Home

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot bevestiging van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 2398/97 werd ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit India, zoals gewijzigd en geschorst bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 van de Raad

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot bevestiging van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 2398/97 werd ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit India, zoals gewijzigd en geschorst bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 van de Raad

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot bevestiging van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 2398/97 werd ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit India, zoals gewijzigd en geschorst bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 van de Raad /* COM/2002/0172 def. - ACC 2002/0087 */

Publicatieblad Nr. 203 E van 27/08/2002 blz. 0038 - 0044


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot bevestiging van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 2398/97 werd ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit India, zoals gewijzigd en geschorst bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 van de Raad

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Bij Verordening (EG) Nr. 2398/97 van 28 november 1997 heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan.

In maart 2001 heeft het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie ("WTO"-World Trade Organisation) een rapport van de Beroepsinstantie en van het panel goedgekeurd in de zaak "Europese Gemeenschappen - antidumpingrechten op katoenachtig beddenlinnen uit India". De aanbevelingen van het panel en van de beroepsinstantie werden, wat India betreft, ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 1644/2001, waarbij ook de inning van de rechten ten aanzien van India werd geschorst.

In een tweede stadium werden bovenvermelde aanbevelingen ook ten uitvoer gelegd voor Egypte en Pakistan. Dit geschiedde door de vaststelling van Verordening (EG) nr. 160/2002, waarbij de toepassing van het antidumpingrecht op beddenlinnen uit Egypte werd geschorst en de procedure ten aanzien van beddenlinnen uit Pakistan werd beëindigd. Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 160/2002 verviel het antidumpingrecht op bedddenlinnen uit Egypte op 28 februari 2002, daar voor dit product vóór 14 februari geen verzoek tot opening van een herzieningsonderzoek werd ontvangen.

Op 13 februari 2002 heeft de Commissie, naar aanleiding van een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek van het "Committee of the Cotton and Allied Textile Industries of the European Communities (EUROCOTON)", de indiener van de klacht naar aanleiding waarvan de oorspronkelijke procedure werd ingeleid, een herzieningsprocedure ingeleid overeenkomstig overweging 78 van Verordening (EG) nr. 1644/2001. Deze herzieningsprocedure heeft uitsluitend betrekking op India en de vaststelling van de dumpingmarge.

Dit betekent dat India nu het enige land is waarop de procedure nog van toepassing is. Omwille van de rechtszekerheid is het raadzaam na te gaan of de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds aanmerkelijke schade lijdt door de invoer uit India, op zich genomen. Dit heeft ertoe geleid dat bepaalde bevindingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1644/2001 van augustus 2001 opnieuw zijn beoordeeld en dat de gevolgen van de invoer van beddenlinnen uit India en uit andere derde landen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap eveneens opnieuw zijn onderzocht. Deze nieuwe beoordeling vond plaats op basis van een nieuwe analyse van de gegevens die in het kader van het oorspronkelijke onderzoek waren verzameld.

Ondanks de resultaten van bovengenoemde nieuwe beoordeling blijven de antidumpingrechten op beddenlinnen uit India tijdens het tussentijdse onderzoek geschorst.

Derhalve wordt de Raad voorgesteld bijgevoegde ontwerp-verordening goed te keuren.

2002/0087 (ACC)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot bevestiging van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 2398/97 werd ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit India, zoals gewijzigd en geschorst bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 van de Raad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [1] (" de basisverordening"),

[1] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) Nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. Geldende maatregelen

(1) Bij Verordening (EG) nr. 2398/97 van 28 november 1997 [2] heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan ("definitieve verordening"). De definitieve verordening werd voorafgegaan door Verordening (EG) nr. 1069/97 van de Commissie [3] waarbij een voorlopig antidumpingrecht werd ingesteld op beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan ("voorlopige verordening").

[2] PB L 332 van 4.12.1997 blz. 1.

[3] PB L 156 van 13.06.1997, blz. 11.

Op 12 maart 2001 heeft het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie ("WTO") het rapport goedgekeurd van de Beroepsinstantie en van het panel, als door de beroepsinstantie gewijzigd, in de zaak "Europese Gemeenschappen - antidumpingrechten op katoenachtig beddenlinnen uit India ("de WTO-rapporten") [4].

[4] Document WT/DS141/9 van 22 maart 2001.

Na de goedkeuring van deze rapporten werd de definitieve verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 van de Raad [5], waarbij een definitief antidumpingrecht werd ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan en waarbij de toepassing van dat recht op beddenlinnen uit India werd geschorst. De definitieve verordening werd laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 160/2002 van de Raad [6], waarbij de toepassing van het antidumpingrecht op beddenlinnen uit Egypte werd geschorst en de procedure ten aanzien van beddenlinnen uit Pakistan werd beëindigd. Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 160/2002 van de Raad verviel het antidumpingrecht op beddenlinnen uit Egypte op 28 februari 2002, omdat binnen de bij deze verordening vastgestelde termijn geen verzoek om de inleiding van een herzieningsprocedure bij de Commissie was ingediend.

[5] PB L 219 van 14.8.2001, blz. 1.

[6] PB L 26 van 30.01.2002, blz.1.

B. Nieuwe beoordeling van de bevindingen

1. VOORAFGAANDE OPMERKING

(2) Naar aanleiding van het met bewijsmateriaal gestaafde verzoek van het "Committee of the Cotton and Allied Textile Industries of the European Communities (EUROCOTON)", de indiener van de klacht naar aanleiding waarvan de oorspronkelijke procedure werd ingeleid, heeft de Commissie een herzieningsprocedure ingeleid overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening die uitsluitend op dumping betrekking zal hebben. Het bericht van inleiding werd gepubliceerd op 13 februari 2002 [7]. De toepassing van het antidumpingrecht blijft geschorst in afwachting van het resultaat van het herzieningsonderzoek ingevolge artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1644/2001.

[7] PB C 39 van 13.2.2002, blz.17.

(3) Rekening houdend met het feit dat de procedure ten aanzien van beddenlinnen uit Pakistan werd beëindigd en dat de maatregelen ten aanzien van beddenlinnen uit Egypte op 28 februari 2002 vervielen, wordt het nu passend geacht de bevindingen opnieuw te beoordelen. Deze nieuwe beoordeling is beperkt tot de vaststelling van de schade en het oorzakelijk verband tussen dumping en schade, gezien het feit dat deze vaststelling voorheen gebaseerd was op een onderzoek van de schade ten gevolge van de invoer uit India, Egypte en Pakistan tezamen.

(4) Het onderzoek naar dumping had betrekking heeft op de periode van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 1996 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de parameters die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 1992 tot het eind van het onderzoektijdvak (30 juni 1996). Deze periode wordt "de beoordelingsperiode" genoemd.

2. SCHADE

2.1 Omvang van de invoer uit India, marktaandeel en prijzen

(5) De tabel toont het verloop van de invoer uit India in de beoordelingsperiode.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(6) De invoer uit India alleen steeg van 11.845 ton in 1992 tot 18.428 ton tijdens het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een stijging met 56% of met 6.583 ton in de beoordelingsperiode.

(7) Indien geen rekening wordt gehouden met de hoeveelheden die afkomstig waren van exporteurs voor wie geen dumping was vastgesteld, blijft de stijging van de invoer uit India toch aanzienlijk. Indien met de invoer zonder dumping geen rekening wordt gehouden, kan een stijging van de invoer met dumping worden vastgesteld van 10.232 ton in 1992 tot 15.816 ton in het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een stijging met 55% of 5.584 ton. Het marktaandeel dat met deze invoer overeenstemde steeg in de beoordelingsperiode met 66% en bedroeg in het onderzoektijdvak 8,5%.

(8) De invoer uit India steeg het sterkst in de periode van 1994 tot en met het onderzoektijdvak (een groei van het marktaandeel met 5.315 ton of 3,1 procentpunten; of een groei van het marktaandeel met 5.058 ton of 2,9 procentpunten indien geen rekening wordt gehouden met de invoer uit India zonder dumping). Deze toename van de invoer met dumping viel samen met een daling van het verbruik in de Gemeenschap met 4% of met 7.849 ton.

(9) Bovendien blijkt uit bovenstaande tabel dat de prijzen van beddenlinnen uit India in de beoordelingsperiode sterk zijn gedaald. Zo daalden bijvoorbeeld de gemiddelde prijzen van 1993 tot en met het onderzoektijdvak met 18% en van 1994 tot en met het onderzoektijdvak met 25%. De ontwikkeling van de verkoopprijzen ziet er niet heel anders uit indien geen rekening wordt gehouden met de invoer van beddenlinnen uit India zonder dumping.

(10) In het onderzoektijdvak onderboden de prijzen van met dumping uit India ingevoerd beddenlinnen de gecorrigeerde gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap van 13,8 tot 40,8%. De onderbieding is ook aanzienlijk indien de invoer zonder dumping buiten beschouwing wordt gelaten (zie overweging 24 van Verordening (EG) nr. 1644/2001). De gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge bedraagt ongeveer 19%.

2.2 Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(11) De situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd geanalyseerd in de overwegingen (81) tot en met (91) van de voorlopige verordening alsmede in de overwegingen (40) en (41) van de definitieve verordening. Zoals blijkt uit de overwegingen (25) tot en met (47) van Verordening (EG) nr. 1644/2001 werden alle factoren die zijn opgesomd in artikel 3, lid 5, van de basisverordening geanalyseerd.

2.2.1. Groei

(12) De groei van de bedrijfstak van de Gemeenschap, in verkochte hoeveelheden, was negatief van 1994 tot en met het onderzoektijdvak (- 1.173 ton). De groei van het marktaandeel was in die periode zeer klein (+ 0,2 procentpunten) en was zelfs negatief van 1995 tot en met het onderzoektijdvak. In dezelfde periode kon evenwel een sterke groei worden waargenomen van het marktaandeel van goedkoop beddenlinnen uit India. Van 1994 tot en met het onderzoektijdvak steeg de invoer uit India met 40,5% of 5.315 ton (47% of 5.058 ton indien invoer zonder dumping buiten beschouwing wordt gelaten) en steeg het marktaandeel met 3,1 procentpunten (2,9 procentpunten).

2.2.2. Factoren die van invloed waren op de prijzen in de Gemeenschap

(13) Het onderzoek naar de factoren die van invloed waren op de binnenlandse prijzen spitste zich vooral toe op de inkrimping van de vraag en de prijzen van ruw katoen.

(14) Bij het onderzoek bleek duidelijk dat de plaats op de markt die in de beoordelingsperiode was vrijgekomen door de sluiting van bedrijven in de Gemeenschap en door de daling van de invoer uit bepaalde andere derde landen, voor een groot deel door invoer uit India werd ingenomen en dat deze invoer meestal met dumping plaatsvond. Omdat de Indiase producenten tot de verkopers van beddenlinnen in de Gemeenschap behoorden met de laagste prijzen, wordt geconcludeerd dat de inkrimping van de vraag op zich geen doorslaggevende gevolgen had voor de prijzen, en met name de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(15) De prijs van ruw katoen, die tot 15% van de totale kosten van beddenlinnen kan uitmaken, steeg in de beoordelingsperiode behoorlijk. Normalerwijze en onder billijke marktvoorwaarden hadden de producenten deze kosten aan hun afnemers moeten kunnen doorberekenen. Bij het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap hiertoe in dit geval niet in staat was geweest.

(16) Zoals in de overwegingen (9) en (10) is beschreven, bleek bij het onderzoek tevens dat de prijzen van beddenlinnen uit India sterk daalden en dat deze prijzen die van de bedrijfstak van de Gemeenschap behoorlijk onderboden. De prijzen van beddenlinnen uit India daalden in sommige gevallen met 18% en de onderbiedingsmarges varieerden van 13,8 tot 40,8%.

(17) Van 1994 tot en met het onderzoektijdvak steeg de invoer uit India bovendien het sterkst: met 5.315 ton (5.058 ton indien geen rekening wordt gehouden met de invoer zonder dumping), waardoor het marktaandeel met 3,1 procentpunten (2,9 procentpunten) steeg. Deze invoer was in 1994 gelijk aan 34% van de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap en in het onderzoektijdvak aan meer dan 50%.

2.2.3. Dumpingmarge

(18) De gevolgen van dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen, gezien de omvang van de invoer uit India en de gehanteerde prijzen, niet als te verwaarlozen worden beschouwd. Zoals in overweging (8) vermeld, steeg de invoer uit India zowel absoluut als relatief. Hij bedroeg in 1992 33% van de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap en meer dan 50% in het onderzoektijdvak (respectievelijk 28% en 43%, indien geen rekening wordt gehouden met invoer zonder dumping).

(19) De organisatie van Indiase exporteurs voerde aan dat wanneer de dumpingmarges veel lager zijn dan de prijs- of de streefprijsonderbiedingsmarges, de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade aan andere oorzaken moet zijn te wijten. Opgemerkt wordt dat, hoewel de afzonderlijke dumpingmarges en de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor India lager dan de onderbiedingsmarges, de vastgestelde dumpingmarges nog steeds duidelijk meer dan minimaal zijn. Tenminste een derde van de onderbieding zou zijn verdwenen indien de invoer uit India niet met dumping had plaatsgevonden en hierdoor zou het beddenlinnen uit India duidelijk aan aantrekkelijkheid hebben ingeboet.

2.3 Conclusie inzake schade

(20) Bij de nieuwe beoordeling blijkt dat de invoer uit India van 1992 tot en met het onderzoektijdvak met 56% of 6.583 ton is gestegen en dat het marktaandeel dat met deze invoer overeenstemt met 67% steeg (met 55% of 5 584 ton indien de invoer zonder dumping wordt uitgesloten). Indien uitsluitend met de invoer met dumping rekening wordt gehouden, steeg het marktaandeel dat met deze invoer overeenstemt met 3,4 procentpunten en bedroeg het in het onderzoektijdvak 8,5%. De stijging blijft derhalve sterk, zowel absoluut als relatief, ook indien geen rekening wordt gehouden met invoer zonder dumping. Bovendien daalden de gemiddelde prijzen van beddenlinnen uit India in de beoordelingsperiode tot 18% en bedroeg de onderbieding door de met dumping ingevoerde producten in het onderzoektijdvak gemiddeld 19%.

(21) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden.

3. OORZAKELIJK VERBAND

3.1 Inleiding

(22) Op grond van bovenstaande bevindingen moet de analyse van het oorzakelijk verband in de overwegingen (54) tot en met (58) van Verordening (EG) nr. 1644/2000 en in de overwegingen (100) en (101) van de voorlopige verordening eveneens opnieuw worden bezien.

3.2 Gevolgen van de invoer met dumping uit India

(23) Zoals vermeld in de overwegingen (5) tot en met (8) steeg de invoer uit India sterk, namelijk met 6.583 ton of met 56% (indien geen rekening wordt gehouden met invoer zonder dumping bedroeg de stijging 5.584 ton of 55%). Het marktaandeel dat met deze invoer overeenstemde steeg in de beoordelingsperiode van 5,9% tot 9,9%, of met 4,0 procentpunten (van 5,1% tot 8,5% of met 3,4 procentpunten indien geen rekening wordt gehouden met invoer zonder dumping). In het onderzoektijdvak bedroeg de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge (zonder rekening te houden met invoer zonder dumping) ongeveer 19%.

(24) In de beoordelingsperiode steeg de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap enigszins, namelijk met 348 ton; het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg van 18,1% tot 19,7% of met 1,6 procentpunten. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap er in slaagde over te schakelen op de productie en verkoop van goederen met een hogere toegevoegde waarde om productie en verkoop te handhaven. Dit leidde in het algemeen tot kostenstijgingen die niet door prijsstijgingen werden opgevangen. Bij het onderzoek bleek immers dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap min of meer stabiel bleef.

