Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur" (COM(2002) 511 def.)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur" (COM(2002) 511 def.)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur" (COM(2002) 511 def.)

Publicatieblad Nr. C 208 van 03/09/2003 blz. 0089 - 0093


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - 'Een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur'"

(COM(2002) 511 def.)

(2003/C 208/21)

Op 22 oktober 2002 besloot de Commissie, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

De gespecialiseerde afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 april 2003 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw Santiago.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 399e zitting van 14 en 15 mei 2003 (vergadering van 15 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 82 stemmen vóór en 8 tegen, bij 10 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. In dit voorstel van de Commissie aan de Raad wordt "een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur" voorgesteld, die streeft naar:

- het scheppen van stabiele werkgelegenheid, met name in regio's die bijzonder afhankelijk zijn van de visserij;

- het garanderen van een zodanige hoeveelheid gezonde en veilige producten dat aan de marktvraag kan worden voldaan;

- het bevorderen van een "milieuvriendelijke" sector.

1.2. Om deze doelstellingen te verwezenlijken stelt de Commissie diverse maatregelen voor:

1.2.1. verhoging van de productie, door verdere bevordering van onderzoek naar nieuwe soorten en naar alternatieve eiwitbronnen voor visvoer; bevordering van biologische en milieuvriendelijke aquacultuur, waarbij specifieke communautaire normen en regels worden vastgesteld;

1.2.2. overheidssteun voor aquacultuur die o.m. gericht is op het bevorderen van de modernisering van bestaande bedrijven;

1.2.3. bescherming van het milieu door gebruik te maken van methoden die de gevolgen van afvalstoffen van intensieve aquacultuur afzwakken, met name door het installeren van apparatuur voor de behandeling van dierlijke mest; toezicht op de introductie van uitheemse vissoorten en onderzoek naar de mogelijkheid van bijzondere regels voor transgene vissen;

1.2.4. verbetering van de veiligheid van aquacultuurproducten en het welzijn van dieren met het oog op een betere bescherming van de gezondheid van de consument, met name door de toepassing van regelgeving inzake maximumgehalten aan dioxinen in voor menselijke consumptie bestemd voedsel, controle op het gebruik van antibiotica en inschatting van de risico's in verband met schadelijke algengroei.

- Ten aanzien van het welzijn van dieren in gevangenschap, dat de samenleving thans grote zorgen baart, dient vermeld te worden dat het Permanent Comité van het Europese Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Raad van Europa) momenteel aan een aanbeveling inzake gekweekte vis werkt, en dat de diensten van de Commissie aan deze werkzaamheden deelnemen;

1.2.5. schepping van stabiele, langdurige werkgelegenheid, met name in gebieden die afhankelijk zijn van de visserij, door het aantal arbeidsplaatsen met 8000 à 10000 uit te breiden, de groei van de aquacultuurproductie in de EU tot 4 % per jaar te verhogen, nieuwe markten aan te boren, de productie en de verkoop te integreren, en de vraag naar kwalitatief hoogstaande producten te stimuleren.

2. Algemene opmerkingen

2.1. In dit eerste beleidsstuk over "een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur" erkent de Commissie het belang van de aquacultuur voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit lovenswaardige initiatief is van fundamenteel belang voor een sector die al diverse malen de noodklok heeft geluid. Denk bijv. maar aan de conclusies van de "regionale studiedagen over het gemeenschappelijk visserijbeleid na 2002", die in 1998/1999(1) door de Commissie werden georganiseerd; daarin gaven de belanghebbende lidstaten te kennen dat zij:

- de aquacultuur beschouwen als het ondergeschoven kindje van het gemeenschappelijk visserijbeleid,

- het gebrek aan steun van de Commissie wederom aan de kaak stellen,

- er bij de Commissie op aandringen aquacultuur op voet van gelijkheid met de visserijsector te behandelen,

- waarschuwen voor de gevaren die verbonden zijn aan de uitbreiding en, bijgevolg, de invoering van goedkopere producten die niet aan zulke strenge milieu-, kwaliteits- en gezondheidseisen voldoen, met name waar het om residuen van geneesmiddelen gaat.

2.2. Deze bedenkingen worden in zekere zin weggenomen door de mededeling van de Commissie, die de steun van het Comité verdient.

2.3. Aquacultuur is inderdaad een belangrijke aanvulling op traditionele vormen van visserij en kan het chronisch gebrek aan evenwicht tussen de in- en uitvoer van vis in de EU helpen opheffen.

2.3.1. Aquacultuur speelt een rol in de diversificatie van inkomsten van de kustbevolking en draagt bij tot een gezond en evenwichtig voedingspatroon.

2.3.2. Het Comité acht het van essentieel belang dat de ontwikkeling van de zeeviskweek evenwichtig verloopt, zonder dat het milieu schade oploopt of de kwaliteit en veiligheid van het eindproduct eronder lijden.

2.4. Het Comité is echter van mening dat de Commissie wat al te optimistisch is gestemd wanneer zij beweert dat "de aquacultuur zich de komende tien jaar moet ontwikkelen tot een stabiele bedrijfstak die voor zekere werkgelegenheid op lange termijn en voor de ontwikkeling van landelijke en kustgebieden zorgt, en die alternatieven biedt voor de visserijsector, zowel wat de producten als wat de werkgelegenheid betreft"(2).

2.5. Het Comité juicht de conclusies van de Raad inzake een strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur(3) toe, met name de stelling dat "de economische levensvatbaarheid en het concurrentievermogen moeten worden gewaarborgd van de aquacultuur, die een vraaggestuurde activiteit moet blijven, en dat de industrie in deze context een belangrijke rol vervult". Ook is het Comité het eens met de conclusie dat "een aantal vormen van speciale, milieuvriendelijke aquacultuur, zoals bijvoorbeeld bepaalde vormen van extensieve viskweek, positieve aandacht verdienen, met inbegrip van het ontwikkelen van specifieke etiketten. Onderzoek naar en ontwikkeling van milieuvriendelijke productietechnieken moeten worden aangemoedigd, bijvoorbeeld door steun die gedeeltelijk uit het FIOV moet worden gefinancierd".

2.6. Het EESC neemt kennis van het advies van het Comité van de Regio's over aquacultuur(4).

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. Productveiligheid - Het Comité juicht toe dat de consumenten worden geïnformeerd over de kwaliteit van de producten alsmede over de voorschriften inzake productie, veiligheid van de producten en traceerbaarheid, zodat zij een objectief beeld krijgen van een nog vrij onbekende sector.

3.1.1. Gezien de specifieke regels en met name de productie- en verpakkingseisen die voor aquacultuurproducten gelden, is de veiligheid ervan boven alle twijfel verheven.

3.1.2. Ten aanzien van extensieve aquacultuur onderschrijft het Comité de mening van de Commissie aangaande de kwaliteit van de producten en de behoefte aan juiste etikettering waardoor het product gemakkelijker verhandelbaar wordt. Het ontbreken van een specifieke definitie van intensieve en extensieve installaties kan bij de consument twijfels doen rijzen over de herkomst van de producten en de bijbehorende etikettering.

3.1.3. Grote terughoudendheid tegenover het gebruik van transgene soorten is geboden, omdat verlies van biodiversiteit een niet te onderschatten gevaar is; zowel onderzoekers als beleidsmakers, producenten en consumenten dienen hiervoor oog te hebben.

3.1.4. De vis die uit derde landen in de Gemeenschap wordt ingevoerd, moet streng worden gecontroleerd en de middelen die bij de kweek ervan zijn gebruikt, moeten bekend zijn; voorts zou het een goede zaak zijn de hierbij door de lidstaten gebruikte methoden te harmoniseren.

3.1.5. Er moet een duidelijke definitie komen van wat organische aquacultuur is, zoals die ook reeds voor andere productiesectoren bestaat. Dit type aquacultuur is kenmerkend voor kleine familiebedrijven, die doorgaans in minder ontwikkelde gebieden zijn gevestigd. Ter compensatie van de kleine productie en de hogere productiekosten in dit soort bedrijven kan worden gekozen voor differentiatie van de kwaliteit van het product, dat tegen meer compenserende prijzen op nichemarkten moet worden afgezet.

3.2. Milieu en plattelandsontwikkeling - De concurrentie met kustgebieden, die al overbelast zijn met andere activiteiten zoals toerisme, kan het hoofd worden geboden door gebruik te maken van offshore-technologie.

3.2.1. Gezien de hoge investeringen die deze technologie vergt en het gevaar van beschadiging en zelfs afbreken van de veiligheidskabels door onweer of overmacht moeten risicoverzekeringen worden afgesloten omdat het gebruik van offshore-technologie anders beperkt zou zijn.

3.2.2. De gesloten systemen voor recirculatie van water, waarvan steeds meer gebruik wordt gemaakt, moeten worden verbeterd aan de hand van nieuwe, milieuvriendelijke technieken. Deze systemen zijn vooral aanbevelenswaardig voor de aquacultuur in binnen- en kustwateren in beschermde gebieden.

3.2.3. De technologische vooruitgang die in sommige aquacultuursystemen is bereikt, is indrukwekkend en volgens veel producenten is het afvalwater na behandeling op hun bedrijf van betere kwaliteit dan bronwater.

3.2.4. Sommige lidstaten hanteren strengere milieuvoorschriften dan de EU-norm, wat tot grote verschillen tussen producenten leidt en valse concurrentie tussen producenten en tussen EU-lidstaten kan veroorzaken.

3.2.5. Het Comité juicht dit milieubewustzijn toe en vindt dat deze producenten stimuleringsmaatregelen verdienen ter promotie van hun producten die zich onderscheiden omdat zij overeenkomstig veel strengere milieuvoorschriften zijn geproduceerd. Volgens het Comité is het heel goed mogelijk ook in de aquacultuur een systeem in te voeren dat analoog is aan het milieuprogramma voor de landbouw en een milieuvriendelijke landbouw bevordert.

3.2.6. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen de ontwikkeling van aquacultuur en andere vormen van plattelandsontwikkeling.

3.3. Onderzoek - Aangezien onderzoek van fundamenteel belang is voor de ontwikkeling van de sector, betreurt het Comité dat in het communautaire bestek minder geld wordt uitgetrokken voor onderzoek. Deze besparingen leiden tot wijzigingen in het FIOV, in die zin dat het MKB zijn eigen onderzoek kan financieren, zoals ook in het vorige bestek het geval was. In verband hiermee wijst het Comité erop dat de Raad in zijn conclusies erkent dat "er meer onderzoek naar aquacultuur moet worden gedaan, en dat er een passende financiële steun moet worden toegekend, om bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector in de Gemeenschap". Het Comité is van mening dat behalve onderzoek in de strikte zin van het woord ook toegepast onderzoek, aan de behoeften van de producenten voldoet, moet worden bevorderd.

3.3.1. Er moet worden onderzocht welke gevolgen het bestaan van viskwekerijen voor de natuurlijke bestanden heeft, met name op het vlak van ziektes en hybridisatie. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de gevolgen voor het hengelsporttoerisme op het platteland.

3.3.2. Gezien het risico verzadiging van de markt voor bepaalde vissoorten dient onderzoek naar nieuwe soorten te worden bevorderd.

3.3.3. Ook dient het onderzoek naar diervoeding te worden uitgebreid; daarbij moet gebruik worden gemaakt van andere grondstoffen dan die welke gewoonlijk worden gebruikt en moet meer moeite worden gedaan om minder vervuilend voer te produceren en gebruik te maken van systemen voor een beter en milieuvriendelijker beheer van de voedselvoorziening.

3.3.4. Het Comité acht het van belang dat er een sociaal-economisch onderzoek naar de kustgemeenschappen en hun relatie tot de aquacultuursector wordt uitgevoerd, aangezien deze sector soms als grootste werkgever fungeert en ook werknemers herbergt die vroeger in de visserij werkzaam waren.

3.4. Werkgelegenheid - Om het aantal arbeidsplaatsen volgens plan uit te breiden is een herschikking van de prioriteiten van het FIOV noodzakelijk. Het Comité staat echter enigszins sceptisch tegenover de verwachte stijging van het aantal arbeidsplaatsen omdat het van mening is, dat een productiestijging niet noodzakelijkerwijs een stijging van het aantal werknemers met zich meebrengt.

3.4.1. Deze sector wordt gekenmerkt door tijdelijke of seizoenarbeid; het is derhalve noodzakelijk de duurzaamheid van de arbeidsplaatsen te garanderen. Gezien de behoefte aan specifieke kennis van zaken in de aquacultuur is permanente educatie van groot belang; bijzondere aandacht verdient ook de rol van vrouwen in de sector.

3.5. Markt - Ondanks het feit dat de EU slechts verantwoordelijk is voor 3 % van de totale aquacultuurproductie in de hele wereld, neemt zij wereldwijd wel de belangrijkste plaats in voor bepaalde producten zoals forel, zeebaars, zeebrasem, tarbot en mosselen.

3.5.1. Door de snelle ontwikkeling van deze activiteit nam de productie van bepaalde soorten op een gegeven moment een hoge vlucht, wat tot enige instabiliteit van de marktprijzen leidde.

3.5.2. Om het imago van aquacultuur te verbeteren moeten, bij voorkeur op Europese schaal, campagnes worden gevoerd die de consument duidelijkheid verschaffen en de consumptie van in aquacultuur gekweekte vis bevorderen.

3.5.3. Aangezien de producenten de belangrijkste schakel zijn in de keten, is de samenwerking met hen, via de producentenorganisaties en coöperaties, van essentieel belang voor de ontwikkeling van de markt, de stabiliteit en de organisatie van het aanbod.

3.5.4. Samenwerking tussen de bevoegde instanties, wetenschapskringen en producentenorganisaties is volgens het Comité van belang om de problemen in de sector beter te kunnen oplossen.

3.5.5. Het Comité stemt in met de mededeling van de Commissie en juicht het toe dat de Raad samen met de Commissie passende initiatieven zal bestuderen en uitvoeren die onder de communautaire bevoegdheid vallen, zodat de Gemeenschap een leidende rol kan spelen bij de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur in het belang van alle burgers van de Gemeenschap(5).

Brussel, 15 mei 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

(1) Commissiebericht COM(2000) 14 def. van 24.1.2000.

(2) COM(2002) 511 def.

(3) 2481e vergadering van de Raad - Landbouw en visserij - Brussel, 27 en 28 januari 2003 - Pers: 13 Nr: 5433/03, blz. 11- 12.

(4) CdR 20/2003 COMM-DEVE/014. Rapporteur: de heer Gamallo Aller.

(5) COM(2002) 511 def.

BIJLAGE

bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

De volgende tijdens de discussie verworpen wijzigingsvoorstellen hebben meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen gekregen:

Paragraaf 2.3.1

Als volgt te wijzigen:

"3.5.6. Aquacultuur kan >S>speelt>/S> een rol spelen in de diversificatie van inkomsten van de kustbevolking >S>en draagt bij tot een gezond en evenwichtig voedingspatroon>/S>."

Motivering

Aquacultuur kan ook een negatief effect hebben op de werkgelegenheid omdat hierdoor arbeidsplaatsen in de traditionele visserijsector verloren gaan.

Aquacultuur levert geen specifieke bijdrage aan een gezond en evenwichtig voedingspatroon.

Uitslag van de stemming

Vóór: 24, tegen: 50, onthoudingen: 12.

Paragraaf 3.2.3

Gehele zin te schrappen:

">S>De technologische vooruitgang die in sommige aquacultuursystemen is bereikt, is indrukwekkend en volgens veel producenten is het afvalwater na behandeling op hun bedrijf van betere kwaliteit dan bronwater.>/S>"

Motivering

Het is niet uitgesloten dat de kwaliteit van het water in bepaalde gevallen en volgens bepaalde criteria zuiverder is dan voor behandeling. Dit pleit niet voor de aquacultuur, maar zegt iets over de toestand van het water vóór gebruik. Van het tegendeel is veel vaker sprake, reden waarom de Commissie onder andere deze mededeling heeft opgesteld (zie par. 1.2.3). Het EESC moet zich overigens niet op ervaringen van producenten baseren, maar op het Commissiedocument.

Uitslag van de stemming

Vóór: 30, tegen: 48, onthoudingen: 11.