Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
Dit voorstel voor een verordening van de Raad betreft de vaststelling, voor het jaar 2003, van de vangstmogelijkheden voor de Gemeenschap op een aantal visgronden, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van derde landen in de wateren van de Gemeenschap, alsmede van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften. De vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden zijn exclusieve bevoegdheden van de Gemeenschap en verplichtingen op grond van artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992.
De totaal toegestane vangsten (TAC's) zijn gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke adviezen, in sommige gevallen aangepast om een zekere continuïteit van de economische activiteit in de betrokken visserijtakken te garanderen en moeten zorgen voor een aanzienlijke verlaging van het risico voor de meest bedreigde visbestanden.
In het meest recente verslag van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES), dat door het WTECV is goedgekeurd, wordt erop gewezen dat vele demersale visbestanden en sommige pelagische bestanden te intensief bevist worden en zich onder een biologisch veilig niveau bevinden. In sommige gevallen dreigen deze bestanden op zeer korte termijn in mekaar te storten. Naar gelang van de situatie van de bestanden heeft de ICES maatregelen aanbevolen die de vaststelling van zeer restrictieve TAC's vereisen, en met die aanbevelingen is in dit voorstel rekening gehouden.
Voor sommige kabeljauwbestanden heeft de ICES in haar wetenschappelijke adviezen een sluiting aanbevolen van de visserijtakken waarbij kabeljauw, hetzij als doelsoort, hetzij als bijvangst, wordt gevangen. Reden hiervoor is dat deze bestanden biologisch een zeer hoog risico op instorting lopen en dat de ervaring heeft geleerd dat het uiterst moeilijk is om via TAC's alleen lage visserijsterftecijfers te bewerkstelligen.
Om een volledige stopzetting van de economische activiteit in bepaalde van de visserij afhankelijke kustgemeenschappen te voorkomen, stelt de Commissie voor deze bestanden TAC's voor die verenigbaar zijn met de noodzaak van een lage visserijsterfte voor kabeljauw. Wanneer samen met kabeljauw andere vissoorten worden gevangen (inzonderheid schelvis, wijting, schol, tong en koolvis), zullen de TAC's voor deze soorten dienovereenkomstig worden verlaagd.
Deze lage TAC's zullen echter slechts de instandhouding ten goede komen als ze vergezeld gaan van beperkingen van de visserij-inspanning en adequate controlemaatregelen. De Commissie verwacht dat de Raad een positief besluit zal nemen over de goedkeuring van het voorstel betreffende het herstel van het kabeljauw- en heekbestand (COM(2001) 724 def.) vóór eind 2002. Bij gebreke van dit besluit zal de Commissie zich genoodzaakt zien haar TAC-voorstellen voor de betrokken soorten in te trekken en in plaats daarvan een sluiting van de betrokken visserijtakken door vaststelling van een nul-TAC voor te stellen.
De Commissie is van oordeel dat de aanzienlijke verliezen op korte termijn die deze voorstellen met zich brengen gerechtvaardigd zijn indien men wil bereiken dat de kabeljauw- en heekbestanden opnieuw zodanig aangroeien dat ze jaarlijks meer dan 200.000 ton voedsel van uitstekende kwaliteit kunnen leveren. Ook in andere visserijtakken zullen bijkomende verliezen op korte termijn onvermijdelijk zijn om te voorkomen dat de toestand van andere visbestanden ook kritiek wordt.
Wat betreft bestanden die door de Gemeenschap alleen worden beheerd, waarvoor de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) zijn advies heeft gebaseerd op analytische evaluaties en waarvoor het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) van de Europese Gemeenschap het advies van de ICES verder heeft bestudeerd, zijn de voorstellen voor de TAC's gebaseerd op de adviezen van deze instanties.
Bij de algemene benadering voor de vaststelling van de TAC's in de wateren van de Gemeenschap zijn de volgende criteria gehanteerd voor de hierna vermelde categorieën bestanden.
Bestanden waarvoor de ICES een sluiting van de visserij heeft aanbevolen
Voor de kabeljauwbestanden waarvoor de ICES een moratorium heeft aanbevolen, stelt de Commissie voor TAC's vast te stellen die overeenkomen met een inkrimping van de visserij-inspanning met 80% ten opzichte van de niveaus waarvan de ICES was uitgegaan voor 2002. Dit voorstel betekent dat men een ernstig risico loopt dat de kabeljauwbestanden niet zullen herstellen en dit kan, gezien de huidige onzekere situatie, leiden tot een verdere achteruitgang van het bestand. De Commissie vindt het echter belangrijk een zekere continuïteit van de economische activiteit in de betrokken visserijtakken te garanderen en stelt daarom voor in dit geval van de directe toepassing van het wetenschappelijke advies af te wijken.
Deze aanpak vereist evenwel aanzienlijke verlagingen van de TAC's voor bestanden die tegelijk met kabeljauw worden gevangen. Anders zou dit leiden tot vangsten die de beperkte toegestane vangsten voor kabeljauw overschrijden en een onaanvaardbaar risico voor het herstel van het kabeljauwbestand inhouden.
De betrokken bestanden zijn:
Kabeljauw in deelgebied IV (Noordzee), sector VIId (oostelijk Engels Kanaal) en sector IIIa (Skagerrak);
Kabeljauw in sector VIa (westen van Schotland)
Kabeljauw in sector VIIa (Ierse Zee)
De Commissie zal een soortgelijke vermindering van de visserijsterfte voorstellen voor kabeljauw in het Kattegat, teneinde een billijke en consequente aanpak te volgen met het oog op het herstel van het bestand.
De ICES heeft erop gewezen dat visserijtakken die gericht op andere soorten vissen, ook kabeljauw vangen, en dat deze visserijtakken moeten worden gesloten of dat de vangsten ervan aanzienlijk moeten worden beperkt. De betrokken bestanden zijn schelvis, wijting, schol en tong in de Noordzee en schol in het Skagerrak en Kattegat. Voor deze bestanden afzonderlijk (los van de behoefte om kabeljauw te beschermen) stelt de ICES een vermindering van de visserijsterfte voor met 40% voor schelvis, wijting en schol en met 25% voor tong in de Noordzee en 15% voor schol in het Skagerrak en het Kattegat.
Uitgaande van kwantitatieve analyses van het WTECV over de interacties in deze visserijtakken, is de Commissie van oordeel dat een vermindering van de visserijsterfte met 40% voor schol, 30% voor tong, 75% voor wijting en 80% voor schelvis verenigbaar is met het doel van 80% vermindering van de visserijsterfte van kabeljauw. Indien de vangsten van de andere soorten worden verhoogd tot boven de overeenkomstige TAC-niveaus, zal de visserijsterfte van kabeljauw hoger liggen dan het beoogde niveau en zal de kabeljauw hetzij terug overboord worden gegooid, hetzij illegaal worden aangeland. Voor de Noordzee moet over deze maatregelen nog overeenstemming worden bereikt met Noorwegen.
Een soortgelijke aanpak zal echter wel worden toegepast voor de autonome TAC's voor gemengde visserijtakken in de wateren van de Gemeenschap (waarbij vergelijkbare verminderingspercentages zullen worden toegepast op schelvis, wijting, koolvis, schol en tong in andere gebieden waar deze tegelijk met kabeljauw worden gevangen).
Bestanden waarvoor de ICES en het WTECV een verlaging tot het laagst mogelijke peil of een herstelplan hebben aanbevolen
Voor deze bestanden zal de Commissie een TAC voorstellen die resulteert in een aanzienlijke toename van de bestandsomvang, aangepast aan het betrokken bestand en overeenkomend met een verhoging van de biomassa van het paaibestand met ten minste 20% in 2003. De Commissie zal echter geen TAC voorstellen die zou leiden tot een visserijsterfte boven Fpa, zijnde de voorzorgslimiet van de visserijsterfte.
Voor noordelijke heek in sector IIIa, deelgebieden IV, VI en VII en sectoren VIIIab, stelt de Commissie een TAC voor die overeenkomt met een verhoging van de biomassa van het paaibestand met 10%, hetgeen in overeenstemming is met de door het WTECV voorgestelde voorzorgsopties.
De andere betrokken bestanden zijn:
Wijting in sector VIIa (Ierse Zee);
Schelvis in sector VIb (Rockall)
Heek - zuidelijk bestand (sectoren VIIIc en IXa)
Tong in sector VIIe (Westelijk Kanaal)
Tong in sector VIIIab (Golf van Biskaje)
Schelvis in sector VIa (westen van Schotland)
Wijting in sector VIa (westen van Schotland)
Schelvis in sector VIIa (Ierse Zee)
Nephrops - garnalen in sector VIIIc
Nephrops - garnalen in sector IXa
Het is duidelijk dat het goed zou zijn om ook voor alle bestanden in deze categorie herstelplannen voor te bereiden. De Commissie is voornemens voor 2003 herstelplannen voor deze bestanden voor te stellen.
Om zoveel stabiliteit te bieden als een goed instandhoudingsbeleid mogelijk maakt, zal de Commissie trachten de verlagingen van de vangstniveaus te beperken tot ten hoogste 50% ten opzichte van de niveaus in 2002.
Bestanden die voorkomen samen met een bestand waarvoor de ICES en het WTECV een sluiting van de visserij of een verlaging van de vangsten tot het laagst mogelijke niveau hebben voorgesteld
Voor deze bestanden (bijvoorbeeld, langoestines die tegelijk met kabeljauw en heek worden gevangen, en zeeduivel, schartong en langoestines in zuidelijke wateren) stelt de Commissie een TAC voor die overeenkomt met een vermindering van de visserijsterfte met 10% ten opzichte van 2002.
Bij gebreke van een gedetailleerd advies over het samen voorkomen van de betrokken bestanden, heeft de Commissie besloten om voorlopig een vermindering van de visserijsterfte met 10% voor te stellen. Dit cijfer kan in de toekomst eventueel worden aangepast indien betere wetenschappelijke adviezen beschikbaar worden.
Voor deze bestanden zal de Commissie trachten de vermindering van het vangstniveau te beperken tot niet meer dan 40% ten opzichte van 2002, voorzover dit mogelijk is zonder de voorzorgslimiet voor de visserijsterfte Fpa te overschrijden.
