Gewijzigd voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008) (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)
Gewijzigd voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008) (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)
Gewijzigd voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008) (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2003/0239 def. - COD 2002/0165 */
Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008) (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)
2002/0165 (COD)
Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008)
1. Achtergrond
Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 401 definitief 2002/0165 (COD)) ingevolge artikel 175, lid 1, van het Verdrag: 18 juli 2002
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: 26 februari 2003
Advies van het Comité van de Regio's: 9 april 2003
Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: 8 april 2003
2. Doel van het voorstel van de Commissie
Het voorstel, dat gebaseerd is op artikel 149, beoogt een communautair programma op te zetten met als doel de kwaliteit van het onderwijs te verhogen door het Europees hoger onderwijs wereldwijd beter in beeld te brengen en de samenwerking met derde landen te stimuleren om zo de human resources development te verbeteren en de dialoog en het begrip tussen de volkeren en culturen te bevorderen. Het toekomstige programma moet een antwoord helpen bieden op de uitdagingen waarvoor het Europees hoger onderwijs momenteel staat, met name de noodzaak om het convergentieproces van het gradenstelsel te bevorderen en de wereldwijde aantrekkingskracht te verbeteren. Dit zijn centrale thema's van het proces van de Sorbonne/Bologna/Praag en van de nationale hervormingen van het hoger onderwijs in de lidstaten.
3. Advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement
Totaal aantal amendementen: 65
Amendementen die in hun geheel kunnen worden aanvaard: 20
Amendementen die in beginsel kunnen worden aanvaard: 18
Amendementen die niet kunnen worden aanvaard: 27
3.1. Door de Commissie in hun geheel aanvaarde amendementen
3.1.1. Titel
De Commissie aanvaardt amendement 1, dat beoogt het programma de naam "Erasmus Mundus" te geven. Deze wijziging zal in het gehele voorstel worden aangebracht.
3.1.2. Overwegingen
De Commissie aanvaardt amendement 4, dat een belangrijke verwijzing naar taalkundige verscheidenheid toevoegt; amendement 5, dat een politiek belangrijke verwijzing naar de idealen van democratie en gelijkheid van mannen en vrouwen toevoegt; amendement 11, een wijziging in de formulering die de tekst nauwkeuriger maakt; en amendement 14, dat de tekst versterkt door de doelstellingen van het programma in een nieuwe overweging op te nemen.
3.1.3. Artikelen
In verband met artikel 1 aanvaardt de Commissie amendement 17, dat lid 1 enigszins anders verwoordt en de naamswijziging van het programma weerspiegelt.
Met betrekking tot artikel 4 worden amendement 28, dat verwijst naar "meer" steunverlening voor de mobiliteit overeenkomstig de doelstellingen van het programma, alsmede amendement 31, dat de tekst op nuttige wijze vereenvoudigt, aanvaard.
De Commissie aanvaardt amendement 32, dat een duidelijker omschrijving geeft van de organisaties waarop deze bepaling van artikel 5 van toepassing is.
Met betrekking tot artikel 6 aanvaardt de Commissie amendement 34, dat een verwijzing naar gezamenlijke acties invoegt; amendement 35, dat de door de lidstaten aangewezen structuren die met de Commissie samenwerken een grotere rol geeft bij het verspreiden van informatie; amendement 36, dat de lidstaten verzoekt er zorg voor te dragen dat het programma aansluit op en samenhangt met eventuele soortgelijke initiatieven; en tot slot de amendementen 37 en 38, die voorzien in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de doelstellingen van het programma, ter aanvulling van de twee voorgaande alinea's van dit artikel die respectievelijk naar de Commissie en naar de lidstaten verwijzen.
De Commissie aanvaardt amendement 43, dat artikel 9 schrapt. De inhoud van dit artikel wordt samengevoegd met die van artikel 11.
Amendement 47, tot vereenvoudiging van de tekst van artikel 13, lid 2, over monitoring en evaluatie, wordt eveneens aanvaard.
3.1.4. Bijlage
De Commissie aanvaardt amendement 59, dat verwijst naar partnerschappen tussen de universiteiten en het bedrijfsleven om informatie te verzamelen en uitwisselen en de toegang tot het beroepsleven te vergemakkelijken als mogelijke activiteit in het kader van Actiepunt 3.
Wat actiepunt 4 betreft, aanvaardt de Commissie amendement 62, dat nader ingaat op het idee van een internetportaal voor het programma; amendement 63, dat een logisch gevolg is van het voorgaande amendement aangezien het een verwijzing naar een internetportaal later in de tekst schrapt; en amendement 66, dat melding maakt van een "beperkt aantal" enquêtes en daarmee de opvatting versterkt dat dit een maatregel van beperkte omvang is.
3.2. Gedeeltelijk of in beginsel door de Commissie aanvaarde amendementen
3.2.1. Overwegingen
Amendement 9 stelt een nieuwe overweging 7 voor, die verwijst naar de ervaring die instellingen voor hoger onderwijs reeds hebben inzake samenwerking met derde landen. Deze overweging stemt overeen met de veronderstellingen van de Commissie terzake. Om de tekst zo beknopt mogelijk te houden, is dit amendement samengevoegd met amendement 10, waarvan de teneur eveneens is behouden, namelijk dat de academische instellingen van de Europese Unie er niet in geslaagd zijn een redelijk deel van de internationaal mobiele studenten aan te trekken. Deze amendementen zijn samengevoegd in een opnieuw geformuleerde overweging 7, die als volgt luidt:
"In brede kringen wordt erkend dat de academische instellingen van de Europese Unie over het potentieel beschikken om een groter deel van de internationaal mobiele studenten aan te trekken door hun troeven te combineren en voort te bouwen op hun verscheidenheid en hun ruime ervaring met netwerken en samenwerking met derde landen, zodat zij cursussen van hoge kwaliteit kunnen aanbieden die alleen in Europa te vinden zijn; via dergelijke cursussen zullen de voordelen van internationale mobiliteit in de Gemeenschap en haar partnerlanden ruimer kunnen worden benut."
3.2.2. Artikelen
Amendement 18 voegt een nieuw lid toe aan artikel 1, dat verwijst naar de inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Europese Unie en de lidstaten inzake onderwijs en opleiding; dit amendement wordt aanvaard zonder de zinsnede over opleiding.
Amendement 20 voegt aan het eerste lid van artikel 3 een verwijzing toe naar de Europese idealen van democratie en mensenrechten. Dit amendement wordt aanvaard zonder het woord "Europese", aangezien de idealen van democratie en mensenrechten universeel zijn.
Nog met betrekking tot artikel 3 vereenvoudigt amendement 21 de tekst, maar schrapt de zinsnede "in staat te stellen", die een belangrijk aspect van de doelstellingen van het programma verwoordt. Ook is de al even belangrijke verwijzing naar hoogopgeleide studenten er niet in terug te vinden. Derhalve stelt de Commissie voor de formulering van het Parlement als volgt over te nemen:
"hoogopgeleide studenten en academici uit de hele wereld te stimuleren en in staat te stellen Europese onderwijservaringen op te doen en/of kwalificaties te verwerven."
De Commissie aanvaardt de verwijzing naar het Handvest van de grondrechten zoals voorgesteld door amendement 23; deze verwijzing wordt echter ingevoegd in overweging 6, die dan als volgt luidt:
"De inspanningen van de Gemeenschap ter bevordering van de dialoog en het begrip tussen de culturen in de wereld moeten worden geïntensiveerd en de idealen van democratie en gelijke kansen voor vrouwen en mannen moeten worden verspreid, vooral omdat mobiliteit bevordert dat mensen kennismaken met een nieuwe culturele en sociale omgeving en daarvoor meer begrip ontwikkelen. Op deze manier dient de Gemeenschap ervoor te zorgen dat geen enkele groep burgers of onderdanen van derde landen wordt uitgesloten of benadeeld, gelet op artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie."
Amendement 24 voegt aan artikel 3 een bepaling toe betreffende "brain drain". De Commissie deelt de bezorgdheid die de reden is voor dit amendement, maar acht het niet passend een dergelijke bepaling in artikel 3 op te nemen; zij stelt voor ernaar te verwijzen in een nieuwe overweging 7 bis, die als volgt luidt:
'Bij het stimuleren van internationale mobiliteit dient de Gemeenschap rekening te houden met het verschijnsel dat bekendstaat als "brain drain" '.
Amendement 26 wijzigt in artikel 4 de naam "masteropleidingen van de Europese Unie" in "masteropleidingen Erasmus Mundus". De Commissie aanvaardt dit deel van het amendement. De essentie van de overige tekst van het amendement is terug te vinden in de bijlage, onder actiepunt 1, lid 2, dat de hoofdvereisten opsomt waaraan masteropleidingen moeten voldoen.
De essentie van amendement 70, dat in artikel 4 een bepaling invoegt om het gebruik van twee talen in het kader van een masteropleidingen aan te moedigen, wordt aanvaard. Deze bepaling houdt echter rechtstreeks verband met de masteropleidingen en kan derhalve worden opgenomen in de bijlage, actiepunt 1, lid 2, zoals voorgesteld in amendement 69 hierna.
De Commissie stelt voor dat de essentie van amendement 39, dat een nieuw artikel betreffende het beheer van het programma voorstelt, opgenomen wordt in een nieuwe overweging 9 ter, die als volgt luidt:
"De maatregel van de Gemeenschap moet worden beheerd op een doorzichtige, gebruikersvriendelijke, open en voor iedereen begrijpelijke manier."
Amendement 41 voegt aan artikel 7 een zinsnede toe over selectieprocedures en een jury; dit amendement kan in de huidige vorm niet worden aanvaard. De Commissie stelt voor de essentie van dit amendement op te nemen in een nieuw onderdeel van de bijlage betreffende selectieprocedures, met de volgende tekst:
"SELECTIEPROCEDURES
De selectieprocedures worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 1. De voorstellen voor actiepunt 1 en actiepunt 3 worden beoordeeld door een jury die zelf haar voorzitter kiest, samengesteld uit persoonlijkheden uit de academische wereld die representatief zijn voor de verscheidenheid van het hoger onderwijs in de Europese Unie. De jury waakt erover dat de Erasmus Mundus-masteropleidingen en -partnerschappen van de hoogste academische kwaliteit zijn."
Amendement 46 heeft betrekking op artikel 11 en verplicht de Commissie het comité van het programma op de hoogte te stellen van initiatieven op andere gebieden betreffende onderwijs, opleiding en jeugdzaken. De essentie is aanvaardbaar en kan worden opgenomen in het tweede lid van artikel 11, waarvan de formulering sterk gelijkt op die van het amendement. De Commissie stelt voor niet te verwijzen naar "onderwijs, opleiding en jeugdzaken", maar naar "alle betrokken beleidsgebieden". De tekst luidt dan als volgt:
"De Commissie houdt het comité regelmatig op de hoogte van communautaire initiatieven op alle betrokken beleidsgebieden, zorgt voor een doeltreffende koppeling tussen dit programma en de programma's en activiteiten op onderwijsgebied die ten uitvoer worden gelegd in het kader van de samenwerking van de Gemeenschap met derde landen - met inbegrip van bilaterale overeenkomsten - en met de verantwoordelijke internationale organisaties, en voorziet waar nodig in gezamenlijke activiteiten."
3.2.3. Bijlage
Het begrip "kwaliteit" dat deel uitmaakt van amendement 48 is aanvaardbaar, maar zal worden opgenomen in het bovengenoemde deel over selectieprocedures. Opvang van studenten, waarover het amendement ook handelt, komt aan bod in de vereisten in actiepunt 1, lid 2, onder h).
Amendement 49 stelt voor aan actiepunt 1 een nieuw lid toe te voegen aangaande selectiecriteria en het garanderen van continuïteit. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie geeft een opsomming van de basiscriteria voor de selectie van masteropleidingen Erasmus Mundus. Nadere inlichtingen over de selectie zullen, zoals hierboven vermeld, in de bijlage worden gegeven. De criteria ter beoordeling van het potentieel voor continuïteit moeten op operationeel niveau worden vastgesteld; derhalve kan dit deel van het amendement niet worden aanvaard.
Amendement 50 stelt dat masteropleidingen representatief moeten zijn voor de diverse vakgebieden, en geeft twee voorbeelden. De essentie van dit amendement is aanvaardbaar, maar de Commissie is van mening dat de tekst geen voorbeelden van vakgebieden dient te geven aangezien dit misleidend kan zijn. Het begrip "representativiteit" is echter opgenomen in actiepunt 1, lid 3, dat daarmee als volgt luidt:
"De masteropleidingen Erasmus Mundus worden geselecteerd voor een periode van vijf jaar, met een niet-bureaucratische jaarlijkse verlengingsprocedure aan de hand van een voortgangsrapportage. Deze periode kan, voorafgaand aan de daadwerkelijke start van de opleiding, ook een jaar voorbereidend werk behelzen. En zal worden gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van de diverse vakgebieden tijdens de gehele duur van het programma. De Gemeenschap kan financiële steun verlenen voor masteropleidingen van de Erasmus Mundus en deze financiering valt onder de jaarlijkse verlengingsprocedure."
De Commissie aanvaardt de essentie van amendement 51, dat handelt over het gebruik van twee talen. Dit heeft echter specifiek betrekking op masteropleidingen en dient derhalve te worden opgenomen in de bijlage, onder actiepunt 1, lid 2, onder i), zoals voorgesteld in de amendementen 53 en 69. Laatstgenoemde amendementen kunnen in beginsel worden overgenomen; de formulering dient te worden aangepast zodat het duidelijk is dat deze bepaling geen vereisten oplegt voor de talen waarin de masteropleidingen worden gegeven en dat de instellingen voor hoger onderwijs zelf beslissen hoe zij deze bepaling het best uitvoeren. De tekst luidt derhalve als volgt:
"ongeacht de taal waarin de opleiding wordt gegeven eventueel voorzien in taalkundige voorbereiding en ondersteuning van studenten zodat zij de mogelijkheid hebben om ten minste twee Europese talen te gebruiken die worden gesproken in de lidstaten waar de bij de masteropleidingen Erasmus Mundus betrokken instellingen van hoger onderwijs zijn gevestigd."
3.3. Door de Commissie niet aanvaarde amendementen
3.3.1. Overwegingen
Amendement 2 voegt aan overweging 1 een verwijzing naar de lidstaten toe, hetgeen niet past in een overweging die handelt over de specifieke rol van de Europese Gemeenschap op het gebied van onderwijs, overeenkomstig artikel 149 van het Verdrag.
Amendement 3 voegt aan overweging 5 een verwijzing toe naar het Middellandse-Zeegebied, hetgeen de tekst onevenwichtig maakt aangezien deze verder niet over enige specifieke geografische regio handelt.
Amendement 6 stelt een nieuwe overweging voor die verwijst naar de toekomstige herziening van de huidige programma's. Een dergelijke stelling op basis van een toekomstige gebeurtenis is niet geschikt als overweging. Overwegingen dienen te verwijzen naar de grondslag en de redenen voor opstelling van het programma.
De in amendement 7 voorgestelde verwijzing naar programma's voor ontwikkelingssamenwerking zou tot verwarring leiden aangezien het programma in de eerste plaats betrekking heeft op hoger onderwijs in Europese Unie.
De Commissie is niet in staat een rol te spelen bij de follow-up en erkenning in het kader van de bevordering van samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs, zoals amendement 8 vergt. Met name inzake erkenning zijn uitsluitend de lidstaten bevoegd.
Onderhavig voorstel heeft betrekking op het hoger onderwijs, inclusief beroepsonderwijs op een niveau dat overeenstemt met hoger onderwijs. Beroepsonderwijs als zodanig valt niet onder dit voorstel, zodat de amendementen 12 en 15 niet kunnen worden aanvaard.
Amendement 13 gaat ervan uit dat in het kader van Erasmus Mundus verleende graden moeten worden erkend of gevalideerd nadat zij zijn behaald. Dit is een foute veronderstelling. Alleen masteropleidingen die erkende graden verlenen, komen in aanmerking voor opname in Erasmus Mundus.
Erasmus Mundus is gebaseerd op respect voor de academische neutraliteit en onafhankelijkheid van de universiteiten. Amendement 16 kan niet worden aanvaard aangezien maatregelen van de Europese Gemeenschap op geen enkele wijze de genoemde beginselen kunnen aantasten.
3.3.2. Artikelen
De definitie van "academicus" in het voorstel van de Commissie omvat niet alleen personen met een uitstekende academische ervaring, maar ook personen met een uitstekende beroepservaring. Amendement 19 wijzigt de definitie van "academicus" in artikel 2 zodanig dat personen met een uitstekende beroepservaring van de maatregelen worden uitgesloten, waardoor de masteropleidingen Erasmus Mundus geen gebruik kunnen maken van mogelijk zeer waardevolle bijdragen. Dit gaat in tegen de bestaande praktijken op mastersniveau en daarom kan dit amendement niet worden aanvaard.
Amendement 27 beoogt de tekst van artikel 4 te vereenvoudigen, maar zou tot verwarring leiden doordat benaderingen die op verschillende maatregelen betrekking hebben, worden samengevoegd. Amendement 30, dat een logisch gevolg is van amendement 27, kan om dezelfde reden niet worden aanvaard.
Met betrekking tot artikel 6 kan de verregaande verplichting voor de Commissie om te relevante organisaties bij de tenuitvoerlegging van het programma te betrekken, zoals amendement 33 voorstelt, niet worden aanvaard. Raadpleging is de enige specifieke rol van inspraak die voor deze organisaties gepland is. Amendement 42, met betrekking tot artikel 8, vraagt dat deze organisaties betrokken worden bij de werkzaamheden van het comité van het programma; ook dit is niet aanvaardbaar aangezien het zou indruisen tegen de beginselen van "comitologie".
Amendement 40 voegt aan artikel 7 een verwijzing toe naar een definitie in de bijlage betreffende de uitsplitsing van financiële middelen over de verschillende activiteiten. Dit amendement zou tot ongewenste rigiditeit bij de tenuitvoerlegging van het programma leiden.
Op dit ogenblik, de Commissie is niet bevoegd om amendement 44, dat voorstelt de begroting van het programma op te trekken tot 300 miljoen euro, te aanvaarden.
Amendement 45 voegt aan artikel 11 een verwijzing toe naar de programma's voor beroepsopleiding en onderwijs, hetgeen tot verwarring kan leiden over het belangrijkste toepassingsgebied van Erasmus Mundus, namelijk hoger onderwijs.
3.3.3. Bijlage
Actiepunt 1 in het voorstel van de Commissie erkent het belang van goede faciliteiten voor de huisvesting van studenten uit derde landen. Amendement 52 eist echter dat de masteropleidingen onder andere voorzien in kwaliteitsvoorzieningen voor huisvesting, met name in samenwerking met de regionale en plaatselijke overheden; het opleggen van dergelijke specifieke voorwaarden aan de masteropleidingen, die vele niet zouden kunnen vervullen, zou niet noodzakelijk een positief effect hebben op de kwaliteit van deze opleidingen.
De Commissie is niet bevoegd om amendement 54 te aanvaarden omdat van de masteropleidingen niet kan worden verlangd dat zij betrekkingen aangaan met onderzoekcentra aangezien veel van deze opleidingen eerder beroeps- dan onderzoekgericht zijn, noch met bedrijven, aangezien deze vereiste niet zou gelden voor masteropleidingen op het gebied van de kunsten.
Amendement 55 voegt een operationele bepaling toe betreffende het onderzoek van voortgangsrapportages door een comité van deskundigen in het kader van de jaarlijkse verlengingsprocedures voor masteropleidingen. Deze bepaling heeft betrekking op de regelingen voor de tenuitvoerlegging van het programma en heeft daarom geen plaats in een wetgevende tekst.
Amendement 56 voegt aan actiepunt 2 het begrip "erkenning van graden" toe. Dit begrip gaat het kader van de programma te buiten, waardoor de Commissie dit amendement niet kan aanvaarden.
De Commissie is van mening dat de diverse studiegebieden die de masteropleidingen bestrijken over de hele duur van het programma op evenwichtige wijze moeten zijn vertegenwoordigd (zoals hierboven voorgesteld in het kader van amendement 50). Het is echter niet opportuun in het besluit voorbeelden te geven van studiegebieden, zoals amendement 57 voorstelt. Dit amendement vermeldt ook objectieve kwaliteitscriteria in het kader van actiepunt 2. De Commissie is van mening dat het vaststellen van passende toelatingscriteria aan de instellingen voor hoger onderwijs kan worden overgelaten.
De Commissie kan amendement 58 in verband met actiepunt 3, dat voorstelt bij de selectie van masteropleidingen Erasmus Mundus voorrang te verlenen aan masteropleidingen die reeds partnerships met instellingen voor hoger onderwijs in derde landen hebben, niet aanvaarden. Hoewel partnerships een belangrijk onderdeel van het programma vormen, zou deze bepaling de facto een verplichting opleggen die niet noodzakelijk tot een hogere kwaliteit van de masteropleidingen leidt.
De in amendement 60 voorgestelde invoering van een limiet van 3% van de begroting voor actiepunt 4 is niet aanvaardbaar aangezien dit een onnodige begrotingsbeperking voor deze actie inhoudt. De uitsplitsing van de begroting over de verschillende actiepunten gebeurt overeenkomstig artikel 7.
Het voorstel van de Commissie stelt duidelijk dat deelname van kansarme studenten uit derde landen zal worden gestimuleerd. Amendement 61 vraagt om bijzondere aandacht voor organisaties die zich inzetten voor kansarmen. Dit amendement zou overdreven operationele nadruk leggen op een bepaalde categorie organisaties in het kader van actiepunt 4. Op soortgelijke wijze zouden de amendementen 64 en 65 overdreven operationele nadruk leggen op mainstreaming en gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Deze amendementen kunnen niet worden aanvaard.
3.4. Gewijzigd voorstel
Gelet op artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel zoals hierboven aangegeven.