Home

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

ADVIES VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

1. Inleiding

Volgens artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag brengt de Commissie advies uit over de amendementen van het Europees Parlement in tweede lezing. Onderstaand volgt het advies van de Commissie over de acht door het Parlement voorgestelde amendementen.

2. Procedureverloop

- Goedkeuring van het voorstel door de Commissie: 19 oktober 2000 [1]

[1] COM(2000) 574 def. 2000/0259(COD) van 19.10.2000.

- Advies van het Economisch en Sociaal Comité: 26 april 2001 [2]

[2] PB C 193 van 10.7.2001, blz. 32.

- Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: 12 juni 2001 [3]

[3] Advies van het EP van 12 juni 2001 (nog niet in het PB verschenen).

- Politiek akkoord in de Raad: 19 juni 2001 (unaniem, zonder steun van de Commissie)

- Goedkeuring van het gewijzigde voorstel: 12 december 2001

- Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: 20 november 2001 [4]

[4] PB C 45E van 19.2.2001, blz. 70.

- Goedkeuring door het Parlement van de aanbeveling voor de tweede lezing: 13 maart 2002

3. Doel van het voorstel

Het belangrijkste punt van dit voorstel is het verbod op de recycling van bepaalde dierlijke bijproducten en de terugkeer van die producten in de voederketen, te weten dode dieren en afgekeurd dierlijk materiaal. Dan zou voor de productie van diervoeders alleen nog materiaal mogen worden gebruikt dat afkomstig is van dieren die geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie.

Andere punten van dit voorstel:

- introductie van een aantal alternatieve procédés voor het gebruik of de verwijdering van dierlijke bijproducten;

- verscherping van de regels inzake de controle op en de traceerbaarheid van dierlijke bijproducten;

- totstandbrenging van een verband met communautaire milieuwetgeving;

- totstandbrenging van een nieuw juridisch kader voor de sector dierlijke bijproducten;

- vereenvoudiging van bestaande communautaire wetgeving om tot een geconsolideerde normatieve regeling te komen voor alle dierlijke bijproducten die niet bedoeld zijn voor menselijke consumptie.

4. Advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement

4.1. Door de Commissie aanvaarde amendementen

* Amendement 12 betreffende het merken van voeder voor gezelschapsdieren en amendement 15 betreffende de scheiding van bedrijfsruimten zijn beide aanvaardbaar, aangezien zij aansluiten bij de algemene doelstellingen van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie om de traceerbaarheid te vergroten en kruisbesmetting te voorkomen.

* Amendement 21 met betrekking tot materiaal dat wordt opgevangen bij de behandeling van afvalwater is aanvaardbaar, omdat het preciseert dat dit materiaal alleen categorie-1-materiaal is als het gespecificeerd risicomateriaal bevat.

* De amendementen 22 en 23 betreffende keukenafval en etensresten, waarbij dit materiaal van de controlevoorschriften van artikel 7 wordt uitgesloten en waarbij wordt verwezen naar de milieuwetgeving zijn aanvaardbaar, aangezien hiermee wordt bereikt dat de doelstellingen van de verordeningen worden verwezenlijkt zonder dat dit ten koste gaat van de afzonderlijke verzameling. Verder zorgen deze amendementen ervoor dat keukenafval en etensresten met hoog risico, afkomstig van internationaal opererende middelen van vervoer, onder de strenge controlevoorschriften van artikel 7 blijven vallen, doordat de voorgestelde wijzigingen van artikel 7 beperkt blijven tot keukenafval en etensresten van categorie 3.

* Amendement 24, dat beoogt de uitzondering voor het voederen van bepaalde dieren met categorie 1-materiaal uit te breiden tot met uitsterven bedreigde of beschermde aasetende vogelsoorten is aanvaardbaar, aangezien het stelt dat de Commissie alleen op basis van wetenschappelijk advies voorschriften voor een dergelijke uitzondering kan voorstellen.

4.2. Door de Commissie verworpen amendementen

* Amendement 9 is onaanvaardbaar, aangezien de bijlage bij de verordening al uitvoerige en voldoende voorschriften voor begeleidende documenten en registratie bevat en die zo nodig via de comitéprocedure kunnen worden aangevuld.

* Amendement 25 betreffende het gebruik van keukenafval en etensresten in diervoeders is onaanvaardbaar, allereerst om institutionele redenen, aangezien dat het recht van initiatief van de Commissie zou ondermijnen; het stelt immers dat de Commissie een wetgevingsvoorstel moet indienen binnen een termijn en met een inhoud die door het Parlement zijn vastgesteld.

Verder kan het amendement niet worden gesteund in verband met de volgende punten:

- 13 lidstaten zijn tegen iedere versoepeling van het verbod op het vervoederen van spoeling, dat al in de EU-wetgeving is ingevoerd;

- het vervoederen van keukenafval en etensresten kan een groot risico inhouden dat ernstige dierziekten zoals mond- en klauwzeer en klassieke varkenspest worden overgedragen. Gezien de grote schade als gevolg van recente uitbraken van deze ziekten is het begrijpelijk dat de lidstaten aandringen op een zeer hoog beschermingsniveau en de Commissie deelt die opvatting;

- doorgaan met het vervoederen van keukenafval en etensresten aan varkens is ook moeilijk te verenigen met de doelstellingen van volledige traceerbaarheid van de ingrediënten van diervoeders en het verbod op hergebruik binnen de soort zoals het Parlement heeft geëist en waar de Raad en de Commissie volkomen achter staan;

- gezien het bovenstaande was de Commissie het eens met de beslissing van de Raad om het vervoederen van spoeling krachtens de varkenspestrichtlijn te verbieden en steunt zij ook het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake de verordening voor dierlijke bijproducten, dat dezelfde strekking heeft;

- op de verwijdering en het hergebruik van keukenafval en etensresten is de huidige en toekomstige milieuwetgeving van toepassing. Een aparte verordening zoals door het Parlement gevraagd zou met die wetgeving overlappen. Verder staat dit amendement haaks op de amendementen 22 en 23. Dit amendement vraagt immers om nieuwe, strenge controles op de verzameling en vernietiging van keukenafval en etensresten, terwijl de amendementen 22 en 23 juist beogen dat materiaal van verdere controlevoorschriften uit te zonderen;

- ten slotte heeft de Commissie al officieel verklaard dat zij bereid is om als dat gerechtvaardigd en passend is, via de comitéprocedure overgangsmaatregelen voor te stellen om de betroffen bedrijfstakken tijd te geven om zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen. Redelijke overgangsmaatregelen vereisen echter diepgaande besprekingen met technische deskundigen en zo mogelijk wetenschappelijke deskundigen, teneinde tijdelijke minimale gezondheidsvoorschriften voor de overgangsperiode vast te stellen.

5. Besluit

Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel zoals hierboven aangegeven.