Bestanden waarvoor de ICES en het WTECV hebben verklaard dat ze zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden en een aanzienlijke vermindering van de visserijsterfte hebben aanbevolen
Voor bestanden die zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden, maar die niet zijn onder te brengen in één van bovenvermelde categorieën, stelt de Commissie voor het wetenschappelijk advies op te volgen, met dien verstande dat verhogingen of verlagingen van de TAC's normaal zullen worden beperkt tot ten hoogste 40% per jaar ten opzichte van de TAC's in 2002.
De Commissie zal een TAC voorstellen die overeenkomt met de hetzij door de ICES, hetzij door het WTECV, hetzij door beide aanbevolen kortetermijnoptie voor de vangsten, met dien verstande dat de Commissie om de invloed van de factor onzekerheid van de evaluaties te matigen en de stabiliteit van de markten en de visserijactiviteiten te verbeteren, wijzigingen in de TAC zal beperken tot ten hoogste 40% ten opzichte van de TAC van 2002, voorzover dit mogelijk is zonder de Fpa te overschrijden (individuele gevallen in deze categorie, waarvoor het ICES-advies problematisch of subjectief lijkt, worden momenteel bekeken).
Bestanden die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden en niet samen voorkomen met een bestand waarvoor de ICES en het WTECV een sluiting of een vermindering van de visserij-inspanning tot het laagst mogelijke peil hebben aanbevolen
Wanneer uit de evaluatie blijkt dat het bestand zich binnen biologisch veilige grenzen bevindt, zal als uitgangspunt voor een TAC-voorstel een optie voor de vangsten worden gekozen die er niet toe leidt dat het bestand in de afzienbare toekomst daalt tot onder een biologisch veilige limiet (hetzij onder de voorzorgslimiet van de biomassa, Bpa, of onder de voorzorgslimiet van de visserijsterfte, Fpa).
De Commissie stelt TAC's voor die overeenkomen met de door de ICES aanbevolen en door het WTECV goedgekeurde vangstopties voor de korte termijn. Om de invloed van de factor onzekerheid in de adviezen te matigen en de visserijsector meer stabiliteit te geven, zal de Commissie verhogingen of verlagingen van de TAC beperken tot maximaal 40% ten opzichte van de TAC voor 2002, voorzover dit mogelijk is zonder de Fpa te overschrijden. Indien de TAC wordt verhoogd, kan de Commissie de verhoging beperken om de stabiliteit van de markten en van de visserijactiviteiten te verbeteren.
Wanneer adviezen over langetermijneffecten beschikbaar zijn waaruit blijkt dat een andere maximumwaarde voor de verhoging of de verlaging van de TAC wenselijk is of dat een wijziging in de visserijsterfte ruimte biedt voor hogere opbrengsten zonder dat dit een biologisch risico inhoudt, zal de Commissie met deze adviezen rekening houden bij de opstelling van haar voorstel voor een TAC.
Bestanden waarvoor geen evaluaties beschikbaar zijn
Voor bestanden waarvoor geen analytische evaluaties beschikbaar zijn, zijn TAC's ("TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel") voorgesteld. In dergelijke gevallen heeft de Commissie haar voorstel gebaseerd op adviezen van, hetzij de ICES, hetzij het WTECV, wanneer deze instanties een expliciete waarde voor de TAC hebben aangegeven.
Voor de zogenoemde "TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel", waarvoor geen evaluatie of advies beschikbaar is, zal de Commissie in de regel voor 2003 eenzelfde TAC voorstellen als voor 2002 indien uit de aanvoergegevens blijkt dat de quota goed benut zijn.
Wanneer een "TAC bij wijze van voorzorgsmaatregel" onvoldoende is benut, zal de Commissie nagaan of dit het gevolg is van het ontbreken van realistische vangstmogelijkheden (m.a.w. of er sprake is van "papieren vis"). Als dat het geval is, zal de Commissie voorstellen de TAC te verlagen om tot een betere overeenstemming met (en op lange termijn een betere bescherming van) deze vangstmogelijkheden te komen. In deze gevallen zal de Commissie een verlaging van de TAC's met 20% voorstellen om de visserijsterfte zo geleidelijk te verlagen tot het niveau van de aanvoer in de afgelopen jaren.
Verband met herstelplannen
Tegelijk met dit voorstel stelt de Commissie een wijziging van het voorstel voor een herstelplan voor kabeljauw en heek (COM(2001)724 def.) voor.
De voorgestelde TAC's voor noordelijke heek en kabeljauw in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijk Kanaal, het gebied ten westen van Schotland en de Ierse Zee zijn afhankelijk van de vaststelling van deze herstelplannen. Indien de herstelplannen, en inzonderheid de regeling voor beperking van de visserij-inspanning, niet ten uitvoer worden gelegd, moeten de bovenvermelde TAC's worden verlaagd zoals in de wetenschappelijke adviezen is aanbevolen.
Verdeling van de quota over de lidstaten
Vanaf 1 januari 2003, wanneer de overgangsperiodes aflopen waarin was voorzien bij de Akten van Toetreding van 1985 en 1994, zullen vissersvaartuigen van Spanje, Portugal en Finland het recht hebben om in de Noordzee te vissen, met inachtneming van de communautaire voorschriften inzake de toegang tot deze wateren, zoals de beperkingen op de toegang tot de zogenaamde "Shetland Box", en de toegang tot de visserijhulpbronnen.
Het recht van toegang tot de visserijhulpbronnen in de Noordzee voor Spaanse, Portugese en Finse vissersvaartuigen is afhankelijk van het feit of de betrokken visbestanden al dan niet door de Gemeenschap worden beheerd (gereguleerd).
Wat de ongereguleerde of niet toegewezen hulpbronnen betreft, mogen vaartuigen uit om het even welke lidstaat vrij op deze hulpbronnen vissen totdat de Gemeenschap besluit deze activiteiten te reguleren via vangstbeperkingen voor de doelsoorten of voor andere als bijvangst gevangen soorten. De Commissie is niet voornemens in de nabije toekomst dergelijke regels voor niet-gereguleerde soorten in de Noordzee vast te stellen. Mochten dergelijke visserijactiviteiten zich ontwikkelen, dan zal er toezicht op worden uitgeoefend, om de invloed op de visserij op andere soorten te evalueren en zal de Commissie zo nodig nieuwe voorstellen doen op basis van toezichtverslagen en relevante wetenschappelijke adviezen.
Voor de toegang tot de gereguleerde hulpbronnen gelden de volgende regels:
a) De verdeling van gereguleerde visbestanden die is vastgesteld vóór de toetreding van een lidstaat maken deel uit van het "acquis communautaire", dat door de toetredende lidstaat is aanvaard, en het einde van de overgangsperiode heeft derhalve geen gevolgen voor deze verdeling.
b) Voor bestanden waarvoor een eerste verdeling heeft plaatsgevonden tijdens de overgangsperiode (1985 of 1995-2002), toen Spaanse, Portugese en Finse vaartuigen geen toegang tot de Noordzee hadden, zou bij toekomstige verdelingen rekening moeten worden gehouden met de belangen van deze landen.
De oorspronkelijke verdeling tussen de lidstaten die destijds toegang hadden tot de Noordzee was gebaseerd op de door deze landen in het verleden gevangen hoeveelheden van de betrokken bestanden, zoals blijkt uit de aanvoerstatistieken. Het staat de Raad evenwel vrij bij de verdeling van hulpbronnen rekening te houden met andere factoren dan aanvoerstatistieken, zoals de behoeften van van visserij afhankelijke regio's of het verlies van vangstmogelijkheden in andere wateren. Indien hij dat in dit geval echter zou doen, en de basis voor de verdeling van deze bestanden zou wijzigen, zouden de economische belangen van de vissers die aanvoerstatistieken konden voorleggen vóór de eerste verdeling, en die sindsdien over op aanvoerstatistieken gebaseerde vangstrechten hebben kunnen beschikken, in het gedrang komen. Dit lijkt strijdig met het beginsel van relatieve stabiliteit. In een situatie van krimpende visserijhulpbronnen zijn de vissers meer dan ooit afhankelijk van bestaande vangstmogelijkheden en de bestaande quotaverdeling. Men zou bovendien moeilijk kunnen beweren dat nieuwkomers afhankelijk zijn van visserijhulpbronnen in gebieden waarin ze voordien niet mochten vissen.
c) Vanaf 1 januari 2003 kan met de belangen van Spanje, Portugal en Finland rekening worden gehouden bij de verdeling door de Raad van nieuwe vangstmogelijkheden, d.w.z. mogelijkheden die nog niet waren verdeeld. De belangen van de lidstaten worden normaal bepaald aan de hand van recente vangstresultaten, zoals die blijken uit aanvoerstatistieken. De Raad kan evenwel besluiten hoeveelheden toe te wijzen aan lidstaten die geen vangstresultaten kunnen voorleggen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor lidstaten die om wettelijke redenen geen vangstresultaten hebben kunnen bijhouden.
Om deze redenen stelt de Commissie voor de verdeling van de visbestanden in de Noordzee niet te wijzigen.
Andere bestanden
De Commissie stelt voor de eerste maal een onverdeelde tak voor zeebaars voor, die overeenstemt met de gemiddelde aanvoer in de afgelopen jaren, teneinde de visserij-inspanning op deze soort te verlagen tot het door de ICES aanbevolen niveau.
Een aantal visbestanden wordt beheerd via regionale visserijorganisaties of in het kader van bilateraal overleg met derde landen. Het voorstel is voor deze bestanden gebaseerd op de besluiten die in dat kader zijn genomen. Een klein aantal besluiten moet echter nog worden genomen. Als met de indiening van dit voorstel wordt gewacht totdat die besluiten zijn genomen, kan het voorstel niet tijdig bij de Raad worden ingediend, zodat de Raad dat voorstel niet meer zou kunnen bestuderen vóór de goedkeuring in december.
Aangezien bepaalde technische maatregelen met ingang van 1 januari 2002 moeten worden toegepast, zijn ze in het voorstel opgenomen in de vorm van tijdelijke afwijkingen van of aanvullingen op de normale regels, in afwachting dat de betrokken verordeningen worden gewijzigd. Als aanvullende maatregel zal de Commissie voorstellen de eerder voor de bescherming van kabeljauwbestanden overeengekomen gesloten gebieden opnieuw te sluiten gedurende het gehele jaar.
Voor de Middellandse Zee stelt de Commissie, op basis van zowel wetenschappelijke informatie als het advies van het WTECV, voor de afwijking voor de visserij met een "gangui"-spannet te beëindigen wegens het nadelige effect ervan op de beschermde habitats in de kustzone en de vangst van juvenielen van verschillende soorten. Voor de andere visserijtakken waarvoor momenteel een afwijking geldt tot eind 2002, stelt de Commissie voor de huidige afwijkingen te verlengen totdat een nieuwe verordening wordt vastgesteld. Dit zou gebeuren in de eerste maanden van 2003, zodat de Commissie de tijd heeft te onderzoeken onder welke voorwaarden bepaalde visserijtakken kunnen worden voortgezet, en welke andere moeten worden beëindigd.
Op grond van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota dient de Raad te bepalen voor welke bestanden de verschillende bij genoemde verordening vastgestelde maatregelen gelden. Het desbetreffende voorstel is opgenomen in bijlage III.
In haar jaarlijkse vergadering van 28 oktober tot en met 4 november 2002 heeft de ICCAT quota voor de Europese Gemeenschap voor het jaar 2003 vastgesteld voor Oost-Atlantische blauwvintonijn (18.582 ton), Noord-Atlantisch zwaardvis (6.665 ton), Zuid-Atlantische zwaardvis (5.950 ton), noordelijke witte tonijn (28.712 ton), grootoogtonijn (26.672 ton), blauwe marlijn (103 ton) en witte marlijn (46,53 ton).
De ICCAT heeft voorts in haar jaarlijkse vergadering tabellen goedgekeurd waarin de onderbenutting en overbenutting door de verdragssluitende partijen bij de ICCAT van hun vangstmogelijkheden zijn opgenomen. In hetzelfde kader heeft de ICCAT bij besluit vastgesteld dat de Europese Gemeenschap in 2001 haar quota heeft onderbenut, met 649,7 ton voor Oost-Atlantische blauwvintonijn, 52 ton voor Zuid-Atlantische zwaardvis, 80,6 ton voor Noord-Atlantische zwaardvis, 9.925,6 ton voor Noord-Atlantische witte tonijn, met 1.0747,8 ton voor Zuid-Atlantische witte tonijn en 10.168 ton voor grootoogtonijn. Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, moet de onderbenutting worden verdeeld op basis van de respectieve bijdrage van elke lidstaat in de onderbenutting, zonder te raken aan de bij artikel XX van deze verordening inzake de jaarlijkse verdeling van de TAC's vastgestelde verdeelsleutel.
Ten slotte wijzen wij erop dat voor de bestanden die gezamenlijk met Noorwegen en de Faeroer worden beheerd, in het voorstel p.m. (pro memoria) waarden worden vermeld, daar de onderhandelingen met deze landen nog niet zijn afgerond. Zodra er definitieve overeenkomsten met deze landen zijn, zullen de betrokken cijfers in het voorstel worden opgenomen.
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur [1], inzonderheid op artikel 8, lid 4,
[1] PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1.).
Gelet op Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. nr. 2113/96 [2], inzonderheid op artikel 21,
[2] PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1- Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2742/99 (PB L 341 van 31.12.199, blz. 1).
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 moet de Raad, op grond van wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, de instandhoudingsmaatregelen vaststellen die nodig zijn voor een rationele en verantwoorde exploitatie van de visbestanden op duurzame basis.
(2) Op grond van artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 moet de Raad, overeenkomstig artikel 4 van die verordening, de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 8, lid 4, onder ii) en onder vi), van genoemde verordening.
(3) Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.
(4) De beginselen en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld, zodat de lidstaten ten aanzien van de vaartuigen die onder hun vlag varen de beheersmaatregelen kunnen vaststellen.
(5) Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota [3], moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, bij de verordening vastgestelde maatregelen worden toegepast.
[3] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
(6) De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, overleg over de visserijrechten gepleegd met het Koninkrijk Noorwegen [4], de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van de Faeröer [5], respectievelijk van Groenland [6], de Republiek IJsland [7], de Republiek Letland [8], de Republiek Litouwen [9] en de Republiek Estland [10].
[4] PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.
[5] PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.
[6] PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.
[7] PB L 161 van 2.7.1993, blz. 1.
[8] PB L 332 van 20.12.1996, blz. 1.
[9] PB L 332 van 10.12.1996, blz. 6.
[10] PB L 332 van 10.12.1996, blz. 16.
(7) Overeenkomstig artikel 124 van de Toetredingsakte wordt het beheer van de visserijovereenkomsten tussen het Koninkrijk Zweden en de Republiek Finland en derde landen waargenomen door de Gemeenschap. Uit hoofde van die overeenkomsten heeft de Gemeenschap overleg gepleegd met de Republiek Polen en de Russische Federatie.
(8) De Gemeenschap is verdragssluitende partij bij diverse regionale visserijorganisaties, die voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen hebben aanbevolen; die aanbevelingen moeten door de Gemeenschap dan ook worden uitgevoerd.
(9) De vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt in overeenstemming met de relevante Gemeenschapswetgeving, inzonderheid met Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [11], Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee [12], Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten [13], Verordening (EG) nr. 66/98, Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund [14] en Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen [15].
[11] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2001 van de Commissie (PB L 268 van 9.10.2001, blz. 23.
[12] PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2001 (PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1).
[13] PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1.
[14] PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1520/98 (PB L 201 van 17.7.1998, blz. 1).
[15] PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatselijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2001 (PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1).
(10) Om de Commissie de gelegenheid te geven nadere bepalingen vast te stellen voor de toepassing van artikel 28 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93, worden sommige bepalingen slechts voor een bepaalde toepassingsperiode vastgesteld.
(11) De TAC's voor bestanden waarvoor herstelplannen voor 2003 zijn vastgesteld, moeten beantwoorden aan de in Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde bestanden van kabeljauw en heek (xxx) bepaalde herstelstrategieën.
(12) Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij in het jaar 2003 ten uitvoer worden gelegd.
(13) Om te voldoen aan de door de Gemeenschap als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) aangegane internationale verplichtingen en overeenkomstig de verplichting de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, zijn de relevante toepassingsdata die welke overeenkomen met het begin van de onderscheiden TAC-toepassingsperioden zoals vermeld in bijlage IG.
(14) De ICCAT heeft bovendien in haar jaarlijkse vergadering tabellen vastgesteld waarin de onderbenutting en overbenutting van vangstmogelijkheden door verdragsluitende partijen bij de ICCAT zijn aangegeven. In het kader hiervan heeft de ICCAT een besluit genomen blijkens hetwelk de Europese Gemeenschap in 2001 haar quota van bepaalde bestanden heeft onderbenut.
(15) Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de onderbenutting over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat daarin, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.
(16) Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat de visserijactiviteiten op 1 januari 2003 kunnen doorgaan. Gezien de urgentie dient een uitzondering te worden toegestaan op de periode van zes weken als vermeld in punt I, 3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I Toepassingsgebied en definities
Artikel 1
1. In deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden voor het jaar 2003 de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen bijzondere voorschriften vastgesteld die
a) voor vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een lidstaat, hierna "vaartuigen van de Gemeenschap" of "EG-vaartuigen" te noemen, gelden in zones met vangstbeperkingen, en
b) voor vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land, hierna "vaartuigen van derde landen" te noemen, gelden in wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten, hierna "Gemeenschapswateren" of "EG-wateren" te noemen.
Voor bepaalde Antarctische bestanden worden echter vangstmogelijkheden vastgesteld voor de in bijlage IG vermelde periode.
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "vangstmogelijkheden" verstaan:
a) "TAC's" of het aantal vaartuigen waarvoor visvergunningen zijn toegekend en/of de geldigheidsduur daarvan,
b) delen van de TAC's die aan de Gemeenschap zijn toegekend,
c) aan de Gemeenschap in de wateren van derde landen toegewezen quota,
d) een verdeling van de onder b) en c) bedoelde vangstmogelijkheden van de Gemeenschap over de lidstaten in de vorm van quota,
e) aan derde landen in Gemeenschapswateren toegewezen quota.
Artikel 2
1. De afbakening van de zones van ICES [16], CECAF [17] (Centraal-Oostelijke Atlantische Oceaan of FAO-gebied 34), NAFO [18] en CCAMLR [19] is die van respectievelijk Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen [20], Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noordatlantische Oceaan [21], Verordening (EG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen [22] en Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad.
[16] Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee.
[17] Comité voor de Visserij in het zuidoosten van de Atlantische Oceaan.
[18] Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.
[19] Verdrag voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische Wateren.
[20] PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1637/2001 van de Commissie (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 20).
[21] PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1638/2001 van de Commissie (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 29).
[22] PB L 28.7.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1636/2001 van de Commissie (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 1).
2. In deze verordening wordt verstaan onder:
a) "internationale wateren": wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;
b) "het gereglementeerde gebied van de NAFO": het deel van het onder het NAFO-verdrag vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;
c) het "Skagerrak": het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;
d) het "Kattegat": het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;
e) "de Noordzee": ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector IIIa dat geen deel uitmaakt van het Skagerrak zoals omschreven onder c);
f) "Management Unit 3": de ICES-deelsectoren 30 en 31 en het gedeelte van deelsector 29 benoorden 59° 00' NB.
HOOFDSTUK II Vangstmogelijkheden en visserijvoorschriften voor vaartuigen van de Gemeenschap
Artikel 3
1. De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in Gemeenschapswateren of in bepaalde wateren buiten de Gemeenschap worden vastgesteld zoals aangegeven in de bijlagen I en II.
2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 7 en 12 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland, Estland, Letland, Litouwen, Noorwegen en de visserijzone rond Jan Mayen, Polen en de Russische Federatie.
