Verslag van de Commissie - Bij de toepassing van de richtlijn inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange termijn opgedane ervaring en bereikte convergentie
Verslag van de Commissie - Bij de toepassing van de richtlijn inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange termijn opgedane ervaring en bereikte convergentie
Verslag van de Commissie - Bij de toepassing van de richtlijn inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange termijn opgedane ervaring en bereikte convergentie /* COM/2002/0212 def. */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE - Bij de toepassing van de richtlijn inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange termijn opgedane ervaring en bereikte convergentie
1. Inleiding en achtergrond
1. Richtlijn 98/29/EG van de Raad betreffende de harmonisatie van de voornaamste bepalingen inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange termijn is in werking getreden op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen op 7 mei 1998.
2. De lidstaten waren verplicht de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om tegen 1 april 1999 aan deze richtlijn te voldoen.
3. De belangrijkste doelstellingen van de richtlijn zijn het harmoniseren van de programma's voor exportkredietverzekering, het verminderen van de bestaande concurrentieverstoringen tussen de lidstaten (zoals bepaald in artikel 132 van het EG-Verdrag en dit onverminderd de regels inzake staatssteun vastgelegd in artikelen 87 tot en met 89), het vergroten van de doorzichtigheid en het bevorderen van de samenwerking tussen ondernemingen binnen de Gemeenschap.
4. Artikel 5 (verslaglegging en herziening) van de richtlijn bepaalt dat de Commissie voor 31 december 2001 aan de Raad verslag uitbrengt over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring en bereikte convergentie.
5. Voor de voorbereiding van dit verslag hebben de diensten van de Commissie vier Europese organisaties [1] verzocht hun opmerkingen over de richtlijn kenbaar te maken. De FBE en UNICE zijn op dit verzoek ingegaan. Met de opmerkingen van FBE is rekening gehouden terwijl die van UNICE betrekking hadden op andere thema's inzake exportkredieten.
[1] Fédération Bancaire de l'Union Européenne (FBE), Union of Industrial and Employers' Confederations of Europe (UNICE), Liason Group of the European Mechanical, Electrical, Electronic and Metalworking Industries (ORGALIME) and EuroCommerce
2. Algemene beoordeling en bereikte resultaten
6. Alle lidstaten voldoen aan de richtlijn. De richtlijn heeft maar tot beperkte wijzigingen in de exportkredietverzekeringstelsels van de lidstaten geleid doch functioneert goed.
7. Positieve gevolgen van de richtlijn zijn:
* De richtlijn is het eerste pakket gemeenschappelijke beginselen inzake exportkredietverzekering, premies, dekkingsbeleid en doorzichtigheid waarover de lidstaten het eens zijn geworden.
* Het toenemend aantal herverzekeringsovereenkomsten tussen lidstaten in de voorbije jaren wijst op de belangrijke verbetering in de samenwerking voor gemeenschappelijke projecten in derde landen. Elke standaardisering van de voorschriften, zoals deze richtlijn, draagt bij tot deze ontwikkeling.
* Doorzichtigheid is van zeer groot belang voor de harmonisatie en ontwikkelt zijn disciplinerende rol op lange termijn.
* De richtlijn beantwoordt niet alleen binnen de lidstaten aan haar doel maar heeft ook invloed op de exportkredietsystemen buiten de Gemeenschap, met name de huidige aanpassing van de exportkredietsystemen van de kandidaat-lidstaten.
8. De lidstaten kunnen van de richtlijn afwijken, hetzij door gunstiger dekkingsvoorwaarden toe te staan (punt 47 van de bijlage bij de richtlijn: kennisgeving vooraf ter informatie), hetzij door minder gunstige dekkingsvoorwaarden toe te staan (punt 48: kennisgeving achteraf ter informatie). In de beschouwde periode heeft slechts één lidstaat geen kennisgeving gedaan van afwijkingen terwijl alle andere lidstaten kennisgeving hebben gedaan van afwijkingen die betrekking hebben op één of meer van de volgende punten:
* Wachttermijn (punt 24 met verwijzing naar punt 6(b) en (c)): twee lidstaten passen tegelijkertijd gunstigere en minder gunstige voorwaarden toe voor wat betreft de wachttermijn voor schade ten gevolge van het fabricatie- of kredietrisico. Twee lidstaten staan gunstiger voorwaarden toe, terwijl twee lidstaten zich restrictiever opstellen.
* Niet gedekt percentage (punt 9): twee lidstaten bepalen uitdrukkelijk dat de verzekerde het niet-gedekte percentage niet mag afwentelen.
* Andere niet vaak voorkomende afwijkingen hebben betrekking op de aanvang van de dekking (punt 12), besluiten van het land van de verzekeraar of van de verzekerde (punt 21), berekening en betaling van de schadevergoeding (punten 27 en 28) en bijkomende kosten (punt 31) die zijn gemaakt om de schade te beperken of te voorkomen.
Daarnaast is kennisgeving gedaan van de volgende punten die echter worden gecompenseerd door premietoeslagen of -kortingen in overeenstemming met de premieovereenkomst van de OESO voor zover het om soeverein en landenrisico gaat (zie ook punt 22 van dit verslag):
* Onvoorwaardelijke dekking (punt 6 (d)): onvoorwaardelijke dekking voor koperskredieten wordt slechts door één lidstaat toegekend.
* Dekking voor achterstalligheidsrente (punt 7 (b)): een aantal lidstaten ziet af van de uitbreiding van de dekking voor achterstalligheidsrente.
* Gedekt percentage (punt 8 (b)): verschillende lidstaten wijzen erop dat zij een hoger dekkingspercentage dan 95% toekennen, doch in slechts vier gevallen gaat het tot 100% (voor koperskredieten, soeverein/politiek risico voor speciale landen of onder beperkte voorwaarden). Het dekkingspercentage voor met name het commerciële risico is daarentegen vaak kleiner dan 95% of er wordt een differentiatie van het dekkingspercentage voor het commerciële risico tussen leveranciers- en koperskredieten toegepast.
9. Hoewel, uit een meer algemeen standpunt gezien, deze gunstigere en minder gunstige afwijkingen in evenwicht blijken te zijn binnen en tussen de exportkredietverzekeringssystemen van de lidstaten, kunnen sommige daarvan een beslissende invloed hebben op de positie van communautaire exporteurs in een concurrentiesituatie.
10. Artikel 132 van het EG-Verdrag bepaalt dat
"..., worden de steunregelingen, door de lidstaten bij uitvoer naar derde landen toegepast, geleidelijk met elkaar in overeenstemming gebracht, in de mate waarin zulks noodzakelijk is om te vermijden dat de mededinging tussen de ondernemingen van de Gemeenschap wordt vervalst. ..."
Er moeten dan ook verdere inspanningen worden geleverd om dit doel te bereiken.
3. Tekortkomingen en mogelijke verbeteringen
3.1. Door de Fédération Bancaire de l'Union Européenne (FBE) aan de orde gestelde punten
3.1.1. Niveau van de premies voor commerciële risico's
11. De FBE beweert dat de richtlijn maar een beperkt effect heeft gesorteerd op het niveau van de premies. De datum van inwerkingtreding van de richtlijn (1 april 1999) viel samen met de inwerkingtreding van de OESO-richtsnoeren voor het bepalen van de premies en daarmee verband houdende voorwaarden waarin de minimumpremies voor soevereine en landen kredietrisico's, ongeacht het feit of de debiteur een particuliere of openbare instantie is, worden vastgesteld. Als gevolg daarvan bestaat er een grote mate van convergentie voor wat de soevereine debiteuren betreft. Met betrekking tot de openbare en particuliere debiteuren blijven er nog steeds grote verschillen in de premieniveaus bestaan.
12. De FBE is van mening dat het nuttig zou zijn om de grote richtsnoeren vast te stellen voor het bepalen van de premies voor commerciële risico's, rekening houdend met de verschillende niveaus van het dekkingspercentage, om aldus de concurrentieverstoring tot het minimum te beperken.
3.1.2. Gedekt percentage
13. Met betrekking tot het gedekt percentage stelt de FBE dat de toestand niet veel is verbeterd sedert de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Aangezien in de meeste lidstaten geen volledige dekking (100% van het risico) beschikbaar is, moeten de commerciële banken het resterende risicopercentage dekken.
14. De kapitaaltoereikendheid van de banken vertoont de neiging om in toenemende mate te steunen op de internationale kredietbeoordelingen. De banken zijn verplicht om een deel (afhankelijk van de kredietbeoordeling) van het niet-gedekte bedrag met hun eigen vermogen te dekken. Een gedekt percentage van minder dan 100% heeft bijgevolg invloed op de bereidheid van de banken om een transactie te financieren.
3.1.3. Bekendmaking van de kennisgevingen
15. Wat de kennisgevingsprocedures betreft is de FBE van oordeel dat de zogenoemde disciplinaire transparantie (punten 46 (kennisgeving voor het nemen van een besluit) en 47 (kennisgeving vooraf ter informatie)) openbaar dient te worden gemaakt om de disciplinerende rol van de markt te versterken.
3.2. Door de diensten van de Commissie aan de orde gestelde punten
3.2.1. Database voor exportkredieten
16. Zoals hierboven is gezegd, mag de doorzichtigheid als de stuwende kracht achter de harmonisatie worden beschouwd. De diensten van de Commissie hebben een database voor exportkredieten ontwikkeld om aan de in de richtlijn vastgelegde beginselen inzake doorzichtigheid concrete vorm te geven. Het belangrijkste doel van deze database is de lidstaten en de Commissie een nuttig instrument ter beschikking te stellen dat op elk ogenblik een bijgewerkt beeld geeft van de exportkredietverzekeringsfaciliteiten binnen de Gemeenschap. Terzelfder tijd verlicht deze database de last van de kennisgeving en biedt het de lidstaten de mogelijkheid tot online updating. Elke bijwerking van de database wordt automatisch aan alle gebruikers medegedeeld.
17. De database is reeds operationeel. De richtlijn maakt niet uitdrukkelijk melding van het gebruik van een database voor kennisgevingen. Daarom ontbreekt de formele goedkeuring van het gebruik van de database ter vervanging van de elektronische post voor het grootste deel van de kennisgevingen.
3.2.2. Discussie over de status van de debiteur
18. Tijdens de beschouwde periode is er tussen de lidstaten slechts één keer een meningsverschil gerezen over de status van een debiteur (indeling als een openbare of particuliere entiteit) dat uiteindelijk is bijgelegd zonder gebruikmaking van de procedure van artikel 4 (Comité) van de richtlijn. De status van een debiteur heeft belangrijke gevolgen voor zowel de aangerekende premie als het gedekte percentage. Over het bod kan bijgevolg een beslissing worden genomen op basis van de gunstigste dekkingsvoorwaarden.
19. Aangezien er zeer zelden onenigheid ontstaat over de status van een debiteur, zou de afschaffing van het Comité kunnen worden overwogen op voorwaarde dat men het eens kan worden over een verduidelijking en betere definitie van de status van de debiteur (punt 5) om de rechtszekerheid te vergroten.
3.2.3. Nieuwe termijn voor verslagleggingen en herziening
20. Dit verslag is ongeveer 3,5 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn en minder dan 3 jaar na de verplichting voor de lidstaten om aan de richtlijn te voldoen opgesteld. Het lijkt bijgevolg redelijk om 3 jaar na de voltooiing de herziening van de richtlijn een nieuwe termijn voor het tweede verslag vast te stellen.
4. Commentaar en voorstellen
4.1. Hoogte van de premies voor commerciële risico's
21. Wat de tarieven voor commerciële risico's betreft, is de Commissie van oordeel dat in de sector van het ondernemingsrisico een grotere convergentie moet worden bereikt. Uit het oogpunt van de exporteur/bank is het voor een gelijke uitgangspositie nodig dat de all-in kosten voor een verzekeringspolis of waarborg convergent zijn. Daartegenover staat dat verwacht wordt dat in het kader van de OESO een aanvang wordt gemaakt met de werkzaamheden inzake commerciële risico's. Daarom zou het in dit stadium voorbarig zijn in de Gemeenschap te beginnen met de werkzaamheden voor het vaststellen van de grote lijnen voor het bepalen van de premies voor commerciële risico.
4.2. Gedekt percentage
22. Wat het ongelijke niveau van het gedekte percentage betreft, is het aan de lidstaten om het gedekt percentage vast te stellen en tot 100% op te trekken. Uit hoofde van de premieovereenkomst van de OESO zijn de lidstaten gebonden aan een prijsstellingssysteem voor soevereine en landenrisico's dat premietoeslagen inhoudt voor een dekking van meer dan 95%. De Commissie erkent echter dat een aantal lidstaten er op grond van een fundamenteel verzekeringsbeginsel van afzien om het volledig risico op zich te nemen, namelijk de betrokkenheid van de verzekerde in geval van schade.
4.3. Bekendmaking van de kennisgevingen
23. De Commissie is van mening dat de doorzichtigheid dient te worden vergroot om voordeel te halen uit het convergentie-effect. Punt 44 (soorten kennisgevingsprocedures) bepaalt dat :
"De verstrekte gegevens worden niet aan derden meegedeeld".
24. Daartegenover staat dat het belang van de kwestie van doorzichtigheid en openheid de voorbije jaren sterk is toegenomen. In de regel maken de exportkredietinstellingen van de lidstaten verschillende aspecten zoals het landbeleid, de hoogte van de premies, de dekkingvoorwaarden, omzet, valuta-positie, bedrijfsresultaten, enz. openbaar hoewel die volgens de richtlijn van vertrouwelijke aard zijn. Dit is een paradoxale situatie die moeilijk te verantwoorden valt.
25. In het licht daarvan stelt de Commissie voor om de vertrouwelijkheid op te heffen voor de volgende elementen van kennisgevingen:
* punt 45 (a): het totale dekkingsbedrag, het totale uitstaande risico, de verdiende premies, de ontvangen provenu's en de uitbetaalde schadevergoedingen op geaggregeerde basis
* punt 45(b): landendekkingsbeleid en de voorwaarden die de verzekeraar voornemens is stelselmatig op zijn dekking toe te passen (met uitzondering van het soort en de hoogte van de limieten)
* punt 46: kennisgevingen met betrekking tot de status van de debiteur; deze kwestie houdt verband met het voorstel hieronder met betrekking tot geschillen omtrent de status van de debiteur
* punt 47(a): kennisgevingen van gunstigere dekkingsvoorwaarden
* punt 48(a): kennisgevingen van minder gunstige dekkingsvoorwaarden
* punt 48(b): wijzigingen van het landenbeleid
4.4. Geschil omtrent de status van de debiteur
26. De Commissie wenst er op te wijzen dat er een algemene interne hervorming op til is met als doel harmonisatie van de procedures, vereenvoudiging en minder administratie. De afschaffing van overbodig geachte Comités ligt in de lijn van deze doelstellingen.
27. Het Comité dat is opgericht voor het beslechten van geschillen over de status van de debiteur is nog niet bijeengekomen. Afgezien daarvan meent de Commissie dat toekomstige geschillen over de status van de debiteur dienen te worden voorkomen en kunnen worden voorkomen door verduidelijking van de huidige definitie van de status van de debiteur als vermeld in punt 5. Er moet worden gestreefd naar het verstrekken van rechtszekerheid voor de exporteur in plaats van een gepolitiseerde discussie in een Comité over een louter technische kwestie. Daarnaast heeft bovengenoemd voorstel over de invoering van externe doorzichtigheid met betrekking tot punt 46 tot doel om de wederzijdse overeenstemming over de status van de debiteur te bevorderen.
28. Als uitgangspunt voor de discussie over de verduidelijking van de huidige definitie van de status van de debiteur zou rekening kunnen worden gehouden met andere belangrijke criteria als eigendom, leveren van essentiële openbare functies (waarvan de opschorting voor een langere periode door de openbare autoriteiten niet kan worden geduld (water, elektriciteit, ....)), monopolieposities, door de openbare autoriteiten voor de omzet van de debiteur toegepaste prijzen, enz.
29. De Commissie stelt voor de besprekingen aan te vatten in overeenstemming met artikel 132 van het EG-Verdrag en artikel 2, sub a), van de beschikking van de Raad tot oprichting van een groep belast met de coördinatie van het beleid inzake kredietverzekering, kredietgaranties en financieringskredieten om tot overeenstemming te komen over een verduidelijking van de huidige definitie van de status van de debiteur als bedoeld in punt 5 van de richtlijn. Aan de andere kant wordt voorgesteld om artikel 3 (uitvoeringsbesluiten), artikel 4 (Comité) en punt 46, sub c), van de richtlijn in te trekken.
4.5. Database voor exportkredieten
30. Uit het gebruik van de database voor exportkredieten voor kennisgevingen blijkt dat de technische faciliteiten zijn verbeterd. Het ligt in de bedoeling om de online updating uit te breiden voor alle kennisgevingen van algemene aard (zoals over de activiteiten van de verzekeraar, het landenbeleid, het systeem in het algemeen) terwijl de elektronische post wordt gereserveerd voor kennisgevingen van individuele aard (zoals de voorwaarden voor bepaalde transacties en kennisgevingen met betrekking tot de status van de debiteur). De Commissie stelt voor om punt 49 (gebruik van de elektronische post) dienovereenkomstig te wijzigen.
4.6. Nieuwe termijn voor verslaglegging en herziening
31. Tot besluit stelt de Commissie voor artikel 5 als volgt te wijzigen:
"Verslaglegging en herziening
De Commissie brengt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingen aan de richtlijn aan de Raad verslag uit over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring en bereikte convergentie."
5. Conclusie
32. De lidstaten worden bijgevolg verzocht hun standpunt kenbaar te maken over:
* de mededeling aan derde partijen van bepaalde gegevens die nu reeds aan andere lidstaten en door sommige lidstaten zelfs aan het grote publiek worden medegedeeld
* een duidelijker definitie van een overheidsdebiteur teneinde de afschaffing van het Comité mogelijk te maken
* de wijziging met betrekking tot de voor kennisgevingen gebruikte middelen (database voor exportkredieten)
* de wijziging met betrekking tot de nieuwe termijn voor een tweede verslag en herziening.