Home

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "De toetreding van Slovenië tot de Europese Unie"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "De toetreding van Slovenië tot de Europese Unie"

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "De toetreding van Slovenië tot de Europese Unie"

(2002/C 241/33)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting van 30 en 31 mei 2001 besloten overeenkomstig artikel 23, punt 3, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over: "De toetreding van Slovenië tot de Europese Unie".

De afdeling "Externe betrekkingen", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 27 juni 2002 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Confalonieri.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 392e zitting van 17 en 18 juli 2002 (vergadering van 18 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 100 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

Inleiding

Dit document is opgesteld in het licht van:

- de discussie over het werkdocument van de studiegroep (eerste studiegroepvergadering, Brussel, 30 januari 2002),

- de discussie over het voorontwerp van advies (tweede studiegroepvergadering, Brussel, 27 februari 2002),

- de door de studiegroep georganiseerde hoorzitting met vertegenwoordigers van de Sloveense overheden en middenveldorganisaties (Ljubljana, 13 en 14 maart 2002) en

- de beraadslagingen van de afdeling "Externe betrekkingen" (Brussel, 27 juni 2002).

In een afzonderlijke bijlage, die een integrerend deel vormt van dit advies, worden een aantal aspecten nader toegelicht en becommentarieerd.

1. Verloop van het toetredingsproces

1.1. Slovenië werkt hard aan de voorbereiding van zijn toetreding en gaat er op álle terreinen aanzienlijk op vooruit (op politiek-institutioneel en sociaal-economisch gebied, op cultureel gebied, op het vlak van de media ...). Het past al 90 % van het acquis toe en onderhoudt al intensieve economische en handelsbetrekkingen met de Unie, en dan vooral met Duitsland, Italië, Frankrijk en Oostenrijk (in díe volgorde).

2. Strategische rol in de Balkan

2.1. Als (enige) kandidaat-lidstaat uit het voormalige Joegoslavië maakt Slovenië ten volle gebruik van de mogelijkheden en kansen die de Unie de landen in Midden- en Oost-Europa - kandidaat-lidstaat of niet - biedt. Zo speelt het als deelnemer aan het Stabilisatiepact voor Zuidoost-Europa en als bruggenhoofd tussen de Unie en de Balkan - een positie die het deelt met Griekenland - een actieve rol in het Balkanbeleid van de Unie.

3. Handelsrelaties met de Unie

3.1. Dat Slovenië sterk naar buiten is gericht, blijkt ook uit de cijfers over zijn buitenlandse handel. De Sloveense uitvoer is in de loop der jaren gestaag toegenomen en was in 2000 goed voor bijna 60 % van het BBP, maar toch bedroeg het tekort op de handelsbalans in dat jaar nog zo'n 16 %. Opmerkelijk is dat de geleidelijke afname van zijn handelstekort voornamelijk aan de groeiende uitvoer naar niet-EU-lidstaten - vooral de Balkanlanden, en met name Kroatië - te danken is. Dit neemt niet weg dat de Unie nog steeds Sloveniës voornaamste handelspartner is en dat in de toekomst ook zal blijven. In 2000 bedroeg het EU-aandeel in de totale in- en uitvoer van Slovenië resp. 68 % en 64 %. Daar moet wel bij worden opgemerkt dat Sloveniës handelsbalans met de Unie in dat jaar een tekort van 29 % te zien gaf.

3.2. Zoals gezegd heeft Slovenië een stevige voet aan de grond op een aantal voor de Unie belangrijke buitenlandse markten en het is zijn positie aldaar nog steeds aan het versterken. De Unie dient daarmee rekening te houden bij het opstellen van het toetredingsverdrag, en met name bij het bepalen van Sloveniës afdrachten aan de EU-begroting en het Sloveense aandeel in de diverse EU-fondsen. Dit is één van de thema's waarover nog verder moet worden onderhandeld, ook al is het blijkens officiële verklaringen van de Commissie nú al duidelijk dat Slovenië na zijn toetreding zijn afdrachten aan de Unie integraal terugbetaald zal krijgen, met name in de vorm van steun uit de Structuurfondsen. De Commissie is namelijk van oordeel dat geen enkele kandidaat-lidstaat bij zijn toetreding netto-betaler mag zijn.

4. Maatschappelijk draagvlak voor het EU-lidmaatschap

4.1. Door zijn geringe oppervlakte en bevolkingsomvang (alleen Estland, Luxemburg en Malta hebben nóg minder inwoners) en zijn relatief bescheiden economisch potentieel zal Slovenië tot de groep "kleinere" lidstaten behoren, een groep die in de huidige Unie al numeriek in de meerderheid is en in de uitgebreide Unie haar overwicht tegenover de groep van "grotere" lidstaten - waartoe ook verscheidene economische grootmachten en pionierlanden behoren - nog zal zien toenemen. Dit aspect verdient alle aandacht van de Conventie die de institutionele hervorming van de Unie moet voorbereiden. Bij deze hervorming dient overigens ook de bevolking een stem in het kapittel te krijgen. In een aantal lidstaten, o.m. in de landen die niet meedoen aan de euro, heeft de bevolking trouwens al duidelijke signalen in die zin afgegeven.

4.2. Er is duidelijk behoefte aan een betere communicatie met de burgers. Dit geldt ook voor Slovenië, waar de bevolking zich binnen afzienbare tijd in een referendum over het toetredingsverdrag zal moeten uitspreken. Hier ligt een belangrijke taak voor de Sloveense media, een sector die onlangs ingrijpend is hervormd, én voor de Sloveense sociaal-economische organisaties, die als geen ander weten wat er bij de Sloveense bevolking leeft en die, om zich naar behoren van hun voorlichtingstaak te kunnen kwijten, hun contacten en samenwerking met soortgelijke organisaties in EU-lidstaten verder moeten uitbouwen. Een niet te verwaarlozen factor is de sociaal-economische achtergrond van zowel voorstanders (volgens officiële bronnen zo'n 60 %) als tegenstanders (met 40 % ook een niet te onderschatten groep) van het EU-lidmaatschap. De Unie zou de Sloveense sociaal-economische, niet-gouvernementele en religieuze organisaties de nodige steun moeten geven om hen in staat te stellen hun strategische functie als communicatiekanaal tussen overheid en bevolking naar behoren te vervullen en op die manier het maatschappelijk draagvlak voor Sloveniës toetreding te helpen vergroten. De Unie dient overigens goed te beseffen dat de toetreding van Slovenië ook haar eigen ontwikkeling ten goede komt.

5. Historisch-culturele identiteit en minderhedenproblematiek

5.1. Slovenië onderscheidt zich van de andere voormalige Joegoslavische deelrepublieken door het feit dat het van de vroege middeleeuwen tot de 20e eeuw onafgebroken deel uitmaakte van Duitstalige staatsverbanden (eerst het Roomse Rijk en later het Oostenrijks-Hongaarse Rijk). In de Oostenrijks-Hongaarse periode begon de Sloveenstalige bevolking zich tegen de Duitstalige machthebbers af te zetten en onafhankelijkheid te eisen. Anders dan toen is de drijvende kracht in de regio nu niet meer zozeer de gemeenschappelijkheid van taal als wel de gemeenschappelijkheid van godsdienst, zoals de recente conflicten in het kader van de moeizame overgang naar een pluralistische democratie en een markteconomie naar westers model duidelijk hebben gemaakt. Men mag echter niet gaan simplificeren door het begrip "volk" als een statisch en onveranderlijk gegeven te beschouwen. Volkeren, zo is gebleken, willen nog wel eens uiteenvallen in elkaar vijandig gezinde groepen als een belangrijke bindende factor - in casu een gemeenschappelijke leider en belichamer van gedeelde waarden - komt weg te vallen en de onderlinge solidariteit wordt ondermijnd door het markt- en concurrentiedenken.

5.2. De Conventie dient in het kader van de voorbereiding van de institutionele hervorming van de Unie ook speciale aandacht te schenken aan de bescherming van de veeltaligheid binnen de Unie. Via een adequate bescherming van minderheidstalen (zoals het Sloveens, een in Latijns schrift geschreven Zuid-Slavische taal) dient ervoor te worden gezorgd dat alle talen op gelijke voet worden behandeld. Parallel hiermee moet ook worden gesleuteld aan de erkenning van taalkundige minderheden binnen en buiten het moederland (zoals b.v. de Italiaans- en Hongaarstalige bevolking in Slovenië of de Sloveenstalige bevolking in Italië en Oostenrijk). Voor deze minderheden is overigens een cruciale rol weggelegd bij grensoverschrijdende samenwerkingsinitiatieven.

5.3. Juist deze grensoverschrijdende culturele diversiteit vormt de grondslag van de supranationale eenheid van Europa.

6. Het transitieproces: stabiliteit en samenhang, kansen en knelpunten

6.1. Door de vrij homogene samenstelling van de Sloveense bevolking en dankzij Sloveniës positie en rol als economische "brug" tussen de Unie en het voormalige Joegoslavië (men denke in dit verband aan de handels- en samenwerkingsovereenkomst uit 1980 en de in 1978 opgerichte Werkgemeenschap Alpen-Adria) is de overgang naar een pluralistische democratie en een markteconomie, anders dan in de rest van Midden- en Oost-Europa, zeer geleidelijk verlopen en geen traumatische ervaring geworden. Sinds het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1991 wilden de Sloveense autoriteiten maar één ding: hun land de Europese Unie binnenloodsen. Zij kregen daarbij heel wat steun vanuit de Unie zelf, ook al werd de associatieovereenkomst tussen de Unie en Slovenië (de zgn. "Europa-overeenkomst") als gevolg van de nog steeds niet helemaal geregelde kwestie van de teruggave van bezittingen van vóór de Tweede Wereldoorlog pas in 1996 geparafeerd. Een evaluatie van Sloveniës economische prestaties in het licht van de criteria van het Stabiliteits- en Groeipact van de Unie valt voor Slovenië zeer positief uit. Zo bedraagt zijn overheidstekort, ondanks de tegenvallende resultaten in 2000, slechts 25,8 %. Daarmee steekt Slovenië gunstig af tegen de meeste andere landen in de regio (zijn overheidstekort was in 2000 overigens voor het eerst vooral aan zijn buitenlandse schuld te wijten).

6.2. Uitgangspunt van de Sloveense regering is steeds geweest dat het streven om aan de in 1993 in Kopenhagen vastgelegde toetredingscriteria te voldoen de interne stabiliteit en cohesie van het land niet in gevaar mag brengen. Vandaar de stapsgewijze aanpak van de hervormingen. Deze aanpak heeft weliswaar de nodige kritiek gekregen (vooral van de kant van voorstanders van snelle privatisering, van vrije toegang voor buitenlands kapitaal en buitenlandse investeringen, van toekenning van het recht op het bezit van onroerend goed aan buitenlanders en van teruggave van na de Tweede Wereldoorlog onteigende bezittingen), maar heeft duidelijk vruchten afgeworpen want inflatie en werkloosheid zijn binnen de perken gebleven (de inflatie ligt momenteel nog boven het EU-gemiddelde, maar de werkloosheid ligt een flink stuk lager), de sociale zekerheid is overeind gebleven, álle Slovenen hebben bij de privatisering van overheidsbezit een graantje kunnen meepikken en het land is gespaard gebleven van wild kapitalisme en speculatie. Anderzijds heeft de jarenlange afscherming van de Sloveense markt voor buitenlands kapitaal en buitenlandse investeringen - een probleem dat ook nu nog niet helemaal opgelost is - een rem gezet op het herstructurerings- en moderniseringsproces en op de versterking van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, waar uiteindelijk de gehele economie de dupe van is.

6.3. In tal van middelgrote industriële en landbouwbedrijven werd een systeem van zelfbeheer toegepast. Ondanks het feit dat deze bedrijven staatsbezit waren, werden zij gerund als coöperaties, een ondernemingsvorm die werd gezien als een alternatief voor het staatsdirigisme zoals dat in de Sovjet-Unie werd toegepast. Toen zij werden geprivatiseerd, werden zij in de meeste gevallen opgesplitst in een aantal kleinere bedrijfjes en vervolgens toegewezen aan de vroegere vennoten. Al deze bedrijfjes proberen nu, met veel moeite, weer samen te smelten tot coöperaties (of een andere, modernere ondernemingsvorm) om aan voldoende bedrijfskapitaal te kunnen komen en zich een plaats te kunnen veroveren op de markt.

6.4. Aan het begin van het transitieproces werd geprobeerd de werkgelegenheid zoveel mogelijk in stand te houden. Dit leidde tot een zekere starheid op de arbeidsmarkt, wat op zijn beurt de herstructurering van de industrie afremde. Dankzij de van oudsher hoge kwaliteit van het onderwijs- en opleidingssysteem ligt het scholingssniveau van de Sloveense bevolking vrij hoog en heeft de recente modernisering geen noemenswaardige problemen opgeleverd.

6.5. Slovenië heeft nog maar kort geleden maatregelen genomen om zijn arbeidsmarkt open te stellen voor burgers uit EU-lidstaten. Met de recente wet op de toegang tot de arbeidsmarkt is hiervoor inmiddels een algemeen kader vastgesteld. Twee aspecten zijn nog niet helemaal geregeld, nl. de wederzijdse erkenning van diploma's en het recht van vestiging en beroepsuitoefening voor beoefenaren van vrije beroepen.

6.6. Het komt er nu op aan de voordelen van een en ander nauwkeurig in kaart te brengen en de financiële sector, het bedrijfsleven en de beoefenaren van vrije beroepen binnen de Unie op een adequate en efficiënte manier te informeren. Anderzijds moet ook terdege aandacht worden geschonken aan de risico's die de overgang naar een markteconomie en naar het monetaire systeem van de Unie met zich meebrengt op het vlak van de werkgelegenheid, de arbeidsvoorwaarden en de sociale zekerheid. Het Sloveense Instituut voor Macro-economische Analyse en Ontwikkeling (UMAR) besteedt in zijn jaarlijkse rapporten veel aandacht aan de gevolgen van de sociaal-economische veranderingen voor de leefomstandigheden en de intermenselijke betrekkingen.

6.7. In de bijlage bij dit advies wordt uitvoerig aandacht besteed aan het transitieproces, het beleid op een aantal belangrijke gebieden (economisch beleid, industriebeleid, infrastructuurbeleid, regionaal beleid, sociaal beleid, milieubeleid), het privatiserings- en liberaliseringsproces en de rol van de overheid, de Kamers van Koophandel, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.

7. Rol van de sociale partners en ontwikkelingsstrategieën

7.1. Slovenië heeft in juni 2001 het herziene Europees Sociaal Handvest geratificeerd. De sociale partners worden bij het hele wetgevingsproces betrokken via hun vertegenwoordiging in de Nationale Raad, een op basis van de Grondwet ingesteld adviesorgaan ten behoeve van het Parlement. Het bedrijfsleven werd tot nog toe vertegenwoordigd door de Kamer van Koophandel, ook bij de contacten met de overheid en de onderhandelingen met de vakbonden. Dit was geen goede zaak voor de autonomie van de vakbonden en de onderhandelingsvrijheid van vakbonden en werkgevers. Tripartiet overleg is in Slovenië nog altijd de regel en bilateraal overleg per sector of bedrijf nog altijd de uitzondering. Zo hebben overheid en sociale partners een "Sociaal contract 2001-2004" gesloten, met daarin concrete afspraken over lonen, werknemersrechten, veiligheid en gezondheid op de werkplek, sociale zekerheid en werkgelegenheidsbeleid.

7.2. Dit sociaal contract maakt deel uit van een geheel van strategische plannen en programma's waarmee regering en Parlement de bakens voor de toekomst van het land hebben uitgezet.

- Het door het Parlement goedgekeurde actieplan "Strategische doelstellingen voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de periode tot 2006" voorziet met name in maatregelen om het opleidingsniveau verder te verhogen, werklozen aan een baan te helpen, de regionale verschillen in werkloosheidspercentages te verkleinen en het algemene werkloosheidscijfer terug te brengen tot onder de 6 %. Dit actieplan is een uitvloeisel van de evaluatie van de prioriteiten van het Sloveense arbeidsmarktbeleid die de Commissie en de Sloveense regering in 2000 samen hebben uitgevoerd.

- Het "Strategisch beleidsplan voor de periode tot 2006", dat zal worden uitgevoerd door het reeds genoemde UMAR en waarop het aan de Commissie voorgelegde "economische-convergentieprogramma" is geënt, is erop gericht de ontwikkeling van het menselijk potentieel te bevorderen, met als uiteindelijk doel het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te verbeteren. In het kader van haar strategie ter bevordering van de economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de arbeidsmarkt heeft de regering inmiddels een actieplan voor de overgang naar de informatiemaatschappij, de uitbouw van een efficiënte financiële sector en de omschakeling en herstructurering van de economie uitgewerkt. En ten slotte heeft zij nog in het licht van het ondernemingsbeleid van de Unie een "Plan voor de uitbouw van het MKB en de ontwikkeling van het ondernemerschap" goedgekeurd.

- Het "Nationaal plan voor de toepassing van O& TO-resultaten in het bedrijfsleven voor de periode 2000-2003", dat wordt uitgevoerd onder leiding van de Academie voor Wetenschappen en de Nationale Raad voor Onderzoek en Ontwikkeling en met de medewerking van de twee Sloveense universiteiten en tal van centra voor toegepast onderzoek (waaronder een aantal particuliere centra), is er o.m. op gericht publiek-private financiering te bevorderen. De Sloveense onderzoekscentra hebben hun deugdelijkheid al bewezen in het kader van het Vijfde Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling en zijn vertegenwoordigd in het Comité voor Wetenschappelijk en Technisch Onderzoek. De Commissie en de Raad hopen, mede met het oog op het Zesde Kaderprogramma, op een verdere uitbreiding van de samenwerking tussen Sloveense onderzoekscentra en onderzoeksinstituten in de EU-lidstaten.

7.3. Slovenië moet nu serieus werk gaan maken van de uitbouw van een regionaal bestuursapparaat, een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van steun uit de Structuurfondsen en het Cohesiefonds en voor het welslagen van de onderhandelingen over het regionaal beleid en het landbouwbeleid (directe inkomenssteun).

8. Milieu, vervoer, toerisme, sociale dienstverlening en bescherming van de consument

8.1. De Sloveense autoriteiten waren aanvankelijk volledig gefocust op de economische aspecten van het toetredingsproces en hadden daardoor nauwelijks aandacht voor de milieuproblematiek, maar omdat de toetredingsvoorwaarden ook milieu-eisen omvatten, zijn zij na verloop van tijd ook op dít gebied de nodige initiatieven gaan ontplooien. Inmiddels behoort Slovenië ook op milieugebied tot de koplopers. Toen het land nog deel uitmaakte van het voormalige Joegoslavië, werd met Franse hulp de kerncentrale van Krsko gebouwd, die momenteel in 20 % van de elektriciteitsbehoefte van Slovenië en Kroatië voorziet. In deze centrale worden geavanceerde veiligheidstechnieken toegepast, die werden ontwikkeld in het kader van het Kaderprogramma Euratom en zowel in Slovenië zelf als daarbuiten als adequaat worden beschouwd. Net als Duitsland gaat Slovenië de productie van kernenergie stopzetten en geleidelijk overschakelen op duurzame energie. Via zijn "Nationaal Actieprogramma voor het Milieu" wil het de milieuproblematiek gaan integreren in het beleid op andere terreinen (industrie, vervoer, energie, landbouw, toerisme). Een voorbeeld van deze aanpak is het "Nationaal Vervoersplan", waarin de uitbouw van het spoorwegnet prioriteit krijgt vanwege het feit dat het Sloveense spoorwegnet door de Unie van strategisch belang wordt geacht omdat de trans-Europese oost-west- en noord-zuid-corridors elkaar in Slovenië kruisen.

8.2. Een en ander moet ook worden gezien tegen de achtergrond van de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen, die Slovenië net als Duitsland, Frankrijk, Italië, Liechtenstein, Monaco, Oostenrijk en Zwitserland heeft ondertekend (Slovenië heeft zelfs een tijdlang het voorzitterschap waargenomen). Hoewel ook de Commissie partij is bij deze uit 1991 daterende overeenkomst en hoewel meer dan een derde van het Sloveense grondgebied (o.m. het Triglav Nationaal Park met Sloveniës 2864 meter hoge "huisberg") binnen de geografische werkingssfeer van deze overeenkomst valt, wordt in de Commissieverslagen met geen woord over Slovenië gerept. Binnen het kader van deze overeenkomst werd o.m. een pakket maatregelen voor de toeristische sector uitgewerkt. Dit aspect komt in de Commissieverslagen wél aan bod, zij het slechts sporadisch en alleen vanwege het economisch belang van het toerisme. Deze sector verdient evenwel méér aandacht, niet alleen vanwege zijn impact op het milieu en de arbeidsmarkt, maar ook vanwege zijn marktverstorende invloed in het grensgebied met de Unie.

8.3. Dit geldt ook voor de sociale dienstverlening, en met name de gezondheidszorg. Slovenië zou er goed aan doen een informatiecampagne op te zetten om, gebruik makend van zijn reputatie op enkele deelgebieden van de chirurgie, artsen en patiënten uit Italië en Oostenrijk aan te trekken. Momenteel is het precies andersom: Sloveense artsen en patiënten trekken naar het buitenland omdat de overheid te weinig middelen voor de sector uittrekt. De Commissie beperkt zich in dit verband tot de laconieke opmerking dat "Slovenië werk moet maken van de geplande hervormingen in de gezondheidszorg om de begroting te ontlasten en de toekomst van de sector veilig te stellen". In dezelfde passage spreekt zij zich positief uit over de nieuwe Wet op de ouderdoms- en invaliditeitspensioenen vanwege de afname van de pensioenuitgaven van de overheid in 2000 (0,7 % van het BBP), die in werkelijkheid echter het gevolg was van het stokken van de stroom van vervroegde uittredingen ten gevolge van het herstructureringsproces.

8.4. Het "Nationaal programma voor de bescherming van de consument", dat de periode 2001-2005 bestrijkt, voorziet in specifieke maatregelen en concrete acties, die worden uitgevoerd door gespecialiseerde overheidsinstanties en waarbij ook door de overheid erkende - en financieel gesteunde - consumentenorganisaties worden betrokken.

9. Strategische rol van het publiek en privaat management

9.1. In het "Nationaal programma voor de overname van het acquis", dat is gebaseerd op de in 1999 gesloten partnerschapsovereenkomst en op 31 mei 2001 is bijgewerkt, wordt aangegeven aan welke doelstellingen Slovenië prioriteit gaat geven en binnen welke termijn het een en ander wil realiseren. Volgens de Commissie (zie het voortgangsrapport van november 2001) en de Europese Raad (zie de conclusies van de Top van Laken) komt het er voor de kandidaat-lidstaten in de eerste plaats op aan het acquis op een coherente en efficiënte manier in praktijk te brengen. Slovenië heeft inmiddels nagenoeg het gehele acquis overgenomen en moet nu volgens de Commissie en de Raad vooral werk gaan maken van de hervorming van zijn overheidsapparaat, en met name van de goedkeuring van de aangekondigde Wet op de overheidsinstellingen.

9.2. Momenteel wordt vooral gewerkt aan het versterken en verbeteren van het overheidsbestuur. Zo werd een speciale (rechtstreeks onder de premier ressorterende) staatssecretaris aangesteld en een Bestuursacademie opgericht, die samen een "Plan voor de opleiding van overheidspersoneel" hebben uitgewerkt. De Commissie van haar kant verleent financiële steun ten behoeve van zgn. "twinningprojecten", waarvan er al veel met succes zijn afgerond. Deze projecten moeten de Sloveense overheidsinstanties in staat stellen de belangrijkste en meest urgente onderdelen van het acquis in praktijk te brengen. Zij worden gepland en uitgevoerd door Sloveense deskundigen en deskundigen uit het betrokken Europese partnerland die gespecialiseerde kennis over de problematiek in kwestie in huis hebben. Hier ligt een belangrijke taak voor organisaties van lokale en regionale overheden, waarbij veel zal afhangen van de mate waarin deze, mede met het oog op het streven naar harmonisatie van het overheidsbestuur binnen de Unie, bereid en in staat zijn samen te werken met organisaties in andere landen, en met name met organisaties op EU-niveau.

9.3. Ook aan het management in de particuliere sector moet nog flink worden gesleuteld, niet alleen om de bestaande bedrijven in staat te stellen zich verder te ontwikkelen, maar ook om de oprichting van nieuwe bedrijven te stimuleren. Belangrijk is dat het bedrijfsleven op een adequate en efficiënte manier kan inspelen op de kansen en mogelijkheden die de overgang naar een markteconomie en de toetreding tot de Europese Unie met zich meebrengen. Hier ligt een essentiële taak voor werkgevers- en brancheorganisaties en ook hier zal veel afhangen van de bereidheid tot samenwerken met organisaties in andere landen, en met name in EU-lidstaten.

9.4. Een en ander geldt ook voor de vrije beroepen en hun respectieve beroepsorganisaties. Een aantal hiervan onderhouden al sinds jaar en dag vruchtbare contacten met soortgelijke organisaties in andere landen, meestal met als doel de weg te effenen voor de wederzijdse erkenning van het recht het beroep in kwestie ook in het partnerland uit te oefenen.

9.5. Daar modernisering van het overheidsbestuur en vernieuwing van het productieapparaat twee kanten van eenzelfde medaille zijn en een correcte en vlotte samenwerking tussen overheid en particuliere sector alleen mogelijk is als beide partijen precies weten welke rechten en plichten zij jegens elkaar hebben, pleit het Comité voor een gezamenlijke opleiding van overheidsfunctionarissen, personeel van particuliere ondernemingen en beoefenaren van vrije beroepen (die in het Comité een aantal vertegenwoordigers hebben).

10. Slotopmerkingen

10.1. De overgang van een monocratisch regime naar een pluralistische democratie en van een staatseconomie naar een markteconomie is een proces met ingrijpende gevolgen, niet alleen voor de maatschappelijke verhoudingen, maar ook voor de behoeften en verwachtingen en voor het individuele en collectieve gedrag van de burgers. De landen in kwestie spiegelen zich daarbij aan bestaande maatschappijmodellen, waarvan zowel positieve als negatieve aspecten worden overgenomen. Een goede reden dus om ook de situatie in de Unie grondig onder de loep te nemen en na te gaan of het EU-beleid op de diverse terreinen (op politiek-institutioneel, economisch, sociaal, cultureel en milieugebied) wel strookt met het ideaalbeeld van een concurrerende, maar tegelijk op een duurzame maatschappelijke en ecologische ontwikkeling georiënteerde markteconomie.

10.2. Ten slotte vestigt het Comité nog de aandacht op drie voorwaarden voor een succesvolle integratie van Slovenië en de andere Zuidoost-Europese landen: een alomvattende regionale aanpak, adequate instrumenten voor de toepassing van een regionaal beleid en bevordering van regionale samenwerking.

Brussel, 18 juli 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs