Home

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 - C5-0322/2003 - 2003/0093(CNS))

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 - C5-0322/2003 - 2003/0093(CNS))

7.4.2004 || || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/NaN

- || gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 488 (1)),

- || gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0448/2002),

- || gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

- || gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de adviezen van de Economische en Monetaire Commissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0297/2003),

1. || verwerpt het voorstel van de Commissie;

2. || verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken;

3. || verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 249.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

- || gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 230) (1),

- || gelet op artikel 152, lid 4 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0322/2003),

- || gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

- || gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0381/2003),

1. || hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2. || verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3. || verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4. || wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5. || verzoekt zijn Voorzitter zijn standpunt te doen toekomen aan de Raad en de Commissie;

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST || AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1Overweging 1

(1) Artikel 152 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap een aanvulling vormt op het nationale beleid en gericht is op de verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid. || (1) Artikel 152 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap een aanvulling vormt op het nationale beleid en gericht is op de verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid. Dit optreden omvat tevens de bestrijding omvat van grote bedreigingen van de gezondheid, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs.

Amendement 4Overweging 4

(4) Screening maakt de ontdekking van kanker mogelijk in het beginstadium van invasiviteit of zelfs alvorens invasiviteit optreedt. Bepaalde laesies kunnen dan doeltreffender worden behandeld en de patiënt heeft een hogere levensverwachting. De belangrijkste indicator voor de doeltreffendheid van screening is een afname van de ziektespecifieke mortaliteit of van de incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium. || (4) Screening maakt de ontdekking van kanker mogelijk in het beginstadium van invasiviteit of mogelijkerwijs nog voordat invasiviteit optreedt. Bepaalde laesies kunnen dan doeltreffender worden behandeld en de patiënt heeft een hogere levensverwachting. De belangrijkste indicator voor de doeltreffendheid van screening is een afname van de ziektespecifieke mortaliteit of van de incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium.

Amendement 5Overweging 5 bis (nieuw)

  || (5 bis) Mogelijk veelbelovende screeningtests die momenteel worden beoordeeld zijn onder andere de test op prostaatspecifiek antigen (PSA) voor prostaatkanker, mammografische screening voor borstkanker voor vrouwen in de leeftijdsgroep 40-49, immunologische tests op occult bloed in ontlasting (FOBT) voor colorectale kanker en flexibele colonoscopie voor colorectale kanker.

Amendement 7Overweging 9

(9) Dit vereist een organisatie met een systeem van oproepen en herhalingsoproepen, met kwaliteitsborging op alle niveaus en met doeltreffende en aangepaste diagnose- en behandelingsmogelijkheden. || (9) Dit vereist een organisatie met een systeem van oproepen en herhalingsoproepen, met kwaliteitsborging op alle niveaus en met doeltreffende en aangepaste diagnose- , behandelings en nazorgmogelijkheden op basis van wetenschappelijk onderbouwde richtsnoeren.

Amendement 8Overweging 10 bis (nieuw)

  || (10 bis) Netwerken voor kankeronderzoek spelen een cruciale rol bij de uitwisseling van informatie en kennis.

Amendement 9Overweging 13

(13) Deze analyse wordt vergemakkelijkt indien de screeninggegevensbank met het register van kankergegevens is verbonden. || (13) Deze analyse wordt vergemakkelijkt indien de screeninggegevensbank met het register van kankergegevens is verbonden. Kankerregisters spelen een belangrijke rol bij de beoordeling van de gevolgen van screening voor de bevolking. Veranderingen in incidentie-, overlevings- en sterftecijfers moeten voortdurend worden gevolgd.

Amendement 10Overweging 16

(16) Er dient met ethische, wettelijke, sociale, medische, praktische en economische aspecten rekening te worden gehouden, alvorens beslissingen te nemen over het opzetten van screeningprogramma's . || (16) Om de toepassing van de screeningsprogramma's te bevorderen dient met ethische, culturele, wettelijke, sociale, medische, praktische en economische aspecten rekening te worden gehouden, met bijzondere aandacht voor de nieuwe lidstaten .

Amendement 11Overweging 17

(17) Er moet gezorgd worden voor voldoende middelen, menselijke zowel als financiële, om een goede organisatie en kwaliteitscontrole te garanderen. || (17) Er moet gezorgd worden voor voldoende middelen, menselijke zowel als financiële, om een goede organisatie en kwaliteitscontrole voor alle lidstaten te garanderen.

