Home

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (Gecodificeerde versie)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (Gecodificeerde versie)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (Gecodificeerde versie) /* COM/2003/0147 def. - COD 2003/0059 */


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (Gecodificeerde versie)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. In de context van het "Europa van de Burgers" hecht de Commissie groot belang aan de vereenvoudiging en duidelijkheid van het Gemeenschapsrecht teneinde dit voor de burgers toegankelijker en begrijpelijker te maken. Zo krijgen de burgers nieuwe mogelijkheden en specifieke rechten waarop zij zich kunnen beroepen.

Dit doel kan echter niet worden bereikt zolang de voorschriften te talrijk zijn en, nadat zij herhaaldelijk en ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit, gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan welke voorschriften van kracht zijn, vergt zoekwerk en vergelijking van een groot aantal besluiten.

Codificatie van dikwijls gewijzigde voorschriften leidt dan ook tot duidelijkheid en doorzichtigheid van het Gemeenschapsrecht.

2. Bij haar besluit van 1 april 1987 [1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen over te gaan tot de codificatie van besluiten uiterlijk nadat zij voor de tiende maal zijn gewijzigd, en zij heeft er daarbij op gewezen dat dit een minimumregel is, omdat ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving haar diensten zouden moeten trachten de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met kortere tussenpozen te codificeren.

[1] COM(1987) 868 PV.

3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh, die in december 1992 plaats had, hebben de absolute noodzaak ervan bevestigd [2] door het belang te beklemtonen van codificatie die rechtszekerheid verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

[2] Zie bijlage 3 bij deel A van de Conclusies.

Bij deze codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap integraal in acht worden genomen.

Aangezien bij de codificatie geen enkele inhoudelijke wijziging in de betrokken wetteksten mag worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor een officiële codificatie van wetteksten overeengekomen.

4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Richtlijn 93/31/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen [3]. De nieuwe richtlijn zal de richtlijnen waarop de codificatie betrekking heeft, vervangen [4]; dit voorstel raakt niet aan de inhoud van de gecodificeerde teksten en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en er slechts de formele wijzigingen in aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

[3] Opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 2002.

[4] Bijlage II, deel A, bij dit voorstel.

5. Het hierbij voorliggende voorstel voor een codificatie is opgesteld uitgaande van een voorafgaande consolidatie van de tekst, in alle officiële talen, van Richtlijn 93/31/EEG en haar wijzigingsbesluit door middel van het gegevensverwerkende systeem van het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen. De artikelen werden hernummerd en de correlatie tussen de oude en nieuwe nummering wordt getoond in de concordantietabel die in bijlage III bij de gecodificeerde richtlijn is opgenomen.

93/31/EEG

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van [...] betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gelet op RichtlCn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen [5],

[5] PB L 225 van 10.8.1992, blz. 72. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1).

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [6],

[6] PB C [...] van [...], blz. [...].

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [7],

[7] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 93/31/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen [8] is ingrijpend gewijzigd [9]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

[8] PB L 188 van 29.7.1993, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2000/72/EG van de Commissie (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 18).

[9] Zie bijlage II, deel A.

93/31/EEG Overweging (1)

(2) De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrCe verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. De daartoe noodzakelCke maatregelen dienen te worden vastgesteld.

93/31/EEG Overweging (2)

(3) In iedere lidstaat moet de standaard van motorvoertuigen op twee wielen voldoen aan bepaalde, in dwingende voorschriften vastgelegde technische kenmerken die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Deze verschillen belemmeren het handelsverkeer binnen de Gemeenschap.

93/31/EEG Overweging (3)

(4) Deze belemmeringen voor de werking van de interne markt kunnen worden weggenomen als alle lidstaten dezelfde voorschriften aannemen in plaats van hun nationale regelgeving.

93/31/EEG Overweging(4) (aangepast)

(5) De vastlegging van geharmoniseerde voorschriften voor de standaard van motorvoertuigen op twee wielen is noodzakelCk om voor elk type van voornoemde voertuigen de in RichtlCn 92/61/EEG vastgelegde goedkeuringsprocedure te kunnen toepassen . Die Richtlijn zal met ingang van 9 november 2003 worden vervangen door Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad [10]

[10] PB L 124 van 9.5.2002, blz.1.

93/31/EEG Overweging (5)

(6) Vanwege de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden in de betrokken sector zCn de met deze richtlCn beoogde communautaire maatregelen noodzakelCk en zelfs onontbeerlCk om het gestelde doel te bereiken, namelCk de communautaire goedkeuring per type voertuig, en dit kan niet voldoende door de lidstaten afzonderlCk worden verwezenlCkt.

(7) Deze richtlijn dient de in bijlage II, deel B, genoemde verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde Richtlijnen onverlet te laten,

93/31/EEG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

93/31/EEG (aangepast)

Artikel 1

De onderhavige richtlCn is van toepassing op de standaard van alle voertuigentypen op twee wielen, zoals gedefinieerd in artikel 1 van RichtlCn [92/61/EEG].

93/31/EEG

Artikel 2

De procedure voor de verlening van goedkeuring van de standaard van een type motorvoertuig op twee wielen, alsmede de voor het vrCe verkeer van deze voertuigen geldende voorwaarden zCn vastgelegd in RichtlCn [92/61/EEG], in respectievelCk [hoofdstuk II en hoofdstuk III].

Artikel 3

De wCzigingen die noodzakelCk zCn om de in de bClage I opgenomen voorschriften aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van RichtlCn 70/156/EEG [11].

[11] PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.

93/31/EEG (aangepast)

Artikel 4

De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de voornaamste bepalingen van intern recht die zC op het onder deze richtlCn vallende gebied aannemen.

Artikel 5

Richtlijn 93/31/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde Richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

93/31/EEG Artikel 5

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[...] [...]

93/31/EEG Bijlage

BBLAGE I

1. DEFINITIES

In de onderhavige richtlCn wordt verstaan onder:

1.1. «standaard», een stevig aan het voertuig bevestigde inrichting waarmee het voertuig in een verticale (of bCna verticale) parkeerstand kan worden gehouden wanneer de berCder het voertuig laat staan;

1.2. «zCstandaard», een standaard die, wanneer hC wordt uitgeklapt of scharniert tot in de uitgeklapte toestand, het voertuig aan één kant ondersteunt, waarbC de twee wielen in contact blCven met het steunvlak;

1.3. «middenstandaard», een standaard die, wanneer hC in de uitgeklapte stand wordt gebracht, het voertuig ondersteunt met behulp van een of meer raakvlakken tussen het voertuig en het steunvlak aan weerskanten van het middenlangsvlak van het voertuig;

1.4. «dwarsinclinatie (di)», de helling, uitgedrukt in procenten, van het werkelCke steunvlak, waarbC de snClCn tussen het middenlangsvlak van het voertuig en het steunvlak loodrecht staat op de lCn met de grootste helling (figuur 1);

1.5. «langsinclinatie (li)», de helling, uitgedrukt in procenten, van het werkelCke steunvlak, waarbC het middenlangsvlak van het voertuig evenwCdig loopt aan de lCn met de grootste helling (figuur 2);

1.6. «het middenlangsvlak van het voertuig», het langsvlak van symmetrie van het achterwiel van het voertuig.

2. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

2.1. Elk voertuig op twee wielen moet voorzien zCn van minstens één standaard om te zorgen voor de stabiliteit bC stilstand (bCvoorbeeld wanneer het voertuig geparkeerd is) wanneer het niet in deze statische toestand wordt gehouden door een persoon of door externe middelen. Voertuigen uitgevoerd met dubbele wielen behoeven niet te zCn uitgerust met een standaard maar zC moeten in de parkeerstand (parkeerrem aangetrokken) voldoen aan de in punt 6.2.2 genoemde bepalingen.

2.2. Deze standaard moet hetzC een zCstandaard, hetzC een middenstandaard zCn, hetzC beide.

2.3. Wanneer de standaard aan het onderste gedeelte van of onder het voertuig scharniert, dient (dienen) het (de) uiteinde(n) van de standaard zich naar de achterzCde van het voertuig te bewegen om deze in de ingeklapte of rCstand te brengen.

3. BBZONDERE VOORSCHRIFTEN

3.1. ZCstandaard

3.1.1. De zCstandaard dient:

3.1.1.1. het voertuig op zodanige wCze te ondersteunen dat gezorgd wordt voor stabiliteit in de dwarsrichting, wanneer het voertuig op een horizontaal steunvlak of op een helling staat en wordt voorkomen dat het te gemakkelCk overhelt (en dientengevolge om het door de zCstandaard gevormde steunpunt kantelt) of te gemakkelCk de verticale stand aanneemt en verder gaat (waardoor het voertuig naar de tegenovergestelde kant van de standaard omvalt);

3.1.1.2. het voertuig op zodanige wCze te steunen dat het in een stabiele toestand verkeert wanneer het voertuig overeenkomstig punt 6.2.2 op een helling wordt geplaatst;

3.1.1.3. zich automatisch naar achteren te bewegen in de ingeklapte of rCtoestand,

3.1.1.3.1. wanneer het voertuig zCn normale rCstand (verticaal) weer inneemt, of

3.1.1.3.2. wanneer het voertuig opzettelCk door de berCder naar voren wordt bewogen;

3.1.1.4. onverminderd de bepalingen van punt 3.1.1.3, zodanig ontworpen en gemaakt te zCn dat de standaard niet automatisch inklapt als de hellingshoek plotseling wordt gewCzigd (bCvoorbeeld wanneer er door derden licht tegen het voertuig wordt geduwd of door de luchtverplaatsing als gevolg van het passeren van een voertuig),

3.1.1.4.1. wanneer hC in de uitgeklapte of parkeerstand is gebracht,

3.1.1.4.2. wanneer het voertuig helt teneinde het uiteinde van de zCstandaard in contact met de grond te brengen, en

3.1.1.4.3. wanneer het voertuig zonder toezicht geparkeerd wordt achtergelaten.

3.1.2. De in punt 3.1.1.3 genoemde voorschriften gelden niet als het voertuig zodanig is ontworpen dat de motor het voertuig niet in beweging kan zetten wanneer de zCstandaard uitgeklapt is.

3.2. Middenstandaard

3.2.1. De middenstandaard dient:

3.2.1.1. het voertuig op zodanige wCze te steunen dat de stabiliteit van het voertuig gegarandeerd is, hetzC met een of twee banden in contact met het steunvlak, hetzC zonder dat de banden dit vlak raken,

3.2.1.1.1. op een horizontaal steunvlak;

3.2.1.1.2. op een hellend vlak;

3.2.1.1.3. op een helling overeenkomstig punt 6.2.2;

3.2.1.2. automatisch naar achteren te kunnen bewegen in de ingeklapte of rCtoestand,

3.2.1.2.1. wanneer het voertuig zich op zodanige wCze naar voren beweegt dat de middenstandaard los komt van het steunvlak.

3.2.2. De in punt 3.2.1.2 genoemde voorschriften zCn niet van toepassing als het voertuig zodanig is ontworpen dat de motor het voertuig niet kan voortbewegen wanneer de middenstandaard uitgeklapt is.

4. OVERIGE VOORSCHRIFTEN

4.1. De voertuigen kunnen bovendien zCn uitgerust met een verklikkerlicht dat duidelCk door de berCder in zittende rChouding kan worden waargenomen en dat bC ingeschakeld contact oplicht en blCft branden totdat de standaard zich in ingeklapte of rCtoestand bevindt.

4.2. Elke standaard moet zCn uitgerust met een blokkeersysteem dat de standaard in de ingeklapte of rCtoestand houdt. Dit systeem kan bestaan uit:

- twee onafhankelCke inrichtingen, zoals twee afzonderlCke veren of een veer en een blokkeersysteem zoals bCvoorbeeld een «clip»,

of

- één inrichting die zonder storingen kan functioneren gedurende minstens:

- 10 000 maal normaal gebruik als het voertuig is uitgerust met twee standaards,

of

- 15 000 maal normaal gebruik als het voertuig is uitgerust met één standaard.

5. STABILITEITSPROEF

5.1. Teneinde het vermogen om het voertuig in een stabiele toestand te houden, zoals in de punten 3 en 4 wordt beschreven, te bepalen dienen de volgende proeven te worden uitgevoerd:

5.2. Toestand van het voertuig

5.2.1. Het voertuig moet in zCn geheel in rCklare toestand worden aangeboden.

5.2.2. De banden dienen te worden opgepompt tot de druk die door de fabrikant voor de rCklare toestand wordt aanbevolen.

5.2.3. De transmissie dient zich in de vrCloopstand te bevinden of in geval van een automatische transmissie in de parkeerstand indien van toepassing.

5.2.4. Als het voertuig is uitgerust met een parkeerrem moet deze zCn aangetrokken.

5.2.5. De stuurinrichting moet zich in de vergrendelde stand bevinden. Als het stuur vergrendeld kan worden wanneer dit naar links of naar rechts wordt verdraaid, dienen de proeven in deze twee standen te worden uitgevoerd.

5.3. Proefterrein

5.3.1. De in punt 6.1 genoemde proeven dienen te worden uitgevoerd op een vlak, horizontaal terrein, met een hard, droog en schoon oppervlak.

5.4. Beproevingsmaterieel

5.4.1. De in punt 6.2 genoemde proeven dienen op een parkeerplatform te worden uitgevoerd.

5.4.2. Het parkeerplatform dient een stCf, vlak, rechthoekig oppervlak te zCn dat het voertuig kan dragen zonder merkbaar door te buigen.

5.4.3. Het oppervlak van het parkeerplatform moet voldoende anti-slippend zCn om te verhinderen dat het voertuig tCdens de inclinatie- of hellingsproeven van het steunvlak wegglCdt.

5.4.4. Het parkeerplatform moet zodanig gebouwd zCn dat minstens de stand met de in punt 6.2.2 voorgeschreven dwarsinclinatie (di) en langsinclinatie (li) kan worden bereikt.

6. PROEFPROCEDURES

6.1. Stabiliteit op een horizontaal steunvlak (proef in verband met punt 3.1.1.4).

6.1.1. BC het voertuig dat zich op het proefterrein bevindt wordt de zCstandaard in de uitgeklapte of parkeerstand gebracht en het voertuig wordt op de zCstandaard gezet.

6.1.2. Het voertuig wordt zodanig bewogen dat de hoek tussen het middenlangsvlak en het steunvlak met 3° wordt vergroot (door het voertuig naar de verticale stand te bewegen).

6.1.3. Als gevolg van deze beweging mag de zCstandaard niet automatisch terugkeren in de ingeklapte of rCstand.

6.2. Stabiliteit op een hellend vlak (proeven in verband met de punten 3.1.1.1, 3.1.1.2, 3.2.1.1.2 en 3.2.1.1.3).

6.2.1. Het voertuig wordt op het parkeerplatform geplaatst met alleen de zCstandaard en vervolgens alleen de middenstandaard in de uitgeklapte of parkeerstand en men laat het voertuig op de standaard steunen.

2000/72/EG Artikel 1

6.2.2. Het parkeerplatform wordt geheld tot de minimale dwarsinclinatie (di) is bereikt, en vervolgens, afzonderlCk, tot de minimale langsinclinatie (li) is bereikt, volgens het onderstaande schema:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Zie de figuren 1a, 1b en 2.

93/31/EEG

6.2.3. In het geval waarbC een op een hellend parkeerplatform geplaatst voertuig op de middenstandaard en slechts één wiel steunt en met de middenstandaard in deze stand kan worden gehouden terwCl hetzC het voorwiel, hetzC het achterwiel in contact met het steunvlak is, en voorzover het voertuig aan de overige voorschriften van dit punt voldoet, behoeven de hiervóór beschreven proeven slechts te worden uitgevoerd met het voertuig dat rust op de middenstandaard en het achterwiel.

6.2.4. Wanneer het parkeerplatform volgens de voorgeschreven hoeken wordt geheld en de voorgaande voorschriften naar behoren in acht zCn genomen, moet het voertuig stabiel blCven.

6.2.5. In plaats van deze procedure is het toegestaan het platform in de hellende stand te brengen alvorens het voertuig in de desbetreffende toestand wordt gebracht.

Figuur 1a Dwarsinclinatie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Figuur 1b Dwarsinclinatie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Figuur 2 Langsinclinatie naar de achterzCde

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Langsinclinatie naar de voorzCde

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Aanhangsel 1

Inlichtingenformulier voor de standaard van een motorvoertuigtype op twee wielen

(bC de goedkeuringsaanvraag te voegen ingeval deze los van de aanvraag om goedkeuring van het voertuig is ingediend)

Volgnummer (door de aanvrager in te vullen): .........................................................

BC de aanvraag om goedkeuring van de standaard van een type motorvoertuig op twee wielen moeten de inlichtingen worden verstrekt als bedoeld in de volgende punten in bClage II van RichtlCn 92/61/EEG:

- onder A:

- 0.1

- 0.2

- 0.4 tot en met 0.6

- 2.1

- 2.1.1

- onder B:

- 1.3.1.

Aanhangsel 2

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BBLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn en wijziging ervan (bedoeld in artikel 5)

Richtlijn 93/31/EEG van de Raad // (PB L 188 van 29.7.1993, blz. 19)

Richtlijn 2000/72/EG van de Commissie // (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 18)

Deel B

Lijst van termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing (bedoeld in artikel 5)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 93/31/EEG // De onderhavige Richtlijn

Artikelen 1 - 3 // Artikelen 1 - 3

Artikel 4, lid 1 // -

Artikel 4, lid 2 // Artikel 4

- // Artikel 5

- // Artikel 6

Artikel 5 // Artikel 7

Bijlage // Bijlage I

Aanhangsel 1 // Aanhangsel 1

Aanhangsel 2 // Aanhangsel 2

- // Bijlage II

- // Bijlage III