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen buiten de ruimten/werkplek waar de activiteiten plaatsvinden, voorkomen.";

13. artikel 12, lid 2, eerste en tweede alinea, wordt vervangen door:"2. In het in lid 1 bedoelde plan worden maatregelen opgenomen die nodig zijn voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.

In het plan wordt met name voorgeschreven:

- dat het asbest en/of de asbesthoudende materialen worden verwijderd voordat de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar zou inhouden dan het asbest of de asbesthoudende materialen niet te verwijderen;

- dat zo nodig individuele beschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a), worden verstrekt;

- dat zodra de sloop- of de asbestverwijderingswerkzaamheden beëindigd zijn, men er zich overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken van vergewist dat er geen risico's van blootstelling aan asbest op het werk meer zijn.";

14. de volgende artikelen worden ingevoegd:

"Artikel 12 bis

1. De werkgever zorgt voor een passende opleiding voor alle werknemers die aan asbesthoudend stof worden of kunnen worden blootgesteld. Deze opleiding wordt met regelmatige tussenpozen gratis verstrekt.

2. De inhoud van de opleiding is voor de werknemers gemakkelijk toegankelijk. Zij verschaft hun de nodige kennis en vaardigheden inzake preventie en veiligheid, met name met betrekking tot:

a) de eigenschappen van asbest en de invloed van asbest op de gezondheid, met inbegrip van het synergetische effect van roken;

b) de soorten producten of materialen die asbest kunnen bevatten;

c) de handelingen die kunnen leiden tot blootstelling aan asbest en het belang van preventieve controles om blootstelling tot een minimum te beperken;

d) veilige werkwijzen, controles en beschermingsmiddelen;

e) de geëigende rol, keuze en selectie, beperkingen en het juiste gebruik van ademhalingsapparatuur;

f) noodprocedures;

g) ontsmettingsprocédés;

h) verwijdering van afvalstoffen;

i) de eisen inzake medisch toezicht.

3. Op communautair niveau worden praktische richtsnoeren vastgesteld voor de opleiding van werknemers die asbest verwijderen.

Artikel 12 ter

Alvorens zij werkzaamheden zoals sloop of verwijdering van asbest kunnen verrichten, moeten bedrijven hun bekwaamheid op dit gebied aantonen overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken.";

15. artikel 14, lid 2, onder b), wordt vervangen door:

"b) indien de resultaten de in artikel 8 vastgestelde grenswaarde overschrijden, de betrokken werknemers, alsmede hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging, zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld van deze overschrijdingen en van de oorzaken daarvan, en de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging worden geraadpleegd over de te nemen maatregelen of, in spoedgevallen, worden ingelicht over de getroffen maatregelen.";

16. artikel 15, punt 3, wordt vervangen door:

"3. Aan de werknemers wordt advies en informatie verschaft over elke medische keuring waaraan zij zich na het einde van de blootstelling kunnen onderwerpen.

De voor het medisch toezicht verantwoordelijke arts of instantie kunnen verklaren dat het medisch toezicht na het einde van de blootstelling zolang moet worden voortgezet, als zij voor de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk achten.

Dit voortgezet toezicht gebeurt in overeenstemming met de nationale wetgevingen en/of praktijken.";

17. artikel 16, punt 2, wordt vervangen door:

"2. De in punt 1 bedoelde registers en de in artikel 15, punt 1, bedoelde individuele gezondheidsdossiers worden ten minste 40 jaar na het einde van de blootstelling bewaard, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken.";

18. aan artikel 16 wordt het volgende punt toegevoegd:

"3. De in punt 2 bedoelde bescheiden worden, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken, aan de bevoegde nationale autoriteit overhandigd op het moment dat de onderneming haar activiteiten beëindigt.";

19. bijlage I wordt geschrapt;

20. bijlage II, punt 3, wordt vervangen door:

"3. Het gezondheidskundig onderzoek van de werknemers geschiedt overeenkomstig de beginselen en gebruiken van de arbeidsgeneeskunde. Het dient minstens de volgende maatregelen te omvatten:

- het aanleggen van een dossier met de medische voorgeschiedenis en het beroepsverleden van de werknemer;

- een persoonlijk gesprek;

- een algemeen klinisch onderzoek, met name van de borstkas;

- onderzoeken van de ademhalingsfunctie (spirometrie en flow-volumecurve).

De voor het toezicht op de gezondheid verantwoordelijke arts of instantie besluiten op grond van de jongste inzichten van de arbeidsgeneeskunde tot verder onderzoek, zoals cytologisch onderzoek van het sputum, röntgenonderzoek van de borstkas of computertomografie.".

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór ...(17) aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 304 E van 30.10.2001, blz. 179.

(2) PB C 94 van 18.4.2002, blz. 40.

