Home

Gewijzigd voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Gewijzigd voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Gewijzigd voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2003/0384 def. - CNS 2002/0137 */


Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

TOELICHTING

De Gemeenschap is sinds 1981 verdragsluitende partij bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren. Zij moet de bij dit verdrag vastgestelde maatregelen inzake de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen in gemeenschapsrecht omzetten.

De door de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen omvatten vele regels inzake de controle op de visserijactiviteit. Tot dusver zijn de meeste van deze maatregelen in gemeenschapsrecht omgezet via Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2113/96 (PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1).

De regeling inzake de controle op de visserijactiviteit in het verdragsgebied is in gemeenschapsrecht omgezet via Verordening (EEG) nr. 3943/90 van de Raad van 19 december 1990 betreffende de toepassing van de waarnemings- en inspectieregeling die is ingesteld op grond van artikel XXIV van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PB L 379 van 31.12.1990, blz. 45).

De communautaire regelgeving inzake de controle in het verdragsgebied is tenslotte vervolledigd bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 van de Raad van 29 juli 1999 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 14).

Deze drie teksten moeten worden bijgewerkt om ze aan te passen aan de wijzigingen die zijn aangebracht in de overeenkomstige maatregelen van de CCAMLR, die de laatste vijf jaren (zittingen XVII - 1998 tot en met XXI - 2002) bijzonder belangrijk zijn geworden. De vangstbeperkingen en -verboden voor de in het verdrag bedoelde soorten zijn reeds sedert 1998 in gemeenschapsrecht omgezet in het kader van de jaarlijkse vaststelling van de TAC's en quota, terwijl deze beperkingen voordien waren opgenomen in de voornoemde Verordening 66/98. Wat de andere maatregelen betreft die bij deze verordening worden vastgesteld zijn, in het kader van de CCAMLR, aanzienlijke wijzigingen aangebracht in de maatregelen betreffende de toegang tot de visserijactiviteit in het gebied en in de verschillende regelingen inzake vangstaangiften en visserij-inspanning, zowel met betrekking tot de te volgen procedures als met betrekking tot de soorten ten aanzien waarvan deze regelingen, naar gelang van de visserijzone, worden toegepast. Zo zijn met name bijzondere regels vastgesteld voor de visserij op krabben en pijlinktvissen.

Wat de controleregeling betreft, heeft de CCAMLR wijzigingen aangebracht om, met name, de inspectieactiviteiten los te koppelen van de wetenschappelijke waarneming die gericht is op het verzamelen van gegevens. Dat vereist een volledige herziening van Verordening (EEG) nr. 3943/1999. Bij deze herziening wordt ook rekening gehouden met het feit dat de basisverantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de inspectieregeling berust bij de lidstaten en dat de verantwoordelijkheid van de Commissie erin bestaat "de controleurs te controleren", waartoe zij zich ten aanzien van de Raad en het Europese Parlement heeft verbonden in haar mededeling aan de Raad en aan het Europees Parlement betreffende de deelneming van de Gemeenschap aan regionale visserijorganisaties (RVO), COM(1999) 613 def. van 8 december 1999.

Wat ten slotte de controle betreft op vaartuigen die niet de vlag van een verdragsluitende partij voeren, is bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 een CCAMLR-maatregel van 1998

omgezet. Deze maatregel is sinds de vaststelling ervan herhaaldelijk gewijzigd. In 2002 zijn specifieke procedures ingevoerd om vaartuigen die illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserijactiviteiten (Illegal, Unregulated and Unreported fishing activities, IUU-visserij) uitvoeren in het verdragsgebied, te identificeren en er maatregelen tegen te treffen, zowel in het kader van deze instandhoudingsmaatregelen als in het kader van een nieuwe maatregel die geldt voor vaartuigen die de vlag van verdragsluitende partijen bij de CCAMLR voeren.

De Commissie wil daarom alle bepalingen betreffende de controle op de visserijactiviteiten door vaartuigen uit de Gemeenschap in het verdragsgebied bundelen in één tekst. Het hierna volgende voorstel omvat de volgende zes hoofdstukken:

- voorwerp en definities;

- toegang tot de visserij in het verdragsgebied;

- regeling voor het melden van gegevens;

- controle en inspectie;

- vaartuigen die illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven (Illegal, Unregulated and Unreported (IUU)) uitvoeren in het verdragsgebied;

- slotbepalingen.

Het onderhavige voorstel zal samen met een ontwerp-verordening betreffende technische maatregelen voor de uitoefening van de visserij in het verdragsgebied, met inbegrip van voorschriften inzake vistuigen en de regeling voor de wetenschappelijke waarneming aan boord, worden ingediend.

Voor beide voorstellen wordt een beroep gedaan op de zogenoemde "comitologieprocedures" die zijn ingesteld bij Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999. De bij artikel 4 van dat besluit ingestelde beheersprocedure is bedoeld om de voor de tenuitvoerlegging van bepaalde delen van de regeling noodzakelijke maatregelen vast te stellen.

De Commissie stelt de Raad derhalve voor de bijgevoegde verordening goed te keuren.

2002/0137 (CNS)

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C ... van ...., blz. ...

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C ... van ...., blz. ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen van de Antarctische wateren, hierna "het verdrag" te noemen, is door de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 81/691/EEG van de Raad [3] en is er in werking getreden op 21 mei 1982.

[3] PB L 252 van 5.9.1981, blz. 26.

(2) Met dit verdrag is een kader vastgesteld voor regionale samenwerking met het oog op de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische Oceaan via de instelling van een Commissie voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR" te noemen, en voor de vaststelling door de CCAMLR van instandhoudingsmaatregelen die voor de verdragsluitende partijen verplicht worden.

(3) De Gemeenschap moet, als verdragsluitende partij, ervoor zorgen dat de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen op de vissersvaartuigen uit de Gemeenschap worden toegepast.

(4) Onder voornoemde maatregelen zijn talrijke regels en bepalingen in verband met de controle op de visserij in het verdragsgebied, die in het gemeenschapsrecht moeten worden opgenomen als bijzondere bepalingen ter aanvulling van die van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [4] in de zin van artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

[4] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 van de Raad (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5).

(5) Sommige van deze bijzondere bepalingen zijn in gemeenschapsrecht omgezet bij Verordening (EEG) nr. 3943/90 van de Raad van 19 december 1990 betreffende de toepassing van de waarnemings- en inspectieregeling die is ingesteld op grond van artikel XXIV van het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren [5], bij Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2113/96 [6] en bij Verordening (EG) nr. 1721/1999 van de Raad van 29 juli 1999 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren [7].

[5] PB L 379 van 31.12.1990, blz. 45.

[6] PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2479/98 van de Raad (PB L 309 van 19.11.1998, blz. 1).

[7] PB L 203 van 3.8.1999, blz. 14.

(6) Om de nieuwe instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld ten uitvoer te kunnen leggen, moetendeze verordeningen worden ingetrokken en vervangen door één enkele verordening waarin alle bijzondere bepalingen inzake de controle op de visserij, die voortvloeien uit de verplichtingen van de Gemeenschap als verdragsluitende partij bij het verdrag, worden samengebracht.

(7) De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [8],

[8] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I - Voorwerp en definities

Artikel 1 Voorwerp

1. Bij deze verordening worden de algemene beginselen en de voorwaarden vastgesteld met het oog op de toepassing door de Gemeenschap van:

a) de controlemaatregelen die gelden voor vissersvaartuigen die de vlag van een van de verdragsluitende partijen bij het verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "het verdrag" te noemen, voeren en die in het verdragsgebied vissen in buiten de grenzen van de nationale jurisdicties gelegen gebieden;

b) de regeling om te bevorderen dat vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen de instandhoudingsmaatregelen van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR" te noemen, naleven.

2. Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van het verdrag en wordt toegepast met inachtneming van de doelstellingen en de beginselen van het verdrag, overeenkomstig de bepalingen van de Slotakte van de Conferentie waarop het verdrag is aangenomen.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "verdragsgebied": het gebied waarin het verdrag wordt toegepast, zoals omschreven in artikel I;

b) "Antarctische convergentie": de lijn die de volgende punten verbindt langs breedte- en lengtecirkels: 50° ZB, 0°; 50° ZB, 30° OL; 45° ZB, 30° OL; 45° ZB, 80° OL; 55° ZB, 80° OL; 55° ZB, 150° OL; 60° ZB, 150° OL; 60° ZB, 50° WL; 50° ZB, 50° WL; 50° ZB, 0°;

c) "communautair vissersvaartuig": een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voert en in de Gemeenschap is geregistreerd, en dat van de levende rijkdommen in het verdragsgebied afkomstige mariene organismen vangt en aan boord bewaart;

d) "VMS-systeem": het overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aan boord van vissersvaartuigen geïnstalleerde satellietvolgsysteem;

e) "nieuwe visserij": de visserij op een bepaalde soort, volgens een bepaalde methode, in een statistisch FAO-deelgebied van de Antarctische wateren, waarvoor de CCAMLR

i) nooit via uitvoerige onderzoekingen of via experimentele visserijcampagnes vergaarde gegevens heeft ontvangen over de verspreiding, omvang van de bestanden, populatieontwikkeling, de potentiële opbrengst of de identiteit van het bestand, of

ii) nooit gegevens over vangsten of visserij-inspanning heeft ontvangen, of

iii) nooit gegevens over vangsten of visserij-inspanning heeft ontvangen voor de laatste twee visserijcampagnes;

f) "experimentele visserij": de visserij die niet meer wordt beschouwd als een "nieuwe visserij" in de zin van punt e), en waarvan het experimentele karakter blijft bestaan totdat de CCAMLR voldoende informatie heeft verkregen om:

i) de verspreiding, omvang van de bestanden en populatieontwikkeling van de doelsoort te evalueren met het oog op een raming van de potentiële opbrengst;

ii) de potentiële gevolgen van de visserij voor afhankelijke en verwante soorten te meten, en

iii) het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR in staat te stellen adviezen te formuleren met betrekking tot de wenselijk geachte vangstniveaus en visserij-inspanningen, en het te gebruiken vistuig;

g) "CCAMLR-inspecteur": een inspecteur die door een verdragsluitende partij is aangewezen voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 1, lid 1, bedoelde controleregeling;

h) "CCAMLR-inspectieregeling": het aldus genoemde document dat door de CCAMLR is ingesteld ten behoeve van de controle en de inspectie op zee van vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren;

i) "vaartuig van een niet-verdragsluitende partij": een vissersvaartuig dat de vlag voert van een niet-verdragsluitende partij, dat is waargenomen terwijl het viste in het verdragsgebied;

j) "verdragsluitende partij": een verdragsluitende partij bij het Verdrag;

k) "vaartuig van een verdragsluitende partij": een vissersvaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert;

l) "waarneming": de waarneming van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij door een vissersvaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert en dat actief is in het verdragsgebied of door een vliegtuig dat is ingeschreven in een staat die verdragsluitende partij is en dat boven het verdragsgebied vliegt of door een CCAMLR-inspecteur;

m) "IUU-activiteiten": illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten in het verdragsgebied;

n) "IUU-vaartuigen": een vaartuig dat illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten uitvoert in het verdragsgebied.

Hoofdstuk II - Toegang tot de visserij in het verdragsgebied

Artikel 3 Speciale visdocumenten

1. Alleen communautaire vissersvaartuigen die in het bezit zijn van een door hun vlaggenstaat overeenkomstig Verordening (EG) 1627/94 [9] afgegeven speciaal visdocument mogen, op de in het visdocument vermelde voorwaarden, uit het verdragsgebied afkomstige visserijhulpbronnen vissen, aan boord hebben, overladen en aanlanden.

[9] PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

2. De lidstaten delen de Commissie, per elektronische gegevensuitwisseling, binnen drie dagen na de datum van afgifte van het in lid 1 genoemde visdocument de volgende gegevens betreffende het vaartuig waarvoor het visdocument is afgegeven mee:

a) de naam van het betrokken vaartuig;

b) de periode waarin het vaartuig in het verdragsgebied mag vissen, met vermelding van de datum voor het begin en het einde van de activiteiten;

c) het vangstgebied of de vangstgebieden;

d) de doelsoort of doelsoorten;

e) de gebruikte vistuigen.

De Commissie geeft deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de CCAMLR.

3. De door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde informatie bevat ook het intern registratienummer van de inschrijving in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen, overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2090/98 van de Commissie [10], alsook gegevens betreffende de thuishaven en de naam van de reder of de huurder van het vaartuig en een verklaring dat de kapitein van het vaartuig in kennis is gesteld van de maatregelen die gelden in het deel of de delen van het verdragsgebied waar het vaartuig de visserij zal beoefenen.

[10] PB L 266 van 1.10.1998, blz. 27.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 8.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 4 Algemene gedragsregels

1. Het in artikel 3 vermelde speciaal visdocument, of een gewaarmerkt afschrift van dit document, moet aan boord van het vissersvaartuig zijn en moet te allen tijde voor een CCAMLR-inspecteur kunnen worden gecontroleerd.

2. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elk vissersvaartuig dat zijn vlag voert hem meedeelt wanneer hij een haven verlaat of binnenvaart, wanneer hij het verdragsgebied verlaat of binnenvaart en tussen welke statistische FAO-deelgebieden of -sectoren het zich verplaatst.

3. De lidstaten verifiëren de in lid 2 bedoelde gegevens aan de hand van de gegevens die zij hebben verkregen via de VMS-systemen aan boord van de vaartuigen. Zij delen deze gegevens via elektronische gegevensuitwisseling binnen twee dagen na de datum van ontvangst aan de Commissie mee. De Commissie zendt de gegevens onverwijld door naar hetsecretariaat van de CCAMLR.

4. Wanneer een VMS-systeem aan boord van een communautair vaartuig defect raakt, stelt de vlaggenlidstaat de CCAMLR, zo spoedig mogelijk in kennis van de naam van het vaartuig en van het tijdstip, de datum en de positie van het vaartuig toen het VMS-systeem defect is geraakt en zendt een afschrift van deze kennisgeving aan de Commissie. Zodra het VMS-systeem opnieuw functioneert, meldt de vlaggenlidstaat dit onverwijld aan de CCAMLR, en zendt een afschrift van deze melding aan de Commissie.

Artikel 5 Toegang tot de krabbenvisserij

1. De vlaggenlidstaten stellen de Commissie in kennis van het voornemen van een communautair vissersvaartuig om in statistisch FAO-deelgebied 48.3op krabben te vissen. Deze kennisgeving geschiedt vier maanden voor de datum waarop de visserijactiviteit in kwestie wordt aangevangen en omvat het interne nummer van inschrijving in het vlootregister en de onderzoek- en visserijplannen van het betrokken vaartuig.

2. De Commissie onderzoekt de kennisgeving, gaat na of ze voldoet aan de toepasselijk voorschriften en stelt de lidstaat in kennis van haar bevindingen. De lidstaat kan het speciale visdocument na ontvangst van de bevindingen van de Commissie of binnen tien werkdagen na de datum van kennisgeving van de bevindingen afgeven. De Commissie stelt de CCAMLR hiervan binnen drie maanden voor de datum waarop de visserijactiviteit in kwestie wordt aangevangen, in kennis.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 6 Toegang tot nieuwe visserijactiviteiten

1. De uitoefening van nieuwe visserijactiveiten in het verdragsgebied is verboden, tenzij daarvoor toestemming is gegeven overeenkomstig het bepaalde in lid 4.

2. Alleen vaartuigen die zodanig zijn uitgerust en ingericht dat ze kunnen voldoen aan alle relevante instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld, komen in aanmerking om aan nieuwe visserijactiviteiten deel te nemen.

Vaartuigen die voorkomen op de in artikel 29 bedoelde lijst van IUU-vaartuigen van de CCAMLR komen niet in aanmerking voor deelname aan nieuwe visserijactiviteiten.

3. De vlaggenlidstaat meldt de Commissie uiterlijk vier maanden voor de jaarvergadering van de CCAMLR het voornemen van een communautair vissersvaartuig om in het verdragsgebied een nieuwe visserijactiviteit te ontwikkelen.

Tezamen met deze melding verstrekt de lidstaat alle informatie waarover hij beschikt over:

a) de aard van de nieuwe visserijactiviteit en, met name, de doelsoorten, visserijmethoden, het voorgestelde visserijgebied en het met het oog op levensvatbaarheid van de activiteit vereiste minimale vangstpeil;

b) via uitvoerige onderzoekingen en bestandsopnamen verzamelde biologische informatie over, onder meer, verspreiding, omvang van de betrokken bestanden, populatieontwikkeling en informatie over de identiteit van het bestand;

c) nadere bijzonderheden over afhankelijke soorten en verwante soorten, en over de mate waaraan in de nieuwe visserijactiviteit vermoedelijk consequenties zijn verbonden voor deze bestanden;

d) gegevens over andere visserijactiviteiten in het gebied of over soortgelijke visserijactiviteiten in andere gebieden, die van nut kunnen zijn voor de bepaling van de waarde van de potentiële opbrengst.

4. De Commissie doet de CCAMLR de overeenkomstig het bepaalde in lid 3 verstrekte informatie, tezamen met alle andere relevante gegevens terzake, voor onderzoek toekomen.

5. Als de CCAMLR eennieuwe visserijactiviteit goedkeurt, wordt voor deze visserijactiviteit machtiging verleend:

a) door de Commissie, indien de CCAMLR geen instandhoudingsmaatregelen heeft vastgesteld in verband met de nieuwe visserijactiviteit, of

b) door de Raad, op voorstel van de Commissie, en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, in alle andere gevallen.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 7 Toegang tot experimentele visserijactiviteiten

1. Uitoefening van experimentele visserijactiviteiten in het verdragsgebied is verboden, tenzij daarvoor toestemming is gegeven overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 6.

2. Alleen vaartuigen die zodanig zijn uitgerust en ingericht dat ze kunnen voldoen aan alle relevante instandhoudingsmaatregelen die door de CCAMLR zijn vastgesteld, komen in aanmerking om aan experimentele visserijactiviteiten deel te nemen.

Vaartuigen die voorkomen op de in artikel 29 bedoelde lijst van IUU-vaartuigen van de CCAMLR komen niet in aanmerking voor deelname aan experimentele visserijactiviteiten.

3. Iedere lidstaat die deelneemt aan een experimentele visserijactiviteit of voornemens is een vaartuig toestemming te verlenen om aan een dergelijke activiteit deel te nemen stelt een onderzoek- en visserijplan op dat hij rechtstreeks toezendt aan de CCAMLR vóór de door de CCAMLR vastgestelde datum, en zendt een kopie aan de Commissie.

Het plan bevat alle informatie waarover de lidstaat beschikt:

a) een toelichting over de overeenstemming tussen de activiteiten van de lidstaat en het door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR opgestelde plan voor de inzameling van de gegevens;

b) de aard van de experimentele visserij en, met name de doelsoorten, visserijmethoden, beoogd visserijgebied en de maximale vangsten in de toekomstige visserijcampagne;

c) de biologische gegevens die tijdens uitgebreide onderzoeksreizen of bestandsopnamen zijn verkregen en die bijvoorbeeld betrekking hebben op de verspreiding, de omvang van de betrokken bestanden, de populatiestructuur en de identiteit van de bestanden;

d) nadere bijzonderheden over afhankelijke soorten en verwante soorten, en over de waarschijnlijkheid dat de overwogen visserijactiviteiten nadelige gevolgen zullen hebben voor deze bestanden;

e) gegevens over andere visserijactiviteiten in het gebied of over soortelijke visserijactiviteiten in andere gebieden, die een evaluatie van de potentiële opbrengst kunnen vergemakkelijken.

4. Elke lidstaat die aan experimentele visserijactiviteiten deelneemt verstrekt de CCAMLR vóór het einde van de in de CCAMLR overeengekomen termijn, de gegevens die zijn bepaald in het door het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR voor de betrokken visserijtak opgestelde plan voor het verzamelen van gegevens, en zendt een afschrift daarvan aan de Commissie.

De lidstaat die de in het plan voor het verzamelen van gegevens voor het laatste visseizoen bepaalde gegevens niet heeft meegedeeld mag de experimentele visserijactiviteit niet verder uitoefenen, zolang hij de betrokken gegevens niet aan de CCAMLR heeft meegedeeld en een afschrift van deze mededeling aan de Commissie heeft gezonden en het Wetenschappelijk Comité van de CCAMLR niet de gelegenheid heeft gehad deze gegevens te onderzoeken.

5. Voordat een lidstaat zijn vaartuigen toestaat aan een reeds aan de gang zijnde experimentele visserijactiviteit deel te nemen, meldt hij dit ten minste drie maanden voor de volgende gewone vergadering van de CCAMLR aan de CCAMLR en zendt een afschrift van deze melding aan de Commissie. De lidstaat die de melding doet wacht tot deze vergadering is beëindigd voordat hij de vaartuigen toestemming geeft hun activiteiten aan te vangen.

6. De lidstaat deelt de naam, het type, de afmetingen, het registratienummer en de radioroepnaam van de aan de experimentele visserij deelnemende vaartuigen ten minste drie maanden voor de datum van het begin van elke visreis rechtstreeks mee aan het secretariaat van de CCAMLR en zendt een kopie van deze mededeling aan de Commissie.

7. De vangstcapaciteit en de visserij-inspanning worden bij wijze van voorzorgsmaatregel beperkt tot een niveau dat niet hoger is dan hetgeen noodzakelijk is om de gegevens van het informatieplan te verzamelen en de in artikel 2, onder f) bedoelde evaluaties te verrichten.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8 Toegang tot visserijactiviteiten in het kader van wetenschappelijk onderzoek

1. De lidstaat waarvan de vaartuigen voornemens zijn wetenschappelijk onderzoek te verrichten waarbij de verwachte vangst minder dan 50 ton bedraagt, waarvan ten hoogste 10 ton Dissostichus spp, en minder dan 0,1 % van de maximale vangst voor krill, pijlinktvis en krab, deelt de volgende gegevens rechtstreeks mee en de CCAMLR en zendt een afschrift ervan aan de Commissie:

a) de naam van het betrokken vaartuig;

b) de externe kentekens van het vaartuig;

c) het gebied en het deelgebied waarin het onderzoek zal plaatsvinden;

d) de vermoedelijke data van binnenvaren en verlaten van het verdragsgebied;

e) het doel van het onderzoek;

f) het vistuig dat vermoedelijk zal worden gebruikt.

2. De in lid 1 bedoelde communautaire vaartuigen zijn vrijgesteld van toepassing van de instandhoudingsmaatregelen betreffende maaswijdten, verboden vistuig, gesloten gebieden, visseizoenen, minimumafmetingen en vangstaangiften met uitzondering van de maatregelen waarin is voorzien bij artikel 9, lid 6, en artikel 16, lid 1.

3. De lidstaat waarvan vaartuigen voornemens zijn wetenschappelijk onderzoek te verrichten waarbij de verwachte vangst meer dan 50 ton bedraagt, of de verwachte vangst aan Dissostichus spp. meer dan 10 ton, of meer dan 0,1 % van de maximale vangst voor krill, pijlinktvis of krab, stelt de CCAMLR ten minste zes maanden voor de geplande begindatum van de onderzoekactiviteiten in kennis van het onderzoekprogramma en zendt een afschrift ervan aan de Commissie. De in het kader van het betrokken onderzoek uit te voeren visserijactiviteiten mogen niet worden aangevat voordat de CCAMLR haar onderzoek heeft voltooid en haar besluit heeft meegedeeld.

4. De betrokken lidstaat deelt voor elke trek in het kader van de onder de leden 1, 2 en 3 vallende wetenschappelijke onderzoekactiviteiten de vangst- en inspanningsgegevens mede en zendt een afschrift ervan aan de Commissie. Binnen 180 dagen na de datum van de beëindiging van de onderzoekactiviteiten doet de lidstaat een beknopt verslag aan de CCAMLR en een afschrift ervan aan de Commissie toekomen. Binnen 12 maanden na de datum van de beëindiging van de onderzoekactiviteiten verstrekt de lidstaat een volledig verslag van de onderzoekresultaten aan de CCAMLR en zendt hij een afschrift ervan aan de Commissie.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk III - Regeling inzake het melden van gegevens

Deel 1 - Melding van vangsten en visserij-inspanning

Artikel 9 Melding van vangsten en visserij-inspanning

1. Voor de communautaire vissersvaartuigen gelden de drie stelsel van meldingen van de vangsten en de visserij-inspanning, die overeenkomen met de aangifteperiodes die zijn bepaald in de artikelen 10, 11 en 12, voor de betrokken soorten en statistische gebieden, deelgebieden of sectoren van de FAO.

2. In de vangst- en visserij-inspanningsmelding moeten voor de betrokken periode de volgende gegevens worden vermeld:

a) de naam van het betrokken vaartuig,

b) de externe kentekens van het betrokken vaartuig,

c) de totale vangst van de doelsoort,

d) het totaal aantal dagen en uren dat er is gevist,

e) de gedurende de aangifteperiode aan boord gehouden vangsten van alle soorten en bijvangsten,

f) het aantal haken, wanneer met de beug wordt gevist.

3. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen melden de vangsten en visserij-inspanningen uiterlijk de dag na de laatste dag van elke aangifteperiode als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de vaartuigen de vlag voeren.

4. De lidstaten delen de vangst- en inspanningsgegevens die ze hebben ontvangen van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren of op hun grondgebied geregistreerd zijn, uiterlijk binnen drie dagen na de laatste dag van elke aangifteperiode langs elektronische weg aan de Commissie mede. Daarbij dient duidelijk te worden vermeld om welke aangifteperiode het gaat.

5. De Commissie stelt de CCAMLR uiterlijk binnen vijf dagen na de laatste dag van de aangifteperiode in kennis van de overeenkomstig lid 3 ontvangen vangst- en inspanningsgegevens.

6. De meldingsstelsels voor de vangsten en de visserij-inspanningen gelden ten aanzien van alle soorten die voor doeleinden van wetenschappelijk onderzoek worden gevangen, indien de vangsten in een bepaalde periode meer dan vijf ton bedragen, tenzij wanneer voor de betrokken soort meer specifieke regelingen gelden.

7. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 10 Stelsel van maandelijkse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen

1. Voor de toepassing van het stelsel van maandelijkse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen is de aangifteperiode de kalendermaand.

2. Het stelsel van maandelijkse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen geldt voor:

a) de visserij op Electrona carlsbergi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

b) de visserij op Euphausia superba in statistisch gebied 48 van de FAOen in de statistische sectoren 58.4.2 en 58.4.1 van de FAO.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bepaalde procedure.

Artikel 11 Stelsel van tiendaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen

1. Voor de toepassing van het stelsel van tiendaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen wordt de kalendermaand verdeeld in drie aangifteperiodes, aangeduid met de letters A, B en C, respectievelijk de 1ste tot en met de 10de, de 11de tot en met de 20ste en de 21ste tot en met de laatste dag van de maand.

2. Het stelsel van tiendaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen geldt voor:

a) de visserij op Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides en andere diepwatersoorten in statistische sector 58.5.2 van de FAO;

b) de experimentele visserij op pijlinktvissen Martialia hyadesi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

c) de visserij op krabben Paralomis spp. (orde Decapoda, suborde Reptantia) in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO, behalve die uitgevoerd in de eerste fase van de CCAMLR-regeling inzake de experimentele visserij op deze soort in dit deelgebied.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12 Stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen

1. Voor de toepassing van het stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen wordt elke kalendermaand onderverdeeld in zes aangifteperiodes, aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F, die respectievelijk de 1ste tot en met de 5de, de 6de tot en met de 10de, de 11de tot en met de 15de, de 16de tot en met de 20ste, de 21ste tot en met de 25ste en de 26ste tot en met de laatste dag van de maand omvatten.

2. Het stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen geldt voor:

a) de visserij op Champsocephalus gunnari in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

b) de visserij op Dissostichus eleginoides in de statistische deelgebieden 48.3 en 48.4 van de FAO;

c) de experimentele visserij op Dissostichus eleginoides in het gehele verdragsgebied in de vakken als gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. (XXX/2003) [11]

[11] Voeg de verwijzing naar de verordening inzake technische maatregelen in het kader van de CCAMLR in zodra deze verordening is vastgesteld.

3. Zodra de CCAMLR heeft bekendgemaakt dat de visserij op bepaalde bestanden is gesloten omdat de in dit artikel bedoelde vangst- en visserij-inspanningsmelding niet heeft plaatsgevonden, stoppen het betrokken vaartuig of de betrokken vaartuigen onmiddellijk de betrokken visserijactiviteiten. Zij mogen hun activiteiten pas opnieuw opnemen als de ontbrekende melding, of eventueel een verklaring van de technische moeilijkheden die het ontbreken van de melding rechtvaardigen, aan de CCAMLR is meegedeeld.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Deel 2 - Maandelijkse melding van gedetailleerde gegevens voor de visserij met de trawl, de beug en met korven

Artikel 13 Maandelijkse melding van gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens

1. Voor elk visseizoen verstrekken de communautaire vissersvaartuigen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de vlag voeren uiterlijk de vijftiende van de maand volgende op die waarin is gevist, de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens voor de betrokken maand betreffende de trawlvisserij, de beugvisserij of de visserij met korven, voor de volgende soorten en gebieden:

a) Champsocephalus gunnari in statistische sector 58.5.2 en statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

b) Dissostichus eleginoides in de statistische deelgebieden 48.3 en 48.4 van de FAO;

c) Dissostichus eleginoides in statistische sector 58.5.2 van de FAO;

d) Electrona carlsbergi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO;

e) Martialia hyadesi in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO,

f) Paralomis spp. (orde Decapoda, sub-orde Reptantia) in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO, behalve de vangsten die zijn verricht in de eerste fase van de CCAMLR-regeling voor de experimentele visserij voor deze soort in dit deelgebied.

2. De vangstgegevens worden verstrekt per uitzetting, voor de in lid 1, onder a),b), en in lid 1, onder f), bedoelde vismethoden en per trek in de andere gevallen.

3. Alle vangstgegevens betreffende de doelsoorten en de bijvangstsoorten worden per soort meegedeeld. Ook het aantal zeevogels en zeedieren van elke soort die zijn gevangen en opnieuw zijn vrijgelaten of zijn gedood moet worden meegedeeld.

4. De lidstaten delen de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens aan het einde van elke kalendermaand mee aan de Commissie, die ze onverwijld aan de CCAMLR doorzendt.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 14 Stelsel van maandelijkse melding van gedetailleerde biologische gegevens

1. De communautaire vissersvaartuigen delen, op dezelfde voorwaarden en voor de visserij op dezelfde soorten als die bedoeld in artikel 13, de lengtesamenstelling mede van een representatief monster van de vangst van doelsoorten en bijvangstsoorten.

2. De te meten lengte is de totale lengte van de vis in centimeter, afgerond naar onderen en het representatief monster moet afkomstig zijn van één vak (van 0,5° breedtegraad bij 1° lengtegraad). Indien een vaartuig zich in de loop van eenzelfde maand naar een ander vak verplaatst, dan dient voorelk vak een lengtesamenstelling van de vangst te worden verstrekt.

3. Voor de gegevens betreffende de in artikel 13, lid 1, onder d), bedoelde visserij moet een representatief monster uit ten minste 500 vissen bestaan.

4. De lidstaten delen de ontvangen gegevens aan het einde van elke maand mede aan de Commissie, die ze onverwijld doorzendt aan de CCAMLR.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 31, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 15 Sluiting van een visserij wegens het ontbreken van een melding

Wanneer de CCAMLR een lidstaat meldt dat een visserij gesloten wordt omdat één van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde meldingen niet zijn gedaan, draagt die lidstaat zijn vaartuigen die de betrokken visserij uitoefenen op hun activiteiten onmiddellijk stop te zetten.

Deel 3 - Jaarlijkse vangstmelding

Artikel 16 Gegevens betreffende de totale vangsten

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 melden de lidstaten uiterlijk op 31 juli van elk jaar de Commissie de totale vangsten, per vaartuig, van de communautaire vissersvaartuigen die hun vlag voeren in het voorgaande jaar.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17 Totale gegevens voor de krillvisserij

1. Communautaire vissersvaartuigen die hebben deelgenomen aan de krillvisserij in het verdragsgebied delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de vlag voeren uiterlijk op 1 januari van elk jaar de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens voor het voorgaande visseizoen mee.

2. Lidstaten voegen de gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens samen per rechthoek van 10 x 10 zeemijl en per periode van tien dagen en delen deze gegevens uiterlijk op 1 maart van elk jaar mee aan de Commissie.

3. Voor de mededeling van de gedetailleerde vangst aan inspanningsgegevens wordt elke kalendermaand onderverdeeld in drie aangifteperiodes van tien dagen, respectievelijk de eerste tot en met de tiende, de elfde tot en met de twintigste en de eenentwintigste tot en met de laatste dag van de maand. Deze aangifteperiodes worden aangeduid met de letters A, B en C.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bepaalde procedure.

Artikel 18 Gegevens betreffende de krabvangsten in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO

1. De communautaire vissersvaartuigen die in statistisch deelgebied 48.3 van FAO op krab vissen delen de Commissie uiterlijk 25 september van elk jaar de gegevens betreffende het verloop van de visserijactiviteiten en de vóór 31 augustus van dat jaar gevangen krabben mee. De Commissie zendt deze gegevens uiterlijk op 30 september van elk jaar door aan de CCAMLR.

2. De gegevens betreffende de vangsten vanaf 31 augustus van elk jaar moeten aan de Commissie worden meegedeeld binnen twee maanden na de dag waarop de betrokken visserij wordt gesloten. De Commissie zendt deze gegevens uiterlijk drie maanden na de sluiting van de betrokken visserij door aan de CCAMLR.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 19 Gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens betreffende de experimentele visserij op pijlinktvis in statistisch deelgebied 48.3 van de FAOdeelgebied 48.3

1. De communautaire vissersvaartuigen die met de inktvisdreg op pijlinktvissen (Martialia hyadesi) vissen in statistisch deelgebied 48.3 van de FAO melden de Commissie uiterlijk op 25 september van elk jaar de gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens betreffende deze visserij. Deze gegevens omvatten het aantal vissen en zeezoogdieren van elke soort die zijn gevangen en terug zijn vrijgelaten of zijn gedood. De Commissie zendt deze gegevens uiterlijk op 30 september van elk jaar door aan de CCAMLR.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk IV - Controle en inspectie

Deel 1 - Controle en inspectie op zee

Artikel 20 Toepassingsgebied

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vissersvaartuigen uit de Gemeenschap en op vissersvaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij voeren.

Artikel 21 Door de lidstaten voor de controle op zee aangewezen CCAMLR-inspecteurs

1. De lidstaten kunnen CCAMLR-inspecteurs aanwijzen die aan boord kunnen gaan van om het even welk communautair vissersvaartuig of, op grond van met een andere verdragsluitende partij gemaakte afspraken, van een vaartuig van die partij dat vist of op het punt staat te gaan vissen op levende rijkdommen van de zee of voor wetenschappelijke doeleinden met betrekking tot de visbestanden in het verdragsgebied.

2. De CCAMLR-inspecteurs controleren in het verdragsgebied de vaartuigen die de vlag van een andere verdragsluitende partij dan de Gemeenschap en haar lidstaten voeren om na te gaan of zij de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen naleven en de communautaire vaartuigen, om na te gaan of ze ook aan alle andere communautaire instandhoudings- of controlemaatregelen met betrekking tot de visbestanden die voor deze vaartuigen gelden, voldoen.

3. De CCAMLR-inspecteurs moeten op de hoogte zijn van de activiteiten op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek die zij moeten inspecteren, alsmede van bepalingen van het verdrag en van de uit hoofde van het verdrag vastgestelde instandhoudingsmaatregelen. De lidstaten moeten de bevoegdheden van elke door hen aangewezen inspecteur bevestigen.

4. De inspecteurs moeten onderdaan zijn van de verdragsluitende partij die hen aanwijst, en vallen bij de uitvoering van hun controleactiviteiten uitsluitend onder de jurisdictie van deze verdragsluitende partij. Zij moeten de status van scheepsofficier krijgen en moeten zich kunnen uitdrukken in de taal van de vlaggenstaat van de vaartuigen waarop zij hun controleactiviteit uitoefenen.

5. Elke CCAMLR-inspecteur moet in het bezit zijn van een door de CCAMLR erkend of verstrekt identiteitsbewijs dat is afgegeven door de lidstaat die hem heeft aangewezen. In dit document wordt vermeld dat de inspecteur bevoegd is om controles uit te voeren volgens de CCAMLR-controleregeling.

6. De lidstaten moeten de naam van de door hen aangewezen inspecteurs meedelen aan het secretariaat van de CCAMLR, en een afschrift daarvan aan de Commissie zenden, binnen veertien dagen na de aanwijzing.

7. Bij de toepassing van de regeling werken de lidstaten samen met elkaar en met de Commissie.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 1, bedoelde procedure.

Artikel 22 Activititeiten die kunnen worden geïnspecteerd

De in het verdragsgebied uitgevoerde activiteiten op het gebied van onderzoek en exploitatie van de levende rijkdommen van de zee kunnen worden geïnspecteerd. Dergelijke activiteiten worden geacht plaats te vinden wanneer een CCAMLR-inspecteur constateert dat de activiteiten van een vissersvaartuig beantwoorden aan ten minste één van de volgende vier criteria, en dat dit niet wordt ontkend:

a) het vistuig is in gebruik, is pas gebruikt of is klaar om te worden gebruikt, op basis van met name de volgende vaststellingen:

(i) de netten, lijnen of korven bevonden zich in het water;

(ii) de netten en trawlborden zijn opgetuigd;

(iii) de vishaken, de korven en kommen zijn van aas voorzien of het aas is ontvroren en klaar om te worden gebruikt;

(iv) in het visserijlogboek is een recente visserijactiviteit vermeld of is vermeld dat met vissen is begonnen;

b) vis die in het verdragsgebied voorkomt wordt behandeld of is onlangs behandeld op basis van, met name de volgende vaststellingen:

(i) er is verse vis of er zijn visafvallen aan boord;

(ii) er wordt vis ingevroren;

(iii)er is relevante operationele informatie of productinformatie beschikbaar;

c) het vistuig van het vaartuig bevindt zich in het water, op basis van met name de volgende vaststellingen:

(i) op het vistuig zijn de referenties van het vaartuig vermeld;

(ii) het vistuig is identiek aan het vistuig aan boord;

(iii) in het visserijlogboek is vermeld dat het vistuig zich in het water bevindt;

d) vis (of producten daarvan) van in het verdragsgebied voorkomende soorten is aan boord van het vaartuig opgeslagen.

Artikel 23 Kenteken van de vaartuigen die inspecteurs aan boord hebben

1. Vaartuigen die CCAMLR-inspecteurs aan boord hebben moeten een door de CCAMLR goedgekeurde speciale vlag of wimpel voeren om aan te geven dat de inspecteurs aan boord controletaken aan het uitvoeren zijn in overeenstemming met de CCAMLR-controleregeling.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 24 Procedure bij inspectie op zee

1. Elk vaartuig dat zich in het verdragsgebied bevindt om levende rijkdommen van de zee te vangen of wetenschappelijk onderzoek te verrichten moet, wanneer door een vaartuig dat een CCAMLR-inspecteur aan boord overeenkomstig het bepaalde in artikel 22, het passende sein uit het internationale seinboek wordt gegeven, stoppen of alle andere vereiste maatregelen nemen om een veilige en snelle overbrenging van de inspecteur naar het vaartuig te vergemakkelijken, behalve indien het vaartuig op dat moment aan het vissen is, in welk geval het een en ander moet doen zodra dit mogelijk is.

2. De kapitein van het vaartuig moet de inspecteur, die vergezeld mag zijn van assistenten, toestaan om aan boord van het vaartuig te komen. De CCAMLR-inspecteur toont het in artikel 21, lid 5, bedoelde document wanneer hij aan boord gaat. De kapitein verleent de CCAMLR-inspecteurs passende bijstand bij de uitvoering van hun taken; dat betekent dat hij hen indien nodig moet toestaan gebruik te maken van de communicatieapparatuur.

3. De controle wordt zo uitgevoerd dat het vaartuig er zo weinig mogelijk hinder en overlast van ondervindt. Het onderzoek dient beperkt te blijven tot de vaststelling van feiten die betrekking hebben op de naleving van de CCAMLR-maatregelen die voor de betrokken vlaggenstaat gelden.

4. De CCAMLR-inspecteurs zijn gemachtigd de vangsten, de netten en het andere vistuig en de activiteiten van visserij en wetenschappelijk onderzoek te controleren; zij mogen ook, voorzover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is, inzage vragen van de aantekeningen en verslagen die gegevens bevatten over de vangsten en de plaatsen waar is gevist. De inspecteurs mogen zo nodig foto's en/of een videofilm maken om elk vermoeden van overtreding van de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen te staven.

5. De CCAMLR-inspecteurs brengen een door de CCAMLR goedgekeurd identificatiemerk aan op elk net of ander vistuig dat in strijd met de geldende instandhoudingsmaatregelen lijkt te zijn gebruikt. Zij maken van dit feit melding in het in artikel 25, lid 3 en lid 4, bedoelde verslag.

6. Indien een vaartuig weigert te stoppen of op een andere wijze weigert het aan of van boord gaan van een waarnemer of inspecteur te vergemakkelijken, of indien de kapitein of de bemanning van een vaartuig de geoorloofde activiteiten van een waarnemer of inspecteur belemmert, stelt de betrokken waarnemer of inspecteur een gedetailleerd verslag op, met een volledige beschrijving van alle omstandigheden, en zendt dit verslag aan de staat die hem heeft aangewezen, opdat het wordt doorgezonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 25.

Belemmering van het werk van een waarnemer of inspecteur of geen gevolg geven aan een redelijk verzoek dat door een waarnemer of inspecteur bij de uitoefening van zijn taken wordt gedaan, wordt door de vlaggenlidstaat behandeld alsof het zijn eigen waarnemer of inspecteur een waarnemer was.

De vlaggenlidstaat brengt verslag uit over de maatregelen die op grond van dit lid zijn getroffen overeenkomstig het bepaalde in artikel 26.

7. Voordat hij het vaartuig dat hij net heeft geïnspecteerd, verlaat overhandigt de CCAMLR-inspecteur de kapitein van het vaartuig een exemplaar van het in artikel 25 bedoelde, volledig ingevulde controleverslag.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 25 Controleverslag

1. Bij elke inspectie op zee overeenkomstig artikel 24 wordt een controleverslag opgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:

a) de CCAMLR-inspecteur moet elke vermoede overtreding van de geldende instandhoudingsmaatregelen vermelden. De inspecteur geeft de kapitein van het vaartuig de gelegenheid om tijdens de controle op hetzelfde formulier zijn opmerkingen over een willekeurig aspect van de controle te maken;

b) de inspecteur ondertekent het verslag en de kapitein wordt verzocht het verslag te ondertekenen als bewijs dat hij het heeft ontvangen.

2. De CCAMLR-inspecteur verstrekt uiterlijk vijftien dagen na de dag van zijn aankomst in de haven een kopie van het controleverslag, vergezeld van de foto's en de videofilm die hij heeft gemaakt, aan de lidstaat die hem heeft aangewezen.

3. De lidstaat die de CCAMLR-inspecteur heeft aangewezen zendt uiterlijk vijftien dagen na de dag van ontvangst een kopie van het controleverslag, vergezeld van twee exemplaren van de foto's en van de videofilm aan de CCAMLR.

De lidstaat zendt ook een kopie van het verslag, vergezeld van kopieën van foto's en videofilms, aan de Commissie, uiterlijk zeven dagen na de datum van ontvangst ervan, alsmede alle aanvullende verslagen of inlichtingen die hij achteraf aan de CCAMLR in verband met het controleverslag zou hebben toegezonden

4. Elke lidstaat die een controleverslag of aanvullende verslagen of inlichtingen over een vaartuig dat zijn vlag voert heeft ontvangen, meldt dit onverwijld aan de Commissie, en zendt haar tevens een afschrift van alle opmerkingen en/of waarnemingen die hij naar aanleiding van de ontvangst van deze verslagen of inlichtingen aan de CCAMLR zou hebben meegedeeld.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 26 Inbreukprocedure

1. Indien ten gevolge van inspectieactiviteiten die zijn uitgevoerd overeenkomstig de CCAMLR-controleregeling wordt geconstateerd dat de op grond van het verdrag vastgestelde maatregelen zijn overtreden, zorgt de vlaggenlidstaat ervoor dat adequate maatregelen worden getroffen tegen de natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het overtreden van de maatregelen die op grond van het Verdrag zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 [12].

[12] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

2. De vlaggenlidstaat moet binnen veertien dagen na de datum van de dagvaarding of het begin van een rechtsgeding de CCAMLR en de Commissie verwittigen en ze op de hoogte houden van het verloop van de procedure en van de uitslag.

3. De vlaggenlidstaat deelt de CCAMLR ten minste éénmaal per jaar schriftelijk de resultaten van de in lid 1 bedoelde vervolgingen en de getroffen sancties mee. Wanneer de vervolging nog niet is afgesloten, wordt een verslag opgesteld. Wanneer geen vervolging is ingesteld of de vervolging zonder resultaat is gebleven, moet de reden hiervoor in het verslag worden toegelicht. De vlaggenlidstaat zendt een afschrift van dit verslag aan de Commissie.

4. De door de vlaggenlidstaat voor inbreuken op de CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen vastgestelde sancties moeten voldoende streng zijn om de naleving van deze maatregelen te garanderen, om het plegen van dergelijke overtredingen onaantrekkelijk te maken en de overtreders het economische voordeel dat zij met hun overtreding hebben behaald, te ontnemen.

5. De vlaggenlidstaat verzekert zich ervan dat alle vaartuigen die bij de overtreding van CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen zijn betrapt, geen enkele visserijactiviteit in het verdragsgebied uitoefenen zolang de opgelegde straffen en sancties niet zijn uitgevoerd.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Deel 2 - Controle en inspectie in de havens

Artikel 27 Controle en inspectie in de havens

1. De lidstaten inspecteren alle vissersvaartuigen met Dissostichus spp. aan boord die hun havens binnenvaren.

De inspecties moeten erop gericht zijn vast te stellen dat:

a) de aan te landen of over te laden vangst

i) vergezeld gaat van het bij Verordening (EG) nr. 1035/2001 [13] voorgeschreven vangstdocument enii) beantwoordt aan de vermeldingen in het document;b) indien het vaartuig visserijactiviteiten in het verdragsgebied heeft uitgeoefend,deze in overeenstemming waren met de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR.

[13] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 1.

2. Om de inspecties te vergemakkelijken eisen de lidstaten van de betrokken vaartuigen dat zij vooraf melden wanneer zij de haven zullen binnenvaren en dat zij schriftelijk verklaren dat zij geen illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in hetverdragsgebied. Behoudens dringende gevallen wordt de vaartuigen die niet hebben verklaard dat zij geen deel hebben genomen aan illegale, niet-gereglementeerde of niet-aangegeven visserijactiviteiten of die geen verklaring hebben afgelegd, de toegang tot de haven geweigerd.

Voor de vaartuigen die toestemming krijgen om de haven binnen te varen, voeren de bevoegde instanties van de lidstaat van de haven zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 48 uur na het binnenvaren de inspectie uit.

De inspectie mag het vaartuig of de bemanning niet overmatig hinderen en moet in overeenstemming zijn met de terzake geldende bepalingen van de CCAMLR-inspectieregeling.

3. Indien er bewijzen zijn dat het vaartuig bij het vissen CCAMLR-instandhoudingsmaatregelen heeft overtreden, staan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de haven noch de aanlanding noch de overlading van de vangst toe.

De lidstaat van de haven deelt de vlaggenstaat zijn bevindingen mee en werkt met deze laatste samen om hem in staat te stellen een onderzoek naar de vermoede inbreuk in te stellen en, zo nodig, de sancties toe te passen waarin bij de nationale wetgeving is voorzien.

4. De lidstaten stellen de CCAMLR zo spoedig mogelijk in kennis van alle in lid 1 bedoelde vaartuigen waaraan de toegang tot de haven of de toelating om Dissostichus spp. aan te land of over te laden is geweigerd. De lidstaten verstrekken terzelfdertijd een afschrift van deze kennisgeving aan de Commissie.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde procedure.

Hoofdstuk V - Vaartuigen die illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten (IUU-activiteiten) uitoefenen in het verdragsgebiedDeel 1 - Vaartuigen van een verdragsluitende partij

(Artikelen 27, 28 en 29 van het voorstel worden vervangen door de artikelen 28 tot en met 34 hierna)

Artikel 28 IUU-activiteiten uitgevoerd door vaartuigen van een verdragsluitende partij

1. Voor de toepassing van dit deel kan een vaartuig van een verdragsluitende partij geacht worden IUU-activiteiten te hebben uitgeoefend die de doeltreffendheid van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in gevaar brengen, wanneer het:

a) visserijactiviteiten heeft uitgevoerd in het verdragsgebied zonder in het bezit te zijn van een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 3 of, wanneer het een niet-communautair vissersvaartuig betreft, van een vergunning die is afgegeven overeenkomstig de relevante instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR, of dergelijke activiteiten heeft uitgevoerd in strijd met de bepalingen van dit document of deze vergunning;

b) zijn vangsten in het verdragsgebied niet heeft gemeld of aangegeven overeenkomstig de meldingsregeling die geldt voor de visserijactiviteit die zij uitvoeren of valse verklaringen heeft afgelegd;

c) heeft gevist in gesloten periodes of in gesloten gebieden, met overtreding van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR;

d) verboden vistuig heeft gebruikt met overtreding van de geldende instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR;

e) vangsten heeft overgeladen op of heeft deelgenomen aan gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen die op de IUU-vaartuigenlijst van de CCAMLR voorkomen;

f) visserijactiviteiten heeft uitgevoerd die strijdig zijn met andere instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR, op een wijze die het bereiken van de doelstellingen van het verdrag die zijn bepaald in artikel XXII van het verdrag, in gevaar brengen, of

g) visserijactiviteiten uitoefenen in aan het verdragsgebied grenzende wateren, op zodanige wijze dat het bereiken van de doelstellingen van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in gevaar worden gebracht.

2. Voor communautaire vissersvaartuigen worden de verwijzingen naar de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR in lid 1 geacht verwijzingen te zijn naar de relevante bepalingen van Verordening (EG) (XXX/2003) [14], de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1035/2001 of de bepalingen van de verordening waarbij elk jaar de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen, van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften worden vastgesteld.

[14] Vermeld de verwijzingen naar de verordening inzake technische maatregelen van de CCAMLR zodra deze is vastgesteld.

Artikel 29 Identificatie van de vaartuigen die IUU-activiteiten uitvoeren1. Lidstaten die genoegzaam gedocumenteerde informatie ontvangen over vaartuigen die aan één of meer van de in artikel 28 bepaalde criteria beantwoorden op grond van, met name, de toepassing van het bepaalde in de artikelen 19 tot en met 26, delen deze informatie uiterlijk op 15 maart van het jaar na dat waarin de betrokken activiteiten hebben plaatsgevonden, mee aan de Commissie.

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen informatie uiterlijk op 30 april door aan de CCAMLR.

2. De Commissie deelt de lidstaten het ontwerp van de lijst van vaartuigen van de verdragsluitende partijen die geacht worden IUU-activiteiten te hebben uitgevoerd mee, zodra ze deze heeft ontvangen van de CCAMLR.

De lidstaat of de lidstaten waarvan vaartuigen op de ontwerplijst voorkomen delen de Commissie uiterlijk op 1 juni hun eventuele opmerkingen, met inbegrip van verifieerbare VMS-gegevens en ander bewijsmateriaal, mee waaruit blijkt dat de op de lijst vermelde vaartuigen geen visserijactiviteiten hebben uitgevoerd die strijdig zijn met de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR. De Commissie zendt deze opmerkingen en aanvullende informatie uiterlijk op 30 juni door naar de CCAMLR.

3. Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde ontwerplijst volgen de lidstaten zorgvuldig de in de lijst vermelde vaartuigen, teneinde hun activiteiten te observeren en eventuele wijzigingen van naam, vlag of eigenaar te ontdekken.

4. De Commissie deelt de lidstaten de lijst van de vaartuigen van de verdragsluitende partijen die op de voorlopige lijst van IUU-vaartuigen voorkomen mee, zodra ze deze lijst van de CCAMLR heeft ontvangen. De lidstaten zenden de Commissie ten minste twee maanden voor de volgende jaarvergadering van de CCAMLR eventuele aanvullende opmerkingen of informatie betreffende de in de lijst vermelde vaartuigen. De Commissie zendt deze aanvullende opmerkingen en informatie onmiddellijk door naar de CCAMLR.

5. De Commissie stelt de lidstaten elk jaar in kennis van de door de CCAMLR vastgestelde lijst van IUU-vaartuigen.

Artikel 30 Maatregelen ten aanzien van vaartuigen van de verdragsluitende partijen

1. De lidstaten stellen, overeenkomstig het nationale en communautaire recht, de nodige maatregelen vast om te garanderen dat:

a) aan communautaire vissersvaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen geen speciaal visdocument als bedoeld in artikel 3 wordt afgegeven voor het uitoefenen van de visserij in het verdragsgebied;

b) aan vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen geen vergunning of speciaal visdocument wordt afgegeven voor wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen;

c) hun vlag niet wordt toegekend aan vaartuigen die voorkomen op de lijst van IUU-vaartuigen;

d) op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomende vaartuigen die vrijwillig een van hun havens binnenvaren in de haven worden geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.

2. De volgende activiteiten zijn verboden:

a) in afwijking van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, voor communautaire vissersvaartuigen, hulpvaartuigen, moederschepen en vrachtschepen: deelname aan overlading op of gemeenschappelijke visserijactiviteiten met vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen;

b) voor op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomende vaartuigen die vrijwillig een haven binnenvaren: in die haven vangsten aanlanden of overladen;

c) vaartuigen charteren die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen;

d) Dissostichus spp invoeren die afkomstig is van vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen.

3. De lidstaten mogen de uitvoer- of wederuitvoerdocumenten die betrekking hebben op een partij Dissostichus spp niet viseren op grond van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1035/2001, indien voor de betrokken partij is vastgesteld dat ze is gevangen door een vaartuig dat voorkomt in de lijst van IUU-vaartuigen.

4. De Commissie verzamelt alle naar behoren gestaafde nuttige informatie en wisselt deze uit met andere verdragsluitende partijen of samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties of visserijorganisaties, teneinde het gebruik van valse invoer- of uitvoercertificaten voor vis die afkomstig is van vaartuigen die op de lijst van IUU-vaartuigen voorkomen, op te sporen, te controleren en te voorkomen.

Deel 2 - Vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

Artikel 31 IUU-activiteiten uitgevoerd door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen.1. Een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat is waargenomen terwijl het aan het vissen was in het verdragsgebied of dat verbod heeft gekregen een haven binnen te varen, vangsten aan te voeren of over te laden op grond van artikel 27, wordt geacht IUU-activiteiten te hebben uitgevoerd die de doeltreffendheid van de CCAMLR hebben geschaad.

2. Bij overladingsactiviteiten in of buiten het verdragsgebied waarbij een waargenomen vaartuig van een niet-verdragsluitende partij betrokken is, geldt het vermoeden dat de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR zijn geschaad ook voor elk ander niet-verdragsluitend vaartuig dat bij deze activiteiten betrokken was.

Artikel 32 Inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

1. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat elk in artikel 31 bedoeld vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat één van hun havens binnenvaart, door hun bevoegde autoriteiten wordt geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.

2. De overeenkomstig het bepaalde in lid 1 geïnspecteerde vaartuigen mogen slechts worden gemachtigd vis van soorten waarvoor instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR gelden, die het aan boord heeft aan te landen of over te laden als het vaartuig aantoont dat de vis is gevangen met inachtneming van deze maatregelen en van de in het verdrag bepaalde voorwaarden.

Artikel 33 Informatie over vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

1. Een lidstaat die een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarneemt of het verbiedt een haven binnen te varen, vangsten aan te voeren of over te laden op grond van het bepaalde in de artikelen 31 en 32, moet trachten het vaartuig ervan in kennis te stellen dat verondersteld wordt dat zijn activiteiten het doel van het verdrag schaden en dat deze informatie ter kennis zal worden gebracht van alle verdragsluitende partijen, de CCAMLR en de vlaggenstaat van het vaartuig.

2. De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de informatie mee betreffende de waarnemingen, een verbod op de toegang tot een haven, de aanvoer of overlading, alsmede de resultaten van alle controles in hun havens en de maatregelen die zij naar aanleiding daarvan ten aanzien van het betrokken vaartuig hebben getroffen. De Commissie zendt deze informatie onmiddellijk door naar de CCAMLR.

3. De lidstaten kunnen te allen tijde aanvullende informatie die van belang kan zijn voor de identificatie van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die IUU-visserijactiviteiten in het verdragsgebied uitvoeren, aan de Commissie meedelen die deze onmiddellijk doorzendt naar de CCAMLR.

4. De Commissie stellen de lidstaten elk jaar in kennis van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die voorkomen op de door de CCAMLR vastgestelde lijst van IUU-vaartuigen.

Artikel 34 Maatregelen ten aanzien van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

De bepalingen van artikel 30, leden 1, 2 en 3, zijn mutatis mutandis van toepassing op de vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die voorkomen op de in artikel 33, lid 4, bedoelde lijst van IUU-vaartuigen.

Hoofdstuk VI - Slotbepalingen

Artikel 35 Tenuitvoerlegging

De maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 21, 23, 24, 25, 26 en 27 worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde beheersprocedure.

Artikel 36 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité dat is ingesteld bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad [15].

[15] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

2. Indien naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op [één maand].

Artikel 37 Intrekking

De Verordeningen (EEG) nr. 3943/1990, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 worden ingetrokken.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter