Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)" (COM(2002) 751 def.)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)" (COM(2002) 751 def.)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)" (COM(2002) 751 def.)
Publicatieblad Nr. C 133 van 06/06/2003 blz. 0033 - 0037
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)"
(COM(2002) 751 def.)
(2003/C 133/08)
Op 19 december 2002 heeft de Europese Commissie besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het voornoemde voorstel.
De gespecialiseerde afdeling "Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 maart 2003 goedgekeurd; rapporteur was de heer Rodríguez García Caro.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 maart 2003 gehouden 398e zitting (vergadering van 26 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.
1. Inleiding
1.1. In één van de conclusies van de in maart 2000 gehouden Europese Raad van Lissabon wordt gewezen op de noodzaak om de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels af te stemmen op de eisen van de kenniseconomie; de informatietechnologie wordt in dat verband genoemd als één van de basisbestanddelen van dergelijke stelsels.
1.2. In de hierboven genoemde conclusies worden de lidstaten aangespoord maatregelen te nemen om te voorkomen dat de nieuwe economie de uitsluitingsproblematiek verergert en om de digitale alfabetisering te bevorderen.
1.3. eLearning is de vormingspoot van het actieplan "eEurope 2002"(1), waarin de strategie van Lissabon nader wordt uitgewerkt. Beoogd wordt o.m. scholen op internet aan te sluiten en meer lesgevers in het gebruik van deze technologieën op te leiden. In het actieplan "eEurope 2005"(2) is elektronisch leren één van de belangrijkste actieterreinen.
1.4. In het actieplan "eLearning"(3) worden de vier krachtlijnen van het initiatief in tien actieterreinen opgesplitst, met als doel de verschillende communautaire programma's en instrumenten beter op elkaar te laten aansluiten en zo, met het oog op een vlottere toegang van de burgers tot deze technologieën, een synergie tot stand te brengen.
1.5. In zijn resoluties over deze Mededelingen erkent het Europees Parlement de bijdrage van dit initiatief tot de consolidatie van een Europese onderwijsruimte en dringt het erop aan dat het initiatief in een specifiek programma wordt uitgewerkt, teneinde overlappingen met reeds bestaande programma's te vermijden.
1.6. De rechtsgrondslagen van dit voorstel voor een besluit, dat voor advies aan het Europees Economisch en Sociaal Comité wordt voorgelegd, zijn de artt. 149 (4) en 150 (4) van het EG-Verdrag.
2. Beknopte inhoud van het voorstel
2.1. Het voorstel is er in de eerste plaats op gericht het gebruik van ICT in de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels te bevorderen, aangezien dit een essentiële voorwaarde is om het onderwijs af te stemmen op de eisen van de kennismaatschappij en het Europese model van sociale cohesie.
2.2. Het programma loopt van 1 januari 2004 tot 31 december 2006.
2.3. Met dit programma worden de volgende doelstellingen nagestreefd:
- dichten van de digitale kloof. Er wordt met name gekeken naar degenen die - vanwege hun woonplaats, sociale situatie of specifieke behoeften - geen gebruik kunnen maken van het traditionele onderwijs- en beroepsopleidingsaanbod;
- oprichten van Europese virtuele campussen. Doel hiervan is de ontwikkeling van nieuwe organisatiemodellen in de instellingen voor hoger onderwijs te stimuleren en daarbij voort te bouwen op de reeds bestaande raamwerken voor samenwerking;
- jumelages tussen scholen via internet. Hiermee wordt beoogd de vorming van interscolaire netwerken te bevorderen en deze verder uit te bouwen, waardoor het voor alle scholen in Europa mogelijk moet worden met scholen elders in Europa onderwijspartnerschappen aan te gaan;
- transversale activiteiten ter bevordering van elektronisch leren in Europa en van partnerschappen tussen publieke en private sector.
2.4. Voor de uitvoering van dit programma is een bedrag van 36 miljoen EUR uitgetrokken, dat als volgt is opgesplitst:
- 25 % voor het gebruik van eLearning in de bestrijding van de digitale kloof;
- 30 % voor virtuele campussen;
- 25 % voor jumelages tussen scholen via internet;
- 10 % voor transversale activiteiten en monitoring van eLearning;
- 10 % voor ondersteuning van technische en administratieve aard.
3. Algemene opmerkingen
3.1. Zoals uit het advies over "De Europese dimensie van het onderwijs: aard, inhoud en vooruitzichten"(4) blijkt, beschouwt het Comité het onderwijs als een proces dat hoofdzakelijk en in wezen gebaseerd is op de waarden van het humanisme. Het onderwijscurriculum moet steeds met dit waardenpatroon verenigbaar zijn.
3.2. Het onderhavige voorstel voor een besluit is in het Comité instemmend ontvangen. De opmerkingen en aanbevelingen in dit advies doen niets af aan deze positieve grondhouding.
3.3. Voor een reactie op het eLearning-programma verwijst het Comité tevens naar de opmerkingen en aanbevelingen in het EESC-advies over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het "eLearning-actieplan - Het onderwijs van morgen uitdenken"(5).
3.3.1. eLearning is van bijzonder strategisch belang voor de opbouw van Europa. Gezien het aanvullende karakter en het beperkte budget van het nieuwe programma, adviseert het Comité om op dit gebied ook andere communautaire instrumenten te blijven inzetten.
3.3.2. De voor dit programma uitgetrokken begrotingsmiddelen zijn bij lange na niet voldoende om de ambitieuze doelstellingen te halen. Het Comité dringt erop aan dat de dotatie aanzienlijk wordt verhoogd. Bovendien zou het programma zijn pijlen beter op twee doelen kunnen richten, nl.:
- het dichten van de digitale kloof;
- jumelage van scholen via internet.
3.4. Wil men het onderwijs een echte Europese dimensie geven, dan moet rekening worden gehouden met alle manieren waarop onderwijs in de verschillende landen wordt ingevuld. De deelname van de EVA-landen en de kandidaat-lidstaten kan dan ook alleen maar worden toegejuicht. De diversiteit aan culturen en talen en de verschillen die er tussen de landen bestaan, vormen immers de rijkdom van het Europese onderwijs, een rijkdom die moeilijk kan worden overtroffen.
3.5. Voorwaarde om de doelen van het eLearning-programma te bereiken en ICT-gebruik overal ingang te doen vinden, is dat de obstakels die de toegang tot deze technologieën belemmeren of kunnen belemmeren, uit de weg worden geruimd.
3.5.1. Zowel op het gebied van infrastructuur en uitrusting, als wat het gebruik van nieuwe producten, diensten en inhoud betreft, zal de kloof tussen degenen die zich ICT kunnen veroorloven en degenen die hiervoor niet voldoende middelen hebben, o.i.v. de bestaande problemen nog vergroten.
3.5.2. Europese Unie en lidstaten moeten zich blijven inspannen om alle EU-burgers in gelijke en billijke omstandigheden toegang tot ICT te verschaffen.
3.6. Het Comité is verheugd dat dit voorstel voor een besluit in de vorm van een specifiek actieprogramma, met een eigen budget, is gegoten, maar waarschuwt voor overlappingen met reeds bestaande programma's. De in de artikelen opgenomen bepalingen inzake coördinatie, samenwerking en informatie moeten ervoor zorgen dat dit risico van overlapping wordt uitgesloten. De synergie tussen de verschillende programma's geeft een toegevoegde waarde aan de nieuwe maatregelen die met het eLearning-programma op de rails worden gezet.
3.6.1. In het advies(6) over het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied Socrates"(7), pleit het Comité voor een extra inspanning op het gebied van coördinatie en samenwerking, teneinde ervoor te zorgen dat de in de programma's voorgestelde maatregelen het bedoelde effect sorteren en de financiële middelen doelmatig worden ingezet.
3.7. In het advies over de "Mededeling van de Commissie inzake de 'Balans van het gevolg dat aan het Witboek - Onderwijzen en leren: Naar een cognitieve samenleving - is gegeven'"(8) wijst het Comité er reeds op dat het noodzakelijk is - liefst Europese - educatieve multimediasoftware te gebruiken en stelt het voor om lesgevers extra scholing in nieuwe technologieën te bieden, zodat zij deze ook daadwerkelijk kunnen gebruiken en op hun beurt kunnen onderwijzen. Met het Socrates-programma is reeds vooruitgang geboekt op dit actieterrein, dat evenwel versterkt en aangevuld moet worden met de instrumenten die het eLearning-programma de EU-burger ter beschikking stelt.
3.8. In dit nieuwe programma moet speciale aandacht worden besteed aan de bestrijding van discriminatie van groepen die bijzondere problemen met ICT-gebruik hebben. Commissie en lidstaten moeten alles in het werk stellen om te vermijden dat de meest benadeelde groepen in het algemeen, en de gehandicapten in het bijzonder maatschappelijk buitengesloten raken(9).
3.9. Bevordering van ICT-gebruik in de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels leidt op zích niet noodzakelijkerwijs tot een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, maar wordt geflankeerd door systemen voor integraal kwaliteitsbeheer die gebaseerd zijn op het streven naar uitmuntendheid. ICT is maar één van de vele instrumenten die in het kader van een permanente kwaliteitsverbetering kunnen worden ingezet. Schort er iets aan de kwaliteit van het onderwijs, dan zullen de nieuwe technologieën niets anders doen dan de kwalitatief ondermaatse leerstof beter verspreiden en vlotter toegankelijk maken. ICT kan onderwijs en beroepsopleiding weliswaar toegankelijker maken, maar hoeft niet per se tot kwaliteitsverbetering te leiden.
3.10. ICT zet de deur open voor nieuwe leermogelijkheden en -middelen en kan hierdoor een verandering in de bestaande onderwijsmodellen teweegbrengen. Open en afstandsonderwijs en -opleiding kunnen o.i.v. deze initiatieven een duwtje in de rug krijgen. Elke maatregel om onderwijs en opleiding dichter bij de burger te brengen moet door alle EU-instellingen en -lidstaten worden toegejuicht en gesteund.
3.11. De versterking van de Europese dimensie van het onderwijs is een doelstelling die alle instellingen van de Unie aangaat. Informatie- en communicatietechnologieën bieden de gebruikers de mogelijkheid om informatie te ontvangen, in samenwerking met anderen kennis te verwerken en deze weer door te geven, en zijn daarom van essentieel belang om de Europese ruimte voor scholing en vorming tot ontwikkeling te brengen, een ruimte waarin culturele diversiteit wordt erkend, obstakels en afstanden worden overwonnen en culturen en talen nader tot elkaar worden gebracht(10).
4. Specifieke opmerkingen
4.1. Het Comité kan zich helemaal vinden in de doelstellingen van dit specifiek op elektronisch leren toegespitste eLearning-programma, maar vreest dat het karige budget en de versnipperdheid van de maatregelen het bereiken van de doelstellingen in de weg zullen staan.
4.1.1. In een Europa dat steeds meer migranten met de meest uiteenlopende culturele achtergronden aantrekt, moeten Unie en lidstaten alle zeilen bijzetten om de toenadering en het begrip tussen deze culturen te bevorderen.
4.2. Het Comité is er tevens van overtuigd dat het systeem voor levenslang leren door het gebruik van ICT aanzienlijk kan worden verbeterd. In een wereld die onafgebroken aan verandering onderhevig is, moeten nieuwe instrumenten en methoden worden gevonden om de kwalificaties en de vorming van de burgers op peil te houden en hun kennis en vaardigheden op de vraag van de arbeidsmarkt af te stemmen. Bedrijven die een beroep kunnen doen op permanent bijgeschoold menselijk kapitaal, hebben immers een streepje voor op hun concurrenten. Daarom steunt het Comité initiatieven die bijdragen tot een vlottere toegang van de EU-burger tot levenslang leren.
4.3. Verbeteringen in de kwaliteit van nieuwe ICT-producten, -inhoud en -diensten moeten gebaseerd zijn op een omgeving die gunstig is voor de Europese bedrijven van de sector. Deze producten moeten geconcipieerd worden volgens een model dat aansluit bij de Europese behoeften. Indien deze bedrijven op die manier worden gestimuleerd, zal dat in de Unie niet alleen banen opleveren, maar ook producten en diensten die de Europese culturele diversiteit weerspiegelen.
4.4. De uitsluiting van bepaalde groepen vanwege woonplaats, sociale situatie, geslacht, leeftijd of andere redenen is één van de belangrijkste factoren waardoor verspreiding en gebruik van ICT ernstig in het gedrang kunnen komen. Elk initiatief dat tot doel heeft dit probleem op te lossen, moet worden gestimuleerd en gesteund.
4.4.1. Indien uitsluiting, in haar diverse gedaanten, niet wordt bestreden, kan dit een negatieve impact hebben op andere ontwikkelingen op het gebied van elektronisch leren. Daarom moet volgens het Comité een veel groter aandeel van de begrotingsmiddelen worden toegewezen aan het actieterrein "het dichten van de digitale kloof", teneinde zoveel mogelijk burgers toegang tot eLearning te verschaffen.
4.5. De virtuele universiteit kan worden beschouwd als een meer geavanceerde en interactieve vorm van de open universiteit, die in Europa reeds door een aantal instellingen voor hoger onderwijs is ontwikkeld voor personen die om uiteenlopende redenen geen opleiding of onderwijs in de traditionele stelsels kunnen of willen volgen.
4.5.1. Het Comité is een groot voorstander van dit soort initiatieven. Willen we de ontwikkeling van op ICT gebaseerde universitaire organisatiemodellen niet bemoeilijken, dan moet de toegang van EU-burgers tot internet beter en goedkoper worden gemaakt. Door de introductie van dergelijke modellen zal het daarenboven voor de Europese instellingen voor hoger onderwijs gemakkelijker worden om zeer nauw samen te werken, wat de onderwijsstelsels in Europa dichter bij elkaar zal brengen.
4.5.2. Om de virtuele samenwerking tussen onderwijsinstellingen en de virtuele mobiliteit van docenten en studenten via het net te bevorderen, kunnen de activiteiten uit het Socrates/Erasmus-programma en het nieuwe onderdeel Erasmus World(11) via deze virtuele campussen worden ontplooid.
4.5.3. Er moet te allen prijze worden vermeden dat de klassieke leermethoden - fysieke aanwezigheid, mobiliteit en rechtstreeks contact tussen docent en student - te lijden hebben onder de ontwikkeling van deze nieuwe modellen voor de organisatie van het onderwijs. Jongeren zullen in het bijzijn van een leraar de nieuwe instrumenten namelijk op een nuttigere manier leren gebruiken. De virtuele universiteit moet worden beschouwd als een aanvullend en ondersteunend instrument voor bepaalde omstandigheden en personen, en dus niet als een autonome, op zichzelf staande onderwijs- en leervorm.
4.6. Samenwerking tussen scholen via het net als instrument voor communicatie en kennisverwerving moet de komende jaren aan belang winnen en verdient te worden gestimuleerd. Ten gevolge van dergelijke contacten tussen scholieren van over heel Europa zal op de middellange termijn het begrip voor de gewoonten en culturen die in de Unie bestaan, vergroten. Hoe jonger de deelnemers nu, hoe groter de kans op intermenselijk begrip later.
4.6.1. ICT is voor scholen een uitermate geschikt instrument om de onderlinge banden aan te halen en de samenwerking te versterken en kan in dit verband het beste worden gebruikt om scholieren de Europese talen bij te brengen. Zo kunnen leerkrachten worden uitgewisseld om als native speakers talencursussen te geven. Met een dergelijke uitwisseling slaan de scholen twee vliegen in één klap: ze stimuleren niet alleen de kennis van de taal, maar ook van de cultuur van degenen die aan het interscolaire netwerk meedoen.
4.7. In het licht van het voorgaande beveelt het Comité aan om bij de actie "jumelage van scholen via internet" van meet af aan ook de aan het middelbaar onderwijs voorafgaande niveaus te betrekken. Zoals bij het aanleren van een taal aan jonge kinderen, geldt namelijk ook hier dat hoe jonger de doelgroep is, hoe sneller zij zich aan de initiatieven zal aanpassen.
4.8. Om te vermijden dat één taal de verspreiding van informatie en kennis gaat monopoliseren, is het Comité een hartstochtelijk pleitbezorger van het net als instrument om de Europese culturele en taaldiversiteit te verspreiden.
4.9. Het Comité kan zich tevens vinden in een ander doel van het programma, nl. bevordering van de samenwerking tussen private en publieke sector. Bedrijven kunnen hun ervaring op dit gebied ter beschikking stellen en op hun beurt rechtstreeks de informatie ontvangen die zij nodig hebben om producten en diensten te creëren die aan de nieuwe behoeften tegemoet komen.
4.10. Communicatie en coördinatie tussen de diensten van de Commissie is een absolute voorwaarde om ervoor te zorgen dat de comités die verantwoordelijk zijn voor de verschillende programma's (inzake onderwijs, opleiding, onderzoek, sociaal beleid en regionale ontwikkeling) van de ondernomen activiteiten op de hoogte zijn, en om te vermijden dat projecten elkaar overlappen of uit hoofde van twee of meer programma's steun ontvangen.
4.10.1. Voor een meer efficiënte en doeltreffende tenuitvoerlegging van dit programma moet de Commissie de communicatie en coördinatie verbeteren.
4.11. Het Comité staat positief tegenover dit programma, maar is van mening dat het budget ervan moet worden verhoogd.
4.12. Dit programma zal net als andere programma's met soortgelijke doelstellingen van tijd tot tijd worden geëvalueerd. Op basis van een vergelijking tussen deze evaluaties moet nagedacht worden over de mogelijkheid om de actielijnen die gericht zijn op de bevordering van het gebruik en de verspreiding van ICT in de Europese onderwijs- en opleidingssector, in één programma te bundelen.
4.12.1. Om de middelen optimaal te benutten en de kosten die met een versnippering van activiteiten tussen verschillende programma's gepaard gaan, tot een minimum te beperken, moet op basis van de hierboven genoemde analyse een voorstel worden uitgewerkt.
Brussel, 26 maart 2003.
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
R. Briesch
(1) "Actieplan eEurope 2002 - Een informatiemaatschappij voor iedereen" COM(2000) 330 def. (fr/de/en).
(2) "Actieplan eEurope 2005 - Een informatiemaatschappij voor iedereen" COM(2002) 263 def.
(3) Mededeling van de Commissie "eLearning - Het onderwijs van morgen uitdenken" - COM(2000) 318 def.
(4) PB C 139 van 11.5.2001, par. 2.4.1.1.
(5) PB C 36 van 8.2.2002.
(6) PB C 410 van 30.12.1998.
(7) PB L 28 van 3.2.2000.
(8) PB C 95 van 30.3.1998.
(9) PB C 94 van 18.4.2002.
(10) PB C 139 van 11.5.2001, par. 2.5.
(11) Zie het voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (COM(2002) 401 def.) en het advies van het EESC over dit onderwerp.