(3) Advies van het Europees Parlement van 11 april 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 23 september 2002 en besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4) PB C 142 van 7.5.1998, blz. 1.

(5) PB L 263 van 24.9.1983, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/24/EG (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(6) PB C 138 van 18.5.1999, blz. 24.

(7) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/91/EG van de Commissie (PB L 286 van 30.10.2001, blz. 27).

(8) PB L 196 van 26.7.1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/38/EG (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 66).

(9) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

(10) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

(11) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

(12) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

(13) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

(14) Registratienummer van de Chemical Abstract Service (CAS).

(15) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28).

(16) Determination of airborne fibre number concentrations. A recommended method, by phase-contrast optical microscopy (membrane filter method), WHO, Geneva, 1997 (ISBN 92 4 154 496 1).

(17) Drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. De Commissie heeft op 20 juli 2001 aan de Raad een voorstel voorgelegd voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk. De rechtsgrond van dit voorstel werd gevormd door artikel 137, lid 2, van het EG-Verdrag.

2. Het Europees Parlement heeft op 11 april 2002 advies uitgebracht.

3. Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 21 februari 2002 advies uitgebracht.

4. Het Comité van de Regio's heeft bij schrijven van 13 februari 2002 medegedeeld geen advies over dit voorstel te zullen uitbrengen.

5. De Commissie heeft op 22 mei 2002 een gewijzigd voorstel ingediend.

6. De Raad heeft op 3 juni 2002 met eenparigheid van stemmen politieke overeenstemming bereikt over het ontwerp van een gemeenschappelijk standpunt.

7. Op 23 september 2002 heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig artikel 251 van het EG-Verdrag vastgesteld.

II. DOEL

Het voorstel beoogt een modernisering van Richtlijn 83/477/EEG teneinde de werknemers beter te beschermen tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1. ALGEMENE OPMERKINGEN

Het voornaamste doel van de wijziging van de richtlijn is de invoering van één grenswaarde voor de blootstelling van werknemers (artikel 8), zulks in tegenstelling tot de twee grenswaarden die in de oorspronkelijke richtlijn werden gehanteerd.

Andere wijzigingen betreffen de reikwijdte (de uitzonderingen voor het zee- en luchtvervoer zijn vervallen), de vereenvoudiging van de bepalingen in geval van beperkte blootstelling, de methode voor het meten van de asbestconcentratie in de lucht, de opsporing van asbest en de opleiding van de werknemers.

2. AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Het Europees Parlement heeft in eerste lezing 37 amendementen aangenomen.

2.1. Niet door de Commissie overgenomen amendementen

De Commissie heeft in haar gewijzigd voorstel 25 amendementen niet overgenomen, te weten de amendementen nrs. 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 16, 21, 24, 26, 27, 28, 30, 33, 35, 36, 37, 38, 40, 41 en 42.

2.2. Wel door de Commissie overgenomen amendementen

De Commissie heeft negen amendementen in hun geheel overgenomen, te weten de amendementen nrs. 1, 11, 17, 18, 19, 22, 31, 32 en 34.

Voorts heeft de Commissie drie andere amendementen ten dele of naar de bedoeling ervan overgenomen, te weten de amendementen nrs. 20, 23 en 25.

3. WIJZIGINGEN DIE DOOR DE RAAD IN HET GEWIJZIGDE COMMISSIEVOORSTEL ZIJN AANGEBRACHT

3.1. Wijzigingen betreffende amendementen van het Europees Parlement

Van de door de Commissie overgenomen amendementen heeft de Raad amendement nr. 1 in zijn geheel en de amendementen nrs. 25 en 34 ten dele overgenomen. Voorts was de Raad van oordeel dat amendement nr. 19 naar de bedoeling en amendement nr. 20 voor een deel door het gemeenschappelijk standpunt worden gedekt.

De amendementen nrs. 11, 17, 18, 22, 23, 31 en 32 zijn echter om onderstaande redenen verworpen.

3.1.1. Overweging 10 en artikel 4, punt 2, onder c): informatie over de aanwezigheid van asbest en melding van de maatregelen om deze te reduceren (amendementen nrs. 11 en 17)

De Raad achtte het in de context van wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op de werkplek niet juist om te voorzien in een zich daarbuiten uitstrekkende verplichting van de werkgever om informatie te verstrekken over de aanwezigheid van asbest en over de maatregelen om vervuiling te voorkomen in de onmiddellijke nabijheid van het gebouw of de plaats van de werkzaamheden.

3.1.2. Artikel 4, punt 2, onder d) bis (nieuw): melding van onderaannemers en werknemers die belast zijn met asbestwerkzaamheden (amendement nr. 18)

De Raad wenste de tekst niet aan te vullen met een verplichting voor de werkgever om melding te maken van het bedrijf en de werknemers die de asbestwerkzaamheden uitvoeren of het bedrijf dat daarmee contractueel belast is, aangezien de werkgever zelf de verantwoordelijke persoon is die bekend is bij de autoriteiten en hun contactpersoon is.

3.1.3. Artikel 6, punt 2: het vrijkomen van asbeststof in de lucht (amendement nr. 19)

De Raad was van oordeel dat de gedachte waarop amendement nr. 19 stoelt reeds door het gemeenschappelijk standpunt wordt gedekt, aangezien het onmogelijk is om een onderscheid te maken tussen de lucht binnen en de lucht buiten de bouwplaats.

3.1.4. Artikel 10, lid 3: het dragen van persoonlijke ademhalingsapparatuur (amendement nr. 22)

De invoering van verplichte rustpauzes voor werknemers die persoonlijke ademhalingsapparatuur dragen, is niet overgenomen door de Raad, aangezien rustpauzes - waarbij de werknemers hun ademhalingsapparatuur zouden verwijderen - het risico van blootstelling aan asbeststof juist zouden kunnen vergroten.

Voorts was de Raad van mening dat algemene regels inzake rustpauzes niet juist zouden zijn, aangezien de noodzaak daarvan per geval bepaald zou moeten worden.

3.1.5. Artikel 10 bis, eerste alinea: het verzamelen van informatie (amendement nr. 23)

De Raad achtte het niet juist om als mogelijke bronnen van informatie ook de lokale overheden, de dienst civiele bescherming, enz. te vermelden, aangezien dit zowel de voor de werkruimten verantwoordelijke werkgevers als de betrokken autoriteiten met veel bureaucratische rompslomp zou kunnen confronteren.

3.1.6. Artikel 12 bis, lid 2, onder a): opleiding met betrekking tot de risico's van asbest (amendement nr. 31)

De Raad wenste niet nog meer specifieke bijzonderheden inzake de verplichting tot opleiding van de werknemers op te nemen, aangezien zeer gedetailleerde vereisten inzake opleiding strijdig zouden kunnen zijn met het doel van een eenvoudig te begrijpen opleiding.

3.1.7. Artikel 12 bis, lid 2, onder i): opleiding met betrekking tot de vereisten inzake medische onderzoeken (amendement nr. 32)

Aangezien de vereiste frequentie van medische onderzoeken grotendeels afhankelijk is van de omstandigheden van ieder individueel geval en derhalve moeilijk van tevoren te bepalen is, achtte de Raad het niet juist dit aspect aan de inhoud van de opleiding toe te voegen.

3.1.8. Artikel 15, punt 3: voortgezet onderzoek (amendement nr. 34)

De Raad keurde het nieuwe artikel 15, punt 3, grotendeels goed, maar bracht een wijziging aan in de tweede alinea, waar "het beëindigen van het werk" is vervangen door "het einde van de blootstelling", waardoor de tekst van de tweede alinea op één lijn is gebracht met de eerste alinea, waar deze formulering reeds in voorkwam.

3.2. Additionele wijziging

De Raad heeft in artikel 1 van de wijzigingsrichtlijn een nieuw punt 5 opgenomen betreffende de tweede alinea van artikel 5 van Richtlijn 83/477/EEG.

Ten gevolge van deze wijziging geldt een verbod voor alle activiteiten die werknemers aan asbestvezels blootstellen, met uitzondering van sloopwerkzaamheden en het behandelen en storten van producten die afkomstig zijn van sloop en asbestverwijdering.

In het licht van de recente wetenschappelijke gegevens over de risico's van asbest, achtte de Raad dit een doeltreffende en evenredige manier om werknemers tegen vermijdbare blootstelling aan asbestvezels te beschermen.

IV. CONCLUSIE

De Raad was niet in staat om alle door de Commissie in haar gewijzigd voorstel overgenomen amendementen van het Europees Parlement te aanvaarden.

Niettemin is de Raad van oordeel dat de tekst van het gemeenschappelijk standpunt over het geheel genomen beantwoordt aan de belangrijkste doelstellingen van het Commissievoorstel en van de amendementen van het Parlement.

De Raad hecht er tevens belang aan erop te wijzen dat de tekst van het gemeenschappelijk standpunt in een belangrijk opzicht verder gaat dan het oorspronkelijke Commissievoorstel, namelijk door een verbod in te stellen op verreweg de meeste werkzaamheden die ertoe zouden kunnen leiden dat werknemers worden blootgesteld aan asbestvezels.

Het gemeenschappelijk standpunt leidt tot een aanmerkelijke versterking van de tekst van Richtlijn 83/477/EEG, en resulteert daardoor in een aanzienlijke verbetering van de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest.