Verslag van de Commissie over de toepassing van de communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie in het jaar 2001
Verslag van de Commissie over de toepassing van de communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie in het jaar 2001
VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de toepassing van de communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie in het jaar 2001
INHOUD
1. Inleiding
2. Kolenindustrie en markt
2.1. Productie
2.2. Werkgelegenheid
2.3. Vraag naar en handel in steenkool
3. Situatie van de kolenbekkens van de Europese Unie
3.1. Duitsland
3.2. Spanje
3.3. Frankrijk
3.4. Verenigd Koninkrijk
3.5. Andere
4. Omschrijving van de steunmaatregelen ten behoeve van de steenkoolindustrie
4.1. Duitsland
4.2. Spanje
4.3. Frankrijk
4.4. Verenigd Koninkrijk
5. Geschillen
5.1. Klachten
5.2. Beroep
6. Conclusies
1. Inleiding
In artikel 10 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie van 28 december 1993 tot vaststelling van een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie, is bepaald dat de Commissie jaarlijks verslag uitbrengt aan de Raad, het Europees Parlement en het Raadgevend Comité over de toepassing van deze beschikking.
In dit verslag worden de financiële maatregelen onderzocht die in de loop van het jaar 2001 door Duitsland, Spanje, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk ten behoeve van de kolenindustrie genomen zijn.
Deze maatregelen kunnen alleen als verenigbaar met de goede werking van de gemeenschappelijke markt worden beschouwd indien zij bijdragen tot de verwezenlijking van ten minste één van de volgende doelstellingen:
- verwezenlijking, in het licht van de kolenprijzen op de wereldmarkt, van verdere vooruitgang in de richting van economische rentabiliteit, teneinde de steunverlening geleidelijk te doen afnemen;
- oplossing van de sociale en regionale problemen die uit de gehele of gedeeltelijke buitenbedrijfstelling van productie-eenheden voortvloeien;
- vergemakkelijking van de aanpassing van de kolenindustrie aan de normen voor milieubescherming.
Overeenkomstig artikel 8 van bovengenoemde beschikking hebben de lidstaten hun plannen voor modernisering, rationalisering en herstructurering van de kolenindustrie bij de Commissie ingediend. Na bestudering van de plannen heeft de Commissie adviezen verstrekt over de vraag of deze in overeenstemming zijn met de algemene en specifieke doelstellingen als bepaald in de artikelen 2, 3 en 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, met name in haar beschikkingen van 13 december 1994 [1], 2 december 1998 [2] en 21 december 2000 [3] voor Duitsland, 13 december 1994 [4] en 3 juni 1998 [5] voor Spanje, 19 juli 1995 [6] voor Frankrijk en 1 juni 1994 [7] en 15 november 2000 [8] voor het Verenigd Koninkrijk. Op basis van deze plannen voor modernisering, rationalisering en herstructurering hebben de lidstaten, evenals in de voorgaande jaren, overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, kennis gegeven van alle financiële steunmaatregelen welke voor het jaar 2001 zijn voorzien. De Commissie heeft een besluit genomen over deze steunmaatregelen met de volgende beschikkingen:
[1] Beschikking 94/1070/EGKS van 13 december 1994 - PB L 385 van 31.12.1994, blz. 18.
[2] Beschikking 99/270/EGKS van 2 december 1998 - PB L 109 van 27.4.1999, blz. 14.
[3] Beschikking 2001/361/EGKS van 21 december 2000 - PB L 127 van 9.5.2001, blz. 55.
[4] Beschikking 94/1072/EGKS van 13 december 1994 - PB L 385 van 31.12.1994, blz. 31.
[5] Beschikking 98/637/EGKS van 3 juni 1998 - PB L 303 van 13.11.1998, blz. 57.
[6] Beschikking 95/465/EGKS van 19 juli 1995 - PB L 267 van 9.11.1995, blz. 46.
[7] Beschikking 94/574/EGKS van 1 juni 1994 - PB L 220 van 25.8.1994, blz. 12.
[8] Beschikking 2001/114/EGKS van 15 november 2000 - PB L 43 van 14.2.2001, blz. 27.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De in dit document genoemde steunbedragen zijn de definitieve bedragen die door de Commissie voor het jaar 2001 uit hoofde van Beschikking nr. 3632/93/EGKS zijn goedgekeurd. Daartoe behoren dus niet de eventueel betaalde steunbedragen voor diverse doeleinden, onder andere specifieke sociale uitkeringen die de belanghebbende staten voor hun rekening hebben genomen in het kader van de in artikel 56 van het EGKS-Verdrag bedoelde bijzondere bijdrage. Dit document is het zesde verslag op grond van artikel 10 van de beschikking, sinds deze op 1 januari 1994 in werking is getreden.
2. Kolenindustrie en markt
2.1. Productie
In 2001 bedroeg de steenkoolproductie in de Europese Unie 77,3 miljoen ton, d. i. 5,2 miljoen ton minder dan in 2000. Deze daling komt overeen met de tendens waardoor de afgelopen jaren werden gekenmerkt en die zich waarschijnlijk zal doorzetten aangezien voor 2002 de productie wordt geraamd op circa 75 miljoen ton.
Tabel 1
Productie van steenkool (x 1.000 ton)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bron: lidstaten; jaarstatistieken (1992-2000); *=voorlopige cijfers
2.2. Werkgelegenheid
De voortzetting van de maatregelen tot rationalisering en vermindering van activiteiten in de kolenindustrie in de meeste producerende landen heeft geleid tot een verdere daling van het aantal werknemers in de bedrijfstak. In 2001 is het personeelsbestand met meer dan 5.600 eenheden gedaald tot 87.800 personen; de daling was het grootst in Duitsland (4.400 banen minder), gevolgd door Spanje (ongeveer 1.400 banen minder). In Frankrijk is het aantal banen gedaald met ongeveer 1.000. In 2002 zal met name in Duitsland en Spanje het personeel nog verder worden ingekrompen. In het Verenigd Koninkrijk is het aantal werknemers in de steenkoolindustrie gestegen van ongeveer 11.500 in 2000 tot ongeveer 12.700 in 2001.
2.3. Vraag naar en handel in steenkool
In 2001 zijn de interne steenkoolleveringen in de Gemeenschap (inclusief netto-import) vrijwel stabiel gebleven op 257 miljoen ton. Deze ontwikkeling komt grotendeels op rekening van de elektriciteitsproducerende sector, die vanouds de grootste steenkoolgebruiker in de Europese economie is, met een aandeel van bijna 70% van het totale verbruik.
Tabel 2
Totale interne steenkoolleveringen (x 1.000 ton)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bron: Eurostat; jaarstatistieken (1992-1998) en maandstatistieken (1999, 2000); *=voorlopige cijfers
In 2001 heeft de invoer van steenkool uit derde landen een niveau bereikt van meer dan 181 miljoen ton, waardoor de geringere interne productie kon worden gecompenseerd. In tegenstelling tot de prijzen voor olie en gas is de steenkoolprijs in 2001 op de internationale markten met ongeveer 20% gestegen. Het is belangrijk er bovendien op te wijzen dat geïmporteerde steenkool uit derde landen geleidelijk communautaire steenkool vervangt in sommige sectoren van de markt. Tenslotte zijn aan het vervoer van steenkool over zee weinig milieuproblemen verbonden. In tegenstelling tot olietankers veroorzaken kolenschepen in geval van schipbreuk of een aanvaring geen grootschalige verontreiniging en zijn zij minder brandgevaarlijk.
Tabel 3
Invoer van steenkool uit derde landen (x 1.000 ton)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bron: Eurostat; jaarstatistieken (1992-1999); maandstatistieken (2000); *=voorlopige cijfers
3. Situatie van de kolenbekkens van de Europese Unie
3.1. Duitsland
In Duitsland, dat nu de belangrijkste steenkoolproducent van de Europese Unie is, is de kolenindustrie hoofdzakelijk geconcentreerd in twee kolenbekkens, namelijk die van de Roer en de Saar. Na de fusie [9] van de drie Duitse steenkolenproducenten (Ruhrkohle AG, Saarbergwerke AG, Preussag Anthrazit GmbH), is de nationale steenkolenproductie uitsluitend in handen van Deutsche Steinkohle AG. De productie vindt plaats in 12 mijnen, waarin eind 2001 ongeveer 52.600 personen werkzaam waren, waarvan 24.300 ondergronds.
[9] Zie ook hoofdstuk 5.2, zaak T-156/98.
Op 13 maart 1997 werd er tussen de Duitse regering, de Länder Nordrhein-Westfalen en Saarland, de vakbonden en de steenkoolproducenten een akkoord gesloten over de toekomst van de Duitse kolenindustrie. Daarin is bepaald dat de jaarlijkse steun, momenteel meer dan 9,2 miljard DEM, geleidelijk zal worden teruggebracht tot 5,5 miljard DEM in 2005. Het aandeel van de federale overheid zal worden verminderd van 7,7 miljard DEM in 1998 tot 3,8 miljard DEM in 2005. De bijdrage van Nordrhein-Westfalen zal stijgen van 860 miljoen DEM naar 1 miljard DEM, terwijl de bijdrage van Saarland, zoals ook in het verleden het geval was, voor rekening komt van de federale overheid. Het door de ondernemingen aangekondigde plan voorziet in een verlaging van de productie met circa 20% tot 2002 en een vermindering van het aantal werknemers tot in totaal 56.000. In 2005 zal de productie nog slechts 25 miljoen ton bedragen en op dat moment zullen nog slechts 10 mijnen in bedrijf zijn met 36.000 werknemers. In de loop van het jaar 2000 heeft vanwege het feit dat de prijzen voor steenkool op een minimum zijn beland en er van de kant van de staalindustrie minder vraag is naar de delfstof en naar cokes, de Duitse regering besloten om het herstructureringsproces te bespoedigen: de activiteiten zijn in het jaar 2000 volledig gestaakt bij drie mijnen (Westfalen, Göttelborn/Reden en Ewald/Hugo) terwijl in 2001 de mijnen Auguste Victoria en Blumenthal/Haard een hergroepering hebben ondergaan. In 2002 zullen de mijnen Friedrich Heinrich/Rheinland en Niederberg eveneens worden gehergroepeerd waarbij de productie zal worden teruggebracht tot 29 miljoen ton. Ten gevolge van deze herstructureringen zouden de productiekosten, uitgedrukt in prijzen van 1992 moeten dalen tot 242 DEM per tse (ton steenkool equivalent) in 2002 tegen 288 DEM/tse in 1992; deze kosten liggen nog ver af van de prijzen op de internationale markten, welke thans ongeveer 92 DEM/tse bedragen.
3.2. Spanje
In Spanje is de steenkoolwinning verspreid over diverse bekkens: Asturias (centraal en westelijk bekken), León (Bierzo-Villablino, Sabero en het noorden), Palencia (Guardo en Barruelo), Catalonië (Pirenaica), Teruel (Teruel-Mequinenza) en Zuid-Spanje (Puertallano en Peñaroya). Opgemerkt zij dat de Spaanse steenkoolbekkens klein en geografisch geïsoleerd zijn en dat deze gebieden sterk afhankelijk zijn van de mijnbouw. Dit is direct van invloed op de mogelijkheden voor omschakeling en herindustrialisering en daardoor ook op de werkgelegenheid. Het Spaanse mijnbouwplan gaat dan ook vergezeld van een plan voor een alternatieve ontwikkeling van de mijngebieden. De productie is verspreid over een 52 voor het merendeel particuliere ondernemingen: na de recente privatisering van Endesa, is de enige uitzondering nog Hunosa, die in 1998 de maatschappij Minas de Figaredo heeft overgenomen. Het aantal werknemers bedraagt ongeveer 15.600, met inbegrip van die van onderaannemers. Slechts acht ondernemingen produceren meer dan een miljoen ton per jaar en tien andere meer dan 100.000 ton per jaar. Met Beschikking nr. 98/637/EGKS van 3 juni 1998 heeft de Commissie ingestemd met het tweede gedeelte (betreffende de jaren 1998-2002) van het plan tot modernisering en herstructurering van de steenkolenindustrie; dit plan omvat een jaarlijkse verlaging van de productie welke niet meer zal bedragen dan 14,5 miljoen ton in 2002.
3.3. Frankrijk
In Frankrijk is de steenkoolwinning nu geconcentreerd in de bekkens van Lotheringen, met twee ondergrondse mijnen in bedrijf (Merlebach en La Houve), en Midden- en Zuid-Frankrijk, met vijf mijnen, waarvan één ondergronds (Gardanne, in de Provence). In totaal zijn daarbij 6.945 personen werkzaam waarvan 2.981 ondergronds. De enige exploitatiemaatschappij, Charbonnages de France, is een overheidsbedrijf. Door de inkrimping van de productiecapaciteit, waarmee jaren geleden al een begin is gemaakt, hoofdzakelijk vanwege de ongunstige geologische omstandigheden, zijn tussen 1986 en 2001 meer dan 23.000 banen verloren gegaan. In het kader van het Pacte Charbonnier National (het nationale kolenpact), dat de sociale partners in 1995 zijn overeengekomen, zal deze ontwikkeling zich de komende jaren voortzetten, totdat de steenkoolwinning in Frankrijk tegen het jaar 2005 definitief zal zijn stopgezet. Vanwege de ernst van de sociale en regionale problemen zal de Franse regering zich niet kunnen houden aan het in Beschikking nr. 3632/93/EGKS vastgestelde jaar 2002 als jaar waarin deze beschikking haar geldigheid verliest. Het belangrijkste is echter dat de Franse autoriteiten de consequenties hebben getrokken uit het geheel ontbreken van enig perspectief voor de Franse steenkoolindustrie om op middellange of lange termijn nog concurrerend te worden en dat zij daarom resoluut hebben gekozen voor vermindering van activiteiten en geplande sluitingen. Volgens Charbonnages de France, bedragen de productiekosten 1.267 FRF per ton, tegen een marktprijs van 335 FRF. In een onlangs verschenen verslag van de Rekenkamer wordt de regering verzocht het mijnsluitingsprogramma onverminderd voort te zetten, waarbij zij erop wees dat er tussen 1970 en 2000 233 miljard FRF zijn uitbetaald.
3.4. Verenigd Koninkrijk
Jarenlang was het Verenigd Koninkrijk de grootste steenkoolproducent in de Europese Unie. Deze sector is grondig geherstructureerd, met name naar aanleiding van de privatisering van British Coal Corporation in 1994, waardoor het aantal grote mijnen in bedrijf is teruggelopen van 241 in 1976 tot 18 op dit moment. Daarbij komt nog een vijftigtal kleine mijnen (met minder dan 100 werknemers) en een verschillend aantal plaatsen waar dagbouw plaatsvindt. In dezelfde periode is het aantal werknemers gedaald van ruim 300.000 naar 12.712 eind 2001 (waarvan 9.294 ondergronds) en is de productie afgenomen van 125 miljoen ton naar ongeveer 32 miljoen ton.
Na de voltooiing van de privatisering van British Coal op 31 december 1994 bestaat de kolenindustrie in het Verenigd Koninkrijk uitsluitend uit particuliere ondernemingen. De grootste daarvan is UK Coal plc [10] (met in totaal 13 mijnen: Clipstone, Daw Mill, Ellington, Harworth, Kellingley, Maltby, Rotherham Prince of Wales, Riccall/Whitemore Mine, Rossington, Stillingfleet Combine, Thoresby, Welbeck, Wistow Mine [11]), terwijl Betws Anthracite, Hatfield Coal Company, Goire Tower Anthracite Company, Scottish Coal en Blenkinsopp Collieries elk een mijn exploiteren. Celtic Energy houdt zich op een aantal plaatsen bezig met dagbouw. Door bundeling van activiteiten in de meest productieve mijnen en dankzij grote inspanningen gedurende lange tijd om de rentabiliteit van ondernemingen te verbeteren, zijn de productiekosten van deze ondernemingen slechts iets hoger dan de gangbare productiekosten op de wereldmarkt. Momenteel hebben de steenkool- ondernemingen ondanks een sterke verbetering van de productiviteit te kampen met concurrentie van geïmporteerde steenkool en vooral van gas. Het eerstgenoemde product is behalve door zijn concurrerende prijs ook in het voordeel door zijn lagere CO2-emissie, waardoor de elektriciteitsbedrijven gemakkelijker aan de stringente emissiebeperkingen kunnen voldoen. Het tweede - gas - produceert niet alleen een minder vervuilende uitstoot, maar kan ook, door toepassing van de nieuwe techniek van stoom/gas-turbines (STEG's), bij de omzetting van thermische energie in elektriciteit een rendement halen van meer dan 50%, en dit met een relatief beperkte investering. In 1999 en 2000 is de situatie steeds meer kritiek geworden, zowel vanwege de wijdverbreide daling van de steenkoolprijzen op de internationale markten als de hoge koers van het pond sterling, terwijl als gevolg van het feit dat het moratorium op het verlenen van toestemming voor de bouw van nieuwe gasgestookte gascentrales binnenkort zal aflopen, verwachten we dat de situatie alleen nog maar zal verergeren. De Britse regering, die van oordeel is dat de problemen met betrekking tot de nationale steenkoolindustrie van tijdelijke aard zijn en dat er nog altijd realistische vooruitzichten zijn om een terugkeer naar een bevredigend rendement op middellange termijn te verwezenlijken, heeft in een brief van 26 juli 2000 kennis gegeven van een plan tot modernisering, rationalisering en herstructurering voor de kolenindustrie in het Verenigd Koninkrijk, tezamen met het "UK Coal Operating Aid Scheme" dat betrekking heeft op de periode van 17 april 2000 tot en met 23 juli 2002. Op 15 november 2000 keurde de Europese Commissie het bovengenoemde plan voor de modernisering, rationalisering en herstructurering van de steenkolenindustrie in het Verenigd Koninkrijk goed, waarmee een totaalbedrag van niet meer dan 110 miljoen GBP ter beschikking wordt gesteld van de kolenindustrie. Daarna is de verhoging tot 170 miljoen GBP goedgekeurd. Deze steun heeft tot doel dat de productie-eenheden concurrerend worden na het verstrijken van het EGKS-Verdrag. Tegelijkertijd heeft de Secretary of State for Trade and Industry aangekondigd dat de regering het moratorium zou opheffen op de bouw van nieuwe gasgestookte krachtcentrales, waarbij het licht op groen wordt gezet voor zes nieuwe installaties.
[10] Voorheen RJB Mining.
[11] De mijnen van Riccal/Whitemore, Stillingfleet en Wistow zijn eveneens bekend onder de naam "Selby-complex".
3.5. Andere
In 1992 stopte de steenkoolproductie in België en in 1994 gebeurde dat ook in Portugal. Geen enkel ander land van de Europese Unie heeft verder nog een noemenswaardige steenkoolproductie.
4. Omschrijving van de steunmaatregelen ten behoeve van de steenkoolindustrie
Dit verslag heeft betrekking op de in artikel 1 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS omschreven maatregelen, namelijk:
- elke directe of indirecte maatregel of bemoeienis van overheidswege die met de productie, het in de handel brengen en de handel met het buitenland verband houdt, en die, al komt hij niet ten laste van de overheidsbegroting, de ondernemingen in de kolenindustrie door verlichting van de lasten die deze normaal zouden moeten dragen, een economisch voordeel verschaft;
- de bestemming van de heffingen die van overheidswege zijn opgelegd en die direct of indirect de kolenindustrie ten goede komen, waarbij het geen verschil maakt of de steun wordt verleend door de Staat dan wel door overheids- of particuliere lichamen die van staatswege met het beheer ervan zijn belast;
- steunelementen in de financieringsmaatregelen van de lidstaten met betrekking tot de kolenmijnondernemingen, voorzover het niet gaat om verstrekking van risicodragend kapitaal aan een vennootschap volgens in de markteconomie normaal geldende praktijken.
In dit verslag wordt de indeling van soorten steun aangehouden zoals die is vastgelegd in de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, namelijk: steun voor de bedrijfsvoering, steun voor buitenbedrijfstelling, steun ter dekking van buitengewone lasten, steun voor onderzoek en ontwikkeling en steun voor milieubescherming.
Met betrekking tot alle door de lidstaten voorgestelde steunmaatregelen die de Commissie in overeenstemming met artikel 9 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS heeft goedgekeurd, is zij eerst nagegaan of de desbetreffende lidstaten alle verplicht mee te delen gegevens inderdaad hadden verschaft, op basis waarvan zij vervolgens heeft gecontroleerd op overeenstemming met de bij artikel 2 van genoemde beschikking vastgestelde algemene doelstellingen en criteria, alsmede op naleving van de specifieke bepalingen, te weten:
- voor de steun die is verleend uit hoofde van artikel 3 van voornoemde beschikking: de steun overschrijdt niet het verschil tussen de productiekosten en de prijs die geldt op de internationale markt; het is verboden kolen in de handel te brengen waarvan de prijzen lager liggen dan de prijzen voor kolen van soortgelijke kwaliteit uit derde landen; de steunmaatregelen mogen niet leiden tot concurrentievervalsing tussen de afnemers van steenkool; de daadwerkelijk uitgekeerde steun wordt jaarlijks geregulariseerd;
- voor de steun die is verleend uit hoofde van artikel 4 van voornoemde beschikking: er moet een sluitingsplan of een plan tot vermindering van de activiteiten worden voorgelegd en ook daadwerkelijk worden uitgevoerd;
- voor de steun die is verleend uit hoofde van artikel 5 van voornoemde beschikking: het steunbedrag mag de kosten die het geacht wordt te dekken, niet overschrijden; de kosten zijn alleen die welke zijn omschreven in de bijlage van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.
Bij de beoordeling van de steunmaatregelen heeft de Commissie rekening gehouden met de absolute noodzaak om, in overeenstemming met artikel 2, lid 1, tweede streepje, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, in de mate van het mogelijke de sociale en regionale gevolgen van de herstructurering van de mijnbouwactiviteiten te verzachten. Tevens heeft zij gekeken of de steun verenigbaar is met de goede werking van de gemeenschappelijke markt.
De uitsplitsing van het totale bedrag van door de lidstaten toegekende steun over deze verschillende categorieën steun geeft een vrij duidelijk beeld van het steenkoolbeleid van de lidstaten en van de vooruitgang in de processen van modernisering, rationalisering en herstructurering. Tenslotte wijzen wij er nog op dat de eventueel betaalde steunbedragen voor diverse doeleinden, onder andere specifieke sociale uitkeringen die de belanghebbende staten voor hun rekening hebben genomen in het kader van de in artikel 56 van het EGKS-Verdrag bedoelde bijzondere bijdrage, hierin niet begrepen zijn.
Tabel 4
Goedgekeurde steun in 1994-2001
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bedragen in miljoen ecu/euro; de staatssteun in nationale valuta is omgerekend naar ecu/euro op basis van de gemiddelde wisselkoers van het referentieboekjaar.
*: Steun verleend krachtens artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.
**: Steun verleend krachtens artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.
***: Lasten uit het verleden in de zin van Beschikking nr. 2064/86/EGKS en steun verleend krachtens de artikelen 5, 6 en 7 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.
In vergelijking met 1994 is het bedrag aan steun voor de productie per ton gewonnen steenkool enigszins gedaald, althans was de steun voor de bedrijfsvoering betreft, in overeenstemming met het principe van degressie van de steunmaatregelen, zoals vastgelegd in Beschikking nr. 3632/93/EGKS. Anderzijds valt door de toename van de steun voor een vermindering van de activiteiten het totale bedrag echter hoger uit, waardoor het netto resultaat minder gunstig is. De kans dat de communautaire kolenindustrie ooit zal kunnen concurreren op de internationale markten lijkt steeds minder reëel, alle grote technologische en organisatorische inspanningen van de productiebedrijven om de productiviteit te verhogen, ten spijt. Dit resultaat kent twee belangrijke oorzaken. In de eerste plaats raken de gemakkelijk toegankelijke steenkoollagen steeds meer uitgeput, waardoor de delfstof in geologisch steeds moeilijker omstandigheden en op steeds grotere diepte (soms meer dan 1.500 meter onder de grond) moet worden gewonnen. Bovendien heeft de toepassing van strengere regelgeving inzake gezondheid en veiligheid op de werkplek in de mijnen en op milieugebied onvermijdelijk tot een kostenstijging geleid. Als gevolg daarvan heeft in de betrokken jaren de daling van de productiekosten waarop was gerekend zich niet voorgedaan. In de tweede plaats blijft er, ook al is de steenkoolprijs op de internationale markten het laatste jaar aanzienlijk gestegen, een groot verschil bestaan tussen de productiekosten in de landen van de Europese Unie en de invoerprijzen. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Meerdere producerende landen buiten Europa die al opereren op de internationale markten, hanteren nu efficiëntere winningsmethoden, daarbij profiterend van de gunstiger geologische omstandigheden; andere landen, zoals China, die in het verleden uitsluitend voor hun eigen markt produceerden, zijn begonnen steenkool te exporteren en voeren daarbij bovendien een agressief handelsbeleid. Tenslotte bevinden andere traditionele steenkoolexporteurs zoals met name Indonesië en Zuid-Afrika zich in een conjunctuurfase die wordt gekenmerkt door een min of meer sterke devaluatie van de nationale munt en door een dringende behoefte aan deviezen.
Samenvattend kan worden gesteld dat het verschil tussen de productiekosten van de communautaire kolenindustrie en de steenkoolprijzen op de internationale markten, welk verschil als basis wordt gehanteerd voor het al dan niet verlenen van staatssteun, tijdens het voorbije jaar een beetje kleiner is geworden, maar zeer groot blijft.
In de praktijk is een aanzienlijke daling van de kostprijs gerealiseerd in Portugal, waar de steenkoolwinning eind 1994 geheel is gestopt, en in het Verenigd Koninkrijk, dat zijn productie drastisch heeft teruggebracht door slechts de meest rendabele mijnen in bedrijf te houden, maar toch nog een omvangrijke steenkoolwinning overhoudt. De positie van Frankrijk, dat van plan is de winningsactiviteiten in 2005 geheel te beëindigen, spreekt boekdelen. Ook al hebben Duitsland en Spanje geen definitief besluit genomen en volgen zij een progressievere benadering, toch leveren zij ook belangrijke herstructureringsinspanningen die meer ingegeven zijn door bezorgdheid van sociale aard en de regionale samenhang dan door enig realistisch uitzicht voor hun kolenindustrie op het bereiken van een economisch evenwicht.
De door de verschillende lidstaten verleende steun ziet er meer bepaald als volgt uit.
4.1. Duitsland
De financiële steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie uit hoofde van de artikelen 3 en 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS beperken zich vanaf het boekjaar 1996 tot steun voor de afzet van cokeskolen voor de ijzer- en staalindustrie, steun voor de afzet van stoomkolen voor de elektriciteitsproductie en mijnwerkerspremies (Bergmannsprämie). Zij zijn bedoeld om het verschil te overbruggen tussen de productiekosten en de verkoopprijzen die vrij overeengekomen worden op basis van de voorwaarden die gelden op de wereldmarkten voor steenkool van vergelijkbare kwaliteit uit derde landen. Derhalve moet de productie die is bestemd voor de huishoudens en de industrie, worden verkocht tegen prijzen die de productiekosten dekken. Deze steunmaatregelen zijn door de Commissie goedgekeurd rekening houdend met de sociale en regionale gevolgen van de herstructurering van de steenkoolindustrie. Het werkloosheidspercentage is in de betrokken gebieden namelijk aanzienlijk hoger dan in de rest van het land; deze gebieden krijgen eveneens in ruime mate steun uit het fonds voor regionale ontwikkeling, op grond van de prioriteiten van doelstelling nr. 2. Deze steun is opgenomen in de federale begroting en voldoet hiermee aan het bepaalde in artikel 2, lid 2, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.
In 2001 bedroeg de door de Commissie goedgekeurde steun aan de steenkoolindustrie (krachtens de artikelen 3, 4 en 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS) in totaal 9.180 miljoen DEM (4.693,7 miljoen euro). De belangrijkste posten daarvan zijn:
- a) 3.847 miljoen DEM (1.966,9 miljoen euro) steun voor de bedrijfsvoering, in het kader van artikel 3 van bovengenoemde beschikking;
- b) 3.138 miljoen DEM (1.604,4 miljoen euro) steun voor buitenbedrijfstelling, in het kader van artikel 4 van bovengenoemde beschikking;
- c) 71 miljoen DEM (36,3 miljoen euro) steun ten behoeve van een regeling voor het behoud van het ondergrondse mijnpersoneel (Bergmannsprämie), in het kader van artikel 3 van bovengenoemde beschikking;
- d) 2.124 miljoen DEM (1.086 miljoen euro) steun ter dekking van bijzondere lasten, in het kader van artikel 5 van bovengenoemde beschikking.
Het onder a) vermelde steunbedrag van 3.847 miljoen DEM is bedoeld als dekking van het verschil tussen de productiekosten en de op de wereldmarkt geldende verkoopprijs voor steenkool van gelijkwaardige kwaliteit uit derde landen. De bovengenoemde steun wordt uitsluitend verleend ter dekking van verliezen welke zijn opgelopen in de productiegebieden die beantwoorden aan de criteria voor de vooruitzichten op economische rentabiliteit op middellange termijn, zoals aangegeven in artikel 2, lid 1, eerste streepje en artikel 3 van Beschikking 3632/93/EGKS.
De onder b) genoemde steun ten bedrage van 3.138 miljoen DEM voor buitenbedrijfstelling is uitgekeerd ten gunste van de mijnen Westfalen, Göttelborn/Reden en Ewald/Hugo, die in het jaar 2000 zijn gesloten, van de mijnen Auguste Victoria en Blumenthal/Haard die zullen worden gehergroepeerd en gedeeltelijk in 2001 zullen worden gesloten, en van de mijnen Friedrich Heinrich/Rheinland en Niederberg ten aanzien waarvan dezelfde maatregel zal worden genomen in 2002. Tenslotte is de steun bestemd om de verliezen te compenseren welke geleden zijn in de mijnen waarvoor de sluiting na 2002 is gepland.
De steun van 71 miljoen DEM, zoals genoemd onder c), is bestemd voor de financiering van de premies voor de mijnwerkers in de Duitse kolenindustrie (Bergmannsprämie); zij bedraagt 10 DEM per ondergrondse arbeidsplaats en vormt een stimulerende maatregel om gekwalificeerd personeel aan te moedigen ondergronds te werken en bij te dragen aan de rationalisering van de productie. Deze steun dekt indirect ook een gedeelte van het verschil tussen de productiekosten en de verwachte inkomsten. Er is derhalve sprake van steun die moet worden onderzocht in het licht van artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.
De steun van 2.124 miljoen DEM ter dekking van bijzondere lasten, als genoemd onder d), is bestemd ter dekking van de kosten die voortvloeien of zijn voortgevloeid uit de herstructurering van de industrie en die geen verband houden met de huidige productie (lasten uit het verleden) zoals betalingen van sociale uitkeringen ten gevolge van de vervroegde uitdiensttreding van werknemers, andere uitzonderlijke uitgaven, gratis levering van kolen aan werknemers die hun baan hebben verloren als gevolg van herstructureringen en rationaliseringen en de betaling van pensioenen en schadeloosstellingen buiten de wettelijke regelingen aan werknemers die hun baan hebben verloren als gevolg van herstructureringen en diegenen die daar vóór de herstructureringen recht op hadden. Vanuit technisch en financieel oogpunt is de steun bestemd ter dekking van de bijkomende beveiligingswerken ondergronds die het gevolg zijn van herstructureringen, alsmede van de uitzonderlijke intrinsieke waardeverminderingen die het resultaat zijn van de herstructurering van de industrie. Deze steun, die is verleend uit hoofde van artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, wordt expliciet genoemd onder punt II, letter a), b), c), d), f) en k), van de bijlage van deze beschikking.
De verhoging van het uit hoofde hiervan uitbetaalde bedrag tegenover het voorgaande jaar is te verklaren door de sluiting in de loop van het jaar van drie productie-eenheden: de reeds vermelde mijnen in Westfalen, Göttelborn/Reden en Ewald/Hugo.
4.2. Spanje
In 2001 bedroeg de door de Commissie goedgekeurde steun aan de steenkoolindustrie (krachtens de artikelen 3, 4 en 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS) in totaal 186.541 miljoen peseta (ESP) (1.121,1 miljoen euro). De belangrijkste posten daarvan zijn:
- steun voor de bedrijfsvoering overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 45.636.499.056 ESP (274.280.883,34 euro);
- steun voor buitenbedrijfstelling overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 58.271 miljoen ESP (350.215.763,35); het goedgekeurde bedrag van 58.271 miljoen ESP zal worden afgetrokken van de compensaties die zouden kunnen worden uitbetaald aan HUNOSA bij wijze van fiscaal tegoed van de vennootschapsbelasting naar aanleiding van de consolidatie van de balansen van de ondernemingen die geïntegreerd zijn in de SEPI.
- steun ter dekking van uitzonderlijke lasten in het kader van artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 59.507 miljoen ESP (357.644.272,96 euro), bestemd om de uitzonderlijke sociale uitgaven te dekken die gedaan moeten worden voor de werknemers die hun baan hebben verloren als gevolg van de maatregelen tot modernisering, rationalisering, herstructurering en buitenbedrijfstelling voor de Spaanse kolenindustrie;
- steun ter dekking van uitzonderlijke lasten in het kader van artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 14.475 miljoen ESP (86.996.502,11 euro), krachtens artikel 5 van bovengenoemde beschikking, ter dekking van de kosten op technisch gebied die samenhangen met de sluiting van winningsplaatsen als gevolg van de maatregelen tot modernisering, rationalisering, herstructurering en buitenbedrijfstelling voor de Spaanse kolenindustrie;
De Commissie zal later, zodra zij de aan Spanje gevraagde aanvullende informatie ontvangen heeft, beslissen over de volgende bedragen :
- steun voor de bedrijfsvoering overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 1.115.500.944 ESP (6.704.295,70 euro) aan de onderneming Gonzalez y Diez S.A ;
- steun voor buitenbedrijfstelling in het kader van artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 6.000 miljoen ESP (36.060.726,26 euro) aan de onderneming HUNOSA en 287 miljoen ESP (1.724.904,74 euro) aan de onderneming Minas de la Camocha S.A.;
- steun ter dekking van uitzonderlijke lasten in het kader van artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 14.475 miljoen ESP (86.996.502,11 euro), 4.795 miljoen ESP aan de onderneming HUNOSA en 394 miljoen ESP aan de onderneming Gonzalez y Diez S.A.
De steun voor bedrijfsvoering van 45.636.499.056 ESP (274.280.883,34 euro) is bestemd ter dekking van de exploitatieverliezen van 42 ondernemingen met een voor 2001 voorziene totale productie van 10.706.900 ton. De gemiddelde productiekosten voor 1999, tegen prijzen van 1992, van de ondernemingen die steun ontvangen uit hoofde van artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS bedragen 73,37 euro/t.ske. Deze productiekosten zijn als volgt verdeeld :
- 4,23% van de productie tegen kosten kleiner dan 60 euro/t.ske
- 52,72% van de productie tegen kosten tussen 60 en 79 euro/t.ske
- 29,39% van de productie tegen kosten tussen 80 en 99 euro/t.ske
- 13,66% van de productie tegen kosten groter dan 100 euro/t.ske.
De Commissie heeft geconstateerd dat de trendmatige vermindering van de kosten, tegen prijzen van 1992, die werd waargenomen voor de periode 1994-1999 zich voor 2001 zal handhaven. De voorziene vermindering voor 2001 ten opzichte van 1994, tegen prijzen van 1992, zal 18,5% bedragen.
De steun voor buitenbedrijfstelling ten belope van 58.271 miljoen ESP (350.215.763,35 euro) is bestemd voor de dekking van de exploitatieverliezen van de onderaan de bladzijde gespecificeerde ondernemingen die zijn opgenomen in de sluitings- en/of buitenbedrijfstellingsplannen conform artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS [12]. De totale productie waarop deze buitenbedrijfstellingssteun betrekking heeft bedraagt 3.200.000 ton jaarcapaciteit.
[12] HUNOSA, ten bedrage van 53.513 miljoen ESP (321.619.607,42 euro), Minas de la Camocha S.A., ten bedrage van 4.743 miljoen ESP (28.506.004,11 euro), ondergrondse mijnen van ENDESA ten bedrage van 635 miljoen ESP (3.816.426,86 euro), ondergrondse mijnen van ENCASUR, ten bedrage van 328 miljoen ESP (1.971.319,70 euro), Antracitas de Guillón, ten bedrage van 782 miljoen ESP (4.699.914,66 euro), Coto Minero Jove S.A., ten bedrage van 667 miljoen ESP (4.008.750,74 euro), Industrial y Comercial Minera S.A. (INCOMISA), ten bedrage van 144 miljoen ESP (865.457,43 euro), Mina Escobal S.L., ten bedrage van 51 miljoen ESP (306.516,17 euro), Minas de Escucha S.A., ten bedrage van 351 miljoen ESP (2.109.552,49 euro), Minas de Valdeloso S.L., ten bedrage van 120 miljoen ESP (721.214,53 euro), Promotora de Minas de Carbón S.A., ten bedrage van 298 miljoen ESP (1.791.016,07 euro) en Virgilio Riesco S.A., ten bedrage van 186 miljoen ESP (1.117.882,51 euro). Het saldo ten bedrage van 2.740 miljoen ESP (16.467.731,66 euro) is bestemd voor 13 ondernemingen die de productiecapaciteit verlagen.
De steun ten bedrage van 59.507 miljoen ESP (357.644.272,96 euro) is bestemd voor de dekking, met uitzondering van de kosten van de sociale uitkeringen die de staat voor zijn rekening neemt bij wijze van speciale bijdrage als bedoeld in artikel 56 van het EGKS-Verdrag, van de vergoedingen die uitbetaald moeten worden aan de werknemers van de Spaanse steenkoolondernemingen die met vervroegd pensioen gegaan zijn of moeten gaan of die hun baan verloren hebben naar aanleiding van de uitvoering van het plan voor modernisering, rationalisering, herstructurering en buitenbedrijfstelling van de Spaanse steenkoolindustrie. Een deel van deze steun, ten bedrage van 37.507 miljoen ESP (225.421.609,99 euro), zal worden toegekend aan de onderneming HUNOSA. Deze is bestemd voor de dekking van de kosten van vervroegde pensionering van de werknemers die hun activiteit hebben beëindigd voor 1 januari 2001 alsook voor de bij benadering 500 werknemers die hun activiteit zullen beëindigen in 2001. Dit deel van de steun zal worden toegekend aan de onderneming HUNOSA via de SEPI. Het resterende bedrag, ten belope van 22.000 miljoen ESP (132.222.662,96 euro), is bestemd voor de vergoedingen die, na afloop van de maatregelen voor modernisering, rationalisering, herstructurering en buitenbedrijfstelling, eind 2001 aan de zowat 7.200 vervroegd gepensioneerde werknemers van de andere ondernemingen moeten worden uitbetaald.
De steun, ten bedrage van 14.475 miljoen ESP (86.996.502,11 euro), die Spanje voornemens is te verlenen is bestemd voor de dekking van het waardeverlies van de vaste activa van de steenkoolondernemingen die moeten overgaan tot gehele of gedeeltelijke sluitingen almede andere uitzonderlijke kosten om de ondernemingen in staat te stellen de kosten te dekken die voortvloeien of zijn voortgevloeid uit de geleidelijke sluitingen in verband met de herstructurering van de steenkoolindustrie. Een deel van deze steun, ten bedrage van 5.193 miljoen ESP (31.210.558,6 euro), is bestemd voor de onderneming HUNOSA en wordt verleend via de SEPI. Het saldo, namelijk 9.676 miljoen ESP (58.153.931,22 euro), heeft betrekking op de andere ondernemingen die tot herstructureringen of buitenbedrijfstellingen zullen overgaan.
4.3. Frankrijk
In 2001 bedroeg de door de Commissie goedgekeurde steun aan de steenkoolindustrie (krachtens de artikelen 4 en 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS) in totaal 6.503 miljoen FRF (991,4 miljoen ecu). De belangrijkste posten daarvan zijn:
- steun voor buitenbedrijfstelling voor een bedrag van ten hoogste 2.080 miljoen FRF (317,1 miljoen euro), bestemd om exploitatieverliezen te dekken;
- steun voor buitenbedrijfstelling voor een bedrag van ten hoogste 210 miljoen FRF (32,0 miljoen euro), bestemd om de in 2001 vervallen rente te dekken voor het gedeelte van de leningen die door Charbonnages de France in 1997, 1998 en 1999 zijn uitgeschreven ter dekking van de exploitatieverliezen over deze jaren die niet gedekt werden door rechtstreekse subsidies en kapitaalverstrekkingen;
- steun ter dekking van buitengewone lasten voor een bedrag van ten hoogste 4.213 miljoen FRF (642,3 miljoen euro) als volgt verdeeld:
- 1.021 miljoen FRF voor de betaling van de sociale uitkeringen als gevolg van de pensionering van werknemers voordat ze de wettelijk vastgelegde pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;
- 91 miljoen FRF voor andere buitengewone uitgaven voor werknemers die hun baan hebben verloren als gevolg van herstructureringen en rationaliseringen;
- 84 miljoen FRF ter dekking van de overblijvende lasten die voortvloeien uit fiscale, wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;
- 382 miljoen FRF voor bijkomende werkzaamheden die noodzakelijk zijn geworden door herstructureringen;
- 10 miljoen FRF voor de overblijvende lasten in verband met vroeger geëxploiteerde winningsgebieden;
- 1 miljoen FRF voor uitzonderlijke intrinsieke waardeverminderingen die het gevolg zijn van de herstructurering van de industrie;
- 2.624 miljoen FRF voor lastenverhogingen als gevolg van de door herstructurering veroorzaakte vermindering van het aantal contribuanten en dus van de bijdrage waarmee, buiten het wettelijk stelstel, de sociale lasten moeten worden gedekt.
4.4. Verenigd Koninkrijk
Voor het jaar 2001, en in het kader van het onder punt 3.4 genoemde steunplan met de naam "UK Coal Operating Aid Scheme", heeft de Commissie uit hoofde van artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS) voor een totaalbedrag van 50,6 miljoen GBP (81,3 miljoen euro) steun aan de kolenindustrie goedgekeurd. De bedoeling van de steun is het verschil te dekken tussen de productiekosten en de op de wereldmarkt geldende verkoopprijs voor steenkool van gelijkwaardige kwaliteit uit derde landen.
Bovengenoemde steun werd uitgekeerd ten behoeve van de volgende mijnen:
- Longannet, van de onderneming Mining (Scotland) Ltd, voor een bedrag van 21,525 miljoen GBP,
- Selby, van de onderneming UK Coal Plc, voor een bedrag van 20,325 miljoen GBP,
- Hatfield, van de onderneming Hatfield Coal Company Ltd, voor een bedrag van 3,807 miljoen GBP,
- Betws, van de onderneming Betws Anthracite Co, voor een bedrag van 1,966 miljoen GBP;
- Blenkinsopp, van de onderneming Blenkinsopp Collieries Ltd, voor een bedrag van 1,168 miljoen GBP,
- Aberpergwm, van de onderneming Mining (Scotland) Ltd, voor een bedrag van 1,031 miljoen GBP,
- Eckington Colliery, van de onderneming Moorside Mining Company Ltd, voor een bedrag van 286.000 GBP ;
- Hay Royds Colliery, van de onderneming J. Flack & Sons Ltd, voor een bedrag van 264.000 GBP ;
- Blaentillery No 2, van de onderneming Ffynonau Duon Mines Ltd, voor een bedrag van 217.000 GBP.
5. Geschillen
In de loop van het betrokken jaar is geen enkel nieuw geschil aanhangig gemaakt. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de reeds aanhangig gemaakte zaken.
5.1. Klachten
Op 26 augustus 1997 is door vijf Franse ondernemingen [13] waaronder Thion et Cie bij de Commissie een klacht ingediend (ref. 97/4717) tegen het overheidsbedrijf Charbonnages de France, betreffende een vermoedelijke verduistering van door dit laatste bedrijf ontvangen staatssteun. Op 9 februari 1999 heeft de Commissie aan de Franse regering een schriftelijke aanmaning gezonden [14] krachtens artikel 88 van het EGKS-Verdrag betreffende de sinds 1994 betaalde staatssteun. De Franse regering heeft haar argumenten aangevoerd bij schrijven van 8 april 1999. In de context van dit geschillencomplex heeft de Commissie de steun goedgekeurd die door Frankrijk voor 2001 was genotificeerd, onder voorbehoud evenwel van een bedrag van 1,5 miljoen EUR (10 miljoen FRF) waarover de Commissie een uitspraak moet doen aan het einde van het onderzoek van de klacht. Een beslissing van de Commissie wordt in de eerste helft van 2002 verwacht.
[13] Thion & Cie, Maison Balland Brugneaux, Société Nouvelle Vinot Postry, Établissements Lekieffre, Charbogard.
[14] PB C 99 van 10.4.1999, blz. 9.
Op 26.10.2000, 16.11.2000 en 01.03.2001 is bij de Commissie een klacht ingediend (ref. 2000/5183) waarin wordt gevraagd om uitleg over de bestemming van de steun voor de vergoeding van 357 werknemers van de vroegere onderneming Minas de Lières S.A. (MILSA) en uitleg over de bestemming van de steun die werd toegekend om de technische kosten te dekken van de sluiting van deze onderneming. In een nieuwe brief heeft een van de klagers aanspraak gemaakt op het recht dat de werknemers als prestatie in natura steenkool voor huishoudelijk gebruik ontvangen. De klagers voerden ook aan dat de mijn waarop de sluitingsmaatregelen betrekking hadden door de onderneming HUNOSA was heropend.
De klagers baseren hun verzoek op het door Spanje genotificeerde herstructureringsplan 1991-1993. Dit plan voorzag in de totale sluiting van MILSA. In deze context werd de steun goedgekeurd en toegekend. Maar enkele maanden later werd de mijnexploitatie door de onderneming HUNOSA hervat, met belangrijke exploitatieverliezen.
Uit de door Spanje op verzoek van de Commissie gezonden informatie blijkt dat de steun die tijdens de sluiting van MILSA in de loop van 1992-1993 is toegekend, is gebruikt conform de voorwaarden van de Beschikkingen 91/599/EGKS van 17 december 1990 en 93/146/EGKS van 23 december 1992 waarbij de steun was goedgekeurd.
De Commissie heeft evenwel aanvullende informatie gevraagd aan Spanje over de steun die aan HUNOSA zou kunnen zijn betaald om de exploitatiekosten te dekken tijdens de jaren 1998 tot 2001 en over de technische kosten van de definitieve sluiting die in het tweede semester van 2001 heeft plaatsgehad.
5.2. Beroep
Recentelijk heeft de Britse onderneming RJB Mining Plc bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen beroep aangetekend tegen bepaalde beschikkingen van de Commissie. Het gaat om de volgende zaken:
- Zaak T-111/98 tegen Beschikkingen nrs. 98/635/EGKS, 98/636/EGKS en 98/637/EGKS van 3 juni 1998 betreffende de goedkeuring van overheidssteun aan de Spaanse kolenindustrie voor de jaren 1994, 1995, 1996, 1997 en 1998. De zaak is opgeschort totdat er een arrest wordt gegeven ter afsluiting van Zaak C-427/99P).
- Op 31 januari 2001 heeft het Gerecht van eerste aanleg in Luxemburg de beschikking van de Commissie van 29 juni 1998 houdende goedkeuring van de fusie van RAG - Saarbergwerke - Preussag Anthrazit (zaak T-156/98) nietig verklaard. Volgens het Gerecht heeft de Commissie ten onrechte niet de prijs van de transactie onderzocht, en meer bepaald de vraag of en in welke mate de financiële steun die eventueel verband houdt met de prijs van de transactie voor een symbolisch bedrag de financiële en dus de commerciële macht van RAG heeft versterkt. RAG had namelijk Saarbergwerke overgenomen voor de symbolische prijs van 2 DEM. Op 12 en 19 april 2001 hebben de federale Duitse regering en RAG beroep ingesteld tegen het bedoelde arrest [15]. Een nieuwe beslissing van de Commissie over de concentratie van de voormelde ondernemingen is voorzien voor 2002. Parallel aan deze "concentratie"procedure hebben de Commissiediensten een aanmaningsbrief dd. 4 februari 2000 gezonden aan de Duitse regering betreffende de eventuele verlening van staatssteun in het kader van de concentratieoperatie RAG/Saarbergwerke. De Duitse regering heeft in haar antwoord van 5 mei 2001 gesteld dat de overname van Saarbergwerke door RAG voor 2 DEM geen element van staatssteun omvatte. Een beslissing van de Commissie over het onderdeel "staatssteun" van de fusie van de voormelde ondernemingen wordt in 2002 verwacht.
[15] Zaken C-157/01 P en C-169/01 P.
- Op 12 juli 2001 heeft het Gerecht van eerste aanleg in Luxemburg in de samengevoegde zaken T-63/99 en T-12/99 [16] een arrest gewezen waarbij de verzoeken tot nietigverklaring van de Beschikkingen 99/270/EGKS [17] en 99/299/EGKS [18] van de Commissie worden verworpen. Deze beslissing bevestigt het standpunt van het Gerecht in zijn arrest van 9 september 1999 in de zaak T-110/98, waarbij het verzoek tot nietigverklaring van Beschikking 98/687/EGKS [19].wordt verworpen.
[16] UK Coal plc, voorheen RJB Mining, tegen de Commissie.
[17] Beschikking van 2 december 1998 betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1998.
[18] Beschikking van 22 december 1998 betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1999.
[19] Beschikking 98/687/EGKS van 10 juni 1998 betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1997.
- Zaak T-170/99 tegen Beschikking nr. 99/451/EGKS van 4 mei 1999 betreffende de goedkeuring van overheidssteun aan de Spaanse kolenindustrie voor 1999. De zaak is opgeschort totdat er een arrest wordt gegeven ter afsluiting van zaak C-427/99P).
- Zaak C-427/99P - de eiser is bij het Hof van Justitie in beroep gegaan tegen het arrest van 9 september 1999 in de zaak T-110/98. De zaak wordt momenteel door het Hof onderzocht.
- Zaak C-371/00P - de eiser is bij het Hof van Justitie in beroep gegaan tegen de beschikking van het Gerecht van 25 juli 2000 in de Zaak T-110/98 inzake de annulering van Beschikking nr. 98/687/EGKS van de Commissie. De zaak wordt momenteel door het Hof onderzocht [20].
[20] De beschikking volgde op een beroep van UK Coal dat van oordeel was dat bepaalde elementen van zijn beroep in de zaak T-110/98 niet waren onderzocht door het Gerecht.
6. Conclusies
Vlak voor het verstrijken van het EGKS-Verdrag en de laatste EGKS-regeling voor steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie [21] lijkt het opportuun de rol te verduidelijken die deze steunregelingen hebben gespeeld in de vervulling van de bij het EGKS-Verdrag vastgestelde doelen en na te denken over de toekomst van steenkool in het kader van de ambitieuze doelen die Europa zichzelf voor zijn toekomst heeft gesteld.
[21] Beschikking nr. 3632/93/EGKS van 28 december 1993 tot vaststelling van een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie, PB L 329 van 30.12.1993, blz. 12.
De Europese Commissie en de lidstaten hebben samengewerkt met het oog op de vervulling van de bij het EGKS-Verdrag vastgestelde doelen, en de staatsteunregelingen hebben een zeer belangrijke rol gespeeld bij het beheersen van de structurele veranderingen die de ontwikkeling van de communautaire steenkoolindustrie hebben gekenmerkt. Het EGKS-Verdrag en de steunregelingen hebben het mogelijk gemaakt de aanpassing te beheren van de communautaire markt voor steenkool aan een steeds meer concurrerende en gediversifieerde energiemarkt, maar met behoud van economische en sociale cohesie ten aanzien van de werknemers uit de sector en de regio's waar de mijnbekkens gelegen zijn. De sociale dialoog was een van de kenmerken van de EGKS-industrieën, waaraan het Raadgevend Comité van de EGKS in hoge mate heeft bijgedragen.
Men kan zeggen dat bij het verstrijken van het EGKS-Verdrag slechts vijf lidstaten steenkool blijven produceren: Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Frankrijk en, voor een klein deel, Italië. Met de uitbreiding van de Europese Unie naar het centrum en het oosten van Europa zullen er evenwel twee nieuwe belangrijke steenkoolproducerende landen bijkomen: Polen, dat momenteel meer produceert dan de Unie van de 15 samen, en de Tsjechische Republiek. Andere kandidaat-lidstaten, met name Estland, produceren ook vaste brandstoffen, met name bruinkool en oliehoudende leisteen.
Dankzij de herstructurerings-, moderniserings- en rationaliseringsinspanningen in de periode waarin Beschikking nr. 3632/93/EGKS van kracht was, heeft een deel van de communautaire industrie, in hoofdzaak de Britse kolenmijnen, economische levensvatbaarheid bereikt of is daar in ieder geval dicht in de buurt van gekomen. Niettemin kan de communautaire steenkoolproductie voor het grootste deel niet concurreren met de import uit derde landen en andere energieproducten. Polen en de Tsjechische Republiek zijn eveneens tot economische levensvatbaarheid gekomen, maar de voorzienbare stijging van de arbeidskosten in de toekomst zou tot gevolg kunnen hebben dat nieuwe herstructureringen nodig zijn.
De Europese Commissie heeft op 25 juli 2001 een Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende staatssteun voor de kolenindustrie goedgekeurd dat gericht is op het behoud van de toegang tot de steenkoolreserves uit hoofde van de zekerheid van de energievoorziening. Dit doel, dat het behoud van een gesubsidieerde communautaire steenkoolproductie rechtvaardigt, moet gerealiseerd worden op aanvaardbare economische voorwaarden. Het houdt in dat de inspanningen voor herstructurering en buitenbedrijfstelling van de steenkoolindustrie die de in het kader van het EGKS-Verdrag ten uitvoer gelegde staatssteunregelingen hebben gekenmerkt, na 23 juli 2002 worden voortgezet.