(25) De markt voor beddenlinnen is doorzichtig en de verschillende soorten beddenlinnen zijn in zekere mate onderling verwisselbaar (overweging (97) van de voorlopige verordening). Grote afnemers van beddenlinnen in de Gemeenschap die door hun orders voor een hoge capaciteitsbezetting en derhalve schaalvoordelen kunnen zorgen zijn zeer prijsbewust. Daarom kan worden geconcludeerd dat de lage prijzen van beddenlinnen uit India, die tot de laagste op de EG-markt behoorden, en het grote en steeds stijgende marktaandeel van dit beddenlinnen, de prijzen in de Gemeenschap voortdurend onder druk hebben gezet.

(26) Zoals vermeld in overweging (17) steeg de invoer uit India het sterkst in de periode 1994 - onderzoektijdvak, namelijk met 41% of 5.315 ton (47% of 5.058 ton indien geen rekening wordt gehouden met invoer zonder dumping). In die periode steeg het marktaandeel van beddenlinnen uit India met 3,1 procentpunten (2,9 procentpunten). Bij het onderzoek bleek dat juist in die periode de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap het sterkst achteruitging: de winst daalde met 1,4 procentpunten en het rendement op de investeringen met 7 procentpunten.

Zoals in overweging (99) van de voorlopige verordening vermeld, waren de druk op de prijzen en de hieruit voortvloeidende dalende winstgevendheid (en de hiermee overeenstemmende ontwikkeling van de cash flow en van het rendement op de investeringen) de belangrijkste indicatoren die tot de conclusie hebben geleid dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade had geleden. Omdat de sterke stijging van de invoer van goedkoop beddenlinnen uit India en de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de tijd samenvielen wordt bevestigd dat er een rechtstreeks verband is tussen deze invoer en de vastgestelde aanmerkelijke schade.

3.3 Gevolgen van andere factoren

3.3.1. Voorafgaande opmerkingen

(27) Bij de analyse, in Verordening (EG) nr. 1644/2001, van de gevolgen van andere factoren dan de invoer met dumping voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd het oorzakelijk verband bevestigd tussen de invoer met dumping uit India, Egypte en Pakistan en de vastgestelde aanmerkelijke schade (overweging (69) van Verordening (EG) nr. 1644/2001). Bij deze analyse werd ook de invoer uit andere derde landen onderzocht waarop geen maatregelen van toepassing waren - deze analyse had dus geen betrekking op invoer uit Egypte en Pakistan. Omdat de procedure met betrekking tot de invoer uit Pakistan werd beëindigd (overweging (13) van Verordening (EG) nr. 160/2002) en de maatregelen ten aanzien van Egypte vervielen heeft de nieuwe beoordeling van de gevolgen van de invoer van beddenlinnen uit andere derde landen betrekking op alle andere invoer dan uit India, inclusief de invoer uit Egypte en Pakistan.

(28) Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat de schadelijke gevolgen van de invoer uit andere derde landen, waaronder Egypte en Pakistan, niet aan de invoer uit India wordt toegeschreven. Derhalve werden de gevolgen van de invoer uit India en van de invoer uit andere landen afzonderlijk beoordeeld.

(29) Hierbij dient de nadruk te worden gelegd op de aard van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap leed, namelijk de druk op de prijzen en een dalende en ontoereikende winstgevendheid die tot financiële verliezen leidde.

3.3.2. Gevolgen van de invoer uit andere derde landen

(30) De gevolgen van de invoer van beddenlinnen uit andere derde landen dan India, Egypte en Pakistan werden geanalyseerd in de overwegingen 100 en 101 van de voorlopige verordening. Daarbij bleek dat beddenlinnen uit een groot aantal derde landen werd ingevoerd, waarvan elk maar een klein marktaandeel had. De landen met het grootste marktaandeel in het onderzoektijdvak (zie onderstaande tabel) waren Turkije (4%), Polen (2,4%), Thailand (1,5%), China (1,1%) en Roemenië (1,7%). Uit alle andere derde landen werden hoeveelheden ingevoerd die overeenstemden met een marktaandeel van minder dan 1% van het verbruik in de Gemeenschap.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(31) Thailand, met een invoerprijs die 7% hoger was dan die van India, paste van alle bovengenoemde derde landen de laagste prijzen toe. Het marktaandeel van Thailand (1,5%) bedroeg evenwel 15% van het marktaandeel van India. Alle andere exporteurs in derde landen verkochten hun beddenlinnen in de Gemeenschap tegen prijzen die aanzienlijk hoger waren dan die van de Indiase en Egyptische producenten/exporteurs. Dit betekent dat de prijzen van beddenlinnen uit bijna alle bovengenoemde landen werd onderboden door de prijzen van beddenlinnen uit India, Egypte en, in sommige gevallen, Pakistan.

(32) Zoals vermeld in overweging (101) van de voorlopige verordening kon de goedkope invoer uit andere derde landen dan Egypte en Pakistan, tegen lagere prijzen dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, eveneens hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden. Gezien evenwel het geringe marktaandeel van beddenlinnen uit die andere derde landen en de prijzen waartegen dit werd verkocht, moeten de gevolgen daarvan in de Gemeenschap, zo die er zijn, als te verwaarlozen worden beschouwd.

(33) Ten tweede werd de invoer uit Pakistan en Egypte geanalyseerd in het kader van de beoordeling van de gevolgen van de invoer in de Gemeenschap uit andere dan de onderzochte landen. De invoer van beddenlinnen uit derde landen, waaronder Egypte en Pakistan, ontwikkelde zich als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(34) Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, steeg de invoer uit alle andere derde landen in de beoordelingsperiode slechts weinig, namelijk met 1% of 384 ton. Vergeleken met de bevindingen in de voorlopige verordening, volgens welke er in de beoordelingsperiode een daling over de gehele lijn was, steeg de invoer uit deze andere landen tot 1994 met 6% en daalde vervolgens met 5%. Aan het einde van de beoordelingsperiode was de omvang van de invoer ongeveer gelijk als aan het begin van die periode. Deze wijziging in de bevindingen komt ook tot uiting in het marktaandeel. Het marktaandeel dat met deze invoer overeenstemde, steeg in die periode met 8% of 2,6 procentpunten.

(35) In de periode die onmiddellijk aan het onderzoektijdvak voorafging, namelijk van 1994 tot het onderzoektijdvak, toen de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich zeer ongunstig ontwikkelde, maakte de invoer uit andere derde landen ook een negatieve ontwikkeling door: deze daalde met 5% of 3.474 ton en ook het marktaandeel daalde. De gemiddelde prijs steeg evenwel voortdurend.

(36) Opgemerkt wordt dat de bevindingen in de overwegingen (100) en (101) van de voorlopige verordening over de ontwikkeling van de omvang van de invoer uit andere derde landen en de gemiddelde invoerprijs over het geheel genomen geen wijzigingen ondergaan indien ook rekening wordt gehouden met de invoer uit Egypte en Pakistan. Pakistan is veruit de grootste exporteur van deze "andere derde landen", maar de gemiddelde invoerprijs en de prijzen van in de steekproef opgenomen Pakistaanse producenten (die in vele gevallen aanmerkelijk hoger waren dan die van in de steekproef opgenomen Indiase producenten/exporteurs, met name in het onderzoektijdvak ) zijn in de beoordelingsperiode gestegen.

(37) Ten derde werden de beschikbare gegevens over de invoer van beddenlinnen uit Egypte en Pakistan, die volledigheidshalve hieronder worden vermeld, afzonderlijk geanalyseerd om een onderscheid te kunnen maken tussen de schadelijke gevolgen van de invoer uit deze derde landen en van de invoer met dumping uit India:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(38) De invoer uit Egypte en Pakistan ontwikkelde zich anders dan de invoer uit India, zoals in de overwegingen (5), (6) en (7) beschreven. Uit beide landen tezamen werden steeds grotere hoeveelheden ingevoerd dan uit India. Terwijl de omvang van de invoer uit India in de beoordelingsperiode zowel absoluut als relatief sterk steeg, was de omvang van de invoer uit Pakistan in die periode betrekkelijk stabiel. De omvang van de invoer uit Egypte steeg zowel absoluut als relatief, maar aan het eind van de beoordelingsperiode werd uit Egypte veel minder ingevoerd dan uit India.

(39) Wat de prijzen betreft: uit de Eurostat-statistieken bleek dat de prijzen van beddenlinnen uit Egypte, dat een tamelijk klein marktaandeel heeft in vergelijking met Pakistan en India, in de beoordelingsperiode iets waren gedaald, namelijk met 2%, terwijl de prijzen van beddenlinnen uit Pakistan waren gestegen (zie overweging (80) van de voorlopige verordening). Bovendien waren de prijzen van Pakistaans beddenlinnen gemiddeld hoger dan die van beddenlinnen uit India. Bovendien, gebaseerd op gegevens over gelijkaardige soorten beddenlinnen die verkregen werden bij in de steekproef opgenomen ondernemingen, werd voor het onderzoektijdvak in vele gevallen en voor grote hoeveelheden vastgesteld dat beddenlinnen uit Pakistan tegen hogere prijzen werd verkocht dan beddenlinnen uit India.

(40) Uit de invoerstatistieken van Eurostat blijkt dat de Indiase prijzen in 1994 gemiddeld 7% hoger waren dan de Pakistaanse prijzen; deze trend onderging in het onderzoektijdvak een wijziging totdat de Indiase prijzen gemiddeld 18% lager waren dan de Pakistaanse prijzen: de Pakistaanse prijzen waren van 1994 tot en met het onderzoektijdvak met 2% gedaald, terwijl de Indiase prijzen met 25% waren gedaald. In dezelfde periode waren de Egyptische prijzen gemiddeld met 3% gestegen.

(41) In het laatste deel van de beoordelingsperiode, namelijk van 1994 tot het einde van het onderzoektijdvak, steeg de omvang van de invoer uit India en het marktaandeel van beddenlinnen uit India het sterkst (zie overwegingen (17) en (26)). Het was in deze periode dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap achteruit ging.

(42) De hoeveelheden die uit India werden ingevoerd kwamen in het onderzoektijdvak, in zijn geheel genomen, overeen met meer dan 50% van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap en de prijsonderbieding door de Indiase exporteurs/producenten was aanmerkelijk (zie overwegingen (10) en (18)). Van 1993 tot en met het onderzoektijdvak waren de Indiase prijzen, die tot de laagste op de prijsgevoelige EG-markt behoorden, met 18% gedaald. De Indiase prijzen waren van 1994 tot en met het onderzoektijdvak met 25% gedaald, terwijl de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich in die periode zeer ongunstig ontwikkelde.

(43) Bij de analyse van de aard en de omvang van de schade die de goedkope invoer uit India in de Gemeenschap veroorzaakte, moet rekening worden gehouden met de dramatische stijging van deze invoer in vergelijking met de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging (18)) en de negatieve ontwikkeling van de Indiase verkoopprijzen in de beoordelingsperiode en in de periode van 1994 tot en met het onderzoektijdvak, toen, zoals reeds vermeld, de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap het sterkst achteruitging. Bij de beoordeling van de gevolgen van de toegenomen invoer en de ontwikkeling van de verkoopprijzen, als hierboven beschreven, voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap moet ook rekening worden gehouden met de transparantie van de markt voor beddenlinnen en de prijsgevoeligheid van deze markt.

(44) De afzonderlijke analyse van de gevolgen van de invoer uit Egypte en Pakistan en de gevolgen van deze invoer voor de prijzen van beddenlinnen in de Gemeenschap, hetgeen weer gevolgen had voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, wijst erop dat deze invoer weliswaar nadelige gevolgen had, maar dat de nadelige gevolgen van de invoer met dumping uit India, op zich, niettemin aanzienlijk waren. Bij deze bevinding is rekening gehouden met de aard van de vastgestelde aanmerkelijke schade en met de steeds grotere hoeveelheden die tegen lage prijzen uit India werden ingevoerd.

(45) Zoals blijkt uit de overwegingen (5) tot en met (10) steeg de invoer uit India in de beoordelingsperiode voortdurend. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de invoer uit India zonder dumping en het aandeel van deze invoer in de totale invoer van beddenlinnen uit India. De ontwikkeling van de invoer uit India blijft dus aanzienlijk, zelfs indien de invoer zonder dumping buiten beschouwing wordt gelaten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(46) Tenslotte blijkt uit deze tabel dat geringe hoeveelheden beddenlinnen zonder dumping vanuit India in de Gemeenschap werden ingevoerd. Deze invoer steeg van 1.612 ton in 1992 tot 2.611 ton in het onderzoektijdvak. Uit de beschikbare gegevens bleek ook dat de prijzen van deze invoer in de beoordelingsperiode waren gestegen. De in overweging (34) omschreven ontwikkelingen zouden dus niet veel anders zijn indien daarbij rekening was gehouden met deze invoer zonder dumping.

Uit het bovenstaande blijkt dat indien de invoer zonder dumping uit India wordt opgenomen in de algemene analyse van de invoer van beddenlinnen uit andere derde landen, dit geen wijziging brengt in de conclusie in overweging (44).

3.4 Conclusie inzake oorzakelijk verband

(47) Op grond van de overwegingen (52) tot en met (70) van Verordening (EG) nr. 1644/2001 en de bovenstaande nieuwe beoordeling van de bevindingen, is het duidelijk dat er een rechtstreeks verband is tussen de toename van de omvang van de invoer met dumping uit India alsmede de prijzen waartegen het Indiase product werd verkocht en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

(48) Dit verband blijkt met name uit de mate waarin de omvang van de invoer uit India en het marktaandeel van beddenlinnen uit India zijn gestegen in vergelijking met de invoer uit andere derde landen. Dit leidde tot een druk op de verkoopprijzen en tot een verslechtering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap van 3,6% in 1992 tot 1,6% in het onderzoektijdvak.

(49) Bovendien blijkt bij de analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode 1994 - onderzoektijdvak en de invoer van beddenlinnen uit India dat de sterke verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de stijging, zowel relatief als absoluut, van de invoer met dumping uit India in de tijd duidelijk samenvielen.

(50) Op grond van bovenstaande analyse werd geoordeeld dat de invoer van beddenlinnen uit India duidelijk nadelige gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat de gevolgen van andere factoren, met name de invoer uit andere derde landen, waaronder Pakistan en Egypte, geen wijziging konden brengen in de conclusie dat er een sterk oorzakelijk verband was tussen de invoer met dumping uit India en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. De invoer uit India had aan het einde van de beoordelingsperiode schadelijker gevolgen op de EG-markt dan alle andere factoren. In deze periode steeg de invoer en het marktaandeel van beddenlinnen uit India het sterkst, daalde de prijs van dit beddenlinnen met 25% en ging de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk achteruit. Er is bijgevolg een oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit India en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade.

C. Algemene conclusie

(51) Het gewijzigde definitieve recht dat bij Verordening (EG) nr. 1644/2001 werd ingesteld op beddenlinnen uit India wordt bevestigd.

(52) De Indiase overheid, de Indiase exporteurs en hun organisaties, alle belanghebbenden in de Gemeenschap, en met name de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs en de gebruikers werden in kennis gesteld van de resultaten van de nieuwe beoordeling en werden in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken en te worden gehoord. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van deze partijen werden onderzocht, maar hebben de conclusies die in het kader van deze verordening werden bereikt, niet gewijzigd.

(53) Niettegenstaande de bevestigende aard van deze verordening moet zij in het belang van transparatie en rechtszekerheid zo spoedig mogelijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1Het definitieve antidumpingrecht op katoenachtig beddenlinnen uit India, dat werd ingesteld bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2398/97, gewijzigd en geschorst bij Verordening (EG) nr. 1644/2001, wordt hierbij bevestigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter