Home

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 /* COM/2003/0357 def. */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

(1) Bij Resolutie 1483(2003) van 22 mei 2003 heeft de VN-Veiligheidsraad besloten dat de omvattende handelssancties die overeenkomstig Resolutie 661(1990) en daaropvolgende resoluties zijn opgelegd, ingetrokken en vervangen dienden te worden door bepaalde specifieke restricties.

(2) De resterende restricties omvatten een verbod op de uitvoer van wapens en verwant materieel naar Irak. Dit verbod kan worden uitgevoerd op basis van Verordening (EG) nr. 1334/2000 en de wetgeving van de lidstaten betreffende uitvoer van wapens en restricties op de invoer van aardolie, aardolieproducten en aardgas uit Irak. Deze restricties omvatten tevens een verbod op de handel in of overdracht van het culturele erfgoed van Irak. Verder voorziet de resolutie in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van hoge functionarissen van het voormalige Irakese regime en van de buitenlandse tegoeden en economische middelen van de regering van Irak. De voorgestelde verordening heeft tot doel deze restricties te implementeren.

(3) Wat de goederen betreft die deel uitmaken van het culturele erfgoed van Irak, wordt in de resolutie een dringend beroep gedaan op staten om passende maatregelen te nemen om de veilige terugkeer daarvan naar de betreffende Irakese instellingen te vergemakkelijken. De bepalingen van de voorgestelde verordening vormen een aanvulling op die van Verordening (EEG) nr. 3911/92, waarin de basis wordt gelegd voor een beleid van uitvoervergunningen voor cultuurgoederen en die uitsluitend van toepassing is op het douanegebied van de Gemeenschap. Er dient ook op te worden gewezen dat Richtlijn 93/7/EEG voorziet in een procedure voor de teruggave van cultuurgoederen die de lidstaten beschouwen als nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit. Die procedure is echter alleen van toepassing tussen lidstaten onderling en heeft betrekking op voorwerpen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht. De voorgestelde verordening heeft niet betrekking op de procedures die een lidstaat dient te volgen voor de rechtmatige teruggave van culturele eigendommen aan Irak.

(4) Volgens de resolutie is de bevriezing van tegoeden en economische middelen de eerste fase van een proces dat moet resulteren in de overdracht van tegoeden en economische middelen naar het onlangs opgerichte Ontwikkelingsfonds voor Irak. De voorgestelde verordening gaat niet in op de procedures die een lidstaat dient te volgen voor de rechtmatige overdracht van tegoeden en economische middelen naar dat fonds.

(5) Tenslotte stelt de voorgestelde verordening bepaalde tijdelijke restricties in op het recht van schuldeisers om ernaar te streven dat aan hun vorderingen op Irak wordt voldaan, in die zin dat door Irak uitgevoerde aardolie, aardolieproducten en aardgas, alsmede de betalingen voor dergelijke goederen, het Ontwikkelingsfonds voor Irak en de in overeenstemming met de voorgestelde verordening bevroren tegoeden en economische middelen, worden vrijgesteld van gerechtelijke vervolging, inbeslagneming, beslag onder derden of executie.

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 60 en 301,

Gelet op het Gemeenschappelijk Standpunt 2003/.../GBVB inzake Irak en tot intrekking van de Gemeenschappelijke Standpunten 1996/741/GBVB en 2002/599/GBVB [1],

[1] PB L , , blz. .

Gezien het voorstel van de Commissie [2],

[2] PB C , , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig Resolutie 661(1990) van de VN-Veiligheidsraad en daaropvolgende relevante resoluties, met name Resolutie 986(1995), heeft de Raad een omvattend embargo ingesteld op de handel met Irak. Dit embargo is op dit moment vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van 17 december 1996 betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak [3], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2003 van de Commissie [4].

[3] PB L 337, 27.12.1996, blz. 1.

[4] PB L 28, 4.2.2003, blz. 26.

(2) Bij Resolutie 1483(2003) van 22 mei 2003 heeft de Veiligheidsraad besloten dat, afgezien van bepaalde uitzonderingen, de verbodsbepalingen met betrekking tot de handel met Irak en de verlening van financiële of economische middelen aan Irak niet langer van toepassing zijn.

(3) De resolutie voorziet in intrekking van de omvattende restricties op de handel, met uitzondering van het verbod op de uitvoer van wapens en verwant materieel naar Irak, en in vervanging van deze omvattende restricties door specifieke restricties op de invoer van aardolie, aardolieproducten en aardgas uit Irak en op de handel in goederen die deel uitmaken van het cultureel erfgoed van Irak.

(4) De resolutie stelt ook dat bepaalde tegoeden en economische middelen, met name die van de voormalige Irakese president Saddam Hussein en hoge functionarissen van zijn regime, bevroren dienen te worden, op voorwaarde dat daartoe is besloten door het bij punt 6 van Resolutie 661 (1990) van de VN-Veiligheidsraad opgerichte comité.

(5) De resolutie bepaalt verder dat door Irak uitgevoerde aardolie, aardolieproducten en aardgas, alsmede de betalingen voor dergelijke goederen, dienen te worden vrijgesteld van gerechtelijke vervolging, inbeslagneming, beslag onder derden of executie door al degenen die vorderingen hebben op Irak. Deze tijdelijke maatregel is noodzakelijk met het oog op de bevordering van de economische wederopbouw van Irak en de herschikking van de schuld van Irak. Dit dient ertoe bij te dragen dat de bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid die de huidige situatie in Irak vormt, uit de weg wordt geruimd, in het gezamenlijk belang van de internationale gemeenschap, met name de Gemeenschap en haar lidstaten.

(6) Gemeenschappelijk Standpunt 2003/.../GBVB voorziet in wijziging van de huidige regeling van de Gemeenschap, teneinde die aan te passen aan Resolutie 1483(2003).

(7) Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag. Derhalve is, met name ter voorkoming van concurrentievervalsing, communautaire wetgeving nodig om de betreffende besluiten van de Veiligheidsraad uit te voeren voor wat het grondgebied van de Gemeenschap betreft. Voor de toepassing van deze verordening wordt het grondgebied van de Gemeenschap geacht, overeenkomstig de in het Verdrag vastgestelde voorwaarden, de grondgebieden van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, mede te omvatten.

(8) Met het oog op de totstandbrenging van maximale juridische zekerheid binnen de Gemeenschap, dienen de namen en andere relevante gegevens die betrekking hebben op door de VN-autoriteiten geïdentificeerde natuurlijke of rechtspersonen, groepen of entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen bevroren dienen te worden, te worden gepubliceerd, en dient verder binnen de Gemeenschap een procedure te worden vastgesteld om deze lijsten te wijzigen.

(9) Om praktische redenen is het wenselijk dat de Commissie wordt gemachtigd de bijlagen bij deze verordening met de lijsten van personen, instellingen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren, en de lijst van bevoegde autoriteiten, te wijzigen.

(10) De bevoegde instanties van de lidstaten dienen, waar nodig, de bevoegdheid te krijgen om toe te zien op de naleving van de bepalingen van deze verordening.

(11) De Commissie en de lidstaten dienen elkaar op de hoogte te houden van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en van verdere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken, en dienen met het bij Resolutie 661(1990) ingestelde comité samen te werken, in het bijzonder door dat comité informatie te verstrekken.

(12) De lidstaten dienen regels vast te stellen met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en erop toe te zien dat deze worden geïmplementeerd. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(13) Aangezien de omvattende handelssancties van Verordening (EG) nr. 2465/96 vervangen worden door de specifieke handelsrestricties van deze verordening, en deze verordening maatregelen tot bevriezing omvat die door de economische actoren onmiddellijk dienen te worden toegepast, dient erop te worden toegezien dat de sancties bij schendingen van deze verordening kunnen worden opgelegd zodra deze in werking treedt.

(14) Omwille van de duidelijkheid dient Verordening (EG) nr. 2465/96 in haar geheel te worden ingetrokken. De handelsrestricties die niet door deze verordening worden gecontinueerd, dienen met ingang van 23 mei 2003 buiten werking te worden gesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening gelden de onderstaande definities:

1. "Sanctiecomité": het bij Resolutie 661(1990) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ingestelde comité;

2. "tegoeden":

a) financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, inclusief, maar niet daartoe beperkt, contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

b) deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

c) in het openbaar en ondershands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen, derivatencontracten;

d) interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa; krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

e) kredietbrieven, connossementen, koopbrieven;

f) bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

g) ieder ander exportfinancieringsbewijs;

3. "economische middelen": activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

4. "bevriezing van tegoeden": het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

5. "bevriezing van economische middelen": het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, verhuren of verhypothekeren.

Artikel 2

Het volgende is verboden:

1. Het binnenbrengen op het grondgebied van de Gemeenschap van aardolie, aardolieproducten en aardgas van oorsprong uit Irak, als bedoeld in bijlage I, indien de betalingen voor dergelijke producten niet worden gestort in het Ontwikkelingsfonds voor Irak, dat wordt beheerd door de Centrale Bank van Irak;

2. Het binnenbrengen op het grondgebied van de Gemeenschap van cultuurgoederen van herkomst uit Irak, als bedoeld in bijlage II, ongeacht hun oorsprong, of van cultuurgoederen die tot het culturele erfgoed van Irak behoren, als bedoeld in bijlage II, voor zover bewijs ontbreekt dat die goederen vóór 2 augustus 1990 uit Irak zijn uitgevoerd, indien

a) de goederen een integrerend deel vormen van de openbare collecties die worden vermeld in de inventarissen van Irakese musea, archieven of vaste collecties van bibliotheken, of in de inventarissen van Irakese kerkelijke instellingen, of

b) een redelijk vermoeden bestaat dat de goederen Irak hebben verlaten zonder de toestemming van hun rechtmatige eigenaar of in strijd met de Irakese wet- en regelgeving;

3. De uitvoer of het buiten het grondgebied van de Gemeenschap brengen van cultuurgoederen die tot het Irakese culturele erfgoed behoren of uit Irak afkomstig zijn, als bedoeld in bijlage II, indien

a) dergelijke goederen een integrerend deel vormen van de openbare collecties die worden vermeld in de inventarissen van Irakese musea, archieven of vaste collecties van bibliotheken, of in de inventarissen van Irakese kerkelijke instellingen, of

b) een redelijk vermoeden bestaat dat de goederen Irak hebben verlaten zonder de toestemming van hun rechtmatige eigenaar of in strijd met de Irakese wet- en regelgeving.

Dit verbod is niet van toepassing indien wordt aangetoond dat

a) de cultuurgoederen vóór 2 augustus 1990 uit Irak zijn uitgevoerd, of

b) de cultuurgoederen worden teruggegeven aan hun rechtmatige eigenaar in Irak.

Artikel 3

1. Alle tegoeden en economische middelen die zich op of na 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, en die toebehoren aan de Republiek Irak, of aan overheidsinstellingen, ondernemingen, met inbegrip van bedrijven naar privaat recht waarin de overheid een meerderheidsaandeel heeft, of instanties van de Republiek Irak, als geïdentificeerd door het Sanctiecomité en opgenomen in bijlage III, worden bevroren.

2. Alle tegoeden en economische middelen, die toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de volgende personen, als geïdentificeerd door het Sanctiecomité en opgenomen in bijlage IV, worden bevroren:

a) voormalig president Saddam Hussein,

b) hoge functionarissen van zijn regime,

c) hun naaste familieleden, of

d) rechtspersonen, instanties of entiteiten die in het bezit zijn van of worden gecontroleerd door dergelijke natuurlijke personen of door enige natuurlijke of rechtspersoon die namens hen of volgens hun instructies optreedt.

3. Er mogen geen tegoeden direct of indirect ter beschikking worden gesteld van of ten behoeve van in bijlage IV genoemde natuurlijke of rechtspersonen, instanties of entiteiten.

4. Er mogen geen economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld van of ten behoeve van in bijlage IV genoemde natuurlijke of rechtspersonen, instanties of entiteiten, indien die personen, groepen of entiteiten daardoor in staat worden gesteld tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen.

Artikel 4

1. Onverminderd de ter zake van confiscatie en onteigening geldende wetgeving, kunnen de rechtbanken en bevoegde autoriteiten van de lidstaten opdracht geven tot de overdracht van overeenkomstig artikel 3 bevroren tegoeden, economische middelen en opbrengsten van economische middelen naar het Ontwikkelingsfonds voor Irak, dat wordt beheerd door de Centrale Bank van Irak.

2. Deze verordening vormt geen beperking voor de geldigheid en het gebruik van door Irakese banken op verzoek van hun klanten afgegeven garanties en kredietbrieven die voldoen aan de vereisten van artikel 3, lid 1, en bestemd zijn om door deze klanten in de Gemeenschap bestelde goederen en diensten te betalen. Een Irakese bank die aan de vereisten van artikel 3, lid 1, voldoet, is overeenkomstig deze verordening niet verplicht de overdracht van tegoeden ten behoeve van een begunstigde in de Gemeenschap te bevriezen, indien die overdracht betrekking heeft op de betaling van door klanten van die bank bestelde goederen en diensten.

Artikel 5

1. Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat, direct of indirect, de bepalingen van artikel 3 worden ontdoken of de in artikel 2 bedoelde transacties worden bevorderd.

2. Alle informatie waaruit blijkt dat de bepalingen van deze verordening worden of zijn ontdoken, dient ter kennis te worden gebracht van de in bijlage V genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, alsmede, direct of via deze bevoegde autoriteiten, van de Commissie.

Artikel 6

1. Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim en onverminderd de bepalingen van artikel 284 van het Verdrag, dienen natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en instanties:

a) alle informatie die de naleving van deze verordening zou vergemakkelijken, zoals rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 3 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de in bijlage V genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, alsmede, direct of via deze bevoegde autoriteiten, aan de Commissie;

b) bij de verificatie van deze informatie samen te werken met de in Bijlage V genoemde bevoegde autoriteiten.

2. Alle overeenkomstig dit artikel verstrekte of ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie werd verstrekt of ontvangen.

3. Alle direct door de Commissie ontvangen, aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

Artikel 7

De bevriezing van tegoeden en economische middelen, die wordt verricht in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke of rechtspersoon, groep of entiteit die deze bevriezing implementeert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen zijn bevroren als gevolg van nalatigheid.

Artikel 8

1. Onverminderd het recht om gerechtelijke stappen te ondernemen van personen die vorderingen hebben op de Republiek Irak, met inbegrip van overheidsinstellingen, staatsondernemingen, naar publiek of privaat recht, en instanties van de Republiek Irak, zijn vrijgesteld van gerechtelijke vervolging, inbeslagneming, beslag onder derden of executie:

a) aardolie, aardolieproducten en aardgas van oorsprong uit Irak, totdat het eigendomsrecht van dergelijke goederen is overgedragen op een koper;

b) opbrengsten en verplichtingen die voortvloeien uit de verkoop van aardolie, aardolieproducten en aardgas van oorsprong uit Irak, met inbegrip van betalingen voor dergelijke goederen die zijn gestort in het Ontwikkelingsfonds voor Irak, dat wordt beheerd door de Centrale Bank van Irak;

c) overeenkomstig artikel 3 bevroren tegoeden en economische middelen;

d) het Ontwikkelingsfonds voor Irak, dat wordt beheerd door de Centrale Bank van Irak.

2. In afwijking van lid 1, zijn de opbrengsten en verplichtingen die voortvloeien uit de verkoop van aardolie, aardolieproducten en aardgas van oorsprong uit Irak, en het Ontwikkelingsfonds voor Irak niet vrijgesteld van vorderingen die worden gedaan op basis van de aansprakelijkheid van Irak voor schade als gevolg van milieurampen die zich voordoen na 22 mei 2003.

Artikel 9

De Commissie wordt gemachtigd om:

a) de bijlagen III en IV te wijzigen of aan te vullen op basis van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité, en

b) bijlage V te wijzigen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 10

Onverminderd de rechten en verplichtingen van de lidstaten op grond van het Handvest van de Verenigde Naties onderhoudt de Commissie alle nodige contacten met het Sanctiecomité met het oog op de doeltreffende implementatie van deze verordening.

Artikel 11

De Commissie en de lidstaten stellen elkaar onmiddellijk in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen. Zij stellen elkaar in kennis van alle relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken, in het bijzonder informatie die zij overeenkomstig artikel 6 hebben verkregen en informatie over schendingen van de bepalingen van deze verordening, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechters.

Artikel 12

Deze verordening is van toepassing ondanks de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit vóór de inwerkingtreding ervan ondertekende internationale overeenkomsten, gesloten contracten of verleende vergunningen.

Artikel 13

1. De lidstaten dienen regels vast te stellen met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening, en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze worden geïmplementeerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 30 juli 2003 in kennis van die regels. Eventuele latere wijzigingen die daarop betrekking hebben, dienen onmiddellijk ter kennis te worden gebracht van de Commissie.

2. In afwachting van de goedkeuring van de nodige, daartoe strekkende wetgeving, zijn de sancties van toepassing die door de lidstaten zijn vastgesteld in uitvoering van artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2465/96.

3. Iedere lidstaat onderneemt gerechtelijke stappen tegen natuurlijke of rechtspersonen, groepen of entiteiten die onder zijn rechtsbevoegdheid vallen, in geval van schending van een van de in deze verordening vastgestelde restrictieve bepalingen door die personen, groepen of entiteiten.

Artikel 14

Deze verordening is van toepassing:

a) op het grondgebied van de Gemeenschap, met inbegrip van haar luchtruim,

b) aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen,

c) op alle zich elders bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn,

d) op elke volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersoon, groep of entiteit,

e) op elke rechtspersoon, groep of entiteit die commercieel actief is in de Gemeenschap.

Artikel 15

Verordening (EG) nr. 2465/96 wordt ingetrokken.

Artikel 16

1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Met uitzondering van de artikelen 3 en 4, is zij van toepassing vanaf 23 mei 2003.

3. Artikel 8 is van toepassing tot en met 31 december 2007.

Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE I

Lijst van de in artikel 2, lid 1, bedoelde goederen

GN-code // Productomschrijving

2709 00 // Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen

2710 // Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten die 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald, elders genoemd noch elders onder begrepen

2711 // Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen

2712 10 // Vaseline

2712 20 00 // - paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie

ex 2712 90 // 'Slack wax', 'scale wax'

2713 // Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen

2714 // Natuurlijk bitumen en natuurlijk asfalt; bitumineuze leisteen en bitumineus zand; asfaltiet en asfaltsteen

2715 00 00 // Bitumineuze mengsels van natuurlijk asfalt, van natuurlijk bitumen, van petroleumbitumen, van minerale teer of van minerale teerpek (bijvoorbeeld bitumineuze mastiek, vloeibitumen of koudasfalt (,cut-back"))

2901 // Acyclische koolwaterstoffen

2902 11 00 // - - cyclohexaan

2902 20 00 // - benzeen

2902 30 00 // - tolueen

2902 41 00 // - - o-xyleen

2902 42 00 // - - m-xyleen

2902 43 00 // - - p-xyleen

2902 44 // - - mengsels van xyleenisomeren

2902 50 00 // - styreen

2902 60 00 // - ethylbenzeen

2902 70 00 // - cumeen

2905 11 00 // - - methanol (methylalcohol)

3403 19 10 // Smeermiddelen (boor-, snij- en draaiolie (koelolie), preparaten voor het losmaken van bouten en moeren, roest- en corrosiewerende preparaten en preparaten voor het insmeren van vormen, op basis van smeermiddelen, daaronder begrepen), alsmede preparaten preparaten die 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald

3811 21 00 // Additieven voor smeerolie, bevattende aardolie of olie uit bitumineuze mineralen

3824 90 10 // Petroleum sulfonaten, met uitzondering van petroleumsulfonaten van alkalimetalen, ammonium of ethanolaminen; thiofeenhoudende sulfonzuren van oliën uit bitumineuze mineralen, alsmede zouten daarvan

BIJLAGE II

Lijst van de in artikel 2, leden 2 en 3, bedoelde goederen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

Lijst van in artikel 3, lid 1 bedoelde overheidsinstellingen, ondernemingen en instanties van de Republiek Irak

BIJLAGE IV

Lijst van in artikel 3, leden 2, 3 en 4, bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, instanties of entiteiten die banden hebben met het regime van voormalig president Saddam Hussein

BIJLAGE V

Lijst van in de artikelen 5 en 6 bedoelde bevoegde autoriteiten

(aan te vullen door de lidstaten)

BELGIË

DENEMARKEN

DUITSLAND

GRIEKENLAND

SPANJE

IERLAND

ITALIË

LUXEMBURG

NEDERLAND

OOSTENRIJK

PORTUGAL

FINLAND

ZWEDEN

VERENIGD KONINKRIJK

EUROPESE GEMEENSCHAP

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen

Directoraat GBVB

Administratieve eenheid A2: Institutionele en juridische aangelegenheden inzake buitenlandse betrekkingen; sancties

CHAR 12/163

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 295 81 48, 296 25 56

Fax (32-2) 296 75 63

E-mail: relex-sanctions@cec.eu.int