3. Het uit hoofde van de visserijovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de de Republiek Estland, Republiek Letland en de Republiek Litouwen te betalen bedragen, zijn voor 2003:
Land // Financiële bijdrage
Estland // EUR 314 600
Letland // EUR 203 560
Litouwen // EUR 401 522
Die bijdrage dient te worden gestort op de rekeningen die door de autoriteiten van de betrokken landen worden aangewezen.
Artikel 4
De vangstmogelijkheden worden over de lidstaten verdeeld onverminderd:
1. het ruilen van quota op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3760/92,
2. nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93,
3. het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,
4. het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,
5. verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.
Artikel 5 Flexibiliteit
De bestanden waarvoor een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde of een analytische TAC geldt, de bestanden waarop flexibiliteit volgens de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing is en de bestanden waarop de in artikel 5, lid 2, van de voornoemde verordening bedoelde kortingen van toepassing zijn, worden voor 2003 vastgesteld zoals bepaald in bijlage III.
Artikel 6 Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten
1. Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:
i) die vis gevangen is met vaartuigen van een lidstaat die of een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of
ii) het Gemeenschapsaandeel in de TAC, wanneer het niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, niet is opgebruikt, of
iii) de vangsten die uit verschillende soorten bestaan, uitgezonderd haring- en makreelvangsten, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98 met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm zijn gedaan en noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of
iv) wat haring betreft, de vangsten voldoen aan het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie [23], of
[23] PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10.
v) het aandeel van makreel in de gemengde vangsten van makreel en horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten niet gesorteerd zijn, of
vi) het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 850/98.
Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten bedoeld onder iii), iv), v) en vi).
2. Ongeacht het bepaalde in lid 1 is het, wanneer een van de in bijlage II vastgestelde vangstmogelijkheden is opgebruikt, voor vissersvaartuigen die vissen in de zone waarvoor de betreffende vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.
3. Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 850/98.
Artikel 7 Toegangsbeperkingen
1. Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 mijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.
2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen met elkaar verbonden coördinaten valt:
Zuidwestelijk Gebied
1. 63°12' NB en 23°05' WL via 62°00' NB en 26°00' WL
2. 62°58' NB en 22°25' WL
3. 63°06' NB en 21°30' WL
4. 63°03' NB en 21°00' WL en vervolgens 180°00' rechtwijzend zuid;
Zuidoostelijk Gebied
1. 63°14' NB en 10°40' WL
2. 63°14' NB en 11°23' WL
3. 63°35' NB en 12°21' WL
4. 64°00' NB en 12°30' WL
5. 63°53' NB en 13°30' WL
6. 63°36'NB en 14°30'WL
7. 63°10' NB en 17°00' WL en vervolgens 180°00' rechtwijzend zuid.
Artikel 8 Bijzondere voorschriften voor Noordzeeharing
De in bijlage IV vastgestelde maatregelen gelden voor de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat.
Artikel 9 Overige technische en controlemaatregelen
De in bijlage V vastgestelde technische maatregelen gelden in het jaar 2003 naast die van de Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 1626/94 en (EG) nr. 973/2001.
HOOFDSTUK III Vangstmogelijkheden en visserijvoorschriften voor vaartuigen van derde landen
Artikel 10
Vaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Estland, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, de Russische Federatie, Suriname, Trinidad en Tobago en Venezuela, alsook vaartuigen die in de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 11 en 13 vastgestelde voorschriften, in de Gemeenschapswateren vissen.
Artikel 11
Onverminderd de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen toegangsbeperkingen, mogen vaartuigen die de vlag voeren van:
i) Noorwegen of die geregistreerd zijn op de Faeröer, slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Noordzee, het Kattegat, de Oostzee en de Atlantische Oceaan benoorden 43°00' noorderbreedte; vaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden;
ii) Estland, Letland en Litouwen, slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Oostzee bezuiden 59°30' noorderbreedte;
iii) Polen en de Russische Federatie, slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Zweden in de Oostzee bezuiden 59°30' noorderbreedte;
iv) Barbados, Guyana, Suriname, Trinidad en Tobago, Japan, Zuid-Korea en Venezuela slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse department Guyana.
HOOFDSTUK IV Vergunningsvoorschriften voor vaartuigen van de Gemeenschap
Artikel 12
1. Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mag in de wateren van derde landen slechts worden gevist op grond van een vergunning die door de autoriteiten van het betrokken derde land is uitgereikt. Deze bepaling geldt bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee evenwel niet voor:
a) vaartuigen van 200 GT of minder,
b) vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn,
c) vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.
2. Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen waarop de aanvragen betrekking hebben, door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht. De Commissie stuurt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.
3. De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften welke van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.
4. Vaartuigen van de Gemeenschap die vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen, mogen een andere tak van gerichte visserij uitoefenen mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren kennis geven van deze wijziging.
HOOFDSTUK V Vergunningsvoorschriften voor vaartuigen van derde landen
Artikel 13
1. Ongeacht artikel 28ter van Verordening (EG) nr. 2847/93 hoeven Noorse vaartuigen van minder dan 200 GT niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.
2. Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie voor vergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:
a) naam van het vaartuig;
b) registratienummer;
c) op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;
d) haven van registratie;
e) naam en adres van de eigenaar of huurder;
f) brutotonnage (GT) en lengte over alles;
g) motorvermogen;
h) oproepnummer en radiofrequentie;
i) vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;
j) gebied waarin gevist zal worden;
k) vissoorten waarop gevist zal worden;
l) periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.
3. De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, hoeven de vergunning niet aan boord te hebben.
4. Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaar van het betrokken vaartuig zich ertoe verbindt om een waarnemer aan boord van zijn vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.
5. Het aantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI, deel II, is aangegeven.
6. Vaartuigen van derde landen die op 31 december 2002 mogen vissen, mogen hun activiteiten in het begin van het jaar 2003 voortzetten totdat de lijsten van vaartuigen met vergunning aan de Commissie zijn voorgelegd en door haar zijn goedgekeurd.
7. Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden ingetrokken met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke intrekkingen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.
8. Vergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.
9. Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.
10. Voor vaartuigen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen vergunningen en speciale visdocumenten afgegeven.
11. De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vaartuigen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften met ingang van de volgende maand niet meer in de Gemeenschapswateren mogen vissen.
Artikel 14
1. Vaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met inbegrip van de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 850/98, en Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen [24].
[24] PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.
2. Kapiteins van vaartuigen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen voor de juistheid waarvan alleen de kapitein verantwoordelijk is en waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Voor deze aangifte wordt een formulier gebruikt van het model in bijlage VI, deel III.
De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in lid 3 genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde beambte ondertekend.
De Franse autoriteiten zenden de Commissie vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de vorige maand.
3. De in lid 1 bedoelde vaartuigen dienen een logboek bij te houden waarin de in bijlage VII, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.
Vaartuigen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten echter een logboek bijhouden van het model in bijlage VII, deel II. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift daarvan aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.
4. Vaartuigen van derde landen, met uitzondering van die van Noorwegen die vissen in ICES-sector IIIa, dienen de Commissie de in bijlage VIII bepaalde gegevens mee te delen overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.
Als de Commissie gedurende 1 maand geen mededeling ontvangt over een vaartuig met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de vergunning van dat vaartuig ingetrokken.
HOOFDSTUK VI Bijzondere voorschriften voor vaartuigen van de Gemeenschap in gebieden die onder regionale visserijorganisaties vallen
Artikel 15 NAFO-gebied - Communautaire visserijactiviteit
1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 20 januari 2003 de lijst mee van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die voornemens zijn te vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO. Daarna verstrekken zij dergelijke lijsten ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten. Zij verstrekken voor die vaartuigen de volgende gegevens:
a) naam van het vaartuig;
b) het officiële door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig gegeven registratienummer;
c) de thuishaven van het vaartuig;
d) de naam van de eigenaar of de huurder van het vaartuig;
e) een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;
f) de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden gevist;
g) de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.
2. Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (gecharterd vaartuig), verstrekken de lidstaten de volgende gegevens:
a) de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;
b) de datum met ingang waarvan het vaartuig door de lidstaat is toegestaan in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;
c) de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;
d) naam van het vaartuig;
e) het officiële, door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig toegekende registratienummer;
f) de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;
g) de naam van de eigenaar of de huurder van het vaartuig;
h) een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;
i) de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden gevist;
j) de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.
Artikel 16 Visserij op zwarte heilbot
De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen voor de visserij op zwarte heilbot in het gereglementeerde gebied van de NAFO uiterlijk op 20 januari 2003, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In de visplannen wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen op voornoemde soort zal worden gevist. Voorts wordt daarin de totale, te leveren visserij-inspanning opgegeven samen met het betrokken aan de meldende lidstaat toegewezen vangstquotum.
De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2003 een verslag over de uitvoering van hun visplannen toekomen met onder meer een opgave van het aantal vaartuigen dat effectief aan de visserij heeft deelgenomen en het totale aantal visdagen.
Artikel 17 Technische maatregelen in het gereglementeerde gebied van de NAFO
1. Maaswijdte van de netten
Bij de gerichte visserij op de in bijlage IX vermelde soorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte verhoogd tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.
Vaartuigen die op Noorse garnaal (Pandalus borealis) vissen moeten netten gebruiken met een maaswijdte van ten minste 40 mm.
2. Voorzieningen aan netten
Het is verboden andere dan de in dit lid vermelde voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen van het net versperren of waardoor de maaswijdte wordt verkleind.
Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen. Sorteerroosters?
Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage X vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.
Vaartuigen die op Noorse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22mm tussen de staven.
3. Bijvangsten
De kapiteins van vissersvaartuigen mogen niet gericht vissen op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst van een trek uitmaakt.
Bijvangsten van de in bijlage I E vermelde soorten waarvoor de Gemeenschap geen quota heeft vastgesteld voor een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO en die in dit deel worden gevangen bij gerichte visserij op een soort, mogen voor elk van de soorten aan boord van het vaartuig niet meer bedragen dan 2 500 kg of 10% van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage I E vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1 250 kg of 5%.
Als de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de hierboven vastgestelde limieten, moet het vissersvaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde limieten, moet het vissersvaartuig weer onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan.
Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) en waarvan de bijvangst van de vissoorten vermeld in bijlage I E in een trek meer dan 5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onmiddellijk van visgebied veranderen (ten minste 5 zeemijl verder varen), teneinde verdere bijvangst van die vissoorten te vermijden.
Vangsten van garnaal worden niet gebruikt bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvis.
4. Minimummaat van de vissen
Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage XI vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk in zee worden teruggezet. Als de op bepaalde plaatsen gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10% van de totale vangst, moet het visservaartuig ten minste vijf zeemijl verder varen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor in bijlage XI een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage XII vastgestelde grootte, wordt die verwerkte vis geacht afkomstig te zijn van ondermaatse vis.
Artikel 18 Controlemaatregelen
1. Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XIII opgesomde gegevens noteren.
2. Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage IX genoemde soorten mogen geen netten aan boord zijn waarvan de maaswijdte kleiner is dan in artikel 17, lid 1, is bepaald. Vaartuigen waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen echter dergelijke netten aan boord hebben op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Dit houdt in dat:
a) de netten moeten zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen en,
b) indien deze zich op of boven het dek bevinden, goed aan een deel van de bovenbouw moeten zijn vastgesjord.
3. Door kapiteins van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap wordt over de vangst van de in bijlage I E genoemde soorten:
a) een productielogboek bijgehouden waarin zij, per soort en per verwerkt product, de cumulatieve productie vermelden, of
b) een plattegrond bijgehouden van de opslag van de verwerkte producten, waarop per soort wordt aangegeven waar de producten zich in het ruim bevinden.
Kapiteins moeten de nodige assistentie verlenen voor controle van de in het logboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.
4. Vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij de kapiteins daarvoor vooraf de toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hun vaartuig de vlag voert of waar hun vaartuig is geregisteerd.
5. De lidstaten melden de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noorse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap.
Artikel 19 Visserij op roodbaars
1. De kapiteins van vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap, die in zone 3M op roodbaars vissen, delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, om de andere maandag mee welke hoeveelheden roodbaars in sector 3M zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12.00 uur 's nachts is geëindigd.
2. De lidstaten melden de Commissie om de twee weken op dinsdag vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12 uur 's nachts is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sector IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap.
Artikel 20 Wetenschappelijke en statistische gegevens
1. De lidstaten verstrekken voor hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die in sector 3 LNO van het gereglementeerde gebied van de NAFO op zandschar vissen:
a) uitgaande van de relevante gegevens in het logboek als bedoeld in artikel 18, lid 1, per maand samengestelde statistieken over de nominale vangst en de over boord gezette vangst, die worden gespecificeerd voor gebiedseenheden met een breedte van niet meer dan één breedtegraad en een lengte van niet meer dan één lengtegraad;
b) een op grond van monsters vastgesteld maandelijks overzicht van de lengtesamenstelling van zowel de nominale vangst als de over boord gezette vangst, gespecificeerd voor de gebiedseenheden als vastgesteld onder a).
2. De lidstaten verstrekken voor hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die vissen op roodbaars en platvis in de omgeving van Flemish Cap in het gereglementeerde gebied van de NAFO:
a) uitgaande van de relevante gegevens in het logboek als bedoeld in artikel 18, lid 1, naast de normale meldingen, per maand samengestelde statistieken over de hoeveelheden kabeljauw die in bovengenoemd gebied bij het vissen op roodbaars en platvis over boord zijn gezet;
b) op grond van monsters vastgestelde maandelijkse overzichten over de lengtesamenstelling van de kabeljauw die in bovengenoemd gebied is gevangen respectievelijk bij het vissen op roodbaars en het vissen op platvis, waarbij verder voor ieder monster wordt vermeld op welke diepte de kabeljauw is gevangen.
3. De monsters ter bepaling van de lengtesamenstelling van de vangst worden uit alle delen van de vangst van iedere betrokken soort genomen, met dien verstande dat minstens één statistisch significant monster wordt genomen uit de eerste trek van elke dag. De maat van de vis wordt gemeten van de punt van de snuit tot het uiteinde van de staartvin.
Monsters ter bepaling van de lengtesamenstelling van de vangst die zijn genomen op de wijze die is beschreven in de eerste alinea, worden beschouwd als zijnde representatief voor de volledige vangst van de betrokken soorten.
Artikel 21 CCAMLR-gebied
Gerichte visserij op de in bijlage XIV vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.
HOOFDSTUK VII Slotbepalingen
Artikel 22
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93 worden door de lidstaten de gegevens met betrekking tot het aanlanden van hoeveelheden gevangen vis toegezonden aan de Commissie in elektronische vorm met gebruikmaking van de in bijlage XVI vermelde codes voor de bestanden.
Artikel 23
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.
Voor TAC's voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2003, is artikel 21 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC-toepassingsperioden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
[...]
BIJLAGE I Vangstmogelijkheden, per soort en per gebied (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld), voor vaartuigen van de Gemeenschap in gebieden met vangstbeperkingen en voor vaartuigen van derde landen in de Gemeenschapswateren.
Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 7 van de verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name de artikelen 14 en 15.
Voor elk gebied zijn de visbestanden telkens vermeld in de alfabetische volgorde van de wetenschappelijke naam van de soort. Hierna is een tabel opgenomen met de Latijnse namen en de overeenkomstige gebruikelijke naam in het Nederlands:
Gebruikelijke naam // Wetenschappelijke naam
Beryciden // Beryx spp.
Lange schol // Hippoglossoides platessoides
Ansjovis // Engraulis encrasicolus
Zeeduivel // Lophiidae
Ijsvis // Champsocephalus gunnari
Zwarte Patagonische ijsvis // Dissostichus eleginoides
Zeewolf // Anarhichas lupus
Heilbot // Hippoglossus hippoglossus
Zalm // Salmo salar
Reuzenhaai // Cetorhinus maximus
Grootoogtonijn // Thunnus obesus
Zwarte haarstaartvis // Aphanopus carbo
Scotiazee ijsvis // Chaenocephalus aceratus
Blauwe leng // Molva dypterigia
Blauwe marlijn // Makaira nigricans
Blauwe wijting // Micromesistius poutassou
Blauwvintonijn // Thunnus thynnus
Lodde // Mallotus villosus
Kabeljauw // Gadus morhua
Tong // Solea solea
(Krab) // Paralomis spp.
Schar // Limanda limanda
Platvissen // Pleuronectiformes
Bot // Platichthys flesus
Gaffelkabeljauwen // Phycis spp.
Grote zilvervis // Argentina silus
Zwarte heilbot // Reinhardtius hippoglossoides
Grenadier // Macrourus spp.
Grauwe ijsvis // Lepidonothen squamifrons
Schelvis // Melanogrammus aeglefinus
Heek // Merluccius merluccius
Haring // Clupea harengus
Horsmakreel // Trachurus spp.
Bultenijsvis // Gobionotothen gibberifrons
Krielgarnaal // Euphausia superba
Lantaarnvis // Electrona carlsbergi
Tongschar // Microstomus kitt
Leng // Molva molva
Atlantische makreel // Scomber scombrus
Gemarmerde ijsvis // Notothenia rossii
Schartong // Lepidorhombus spp.
Noorse garnaal // Pandalus borealis
Langoestine // Nephrops norvegicus
Kever // Trisopterus esmarki
Atlantische slijmkop // Hoplostethus atlanticus
Garnaal "Penaeus" // Penaeus spp
Schol // Pleuronectes platessa
Arctische kabeljauw // Boreogadus saida
Witte koolvis // Pollachius pollachius
Witte marlijn // Tetrapturus alba
Haringhaai // Lamna nasus
Roodbaars // Sebastes spp.
Zeebrasem // Pagellus bogaraveo
Noordelijke grenadier // Macrouris berglax
Grenadiervis // Coryphaenoides rupestris
Zwarte koolvis // Pollachius virens
Zandspiering // Ammodytidae
Zeebaars // Dicentrarchus labrax
Kortvinnige pijlinktvis // Illex illecebrosus
Roggen // Rajidae
Georgia ijsvis // Pseudochaenichthys georgianus
Middellandse-zeeleng // Molva macrophthalmus
Sprot // Sprattus sprattus
Doornhaai // Squalus acanthias
Zwaardvis // Xiphias gladius
Zwarte Patagonische ijsvis // Dissostichus eleginoides
Tarbot // Psetta maxima
Torsk // Brosme brosme
Langsnuitijsvis // Channichthys rhinoceratus
Wijting // Merlangius merlangus
Pijlinktvis // Glyptocephalus cynoglossus
Geelvintonijn // Thunnus albacares
Zandschar // Limanda ferruginea
BIJLAGE I A OOSTZEE
Alle TAC's in dit gebied, behalve die voor schol, zijn vastgesteld in de IBSFC.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE IB SKAGERRAK EN KATTEGAT EN DE NOORDZEE
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE I C NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII, XIV en NAFO 0,1 (wateren van Groenland)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE I D WESTELIJKE GEMEENSCHAPSWATEREN ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX, X, CECAF (EG-wateren), en Frans-Guyana
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE I E NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN NAFO-gebied
Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE I F OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN Alle gebieden
Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE IG ANTARTISCH GEBIED CCAMLR-gebied
Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II Vangstmogelijkheden voor 2003 van haring die ongesorteerd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie mag worden aangevoerd (in ton levend gewicht).
Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 7 van deze verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
847/93, en met name in de artikelen 14 en 15 daarvan.
BIJLAGE III BESTANDEN WAARVOOR DE DIVERSE MAATREGELEN VAN VERORDENING (EG) Nr. 847/96 GELDEN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE IV BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR NOORDZEEHARING
De lidstaten stellen bijzondere maatregelen vast met betrekking tot de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat om ervoor te zorgen dat de vangstbeperkingen, in het bijzonder die van bijlage II, worden nageleefd. Deze maatregelen omvatten met name:
* bijzondere controle- en inspectieprogramma's;
* programma's voor de visserij-inspanning, met inbegrip van lijsten van vaartuigen met vergunning en, als dat nodig wordt geoordeeld omdat een quotum voor meer dan 70% is opgevist, beperkingen ten aanzien van de activiteit van vaartuigen met een vergunning;
* controle op het overladen en op praktijken die leiden tot het weer overboord zetten van vis (teruggooi);
* zo mogelijk, een tijdelijk visverbod voor wateren waarvan bekend is dat er een hoge bijvangst is van haring, en met name jonge haring.
1. Lidstaten waar ongesorteerde vangsten worden aangevoerd die ook uit haring bestaan, zorgen ervoor dat er adequate bemonsteringsprogramma's bestaan voor een effectief toezicht op alle aanvoer van bijvangst van haring. Het wordt verboden ongesorteerde vangsten die ook uit haring bestaan, aan te landen in havens zonder een dergelijk bemonsteringsprogramma.
2. Inspecteurs van de Commissie voeren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en telkens wanneer de Commissie dat voor het bepaalde in de leden 1 en 2 noodzakelijk acht, onafhankelijke inspecties uit om de toepassing, door de bevoegde autoriteiten, van de bemonsteringsprogramma's en de in lid 1 omschreven maatregelen te verifiëren.
3. De Commissie verbiedt de aanvoer van haring als wordt aangenomen dat de uitvoering van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt dat bij alle visserijactiviteiten een strikte beheersing van de visserijsterfte bij haring wordt bereikt.
4. Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van 32 mm of meer bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.
5. Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage II bij deze verordening. Haring die is aangeland door vaartuigen die vissen zoals hierboven aangegeven, mag niet te koop aangeboden worden voor menselijke consumptie.
BIJLAGE V TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN
1. Type vistuig dat mag worden gebruikt bij de kabeljauwvisserij in de Oostzee
1.1 Sleepnetten
1.1.1 Zonder ontsnappingspanelen
In afwijking van de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 88/98 bepaalde minimummaaswijdte voor trawlnetten, Deense zegennetten en soortgelijke netten, is de minimummaaswijdte tot en met 31 augustus 2003 130 mm. Vanaf 1 september 2003 zal de minimummaaswijdte op 140 mm worden gebracht, en deze maaswijdte zal gelden voor de gehele kuil en ten minste de laatste acht meter van het net, gemeten vanaf de pooklijn, terwijl de mazen zijn gestrekt in de lengterichting. De maximale twijndikte bedraagt 6 mm indien enkel getwijnd garen wordt gebruikt en 4 mm indien dubbel getwijnd garen wordt gebruikt. Deze maaswijdte en twijndikte geldt voor alle netkuilen of -tunnels die zich aan boord van een vissersvaartuig bevinden en bevestigd zijn of geschikt zijn om te worden bevestigd aan eender welk sleepnet.
1.1.2 Met ontsnappingspanelen
In afwijking van de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad inzake speciale voorzieningen voor selectiviteit, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.
1.2 Kieuwnetten
In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad is de minimummaaswijdte voor kieuwnetten 110 mm.
Voor vaartuigen met een lengte over alles tot en met 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 12 km.
Voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 24 km.
De uitzettijd van de netten bedraagt ten hoogste 48 uur, ingaand bij de eerste tewaterlating en eindigend wanneer de netten volledig weer zijn ingehaald.
2. Bijvangst van kabeljauw in de Oostzee
In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad, mag de bijvangst van kabeljauw bij de visserij op haring en sprot met netten met een maaswijdte van 32mm of kleiner niet meer bedragen dan 3 gewichtspercenten van het totale gewicht van de vangsten. Van de toegestane bijvangst van kabeljauw aan boord mag niet meer dan 5% ondermaats zijn.
Bij de visserij op andere soorten dan haring en sprot met trawlnetten en Deense zegennetten met een kleinere maaswijdte dan die welke zijn vermeld in punt 1.1.1 en zonder ontsnappingspaneel als bedoeld in punt 1.1.2, mogen de bijvangsten van kabeljauw niet meer dan 10 % bedragen.
3. Minimummaat voor kabeljauw
In afwijking van de voorschriften inzake de minimummaat voor kabeljauw, als bepaald in bijlage III van Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad, bedraagt de minimummaat 38 cm.
4. Verbod om in de zomer in de Oostzee op kabeljauw te vissen
In de periode van 1 juni tot en met 31 augustus 2003 is het verboden om in de Oostzee, de Belten en de Øresund op kabeljauw te vissen.
5. Sluiting van de Bornholm Deep
In de periode van 15 mei tot en met 31 augustus 2003 geldt een volledig visverbod voor het gebied binnen de volgende coördinaten:
* 55° 15' NB, 15° 30' OL,
* 55° 15' NB, 16° 30' OL,
* 55° 15' NB, 16° 10' OL,
* 55° 15' NB, 15° 30' OL,
6. Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat
In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad zijn de volgende voorschriften van toepassing in 2003:
(a) Voor het vissen op garnaal (Pandalus borealis) geldt een maaswijdte van 35 mm.
(b) Voor het vissen op zilvervis (Argentina spp.) geldt een maaswijdte van 30 mm.
(c) Bij het vissen op wijting met een maaswijdte van 70 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 30% bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, schar, zwarte koolvis en kreeft.
(d) Bij het vissen op langoustine met een maaswijdte van 70 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 60% bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, koolvis en kreeft.
(e) Bij het vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) met netten met een maaswijdte van 35 tot 69 mm mag de bijvangst niet meer dan 50% bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft.
(f) Bij het vissen op alle andere dan onder c), d), en e), genoemde soorten met een maaswijdte van minder dan 90 mm mag de bijvangst niet meer dan 10% bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft.
7. Schelvisbox
Visserij op schelvis, met uitzondering van de visserij met beuglijnen, is verboden in wateren buiten de gebieden die onder de nationale jurisdictie van de lidstaten vallen in het vak begrensd door de volgende coördinaten:
Punt nr. Breedtegraad Lengtegraad
1 57°000 NB 15°00 WL
2 57°000 NB 14°00 WL
3 56°30 N 14°327 WL
4 56°30 N 15°000 WL
8. Haringvissers in gebied IIa (EG-wateren)
Vissen met gesleept tuig met een maaswijdte van minder dan 54 mm of met ringzegens in gebied IIa (EG-wateren) is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 30 juni.
9. Technishe maatregelen in de Middellandse Zee
De andere visserijactiviteiten dan die waarbij wordt gevist met zogenaamde "Gangui-spannetten", die momenteel zijn toegestaan op grond van de afwijking waarin is voorzien bij artikel 3, lid 1 en lid 1bis van Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad, mogen voorlopig in 2003 worden voortgezet.
Aanhangsel 1 van bijlage V
Omschrijving van het ontsnappingspaneel in het bovenste deel van de kuil ("BACOMA")
Het betreft een paneel met vierkante mazen van 120 mm binnendiameter (geopend) in de kuil, met mazen van 105 mm of groter, van trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten.
Het ontsnappingspaneel is een rechthoekig stuk net in de kuil. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.
Afmetingen van kuil, tunnel en achtereind van de trawl
De kuil bestaat uit twee gelijke netdelen, aan de zijkanten met een naadlijn aan mekaar vastgemaakt.
Het is verboden netten aan boord te hebben met meer dan 100 open ruitvormige mazen in de omtrek van de kuil, met uitsluiting van de aanslag en de naadlijn.
Het aantal open ruitvormige mazen, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend, op elk punt waar ook in de omtrek van de tunnel mag niet kleiner noch groter zijn dan het maximumaantal mazen in de omtrek aan de voorkant van de kuil in enge zin en aan het achtereind van de trechter, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend (zie figuur 1).
Plaats van bevestiging van de panelen
Het ontsnappingspaneel wordt aangebracht in het bovenste deel van de kuil. Het paneel eindigt niet meer dan 4 mazen van de pooklijn, de rij handgebreide mazen waardoorheen de pooklijn is bevestigd meegerekend (zie figuur 2).
Grootte van de panelen
De breedte van het paneel, uitgedrukt in aantal benen, moet gelijk zijn aan het aantal open ruitvormige mazen in het bovenste netdeel gedeeld door twee. In gevallen waarin zulks noodzakelijk is, zal worden toegestaan dat in het bovenste netdeel maximaal 20% van het aantal open ruitvormige mazen - gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel - worden behouden (zie figuur 3).
De lengte van het paneel bedraagt minimaal 3,5 meter.
Netwerk
De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 120 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen of netmateriaal met dezelfde bewezen selectieve eigenschappen (stijfheid, sterkte en stabiliteit). Het garen moet een diameter van ten minste 4,9 mm hebben.
Overige voorschriften
In de figuren 4a tot en met c wordt gespecificeerd hoe het paneel moet worden aangebracht. De verdeelstrop moet ten minste 4 meter lang zijn.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Figuur 1: Op basis van vorm en functie kunnen bij trawlnetten drie secties worden onderscheiden. De tunnel is cilindervormig en vervaardigd uit één of twee netten van 49,5 mazen diep, hetgeen overeenkomt met een lengte in gestrekte toestand van 6 tot 12 meter. De kuil is eveneens cilindervormig en vaak vervaardigd van dubbelgetwijnd garen voor een betere slijtagebestendigheid. De kuil heeft vaak een diepte van 49,5 mazen, oftewel circa 6 meter, maar kan bij kleinere vaartuigen korter (2 tot 4 meter) zijn. Het deel onder de verdeelstrop wordt de zak genoemd.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Figuur 2: Tussen het ontsnappingspaneel en de pooklijn zitten vier mazen: 3,5 ruitvormige mazen van de bovenkant van de kuil en één rij van een halve handgebreide maas waardoorheen de pooklijn is bevestigd.
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Figuur 3: Aan de bovenkant mogen twintig procent ruitvormige mazen - in de dwarsrichting van het net van de ene naadlijn tot de andere - worden behouden. Bijvoorbeeld (zoals op figuur 3) bij een net van 30 open mazen breed, is dat 6 ruitvormige mazen. De verdeling is dan drie mazen aan weerszijden van het ontsnappingspaneel. Het ontsnappingspaneel is dan 12 benen breed (30 -6 = 24 ruitvormige mazen, gedeeld door 2).
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Onderpaneel
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
AN
Ruitvormige mazen
49 ½ md
105 mm binnenin
1 rij mazen voor pooklijn
Figuur 4a: Opbouw onderpaneel van 49,5 mazen diep
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Toppaneel
(zonder ruitvormige mazen tussen naadlijn en vierkant gemaasd paneel)
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
AN
Aanslag: 2 ruitvormige mazen/
1 been in vierkant gemaasd paneel
105 mm binnenin 16 ½ md
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Aanslag: 1 been in vierkant gemaasd paneel
2 ruitvormige mazen/
AN
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
1 rij mazen voor pooklijn
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Figuur 4b: Opbouw toppaneel, afmetingen en positie van ontsnappingspaneel, in netten met een ontsnappingspaneel dat van naadlijn tot naadlijn loopt
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Toppaneel
(met ruitvormige mazen tussen naadlijn en vierkant gemaasd paneel)
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
105 mm binnenin 16 ½ md
Aanslag: 2 ruitvormige mazen/ 1 been in vierkant gemaasd paneel
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
2 knopen in aanslag vierkant paneel tot max. 5 open ruitvormige mazen aan weerszijden vierkant paneel
AN
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
(29 ½ md) 3,54 met
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Aanslag: 1 been in vierkant gemaasd paneel 2 ruitvormige mazen/
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
1 rij mazen voor pooklijn
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
Figuur 4c: Opbouw toppaneel in netten met 20% ruitvormige mazen, gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel
BIJLAGE VI
Deel I KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VERGUNNINGEN EN VISDOCUMENTEN VOOR GEMEENSCHAPSVAARTUIGEN IN WATEREN VAN DERDE LANDEN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
DEEL II Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor Gemeenschapsvaartuigen in wateren van derde landen.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
DEEL III Aangifte overeenkomstig artikel 14, lid 2
AANVOERAANGIFTE (1)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Aangevoerde hoeveelheden garnaal (levend gewicht) //
Garnalen, van kop ontdaan: kg kg
or ( x 1,6) = Garnalen, in gehele staat: kg //
Garnalen, in gehele staat: kg kg //
Thunnidae: kg // Snapper (Lutjanidae): kg kg
Haaien: kg // Overige kg
1 Een exemplaar voor de kapitein, een exemplaar voor de controleambtenaar en een exemplaar moet worden toegezonden aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
BIJLAGE VII Deel I In het logboek te noteren gegevens
Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.
Na iedere trek
1.1. gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
1.2. datum en tijdstip van de trek;
1.3. geografische positie tijdens de trek;
1.4. gebruikte vismethode.
Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:
2.1. de vermelding "ontvangen van" of "overgeladen op";
2.2. de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
2.3. naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond.
2.4. overlading van kabeljauw is niet toegestaan.
Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap
3.1. naam van de haven;
3.2. aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).
Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
4.1. datum en tijdstip van het bericht;
4.2. aard van het bericht: IN, OUT, ICES, WKL of 2 WKL;
4.3. bij een radiobericht: naam van het radiostation.
Deel II
>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>
BIJLAGE VIII INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES
De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.
1.1 Telkens wanneer het vaartuig de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap binnenvaart waarvoor communautaire visserijvoorschriften gelden:
(a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
(b) de hoeveelheden in het ruim (in kilogram levend gewicht), per vissoort;
(c) datum en ICES-sector waar de kapitein zal beginnen te vissen.
Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de hierboven bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is één mededeling bij het eerste binnenvaren voldoende.
1.2. Telkens wanneer het vaartuig de in punt 1.1 bedoelde zone verlaat:
(a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
(b) de hoeveelheden in het ruim (in kg levend gewicht), per vissoort;
(c) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
(d) de ICES-sector waarin de vangsten zijn gedaan;
(e) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die op en/of vanuit andere vaartuigen zijn overgeladen sinds het vaartuig de zone is binnengevaren, onder vermelding van het vaartuig waarop de hoeveelheden zijn overgeladen;
(f) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die in een haven van de Gemeenschap zijn aangevoerd sinds het vaartuig de zone is binnengevaren.
Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de in punt 1.1 bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is een mededeling bij het laatste buitenvaren voldoende.
1.3. Wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren:
(a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
(b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
(c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.
1.4. Telkens wanneer het vaartuig van de ene naar de andere ICES-sector vaart:
(a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
(b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
(c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.
1.5. (a) Naam, roepnaam, op het vaartuig aangebrachte identificatienummers en -letters van het vaartuig, en de naam van de kapitein;
(b) nummer van de eventuele vergunning van het vaartuig;
(c) volgnummer van het bericht voor de betrokken reis;
(d) aanduiding van de aard van het bericht;
(e) datum, tijdstip en geografische positie van het vaartuig.
2.1. De in punt 1 bedoelde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel (telex 24189 FISEU-B) worden meegedeeld via een van de in punt 3 vermelde radiostations en in de in punt 4 aangegeven vorm.
2.2. Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.
3. Naam van het radiostation Oproepletters van het radiostation
Lyngby // OXZ
Land's End // GLD
Valentia // EJK
Malin Head // EJM
Torshavn // OXJ
Bergen // LGN
Farsund // LGZ
Florø // LGL
Rogaland // LGQ
Tjøme // LGT
Ålesund // LGA
Ørlandet // LFO
Bodø // LPG
Svalbard // LGS
Blåvand // OXB
Gryt // GRYT RADIO
Göteborg // SOG
Turku // OFK
4. Vorm van de berichten
De in punt 1 bedoelde gegevens moeten onderstaande elementen bevatten en in onderstaande volgorde worden verstrekt:
* naam van het vaartuig;
* roepnaam van het vaartuig;
* op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;
* volgnummer van het bericht voor de betrokken visreis;
* aanduiding van de aard van het bericht aan de hand van de volgende code:
- bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: "IN",
- bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: "OUT",
- bericht bij het varen van de ene naar de andere ICES-sector: "ICES",
- wekelijks bericht: "WKL",
- bericht om de drie dagen: "2 WKL";
* datum, tijdstip en geografische positie;
* ICES-sector/deelgebied waar naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;
* datum waarop naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;
* het gewicht (in kg levend gewicht) van de vangsten, per vissoort, die zich in de ruimen bevinden, met gebruikmaking van de in punt 5 opgenomen code;
* de sedert het vorige bericht gevangen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, met gebruikmaking van de in punt 5 vermelde code;
* ICES-sector/deelgebied waar de vangsten zijn gedaan;
* de sedert het vorige bericht op en/of vanuit andere vaartuigen overgeladen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort;
* naam en roepnaam van het vaartuig waarop en/of waaruit deze hoeveelheden zijn overgeladen;
* gewicht (in kg levend gewicht) van de hoeveelheden, per vissoort, die sinds het vorige bericht zijn aangevoerd in een haven van de Gemeenschap;
* naam van de kapitein.
5. Code voor het meedelen van de in punt 1.4 bedoelde vissoorten die zich aan boord bevinden:
Beryciden (Beryx spp.) // ALF
Schotse schol (Hippoglossoides platessoides), // PLA
Ansjovis (Engraulis encrasicholus), // ANE
Zeeduivel (Lophius spp.), // MNZ
Grote zilvervis (Argentina silus) // ARG
Braam (Brama brama), // POA
Reuzenhaai (Cetorinhus maximus), // BSK
Zwarte haarstaartvis (Aphanopus carbo) // BSF
Blauwe leng (Molva dypterygia), // BLI
Blauwe wijting (Micromesistius poutassou), // WHB
Bob shrimp (Xyphopenaeus kroyeri), // BOB
Kabeljauw (Gadus morhua), // COD
Garnaal (Crangon crangon), // CSH
Inktvis (Loligo spp.), // SQC
Doornhaai (Squalus acanthias), // DGS
Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.) // FOR
Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides), // GHL
Schelvis (Melanogrammus aeglefinus), // HAD
Heek (Merluccius merluccius), // HKE
Heilbot (Hippoglossus hippoglossus), // HAL
Haring (Clupea harengus), // HER
Horsmakreel (Trachurus trachurus), // HOM
Leng (Molva molva), // LIN
Makreel (Scomber scombrus), // MAC
Schartong (Lepidorhombus spp.) , // LEZ
Noorse garnaal (Pandalus borealis), // PRA
Langoestine (Nephrops norvegicus), // NEP
Kever (Trisopterus esmarkii), // NOP
Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus) // ORY
Overige // OTH
Schol (Pleuronectes platessa), // PLE
Witte koolvis (Pollachius pollachius), // POL
Makreelhaai (Lamma nasus), // POR
Roodbaars (Sebastes spp.) , // RED
Zeebrasem (Pagellus bogaraveo) // SBR
Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) // RNG
Zwarte koolvis (Pollachius virens), // POK
Zalm (Salmo salar), // SAL
Zandspiering (Ammodytes spp.) // SAN
Sardine (Sardina pilchardus), // PIL
Haaien (Selachii, Pleurotremata) // SKH
Garnaal "Penaeus" (Penaeidae), // PEZ
Sprot (Sprattus sprattus), // SPR
Inktvis (Illex spp.) , // SQX
Tonijn (Thunnidae), // TUN
Lom (Brosme brosme), // USK
Wijting (Merlangus merlangus), // WHG
Schar (Limanda ferruginea), // YEL
BIJLAGE IX LIJST VAN SOORTEN VOOR HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE X TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS
Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type
Een rechthoekig stuk want dat aan de bovenzijde van de kuil is vastgemaakt om beschadiging te verminderen of te voorkomen en dat voldoet aan de volgende vereisten:
(a) het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die zijn voorgeschreven voor het net;
(b) het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant zijn bevestigd aan de kuil en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;
(c) het aantal mazen in de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als het aantal mazen in de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.
Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen
Stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van het net waaraan zij zijn vastgemaakt, op voorwaarde dat:
(i) elk stuk want:
(a) slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;
(b) ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt);
(c) niet langer is dan tien mazen.
(ii) de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.
Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)
Een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want precies samenvalt met vier mazen van de kuil.
BIJLAGE XI Minimummaten bij aanvoer
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE XII Minimummaten bij aanvoer van verwerkte vis
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
1 Kleinere maat voor vers gezouten vis.
BIJLAGE XIII In het logboek te noteren gegevens
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Standaardafkortingen van de belangrijkste soorten in het NAFO-gebied
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Standaardafkortingen voor vistuig
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE XIV Visserijverbod voor het CCAMLR-gebied
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE XV Maximale bijvangsten voor nieuwe en verkennende visserijtakken in het CCAMLR-gebied in 2002/2003
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Regels voor de maximale vangsten van bijvangstsoorten:
- Roggen 5% van de maximale vangst van Dissostichus spp., met een maximum van 50 ton.
- Macrourus spp. : 16% van de maximale vangst van Dissostichus spp.
- Andere soorten 20 ton per SSRU.
BIJLAGE XVI
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
FINANCIEEL MEMORANDUM
1. Benaming van de maatregel
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling, voor het jaar 2003, van de vangstmogelijkheden die gelden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en, wat vaartuigen van de Gemeenschap betreft, in andere wateren met vangstbeperkingen, tot vaststelling voorts van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 66/98
2. Begrotingsonderdeel
B7-800
3. Rechtsgrondslag
Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad
4. Omschrijving van de maatregel
4.1 Algemene doelstelling
- behoud en verdere ontwikkeling van de traditionele activiteit van vissers van de lidstaten in de wateren van Letland, Litouwen en Estland
- bevoorrading van de markt van de Gemeenschap;
- vermindering van de visserij-inspanning in de wateren van de Gemeenschap;
- vaststelling van de definitieve vangstquota voor Noorwegen in de wateren van Groenland met het oog op het evenwicht in de wederzijdse visserijrechten van de Gemeenschap en Noorwegen voor het jaar 2003.
4.2 Bestreken periode en regelingen voor verlenging
1 januari tot en met 31 december 2003
5. Indeling van uitgaven en ontvangsten
5.1 Verplichte uitgaven
5.2 Gesplitste kredieten
6. Aard van uitgaven en ontvangsten
Financiële vergoeding voor vangstmogelijkheden in de wateren van Estland, Letland en Litouwen en voor aanvullende vangstmogelijkheden die door Groenland zijn aangeboden op grond van artikel 8 van de Visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland anderzijds.
7. Financiële gevolgen
Overeenkomst met Estland: EUR 314.600
De financiële vergoeding als bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst inzake de visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Estland (EUR 314.600) is vastgesteld op basis van de in 2001 in de Gemeenschapshavens van de Oostzee opgetekende gemiddelde aanvoerprijzen. De vergoeding heeft tot doel bij te dragen tot de ontwikkeling van de Estse visserijsector.
Overeenkomst met Letland: EUR 203.560
De financiële vergoeding als bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst inzake de visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland (EUR 203.560) is vastgesteld op basis van de in 2001 in de Gemeenschapshavens van de Oostzee opgetekende gemiddelde aanvoerprijzen. De vergoeding is bestemd om het Letse visfonds en de ontwikkeling van bilaterale en multilaterale samenwerking op visserijgebied te financieren.
Overeenkomst met Litouwen: EUR 401.522
De financiële vergoeding als bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst inzake de visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Litouwen (EUR 401.522) is vastgesteld op basis van de in 2001 in de Gemeenschapshavens van de Oostzee opgetekende gemiddelde aanvoerprijzen. De vergoeding is bestemd om de ontwikkeling van de Litouwse visserijsector te steunen. Dit bedrag zal worden gebruikt voor de ontwikkeling van de visserij, wetenschappelijk onderzoek, opleiding en reiskosten in verband met belangrijke gebeurtenissen op visserijgebied.
Overeenkomst met Groenland: Minimale uitgaven: EUR 42.820.000
Maximale uitgaven: EUR 43.095.427
Het voor 2003 vast te leggen bedrag is berekend aan de hand van een vergoeding van EUR 369,70 per ton kabeljauwequivalent.
7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (samenhang tussen de kosten per onderdeel en de totale kosten)
Overeenkomst met Estland, Letland en Litouwen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
1 p.m. ton toegewezen in de wateren van Estland, Letland en Litouwen, en p.m. ton voor de wateren van de Gemeenschap.
Totale financiële vergoeding: EUR 919.682 (naar boven afgerond op EUR 919.700)
Gemiddelde vergoeding in /ton : 1.405
Overeenkomst met Groenland:
Minimale uitgaven:
0 ton kabeljauwequivalent x 369,70 = EUR 0
Maximale uitgaven:
745 ton kabeljauwequivalent x 369,70 = EUR 275.427
8. Maatregelen ter bestrijding van fraude
De financiële vergoeding van de Gemeenschap wordt overeenkomstig artikel 4 van de Overeenkomst door Estland, Letland en Litouwen gebruikt voor ontwikkeling van de visserijsector. Het bedrag wordt door de Latvian National Board of Fisheries van het ministerie van Landbouw en door het Fisheries Department van het ministerie van Landbouw van de Republiek Litouwen beheerd.
De tussen de Gemeenschap en Groenland gesloten visserijovereenkomst bevat geen specifieke bepalingen betreffende de bestemming van de financiële vergoeding die de Commissie betaalt.
9. Elementen voor kosteneffectiviteitsanalyse
Overeenkomst met Estland:
De communautaire vloot in de Oostzee heeft ernstig te lijden onder de teruglopende vangstmogelijkheden. Elke verhoging van de vangstmogelijkheden tot boven het huidige voor de vloot precaire niveau kan mede het verdwijnen van de vloot en de aanverwante industrieën en diensten op het land helpen voorkomen. Tevens kan hiermee tot op zekere hoogte worden voorkomen dat middelen moeten worden uitgetrokken om het uit de vaart nemen van vaartuigen of sociale maatregelen te financieren.
De ervaring heeft geleerd dat deze financiële vergoeding in voorgaande jaren door Estland hoofdzakelijk is gebruikt voor verdere verbetering van wetenschappelijk onderzoek over de visserij, voor opleiding van visserijmanagers en voor controle. Dit zal de wetenschappelijke waarnemingen en het beheer in de visserijzones van Estland ten goede komen en een rationelere exploitatie van de visbestanden helpen bewerkstelligen, in het belang van alle bij de visserij in de Oostzee betrokken partijen.
De voorgestelde uitgaven zijn in de begrotingsprogrammering voor de betrokken periode opgenomen.
Overeenkomst met Letland:
De communautaire vloot in de Oostzee heeft ernstig te lijden onder de teruglopende vangstmogelijkheden. Elke verhoging van de vangstmogelijkheden tot boven het huidige voor de vloot precaire niveau kan mede het verdwijnen van de vloot en de aanverwante industrieën en diensten op het land helpen voorkomen. Tevens kan hiermee tot op zekere hoogte worden voorkomen dat middelen moeten worden uitgetrokken om het uit de vaart nemen van vaartuigen of sociale maatregelen te financieren.
De ervaring heeft geleerd dat deze financiële vergoeding in voorgaande jaren door Letland hoofdzakelijk is gebruikt voor verdere verbetering van wetenschappelijk onderzoek over de visserij, voor opleiding van visserijmanagers en voor controle. Dit zal de wetenschappelijke waarnemingen en het beheer in de visserijzones van Letland ten goede komen en een rationelere exploitatie van de visbestanden helpen bewerkstelligen, in het belang van alle bij de visserij in de Oostzee betrokken partijen.
De voorgestelde uitgaven zijn in de begrotingsprogrammering voor de betrokken periode opgenomen.
Overeenkomst met Litouwen:
De communautaire vloot in de Oostzee heeft ernstig te lijden onder de teruglopende vangstmogelijkheden. Elke verhoging van de vangstmogelijkheden tot boven het huidige voor de vloot precaire niveau kan mede het verdwijnen van de vloot en de aanverwante industrieën en diensten op het land helpen voorkomen. Tevens kan hiermee tot op zekere hoogte worden voorkomen dat middelen moeten worden uitgetrokken om het uit de vaart nemen van vaartuigen of sociale maatregelen te financieren.
De ervaring heeft geleerd dat deze financiële vergoeding in voorgaande jaren door Litouwen hoofdzakelijk is gebruikt voor verdere verbetering van wetenschappelijk onderzoek over de visserij, voor opleiding van visserijmanagers en voor controle. Dit zal de wetenschappelijke waarnemingen en het beheer in de visserijzones van Litouwen ten goede komen en een rationelere exploitatie van de visbestanden helpen bewerkstelligen, in het belang van alle bij de visserij in de Oostzee betrokken partijen.
De voorgestelde uitgaven zijn in de begrotingsprogrammering voor de betrokken periode opgenomen.
Overeenkomst met Groenland:
Het beheer van de bilaterale, op wederzijdse toegang tot de visgronden gebaseerde overeenkomst tussen de Gemeenschap en Noorwegen, wordt gevoerd op jaarbasis en berust op een evenwicht, voor verschillende soorten, tussen de vangstmogelijkheden van de Gemeenschap in de Noorse wateren en die van Noorwegen in de wateren van de Gemeenschap. De exacte jaarlijkse invulling is afhankelijk van de toestand van de verschillende betrokken bestanden. Voor het jaar 2003 is het moeilijk overeenstemming met Noorwegen te bereiken wegens de slechte toestand van de meeste belangrijke visbestanden in de wateren van de Gemeenschap. De ICES adviseert om de TAC's voor 2003 voor kabeljauw, schelvis en zwarte koolvis verder te verlagen of laag te houden, om zo de bestanden te laten aangroeien. Onder deze omstandigheden is het bijzonder lastig om Noorwegen te compenseren met toegang tot de betrokken bestanden.
Bijgevolg moet de oplossing worden gezocht in het compenseren van Noorwegen met een deel van de vangstmogelijkheden waarover de Gemeenschap beschikt krachtens de visserijovereenkomst met Groenland. Om de instandhouding van de visbestanden in de wateren van de Gemeenschap niet in gevaar te brengen en tegelijk de visserij in de lidstaten zoveel mogelijk op peil wil houden, is het kopen van extra vangstmogelijkheden van Groenland het enige middel om met Noorwegen voor 2003 tot een evenwichtige regeling te komen voor de toegang tot elkaars wateren.
10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, Deel A van de algemene begroting)
Het voorstel vergt geen nieuw personeel bij de Commissie en leidt ook niet tot bijkomende administratieve uitgaven.