Amendement 12Overweging 18

(18) Diverse sociale groepen hebben vaak geen gelijke toegang tot screening. Daarom zijn maatregelen nodig om een gelijke toegang voor alle lagen van de bevolking te waarborgen. || (18) Diverse sociale groepen hebben vaak geen gelijke toegang tot screening. Daarom zijn maatregelen nodig om een gelijke toegang voor alle lagen van de bevolking te waarborgen. Teneinde deze doelstelling te verwezenlijken, moeten meer mobiele screeningcampagnes worden gehouden.

Amendement 13Overweging 18 bis (nieuw)

  || (18 bis) In het kader van het screeningbeleid moet rekening worden gehouden met de verschillende gezondheidsproblemen en -behoeften van mannen en vrouwen; omdat de screening voor colorectale kanker het eerste kankeronderzoek is waaraan mannen kunnen deelnemen, is het daarom met name van belang dat goed wordt gekeken naar de cijfers betreffende deelneming van mannen en de resultaten daarvan; omdat prostaatkanker bij mannen langzamerhand meer voorkomt dan longkanker, is het van belang de bekendheid met de symptomen nog verder te vergroten en voortdurend toezicht te blijven houden op alle onderzoek- en technologische ontwikkelingen op het gebied van de screening op prostaatkanker.

Amendement 14Overweging 19

(19) Er bestaat een morele, wettelijke en sociale verplichting om screening op kanker alleen dan aan goed geïnformeerde gezonde mensen aan te bieden indien bewezen is dat het screenen de ziektespecifieke sterfte of incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium vermindert, indien de voordelen en risico's welbekend zijn en indien de kosteneffectiviteit ervan aanvaardbaar is. || (19) Er bestaat een morele, wettelijke en sociale verplichting om screening op kanker alleen dan aan goed geïnformeerde asymptomatische personen aan te bieden indien bewezen is dat het screenen de ziektespecifieke sterfte of incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium vermindert, indien de voordelen en risico's welbekend zijn en indien de kosteneffectiviteit ervan aanvaardbaar is.

Amendement 16Overweging 24 bis (nieuw)

  || (24 bis) Europese samenwerking in netwerken is bevorderlijk voor de totstandkoming van kankerscreening van hoge kwaliteit doordat kan worden beschikt over Europese richtlijnen voor optimale werkwijzen en specifieke aanbevelingen voor de tenuitvoerlegging van nationale kankerscreeningprogramma's.

AANBEVELINGEN AAN DE LIDSTATENAmendement 17Artikel 1, letter (a)

||

Amendement 18Paragraaf 1, letter b)

||

Amendement 19Artikel 1, letter d)

||

Amendement 20Artikel 1, letter d bis) (nieuw)

  ||

Amendement 21Artikel 1, letter f bis) (nieuw)

  ||

Amendement 22Artikel 1, letter g)

||

Amendement 23Paragraaf 1, letter g bis) (nieuw)

  ||

Amendement 24Artikel 2, letter a bis) (nieuw)

  ||

Amendement 25Artikel 2, letter d bis) (nieuw)

  ||

Amendement 26Artikel 3, letter c bis) (nieuw)

  ||

Amendement 27Paragraaf 5, letter a bis) (nieuw)

  ||

Amendement 28Paragraaf 6, letter b)

||

Amendement 29Artikel 6, letter d bis) (nieuw)

  ||

AANBEVELINGEN AAN DE COMMISSIEAmendement 30Punt 2

||

Amendement 31Punt 2 bis (nieuw)

  ||

Amendement 32Punt 2 ter (nieuw)

  ||

Amendement 33Bijlage I bis (nieuw)

  || Bijlage I bis Nieuwe screeningtests die veelbelovend zijn, en die momenteel door aselecte gecontroleerde proeven worden geëvalueerd, zouden mogelijk de sterfte als gevolg van kanker kunnen verminderen. De huidige stand van kennis moet door Europese deskundigen worden beoordeeld en voortdurend worden aangepast teneinde voorstellen te doen voor wetenschappelijk onderbouwde toepassingen, de richtsnoeren aan te passen en burgers, gezondheidsautoriteiten en betrokkenen te informeren over voordelen, risico's en kosten. Het gaat bij deze tests onder andere om: - || mammografische screening voor vrouwen in de leeftijd tussen 40-49 jaar voor borstkanker,

- || verbeterde tests op occult bloed in ontlasting (FOBT) voor colorectale kanker,

- || flexibele rectosigmoïdoscopie of colonoscopie voor colorectale kanker,

- || tests op infectie met hoog-risico humaan papillomavirus (HPV) voor baarmoederhalskanker,

- || verbeterde methoden voor het prepareren ("liquid-based" cytologie) of interpreteren van baarmoederhals-specimens,

- || prostaat-specifiek antigen (PSA)-tests voor prostaatkanker.

Zodra de doelmatigheid van screeningmethoden is bewezen, kan de evaluatie van de doeltreffendheid van aangepaste tests of alternatieve toepassingen worden gebaseerd op andere epidemiologisch gevalideerde surrogaateindpunten, indien de voorspellende waarde van deze eindpunten is bewezen.

(1)  PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 249.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

- || gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2002) 729) (1),

- || gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0027/2003),

- || gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

- || gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0386/2003),

1. || hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2. || verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3. || verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4. || wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5. || verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST || AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1Overweging 4

(4) In 1998 heeft de Commissie een grootschalig project opgezet inzake de elektronische identificatie van dieren (IDEA) en het eindrapport is ingediend op 30 april 2002. Dit project heeft aangetoond dat de identificatieregeling voor schapen en geiten aanzienlijk kan worden verbeterd door gebruik te maken van elektronische identificatiemiddelen voor deze dieren, op voorwaarde dat de nodige begeleidende maatregelen worden vastgesteld. || (4) In 1998 heeft de Commissie een grootschalig project opgezet inzake de elektronische identificatie van dieren (IDEA) en het eindrapport is ingediend op 30 april 2002. Dit project heeft aangetoond dat betrouwbare registratie en identificatie van schapen en geiten kan worden bereikt door gebruik te maken van elektronische identificatiemiddelen voor deze dieren, op voorwaarde dat de nodige begeleidende maatregelen worden vastgesteld.

Amendement 2Overweging 4 bis (nieuw)

  || (4 bis) De Commissie dient alles in het werk te stellen om op grote schaal alle mogelijke fabrikanten te raadplegen, teneinde bij wijze van prioriteit een rendabele en praktische manier van elektronische identificatie te kunnen ontwikkelen.

Amendement 3Overweging 5

(5) De elektronische identificatie van schapen en geiten is nu zo ver ontwikkeld dat zij in de praktijk kan worden toegepast . In afwachting dat de nodige uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de behoorlijke invoering van het systeem van elektronische identificatie op communautaire schaal , moet een doeltreffender identificatie- en registratieregeling, in het kader waarvan rekening wordt gehouden met de verdere ontwikkelingen op het gebied van de toepassing van elektronische identificatie op communautaire schaal, het mogelijk maken om elk dier en elk bedrijf van geboorte van een dier individueel te identificeren. || (5) De elektronische identificatie van schapen en geiten is nu zo ver ontwikkeld dat zij op praktisch niveau in alle productiesystemen voor schapen in alle lidstaten getest kan worden. In afwachting dat de nodige uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de behoorlijke en rendabele invoering van systemen van elektronische identificatie op vrijwillige basis , moet een doeltreffender identificatie- en registratieregeling op communautaire schaal, gebaseerd op geharmoniseerde minimumnormen worden ingevoerd, die het mogelijk moet maken om elk dier en elk bedrijf van geboorte van een dier individueel te identificeren.

Amendement 4Overweging 5 bis (nieuw)

  || (5 bis) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie verschaft de gedetailleerde technische richtsnoeren, definities en procedures met betrekking tot de technische kenmerken van identificatiemiddelen en uitleesapparaten; testprocedures, aanvaardingscriteria en certificeringsmodel voor erkende testlaboratoria; beschikbaarstelling van adequate identificatiemiddelen en leesapparatuur; toepassing van identificatiemiddelen en aflezing en recuperatie ervan; codering van identificatiemiddelen; gemeenschappelijk glossarium, gegevenswoordenboek en communicatienormen.

Amendement 5Overweging 5 bis (nieuw)

  || (5 bis) De kosten van invoering van het nieuwe systeem van elektronische identificatie zullen gedeeltelijk worden gedragen door de communautaire begroting, aangezien het gaat om een maatregel op het gebied van de voedselveiligheid en -controle die de hele productieketen beïnvloedt, en het de producenten zijn die dit systeem in werking zullen moeten stellen en zullen moeten beheren.

Amendement 6Overweging 6

(6) Teneinde rekening te houden met de verdere ontwikkelingen op het gebied van de elektronische identificatie van schapen en geiten, en met name met de ervaring die bij de toepassing daarvan is opgedaan, moet de Commissie bij de Raad een rapport indienen betreffende de mogelijke toepassing van elektronische identificatie op communautaire schaal. || (6) Teneinde rekening te houden met de verdere ontwikkelingen op het gebied van de elektronische identificatie van schapen en geiten, en met name met de ervaring die bij de toepassing daarvan is opgedaan, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport over de door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en de lidstaten gemaakte vorderingen indienen betreffende de toekomstige toepassing van elektronische identificatie op communautaire schaal.

Amendement 7Overweging 7

(7) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie verschaft de gedetailleerde technische richtsnoeren, definities en procedures met betrekking tot de technische kenmerken van identificatiemiddelen en uitleesapparaten; testprocedures, aanvaardingscriteria en certificeringsmodel voor erkende testlaboratoria; beschikbaarstelling van adequate identificatiemiddelen en leesapparatuur; toepassing van identificatiemiddelen en aflezing en recuperatie ervan; codering van identificatiemiddelen; gemeenschappelijk glossarium, gegevenswoordenboek en communicatienormen. || Schrappen.

Amendement 8Overweging 10

(10) In elke lidstaat moet een centraal register worden ingesteld met een bijgewerkte lijst van alle bedrijven waar onder deze verordening vallende dieren worden gehouden en die gelegen zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaat, met vermelding van de diersoort, het aantal dieren dat wordt gehouden en de houders ervan, en het productietype. || Schrappen.

Amendement 9Overweging 11

(11) Met het oog op een snelle en accurate tracering van dieren dient elke lidstaat een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten waarin alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen. || (11) Met het oog op een snelle en accurate tracering van dieren dient elke lidstaat een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten waarin alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen. De eisen ten aanzien van de door elke houder aan het gegevensbestand op te geven gegevens moeten voor de gehele Gemeenschap worden vastgesteld. Het gegevensbestand moet ook bijgewerkte informatie bevatten over alle bedrijven die dieren houden die onder deze verordening vallen en die zich op het terrein van het bedrijf bevinden, met vermelding van diersoort, het aantal gehouden dieren en hun houders alsmede het productietype.

Amendement 10Overweging 11 bis (nieuw)

  || (11 bis) Tot het moment dat elke lidstaat in staat is een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten moet een centraal register worden ingesteld, dat een actuele lijst bevat van alle bedrijven in de betreffende lidstaat waar dieren worden gehouden die vallen onder deze verordening, met details over de diersoort, het aantal dieren en verzorgers, en het soort productie.

Amendement 11Overweging 13

(13) Al wie betrokken is bij de handel in dieren, dient de gegevens te registreren met betrekking tot alle transacties , en de bevoegde autoriteit dient op verzoek toegang te hebben tot deze gegevens . || (13) Al wie betrokken is bij de handel in dieren, dient de gegevens met betrekking tot alle transacties te registreren en aan het gegevensbestand of het centrale register op te geven.

Amendement 13Overweging 17 bis (nieuw)

  || (17 bis) Aangezien de sector schapen en geiten zeer arbeidsintensief is en gebruik maakt van een potentieel aan arbeidskrachten dat in snel tempo veroudert en waarvan het rentabiliteitsniveau zeer laag is, kan een verhoging van de kosten ertoe leiden dat steeds meer telers hun activiteit opgeven. Het is dan ook wenselijk dat de Europese Unie alle aan de invoering van het systeem van individuele identificatie verbonden kosten draagt.

Amendement 14Artikel 2, letter c)

||

Amendement 15Artikel 3, lid 1, letter d)

d) een centraal register; || d) een gecomputeriseerd gegevensbestand of een centraal register;

Amendement 16Artikel 3, lid 1, letter e)

e) een gecomputeriseerd gegevensbestand . || Schrappen.

Amendement 17Artikel 4, lid 1

1. Alle dieren op een bedrijf die na 1 juli 2003 zijn geboren of die na 1 juli 2003 worden bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, worden overeenkomstig deel A van de bijlage geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn die ingaat bij de geboorte van het dier, en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf waarop het is geboren, verlaat. De termijn mag niet meer dan een maand bedragen. || 1. Alle dieren op een bedrijf die na 1 juli 2005 zijn geboren of die na 1 juli 2005 worden bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, worden overeenkomstig deel A van de bijlage geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn die ingaat bij de geboorte van het dier, en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf waarop het is geboren, verlaat. De termijn mag niet meer dan zes maanden bedragen.

In afwijking van bovenstaande bepaling mogen de lidstaten deze termijn verlengen tot zes maanden voor dieren die worden gehouden in extensieve houderijsystemen en in open-weidesystemen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de toegestane afwijking. In voorkomend geval worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure. || In afwijking van bovenstaande bepaling mogen de lidstaten deze termijn verlengen tot negen maanden voor dieren die worden gehouden in extensieve houderijsystemen en in openweidesystemen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de toegestane afwijking. In voorkomend geval worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

Amendement 18Artikel 4, lid 3, alinea 1

3. Een na 1 juli 2003 uit een derde land ingevoerd dier dat de bij Richtlijn 91/496/EEG vastgestelde controles heeft ondergaan en dat op het grondgebied van de Gemeenschap blijft, wordt overeenkomstig deel A van de bijlage op het bedrijf van bestemming geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn van ten hoogste 14 dagen nadat het die controles heeft ondergaan en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf weer verlaat. || 3. Een na 1 juli 2005 uit een derde land ingevoerd dier dat de bij Richtlijn 91/496/EEG vastgestelde controles heeft ondergaan en dat op het grondgebied van de Gemeenschap blijft, wordt overeenkomstig deel A van de bijlage op het bedrijf van bestemming geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn van ten hoogste 14 dagen nadat het die controles heeft ondergaan en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf weer verlaat.

Amendement 19Artikel 4, lid 5

5. Identificatiemiddelen mogen niet worden verwijderd of vervangen zonder de toestemming van de bevoegde autoriteit. Wanneer een identificatiemiddel onleesbaar is geworden of verloren is, moet het onmiddellijk door een ander met dezelfde code worden vervangen overeenkomstig dit artikel. Afgezien van de code mag op het nieuw aangebrachte identificatiemiddel worden aangegeven om de hoeveelste vervanging het gaat. || 5. Identificatiemiddelen mogen niet worden verwijderd of vervangen zonder de toestemming van de bevoegde autoriteit. Wanneer een identificatiemiddel onleesbaar is geworden of verloren is, moet het onmiddellijk door een ander worden vervangen overeenkomstig dit artikel. Afgezien van de code mag op het nieuw aangebrachte identificatiemiddel worden aangegeven om de hoeveelste vervanging het gaat.

Amendement 20Artikel 4, lid 6 bis (nieuw)

  || 6 bis. De lidstaten kunnen, met inachtneming van het bepaalde van dit artikel, toestemming verlenen voor het gebruik van aanvullende identificatie van dieren. Aanvullende identificatiemiddelen kunnen tijdelijk of permanent worden aangebracht. Het gebruik van aanvullende identificatiemiddelen moet worden gemeld aan de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Amendement 21Artikel 4, lid 7 bis (nieuw)

  || 7 bis. Vóór de implementatie van de verordening voert de Commissie een uitgebreid programma van tests en veldproeven uit voor kudden in zowel laagland- als bergregio's, en publiceert zij de resultaten van deze tests alvorens tot implementatie over te gaan.

Amendement 22Artikel 5, lid 1

1. Elke houder van dieren houdt een register bij overeenkomstig het bepaalde in deel B van de bijlage. || 1. Elke houder van dieren houdt een register bij en verstrekt overeenkomstig het bepaalde in deel B van de bijlage gegevens aan de bevoegde autoriteit .

Amendement 23Artikel 6, lid 1

1. Met ingang van 1 juli 2003 gaat elk dier dat wordt verplaatst, vergezeld van een verplaatsingsdocument dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit en is ingevuld door de houder overeenkomstig het bepaalde in deel C van de bijlage. || 1. Uiterlijk vanaf 1 juli 2005 gaat elk dier dat wordt verplaatst, vergezeld van een verplaatsingsdocument dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit en is ingevuld door de houder overeenkomstig het bepaalde in deel C van de bijlage.

Amendement 24Artikel 6, lid 2

2. De houder op het bedrijf van bestemming bewaart het verplaatsingsdocument gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van ten minste drie jaar. || 2. De houder op het bedrijf van bestemming bewaart het verplaatsingsdocument gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van ten minste drie jaar. De houder dient een kopie van het verplaatsingsdocument of elektronische gegevens bij de bevoegde autoriteit in. De bevoegde autoriteit registreert de in lid 1 bedoelde verplaatsingen in het gecomputeriseerde gegevensbestand of het centrale register dat overeenkomstig artikel 8 is opgezet.

Amendement 25Artikel 7

Artikel 7 De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteit een centraal register aanlegt van alle bedrijven op hun grondgebied waar dieren worden gehouden. In het register wordt de identificatiecode van het bedrijf opgenomen en worden de diersoort en het aantal dieren dat wordt gehouden, de houders en het productietype vermeld. Het aantal dieren wordt regelmatig bijgewerkt. Een bedrijf blijft in het centrale register tot drie jaar nadat het laatste dier van het bedrijf is afgevoerd. || Schrappen.

Amendement 26Artikel 8

  || Tot het moment waarop elke lidstaat in staat is een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten, zien de lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteiten beschikken over een centraal register van alle bedrijven op hun grondgebied die dieren houden. Dit register bevat de identificatiecode van het bedrijf, alsmede details over de diersoort, het aantal dieren en verzorgers, en het soort productie. Het aantal gehouden dieren wordt regelmatig geactualiseerd. Een bedrijf blijft in het centrale register of het gecomputeriseerde gegevensbestand totdat een periode van drie jaar is verstreken waarin op het bedrijf geen dieren zijn gehouden.

Amendement 27Artikel 9

1. Verdere richtsnoeren en procedures voor de toepassing van elektronische identificatie worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure. || 1. Uiterlijk op 31 december 2006 dient de Commissie een nieuw wetgevingsvoorstel in met het oog op de algemene invoering van elektronische identificatie met ingang van 1 juli 2007.

2. De in lid 1 bedoelde besluiten worden vastgesteld met het oog op de algemene invoering van elektronische identificatie tegen 1 juli 2006. Indien nodig dient de Commissie tegen 31 december 2005 bij de Raad een verslag in over de met betrekking tot de elektronische identificatie opgedane ervaring , samen met voorstellen waarbij eventueel de datum voor algemene toepassing van elektronische identificatie wordt gewijzigd. || 2. Met het oog op de invoering van elektronische identificatie in de gehele Gemeenschap dient de Commissie uiterlijk op 31 juli 2006 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de met betrekking tot elektronische identificatie opgedane ervaring.

  || 2 bis. Het in lid 2 bedoelde verslag omvat een algehele kosten- batenanalyse van het voorgestelde systeem, met inbegrip van de financiële en welzijnsgevolgen. Het verslag bevat richtsnoeren en procedures voor de algehele tenuitvoerlegging van het systeem waaronder voorstellen voor eventuele financiële steun van de EU.

Amendement 28Artikel 12, lid 2

2. De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn wanneer deze verordening wordt overtreden, en zij treffen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat de sancties ook worden toegepast. De sancties moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de ernst van de overtreding en ontradend werken. || 2. De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn wanneer deze verordening wordt overtreden. Deze nationale voorschriften worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissie, die erop toeziet dat verschillen in de nationale sanctieregimes de werking van de interne markt niet verstoren. De lidstaten treffen bovendien de nodige maatregelen om erop toe te zien dat de sancties ook worden toegepast. De sancties moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de ernst van de overtreding en ontradend werken.

Amendement 29Artikel 14 bis (nieuw)

  || Artikel 14 bis Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie een voorstel in voor de financiering, ten laste van de begroting van de Europese Unie, van de invoering van de individuele identificatie van schapen en geiten.

Amendement 30Bijlage, Afdeling A, punt 1

1. De dieren worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit erkend oormerk dat in elk oor wordt aangebracht. De lidstaten mogen toestaan dat het tweede oormerk wordt vervangen door een elektronisch identificatiemiddel dat is erkend door de bevoegde autoriteiten dat beantwoordt aan de in punt 5 opgenoemde technische kenmerken. Met ingang van de in artikel 9, lid 2, bedoelde datum moet het tweede oormerk door een elektronisch identificatiemiddel worden vervangen. Op de beide oormerken of op het oormerk en het elektronische identificatiemiddel dat is erkend door de bevoegde autoriteit, staat dezelfde unieke identificatiecode, aan de hand waarvan elk dier, alsmede het bedrijf waarop het is geboren, individueel kan worden geïdentificeerd. || 1. De dieren worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit erkend oormerk dat , of tatoeëring die in een of beide oren wordt aangebracht. De lidstaten mogen het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel toestaan dat is erkend door de bevoegde autoriteiten en dat beantwoordt aan de in punt 5 opgenoemde technische kenmerken. Het dier moet tenminste een oormerk hebben dat ook het elektronische identificatiemiddel kan bevatten . Op het oormerk of het elektronische identificatiemiddel dat is erkend door de bevoegde autoriteit, staat dezelfde unieke identificatiecode, aan de hand waarvan elk dier, alsmede het bedrijf waarop het is geboren, individueel kan worden geïdentificeerd.

Amendement 31Bijlage, Afdeling A, punt 2

2. De oormerken worden aangebracht op een plaats die van een afstand gemakkelijk zichtbaar is. || Schrappen.

Amendement 32Bijlage, Afdeling A, punt 3, inleidende formule en streepje

3. De oormerken en de elektronische identificatiemiddelen bevatten een code aan de hand waarvan ten minste de naam en de code of het logo van de bevoegde autoriteit of van de centrale bevoegde autoriteit van de lidstaat die het oormerk en het elektronische identificatiemiddel heeft toegekend, kunnen worden geïdentificeerd, en de volgende tekens: - || de eerste posities geven de lidstaat aan waarin het bedrijf is gelegen waar het dier voor het eerst is geïdentificeerd. Hiervoor wordt de uit twee letters of drie cijfers bestaande landencode gebruikt overeenkomstig ISO 3166;

3. Het oormerk kan een code bevatten aan de hand waarvan ten minste de naam en de code of het logo van de bevoegde autoriteit of van de centrale bevoegde autoriteit van de lidstaat die het oormerk heeft toegekend, kunnen worden geïdentificeerd, en bevat de volgende tekens:

- || de eerste posities geven de lidstaat aan waarin het bedrijf is gelegen waar het dier voor het eerst is geïdentificeerd. De code op het elektronische identificatiemiddel voldoet aan ISO 11784.

Amendement 33Bijlage, Afdeling A, punt 3 bis (nieuw)

  || 3 bis. In situaties als bedoeld in artikel 4, lid 5, kunnen lidstaten het gebruik van een speciaal vervangend identificatiemiddel toestaan. Vervangende identificatiemiddelen moeten tenminste het identificatienummer vermelden van het bedrijf waar het dier wordt gehouden.

Amendement 34Bijlage, afdeling A, punt 4

4. De oormerken zijn van buigzaam plastic, zij zijn onvervalsbaar en gemakkelijk leesbaar zolang het dier leeft, en zij zijn zo ontworpen dat zij aan het dier bevestigd blijven zonder dat het dier daarvan enige hinder ondervindt. De oormerken zijn niet opnieuw bruikbaar en bestaan uit twee in elkaar passende delen, en op elk deel zijn de in punt 3 vastgestelde gegevens op duurzame wijze aangebracht. || 4. Het oormerk is van metaal of buigzaam plastic, zij zijn onvervalsbaar en gemakkelijk leesbaar zolang het dier leeft, en zij zijn zo ontworpen dat zij aan het dier bevestigd blijven zonder dat het dier daarvan enige hinder ondervindt. Het oormerk is niet opnieuw bruikbaar. Het bestaat uit hetzij een of twee in elkaar passende delen, en op elk deel zijn de in punt 3 vastgestelde gegevens op duurzame wijze aangebracht.

Amendement 35Bijlage, Afdeling A, punt 6

6. Voor dieren evenwel die bestemd zijn om te worden geslacht voordat ze zes maanden oud zijn, mag de onderstaande identificatiemethode worden toegestaan door de bevoegde autoriteit: - || de dieren worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit erkend oormerk dat in elk oor wordt aangebracht. Op beide oormerken zijn dezelfde gegevens aangebracht;

- || de oormerken zijn van buigzaam plastic, zij zijn onvervalsbaar, gemakkelijk leesbaar en zo ontworpen dat ze aan het dier bevestigd blijven zonder dat het daarvan enige hinder ondervindt. De oormerken zijn niet opnieuw bruikbaar en de gegevens kunnen niet worden verwijderd;

- || de oormerken bevatten ten minste de tweelettercode van het land, de identificatiecode van het bedrijf van geboorte en de maand van geboorte.

Lidstaten die gebruik maken van deze methode, stellen de Commissie en de lidstaten daarvan in kennis in het kader van het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité.

Wanneer dieren die overeenkomstig het bepaalde in dit punt zijn geïdentificeerd, nog worden aangehouden nadat zij zes maanden oud zijn, dan wel bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor uitvoer naar derde landen, moeten zij worden geïdentificeerd overeenkomstig het bepaalde in de punten 1 tot en met 4.

6. Alle dieren die bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor uitvoer naar derde landen, moeten worden geïdentificeerd overeenkomstig het bepaalde in de punten 1 tot en met 4.

Amendement 36Bijlage, Afdeling B, punt 2

2. Voor elk dier, bijgewerkte informatie over: || 2. Voor elk dier of elke partij dieren , de volgende bijgewerkte informatie over:

  || a) voor individuele dieren:

- de identificatiecode van het dier; || - de identificatiecode van het dier;

- de maand en het jaar van geboorte; || - de maand en het jaar van geboorte;

- het geslacht; || - het geslacht;

- het ras en het genotype, voor zover bekend; || - het ras en het genotype, voor zover bekend;

||

||

||

||

||

  || of

Voor overeenkomstig deel A, punt 6, geïdentificeerde dieren evenwel moet de in punt 2 van dit deel bedoelde informatie worden verstrekt voor elke partij dieren met dezelfde identificatie, en moet ook het aantal dieren worden vermeld. ||  

Amendement 37Bijlage, Afdeling C, punt 1

1. Het door de bevoegde autoriteit afgegeven verplaatsingsdocument bevat ten minste: - || de naam van de autoriteit van afgifte;

- || de datum waarop het verplaatsingsdocument is afgegeven;

- || de identificatiecode van het bedrijf;

- || de naam en het adres van de houder.

1. Het door de bevoegde autoriteit afgegeven verplaatsingsdocument bevat ten minste de naam van de autoriteit van afgifte.

Amendement 41BIJLAGE, deel C, punt 2

2. Afgezien van de in punt 1 genoemde gegevens, bevat het verplaatsingsdocument ten minste de volgende velden, die moeten worden ingevuld door de houder voor de van het bedrijf af te voeren dieren: || 2. Het door de bevoegde autoriteit afgegeven verplaatsingsdocument stelt houders in staat ofwel verplaatsingen van individuele dieren, ofwel van partijen dieren te registreren en bevat ten minste de volgende velden, die moeten worden ingevuld door de houder voor de van het bedrijf af te voeren dieren: - || de datum,

- || de identificatiecode van het bedrijf,

- || naam en adres van de houder,

||

  || of

b) de handtekening van de houder. ||

Voor overeenkomstig deel A, punt 6, geïdentificeerde dieren evenwel bevat het verplaatsingsdocument ten minste de onderstaande velden die moeten worden ingevuld door de houder van de van het bedrijf af te voeren dieren: a) || voor elke partij dieren:

b) de handtekening van de houder.

Verplaatsingsdocumenten moeten worden ondertekend door de houder die verantwoordelijk is voor de verplaatsing van individuele dieren of partijen dieren.

Amendement 39Bijlage, Afdeling D, punt 1, inleidende formule

1. Met ingang van 1 juli 2004 bevat het gecomputeriseerde gegevensbestand ten minste de volgende gegevens voor elk bedrijf: || 1. Met ingang van 1 juli 2005 bevat het gecomputeriseerde gegevensbestand ten minste de volgende gegevens voor elk bedrijf:

Amendement 40Bijlage, deel D, punt 2

2. Met ingang van 1 juli 2005 moet elke aparte verplaatsing van dieren afzonderlijk in het gegevensbestand worden opgenomen. De op te nemen gegevens betreffen ten minste: - || het aantal dieren dat wordt verplaatst;

- || de identificatiecode van het bedrijf van herkomst:

- || de datum van vertrek;

- || de identificatiecode van het bedrijf van bestemming;

- || de datum van aankomst.

2. Uiterlijk vanaf 1 juli 2005 moet elke aparte verplaatsing van dieren afzonderlijk in het gegevensbestand worden opgenomen. De op te nemen gegevens betreffen ten minste:

- || het aantal dieren dat wordt verplaatst;

- || de identificatiecode van het bedrijf van herkomst;

- || de datum van vertrek;

- || de identificatiecode van het bedrijf van bestemming en, indien dieren naar een slachthuis zijn gebracht, de identificatiecode van het slachthuis ;

- || de datum van aankomst.

(1)  PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 249.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.